De Tarief wet belast:
De Tarief wet laat:
De Tarief wet belast:
Klompen met f 30.000.
Paarlen en Edelgesteenten vrij.
I
Manufacturen met f 2.000.000.
li'
I
WJl
WAT ZEGT GIJ DAARVAN?
Advocaat. Boerenjongens. Chartreuse.
Triple-Sec Cointreau. Persico.
Curapau. Vermouth. Marasquino.
K. Plantinga Zoon,
BOLSWARD.
Dr. H. NANNING’S Pharm. Chemische Fabriek, Den Haag.
MS
JOH OTTEN &Z0ON aSjterdam
CANADIAN PACIFIC RAILWAY
of tijden localen agent S1JTZE ALKEMA Jzn. te Bolsward.
//Z’ ik
ui J
„H E T.”
■BI
f
t:
Uw.
Dr. NANNING’S
KINADRUPPELS
OVER LAND EN PASSAGE
GEVEN WIJ BETROUWBARE
INLICHTINGEN GRATIS
GENERAAL agenten der
Verkrijgbaar in den Wijnhandel-Grossierderij van
r
F*
als
Stoomdruk Firm» B. Cuperus Az., Bolaward.
,1
zijn,
hem
mij hare fijne
heb jij het
Ik
gaan,
naar
Anti-Tariefwet-Comité.
A ï'-
1
-
van hunne liefde
was dan ooit te
roode doos
f 0,75.
I
Slot.
Hoe helder, hoe rein als eene klok klonk
haar lachen toch 1 Had ik dat dan nooit
gehoord Hoe kwam het dan, dat ik vaak
over mijn lessenaar gebogen dien lach als uit
de verte heel duidelijk meende te hooren;
met de eerste zonnige voorjaarsdagen speelde
Het in den tuin, dien ik van uit* mijn
kantoor kon overzien.
Zij was meestal met hem.
Ik hoorde het trippelen van zijne voetjes
in het grint en dan haren voetstap nu
eens speelde zij krijgertje met Hem, zijn
snaterend stemmetje wedijverde met het koor
musschen dan weer hield zij het
kussen op kussen klonken tot mij
de eerste ontboezemingen wees ik
„Het” was gekomen om
fluisterde ik.
n onderricht klaar was,
de Engelen terug, voegde
bij.
V '.TT*-
Bestrijding van Bloedarmoede, Bleekzucht, Malaria (Binnenkoorts)
algemeene zwakte, voortdurende Hoofdpijn en Gebrek aan eetlust.
zijn alleen ECHT met den naam Dr. H. NANNING buiten op de
en nevenstaand fabrieksmerk. Volkomen alkoholvrij. Prijs
Het mama tot haar^'zeide, dat gaf mij een
steek in het hart en de liefkoozingen, waar
mede zij den kleine overlaadde, brachten mij
bijna buiten mijzelve.
Ik was jaloersch óp beiden
Het deed mij pijn, dat ik geen deel had
in dat leven vol liefde, dat ik niet de derde
in dien bond was.
Ik wilde probeeren ’n deel
te veroveren.
Och, ik gedroeg mij linksch, het kind
en zij had ik haar
mij verwijderd, jaren
der
vast en
door.
Hoe kon ik werken bij zulke muziek
Ik opende het raameen warme, geurige
lucht stroomde naar binnen en een vlinder
verdwaalde op mijn lessenaar. Daar kwam
zij van achter een boschje bonte heesters te
voorschijn, gekleed in een verblindend wit
elegant morgentoilet door de zon als met
goud bestraaldhet gelaat alleen werd door
de parasol rose beschenen.
Wat was zij toch slank, zooals zij daar
liep Hoe gracieus waren hare bewegingen
Was ik dan blind geweest? De tantes en
nichten hadden gelijk zij was waarlijk
schoon 1 Een lieflijke lach verhelderde hare
trekken, zij was gelukkig, zeker, in dit
oogenblik was zij het en het geluk kwam
van haar kind
Er verhief zich een stem in mijn binnenste,
een stem die heel duidelijk zeide .Te bent
toch een monster
was opgestaan en naar het raam ge-
Een mooie dag vandaagriep ik
buiten. Oik begrijp dat het eene
koude en prozaïsche uitwerking moet gehad
hebben als een zware donkere schaduw over
een zonnig lachend landschap.
Zij antwoordde iets dat ik niet verstond.
Maar uit haar gezichtje was de gelukkige
uitdrukking verdwenen..
Toen nam zij het kind op, dat het armpje
verlangend naar haar uitstak en nu liefkoosde
zij het voor mijne oogen. Daar ontwaakte
de eerste jaloerschheid in mij Waarlijk
jaloerschheid en wat eene zeldzame jaloersch
heid, die haar voorwerp niet begreep Als
Ja, ik geloofde het al genoeg, ge
noeg Waarom ging ik niet dadelijk naar
huis? Welnu de dwaas moest eerst duchtig
uitrazen voor dat alles goed kon worden.
Met een verbrijzeld hart betrad ik mijne
woning. Wat eene plechtige stilte heerschte
daarin en wat een verdacht fluisterende toon!
Met beschreide oogen kwam mijne vrouw
mij tegemoet: Ach, Het is ziek, zéé ziek.
Het zal zeker sterven jammerde zij. Ik
trachtte haar gerust te stellen, hare vrees
was echter maar al te gegrond. Nog maar
een kleinen tijd zonder eenige hoop
In den laatsten nacht zaten wij samen aan
zijn bedje, zij daar en ik hier.
Wij hielden elk een van zijne handjes vast.
Wat trilde en klopte dat 1
Haastige pijn veroorzakende koortsachtige
kloppingen en iedere slag was als eene ver
maning aan onshebt elkander lief
weest goed tegen elkander
Wij voelden gelijktijdig die slagen en wij
begrepen die vermaning.
Onze oogen ontmoetten elkander diep en
innig door de glinsterende tranen heen als
een eerste heilige belofte.
Woorden zouden dit uur ontwijd hebben.
Daarna legden wij het ter ruste buiten in
de warme lenteaarde.
Toen wij daarna voor het eerst aan onze
tafel zaten heerschte er weer stilte tusschen ons.
Maar ’t was een andere stilte als voor
heen het was de stilte, die de verloren
kleine vreemdeling met zijn stamelend Papa
gestoord had.
Daar tegen den muur stond zijn stoel en
op het plankje er voor lag de lepel, die hij
als zijn schepter zwaaide.
Toen stak mijne vrouw
blanke hand over de tafel toe
ook een beetje lief gehad
Hare stem beefde.
Mijne vrouw, mijn lief eenig vrouwtje I
Ik lag aan hare voeten, hield hare han
den omvatHoe innig lief heb ik je, o,
mijn vrouwtje.
En na
op den kinderstoel
ons liefde te leeren
Toen „Het” met zij
ging het weer naar
zij met tranen er
de geest der liefde en die maakte mij
een vreemdeling in mijn eigen huis.
De kostelijke zonneschijn verhelderde de
vertrekken, ook als de zon daarboven achter
de wolken verscholen bleef. De gezichten
van de bedienden, zelfs de levenlooze voor
werpen weerkaatsten dien schijn;
Alleen mij wilde hij niet aanraken. Ik
voelde mij steeds meer onbehagelijk in mijne
eenzaamheid.
De jaloerschheid werd grooter en grooter
in mij; zij gaf mij allerlei dwaze gedachten.
Ik wilde mij verzetten tegen den kleinen
dwingeland dat zou belachelijk geweest
Ik wilde haar de keus laten tusschen
en mij ik, vermetele, welke keus
zoude wel haar hart gemaakt hebben
Eens was ik bijna van plan stappen te
doen om de ongelukkige moeder op te sporen,
om deze met goud te overreden het kind
terug te nemen achter den rug mijner
vrouw om Dat was laf.
Ik kon niet meer werken, ik kon uit
mijzelve niet meer wijs worden, ik moet er
verwilderd uitgezien hebben, de menschen
vroegen wat mij scheelde. Ik gaf voor, dat
ik mij onwel gevoelde. De zonneschijn wil
de zich niet laten wegjagen en de geest der
liefde was sterker dan ik, met zijn vlam
mend zwaard joeg hij mij weg.
Ik moet voor een langen tijd op reis,
Martha.
Mijne stem haperde toen ik dat zeide.
Mijn vrouw bemerkte het wel; iets dat naar
medelijden zweemde sprak uit haar vochtige
oogen.
Bij het afscheid nemen hield zij mij den
kleinen jongen voorWilt gij ons kind
niet goeden dag zeggen vroeg zij op zacht
vleienden toon. Ik hief zeker den jongen
wat onzacht omhoog, hij begon te huilen en
weerde mijne liefkoozing af.
Ik zette hem neer en hij liep hard weg.
Zonder doel reisde ik weg.
En ziet, bij mijn reisgenoote, de moede
loosheid, voegde zich al spoedig in de eerste
dagen een anderen reisgezel, die mij zoo
maar ronduit meedeelde, dat ik een gek was!
Eerst fluisterend, dan harder en altijd
lachende dat ik een ware dwaas was Ein
delijk las ik het in de couranten, die voor
mij lagen, zag het op de blauwe bergen ge
schreven staan en de fluiten der locomo
tieven gilden het mij toe.
bleef schuw voor mij
niet met geweld van
achtereen
Eens aan tafel na een woordenschermut
seling was er weer een groote stilte tusschen
ons gekomen.
Een stilte, die pijnlijker
voren.
Ik keek naar de bloemen op het Meiszner
bord, met lichte rimpels van boosheid tus
schen de wenkbrauwen.
Maar ik gevoelde duidelijk hoe Het weer
zijne oogen wijd open op mij gericht had.
En ook hare oogen. Het kwam mij voor
of de stralen van deze vier fonkelende oogen
mij op het voorhoofd brandden.
Toen stamelde Het plotseling in de stilte
Pa-pa
En nog eens duidelijker en inniger Papa!'
Ik kromp ineen.
Het zat daar en staarde nu angstig naar
mij, welk onweer er wel zoude uitbarsten op
zijn Papa
Haar gelaat was echter met een gloeiend
rood overtogen en hare half geopende lippen
trilden. Een warme, zaligmakende stroom
ging door mijn hart.
Zeker, niemand anders dan zij had hem
dat„Papa” geleerd Waarom sprong ik niet
op, vloog naar haar toe en streek met één
woord, met één omarming de geheele woeste
nij van deze verloren zes jaren weg
Een gepast woord op dit oogenblik, dan
was alles goed.
Het werd niet uitgesproken, ik was
versteend.
Onder aan eene bladzijde, wemelende van
vele getallen, in mijn correspondentie-boek,
zijn de sporen van mijn tranen nog duide
lijk te vinden, die ik toen van toorn over
mij zelven vergoot.
Zonder twijfel was er met den kleinen
krullebol een andere geest binnengetreden,
<1
I
s1
9
4
t
LluSt-.™*»
TOjtMuiliiUlimir-
- A
\lgpi
o