Nieuws- en Advertentieblad Bols ward en Wonseradeel. i 1912. Verschijnt Donderdags en Zondags. 51ste Jaargang. No. 62. r Donderdag 1 Augustus. BINNENLAND. RAADSO VERZICHT. VOOR Afzonderlijke school no. 2 I t ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. geneeskunst, kan nu in geval ’n verlof tot begraving zonder de verklaring Het men- kneden geschiedt geheel machinaal, Dit is wellicht de in Friesland op Den bezitter naar een schijndoode ten onrechte geworden en dus natuurlijk geworden, dat hem dit nog ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. geneeskundige verklaring verlangd. In de gewone gevallen, wanneer dus de dood volgt op een ziekzijn, is er van gevaar voor schijndood eigenlijk in het geheel geen sprake. Dan ziet men het leven, als het ware, De punten der laatst gehouden raadsver gaderingen leveren weinig stof tot het maken van overzichten. Er komt niet veel belang rijks aan de orde. Het voorstel van heeren Weesvoogden om ook halfweezen op te nemen, leed schipbreuk, evenmin kon het voorstel om de behandeling uit te stellen, eene meerderheid vinden. Nu heeren Weesvoogden eenmaal een bepaald plan bij den Raad hadden ingediend, zou, dunkt ons, eene bespreking met B. en W. geen doel meer gehad hebben. Toch ware in dezen vooraf overleg wel wenschelijk geweest, maar had die conferentie vóór de indiening van het voorstel moeten geschieden, wie weet was men dan niet tot overeenstem ming gekomen. Ofschoon de goede bedoeling van heeren Weesvoogden om halfweezen te helpen, hemelhoog werd geprezen, ging de meerder heid met het voorstel van B. en W. en komt er dus niets van het plan. Het is een moeielijke kwestie. Er zullen weinig moeders te vinden zijn, die vrijwillig afstand van hun kind doen en blijven dus alleen de ongevoelige moeders over. Voor de kinderen van de laatsten zou plaatsing in het weeshuis een zegen zijn. Ons inziens viel er wel wat te zeggen voor het voorstel van heeren Weesvoogden. Enfin, het pleit is beslist en uitbreiding van het verleenen van steun in den bestaanden vorm is thans de eenige weg om noodlijden den ter hulpe te komen. Het aantal leerkrachten aan zal niet worden verminderd. In de vacature wordt voorzien. Of dat speciaal noodig is voor de lastige kinderen van die school, betwijfelen wij. In de andere scholen zijn de leerlingen allen evenmin heilige boontjes, de omwonen den der verschillende scholen kunnen daarover meepraten. Verschillende groote bladen hebben speciale medewerkers voor hun medische rubriek. Een van de bekendste medewerkers dezer rubriek is dr. M. J. Pijnappel, vroeger practiseerend geneesheer te Amsterdam, thans inspecteur bij het Geneeskundig Staatstoezicht. Deze schrijft in het Hbld. het volgend belangwekkend artikel over schijndood. De vrees voor schijndood, zegt hij, en het, als gevolg daarvan, levend begraven worden, heeft de menschheid al eeuwenlang gekweld, en een enkele maal komt, zelfs nu nog, het een of ander gruwelijk verhaal haar verlevendigen. Bij het onderzoek, dat dan herhaaldelijk is ingesteld, is altijd gebleken, dat de mededeeling alleen op phantasie berustte, maar de gemoederen zijn dan toch weer verontrust, en geheel zonder effect blijven die verhalen dus nooit. Ik vind nu aanleiding een en ander over het onderwerp te zeggen, omdat een Fransch hoogleeraar, Prof. Thoinot te Parijs, er onlangs, in de Sorbonne, een redevoering over hield, die in een van de tijdschriften werd opgenomen en nog weer eens duidelijk doet zien, hoe overdreven de vrees toch is. In ons land is er ten minste zeker geen reden zich te dezer zake ongerust te maken. Sedert de laatste wijziging van de wet op de uitoefening der geneeskunst, kan nu in geval van overlijden nooit ’n verlof tot begraving verkregen worden, zonder de verklariug van een geneeskundige, dat hij zich door persoonlijke aanschouwing van den dood overtuigd heeft. Vroeger behoefde hij alleen een verklaring af te geven omtrent de oorzaak van den dood, en werd de eisch, dat hij zich ook nog van het overlijden moest hebben overtuigd, niet anders gesteld, dan voor de gevallen, waarin de overledene gedurende zijn ziekte niet geneeskundig behandeld was geweest en dus doodschouw moest worden gevoerd. Zooals de zaak nu geregeld is, hebben wij daarom veel meer waarborgen dan in andere landen, want daar wordt nog volstrekt niet altijd een langzamerhand verdwijnen en kan er nauwelijks vrees bestaan, dat de dood, die eindelijk volgt, slechts schijnbaar zal zijn. Het gevaar komt pas bij plotseling overlijden en vooral bij een gewelddadigen dood, bij zelfmoord, door ophanging b.v. Maar voordat dan tot de kisting van het lijk wordt overgegaan, is alle grond van twijfel zeker verdwenen. Het eenige geval dat werkelijk gevaar bestaat voor een levend begraven worden, doet zich voor bij massale begraving, in den oorlog of bij hevige epidemiën, zooals bij de pest in Engelsch-Indië of China, die maken, dat men bij de groote hoeveelheid van sterf gevallen, niet aan ieder der dooden de noodige aandacht schenkt. Maar ook te dien opzichte kunnen wij hier gerust zijn. De geschiedenis van den schijndood dateert natuurlijk a] uit de oudheid, maar in het midden van de 18e eeuw verscheen een tijdschrift, dat de zaak meer systematisch behandelde en dat buitengewoon geschikt was om alom een zeer grooten angst te ver spreiden. Dit was een werkje van een Franschen hoogleeraar in de anatomie, een Deen van geboorte, Winslow, die van zijn standpunt alle reden had de alarmklok te luiden, aan gezien hij zelf, naar zijn beweren, reeds tweemaal als begraven was doodsbang was eens voor den derden keer overkomen zou. Hij had intusschen in ’t Latijn geschreven en daardoor nog geen grooten kring van lezers kunnen bereiken, maar weldra verscheen een Fransche vertaling, en deze maakte een ontzaglijken indruk. De schrijver had 189 gevallen van schijndood verzameld, het eene al gruwelijker dan het andere, maar dan ook zoo gruwelijk, dat ieder nu wel dadelijk het overdrevene en onjuiste er van moet inzien. Destijds schijnen al de verhalen grif te zijn aangenomen. Er waren mededeelingen bij van verdronkenen, die niet alleen uren, maar dagen, tot vijftien dagen toe, in het water gelegen hadden en toen nog niet meer dan schijndood zouden geweest zijn. Ten einde de zekerheid van den dood te verkrijgen en het algemeen gevreesde schijn- dood-begraven-worden te ontgaan, werden een tijdlang prijsvragen uitgeschreven, om de zaak uit te maken en een absoluut zeker teeken van den dood te ontdekken. Als gevolg daarvan werden verschillende proeven aan de hand gedaan, om den dood te bewijzen, maar de meeste daarvan voldeden maar weinig omdat zij, als men eens werkelijk met een schijndoode te doen kreeg, voor den betrokkene buitengewoon onaangenaam moest zijn. Daaronder vielen de experimenten met gloeiend ijzer of kokend water en de geeseling, die vooral op de voetzolen werd aangewend. Allerlei andere, kleinere middelen het kriebelen met een veertje in den neus en het houden van een spiegeltje voor den mond, werden ook spoedig, als onzeker, verlaten. Wislow zelf had vroeger al voor gesteld den doode, of die men voor dood hield, een vol glas water op de borst te zetten, om zoo de minste beweging, die mocht komen, te kunnen constateeren. Nog andere proeven gaven wel voldoende zekerheid, maar maakten dan tevens aan den schijndood een einde. Als zoodanig konden gelden het steken van een naald in het hart, om de beweging te controleeren, en het openen van een slagader. De schijndoode, die in ieder geval toch niet over een krachtige levens werkzaamheid beschikt, zou deze al te forsche proeven, indien ze gunstig voor hem uit vielen, waarschijnlijk niet kunnen weerstaan en daardoor alleen den waarborg kunnen krijgen, dat hij niet levend begraven zou worden. Te midden van al die onzekerheid en den nog steeds voortbestaanden angst-, verscheen toen een boekje van een anderen Franschen hoogleeraar, prof. Bouchut, dat een bekroning mocht verwerven en een middel mededeelde, dat dus aller vertrouwen waardig scheen. Ongelukkigerwijze viel dat echter ook weer tegen. Bouchut wilde voor zijn doel de destijds, in het midden der vorige eeuw, in zwang gekomen auscultatie aanwenden. Als men daarmede bij herhaald onderzoek, en op verschillende daarvoor aangewezen plaatsen, geen spoor van harttonen meer kon waarnemen, had men de volmaakte zekerheid, dat men werkelijk met een doode te doen had. Dat leek zeer fraai en daarom werd de schrijver dan ook bekroond, maar feitelijk gaf het de zekerheid, die men noodig had, toch nog volstrekt niet. Nu men de auscultatie zoo lang heeft beoefend, en weet wat men aan haar heeft, is dat ook duidelijk genoeg. Zij vereischt oefening en een scherp gehoor, wat lang niet ieder bezit. Op niets anders dan op een verklaring, dat een geneeskundige geen harttonen meer vermag te hooren, te worden begraven, schijnt geen erg secure en veilige toestand. Met een beetje doofheid zou men de grootste ongelukken kunnen te weeg brengen. Dit middel was dus zeker ook niet afdoende. Witmarsum, 27 Juli. In een onzer bak kerijen, bij den beer B. J. D. alhier, is thans een motor of machine geplaatst, die door electriciteit wordt gedreven, gen en in weinige minuten, eerste zoodanige machine een dorp in werking gesteld, voldoet zij uitmuntend. Arum, 29 Juli. In eene openluchtver gadering alhier, gisteren belegd vanwege de Federatie der Soc. Dem. in het distrikt Harlingen, traden achtereenvolgens als spre kers op de heeren L. de Jong te Leeuwar den, v. Spiegel, van Harlingen, en J. H. Anema, te Wijnaldum, ter opwekking van deelneming aan hunnen strijd voor algemeen kies- en stemrecht en aansluiting bij de 8. D. A. P. De meeting was slechts bezocht door ’n 100 personen. Er werden 5 cts. steunpenningen verkocht voor de naderende Tweede Kamerverkiezing. De candidaat der S. D. A. P. is alsdan de heer J. H. Anema te Wijnaldum. Hindeloopen, 28 Juli. Was overdag hier de toeloop van vreemdelingen zoo groot niet als andere Zondagen, heden avond was het bezoek aan de badplaats buitengewoon, ook al met het oog op het algestoken vuur werk van de bekende firma Schuurmans van Leeuwarden. Alles liep flink van stapel. Ook werden de waterrotten geroemd, die met hun vurige tongen de zee doorzwommen. Het laatste stuk zzLeve het Badcomité", was eenig. Een woord van dank is in dezen niet misplaatst aan de badgasten en de firma Schuurmans, die het vuurwerk geheel gratis leverde. De gondelvaart en de illuminatie konden wegens harden wind niet doorgaan, en zijn tot later uitgesteld. Wieuwerd, 29 Juli. Het bezoek aan den merkwaardigen grafkelder alhier neemt in de laatste dagen weder voortdurend toein het eerste halfjaar bedroeg het aantal be zoekers ongeveer 500. Ook blijkt er groote belangstelling te zijn in de geschiedkundige bijzonderheden van ons aloude dorp, getuige de geregelde verkoop van het belangrijke werkjeWieuwerd en zijn historie., Wonseradeel, 28 Juli. Onder ’t vee van den veehouder W. A. onder Kimswerd werd deze week miltvuur geconstateerd. Bakker de J. te Arum had een honigvat ledig staan. Hij bespeurde op zekeren morgen, dat er leven in ’t Vat was, ging kijken en zag, dat niet minder dan dertien groote ratten in het vat waren geklommen om hun snoeplust te bevredigen. Met eenige emmers water werd spoedig aan dit rattenbestaan een einde ge maakt. Ook te Pingjum zagen de grootste lichtverbruikers hunne lampen door het de vorige week alhier gewoed hebbende onweer totaal stuk geslagen. Hepk. Nieuwsbl. v. Friesl. Snoek, 30 Juli De gemeenteraad heeft afwijzend beschikt op een adres van ’t be stuur der Afdeeling van Handels- en Kantoor bedienden om vervroegde winkelsluiting. ’t Meerendeel van den Raad (7 van de 12) was van oordeel, dat de persoonlijke vrijheid van den burger niet mag worden aangerand. 31 Juli. De gemeente IJlst telt op heden (31 Juli) een honderdjarige en wel de wed. Margje de Wreedegeb. Zandstra. ’t Oudje is sedert ettelijke jaren bedlegerig, maar tot heden gezond van hart. De N. Harl. Crt. schrijft Volgens de nieuwe politieverordening mogen in vergunning- en verlof-localiteiten geene muziekinstrumenten gebruikt worden, zonder schriftelijke toestemming van den burgemeester. Verschillende caféhouders, die een dergelijke permissie aanvroegen, bekwa men een afwijzend antwoord. Voor enkelen, die in het bezit waren van vrij kostbare muziek-instrumenten beteekende dit een groote schadepost. In verband hiermede hebben 13 café houders zich per request tot den Raad ge wend, met verzoek art. 168 van de alge- meene politieverordening zoodanig te wijzigen, dat het laten spelen van een muziekinstrument weer worde toegelaten. Zoolang men naar één kenteeken zoekt, zal het resultaat ook wel onvoldoende blijven. In lateren tijd is nog een proef aanbevolen door dr. Icard, maar wat daarvan verwacht kan worden, is, niettegenstaande de inge nomenheid, die al van vele dijden gebleken is, toch ook nog niet zeker. Icard spuit in een ader fluorescine in, dat een zeer sterk kleur- middel is en tevens geheel onschadelijk. Is de betrokkene dood, dan gebeurt er niets, maar bij de minste hartswerking wordt de vloeistof in het bloed opgenomen, en kleurt ze de huid geel en de oogen groen. Als dit ^werkelijk in alle gevallen blijkt op te gaan, is men zeker een goed onder scheidingsmiddel rijk geworden, maar als het niet zoo mocht zijn, behoeft men er geloof ik, niet om te treuren. Naar mijne meening hebben wij zulk een middel toch inderdaad niet van noode. Er kan natuurlijk op een gegeven oogenblik wel eens onzekerheid bestaan, of iemand werkelijk al dood is, maar voordat de geneeskundige zijn verklaring af geeft, waarop verlof tot begraven wordt verleend, zal alle mogelijke twijfel zeker zijn opgeheven. Zoolang dat niet het geval is, zal ook niemand de verklaring teekenen. Er is één kenteeken, dat den dood zeker ver raadt: het beginnen van de ontbinding, maar zoolang dat er nog niet is, zal niet één teeken afzonderlijk, maar alle teekenen bij elkaar, twijfel haast altijd kunnen uitsluiten. Blijft hij bestaan, dan wacht men geen arts, die ooit anders zal doen. Hoe iemand zich in ons land nog ongerust kan maken, is mij een raadsel. Of in andere landen reden tot vrees kan bestaan, als de doodschouw aan leeken wordt overgelaten, is niet zoo zeker te zeggen, maar groot behoeft die vrees toch ook wel niet te zijn. Bouchut heeft getracht van alle mogelijke verhalen van schijndood, die in zijn tijd bekend werden, zekerheid te krijgen, door aan de overheid ter plaatse, waar de gevallen zich zouden hebben voorgedaan, te schrijven, en het resultaat was onveranderlijke negatief. Het waren altijd phanthasieën, die men ten beste had gegeven. Hetzelfde is gedaan door een van de ambtenaren van het vroegere genees kundig staatstoezicht. Zoodra hij een bericht omtrent een schijndoode in de couranten las, schreef hij om informatie, waar het ook maar was voorgekomen. En de uitslag was geen andere: van het heele verhaal was nooit iets waar. Prof. Thoinot, de redenaar in de Sorbonne, denkt er ten slotte niet anders over. Hij meent dat men ook in Frankrijk tegen een voorbarig begraven worden gewaarborgd is en herinnert nog aan al de kunstgrepen, die men heeft bedacht om bij de minste be weging van een schijndoode dadelijk gewaar schuwd te worden. Sommige voorstellen in die richting waren van dien aard, dat ze nooit tot uitvoering zijn gekomen. Dit was b.v. het geval met het plan om in iedere doodkist een luchtbuis te doen aanbrengen, en een koord om een arm van het lijk te bevestigen, in verbinding met een bel. Inrich tingen, tot het doen waarschuwen door een bel door een tot het leven terugkeerende schijndoode maar dan als observatie- inrichtingen, vóórdat men tot de begrafenis overging kwamen er echter wel, maar het is niet bekend geworden, dat iemand, die er als dood werd neergelegd, ooit de bel geluid heeft. Bolswardsche Courant I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1