In en om de Kazerne.
jcpeesi, stl&l,
ZKbcthwLinan ty&rt&rrv&n, Ji&eflt.
J&Lcuft jn&i J9O&* JLOOtye,
r
I
f
De Kampioen in haar jongste
GEMENGD NIEUWS.
Na echter eenige
Je
zit-je Blaas
en
aan
verkiezings-artikel in de
Uit een
Rotterdammer
zzKievit’s naam
gezellig
een
blijf-je voegt de korporaal
Alia... kom,., vlug op den linker-
nu nog niet, waar je moet
voor tamboers-
is dan op de lippen van
Uit een plaatselijk nieuwsberichtje
zzAan den veldwachter werd f50 gratificatie
verleend wegens vernieling der vruchten in
zijn tuin.”
oogenblikje mee
een
Allegaarkeuken.
Aanleghuis(salon).
Bondsbroodje.
Bikselhuis (-zaal).
Bonds-Honck.
Bondsdelicium.
Bondsbaklfer(ij)
(de lekkere).
Elk-wat-wils.
Eet-en-drinkie.
Eetbazaar.
Eetwarenhuis.
Eetzithuis.
Eethalte.
Gerecht-zaal.
Gaarsalon.
Gasthuis.
Hersterker.
Happezuipie.
Hapwinkel.
Haptoe.
Herstellingsoord.
Versnaperhuis.
Verzadigingshuis.
Verhaalsalon.
nummer.
En in de hoop er den lezers een
te bezorgen, laat zij
aantal woorden volgen.
d’Invaï.
Instuif.
Kom en kies.
Koffieord.
Kattenkroeg.
Kauwkamer.
Koekenzoopie.
Maagbaak.
Noen zaal.
Opkikkerij.
Restaurette.
Reefter of Revènter.
Schaftpaleis.
Spijsoord.
Snoepkroeg.
Spinde.
Smullerij.
Treklust.
Tafeltje-dek-je.
Tablé.
Twaalfuurtje.
Tave(e)rne.
Vergastsalon.
Wip-in.
Uit een ander plaatselijk nieuwsblaadje
//Herhaaldelijk komen er menschen te laat
om met den wagen naar ’t station te ver
trekken. Dit is hoogst onaangenaam. Daarom
dient er rekening mee gehouden te worden,
dat bij aanhoudend regenweer de wagens
vroeger vertrekken. Toch kan de stationsweg,
welke voor eenige jaren met basalt steenslag
werd ingewalscht, niet slijkerig zijn, ’t Zou ook
kunnen, dat de torenklok soms iets achter is.”
Men kon ook zijn tijd hebben verleuterd.
Een meneer laat een taxi voorkomen
omdat er geen is, rijdt een aapje voor. De
meneer gedraagt zich verontwaardigd, roept
luide, dat hij immers niet in een mestkar
kan plaats nemen, maar stapt ten slotte
toch in.
De koetsier rijdt echter niet weg en als
de meneer nijdig vraagt wat daarvan de reden
is, zegt de aapj eskoetsier leuk
Waarheen moet ik de mest rijden,
m’neer
Ken zonderling geval.
Dezer dagen is het lijk van een mans
persoon te Dinteloord aangespoeld. Het
D. v. N. meldt nog hierover het volgende
Eenige polderwerkers waren aan den buiten
dijk van den Karoünapolder werkzaam om
de schade te herstellen, welke dezen dijk
met den laatsten storm heeft gekregen. Des
middags onder schafttijd, liepen de werklui
op en neer langs den dijk, om zich warm
te houden, terwijl ze hun boterhammen aten.
Eén van hen zag op eenigen afstand tegen
den dijk een man liggen, en meende, dat
die daar lag te slapen. Naderbij gekomen,
bleek het tot hun schrik een lijk te zijn,
dat bij vloed was aangespoeld en daar aan
den dijk was achtergebleven, toen het weer
ebbe werd. De heer W., landbouwer, liet
den drenkeling met zijn kar naar het dorp
vervoeren.
Dit alles is niets buitengewoons. Maar nu
komt het vreemde van het geval. Op het
lijk werd nl. totaal niets gevonden, dat aan
leiding kon geven omtrent de herkomst er van.
Geen enkel briefje of stuk papier, nergens
een naam of initiaal, geen portemonnaie.
Niets daarvan. Wat men er op vond, was
een lucifersdoosje met een paar lucifers erin,
en een zakmesje. En ’t vreemdst van alles
was, dat in de zakken een paar groote steenen
zaten een mopsteen en een waalsteen, terwijl
de pet stevig tusschen het vest en de andere
kleeren was ingestopt. Wel vreemd.
De man was tamelijk goed gekleed. Het
lijk was nog geheel gaaf en ongeschonden,
zoodat het blijkbaar nog niet lang in het
water had gelegen.
Eenige weken geleden verdronk alhier
schipper Tabak en zijn vrouw. Diens familie,
woonachtig te Delfzijl, werd telegrafisch ver
wittigd. Deze kwam direct over, doch heeft
het lijk niet als dat van hun bloedverwant
herkend.
Men wil aannemen, dat het lijk eerst ergens
anders is aangespoeld of opgepikt, beroofd
werd en vervolgens met steenen bezwaard,
weer te water is gelaten, in de hoop, dat
het niet meer aan de oppervlakte zou ver
schijnen. Dus zou er lijkberooving in het
spel zijn. Gistermorgen is het lijk op het
algemeen kerkhof begraven.
De vrijwillige gevangene.
In een van de gevangenissen van ons
vaderland bevindt zich een gevangene, die
niet verkiest in vrijheid gesteld te worden.
Welke moeite men ook heeft aangewend om
hem er toe over te halen zijn vrijheid te
hernemen, alles te vergeefs. Men heeft het
met zoete woordjes en ook met geweld be
proefd, maar steeds weigert hij zijn donker
verblijf te verlaten voor de vroolijke zonne
schijn. Wie is die verstokte zondaar, dat hij
zich niet meer durft bewegen onder zijn in
vrijheid levende medeschepselen. Schrik niet
lezer... ’t is een musch. Ongeveer een jaar
geleden werd die binnengebracht door een
kat, welke in iedere gevangenis op Rijks
kosten wordt onderhouden tegen de muizen
plaag in de magazijnen van het gesticht.
Poes tracht echter soms op eigen gelegen
heid de schrale vleeschkost, die ’t Rijk aan
zijn dienaren verschaft, aan te vullen, door
op de luchtplaatsen een vogeltje te snappen.
Toen de kat met de musch in haar bek
binnenkwam en deze binnen de veilige muren
der gevangenis wat losser vast hield, wist
het vogeltje te ontsnappen ,en vloog hoog
boven in het gebouw en... nu had poes de
nakijk. Sedert dien tijd bleef de musch
onder ’t veilige koepeldak. Langzamerhand
kwam hij (want het was een mannetje), ook
op de bovenste galerijen en pikte de kruim
pjes, die de een of de ander daar neer strooide
op en leschte zijn dorst onder de vele water-
kraantjes, die zich binnen ’t gebouw bevin
den. Ruim een jaar is hij daar nu al en alle
moeite om hem te verwijderen zijn te ver
geefs. Men heeft getracht, door voedsel neer
te leggen voor een open raam, waaruit hij
tusschen de tralies door ’t ruime veld kon
zien, hem daar been te doen vliegen, alles
te vergeefsde musch is en blijft in de
gevangenis en zal daar denkelijk wel levens
lang blijven. Arnh. Ct.
Verdubbeling van boter.
Hedenmorgen, zoo lezen wij in het Vad.,
zichtigden wij bij het Haagsche Import-
Sergeant van de wacht
Present, luit’nt
Is het nog geen tijd
appèl
Nog een minuut, luit’ntik zal den
hoornblazer waarschuwen.
De wachtkommandant begeeft zich daarop
in het wachtlokaal, om den persoon in
kwestie te roepen, doch deze is daarin niet
aanwezig. Vervolgens wendt hij zich tot den
schildwacht voor ’t geweer en de man
schappen der wacht, die zich op de bank
voor ’t wachthuis in de morgenzon koesteren,
met de vraag Hebben jelui den hoornblazer
ook gezien maar ontvangt van allen een
ontkennend antwoord.
Plotseling roept een hunner uit zzDaar
is-ie, sergeant, bij de keuken
Allohoornblazer, waar
tamboers-appèl 1
Aan dit bevel van den wachtkommandant
wordt voldaan. Het signaal klinkt door de
kazerne en na zijn hoorn in de linkerhand
te hebben genomen, zoodat bij eiken pas
het doffe geklinkklak van koper op koper
het gevest van de sabel tegen den beker
van den hoorn wordt vernomen, begeeft
de tamboer zich met vlugge schreden over
de binnenplaats der kazerne naar de politie
wacht.
Wat heb-jij in de keuken te maken
en waarom verlaat-je, zonder mijne toestem
ming, de wacht is de vraag van den serge
ant.
Ik keek even of mijn potje al was
opgeschept, sersant.
Wat potje opgeschept? Niks potje
opgeschept. Je weet heel goed, dat het nog
lang geen eten voor de wacht is.
Ik had ook geen amboesjuur (1) en
dronk daarom een slokje water, sersant.
Ja... jij bent nogal een mooie
embouchure... kee, ik zal het je wel anders
vertellen je smoesde weer bij den kok om
een vet potje, maar pas op ik zal straks
de ketels nakijken.
Nee, sersant, ik blaas model en...
Komgeen praatjes meer.blaas rekruten
appèl 1
De hoornblazer, in zijn zwak getast, om
dat een, naar zijne meening, onbevoegde
zich een oordeel over zijne muzikale kennis
aanmatigt, wil nog iets tegenpruttelen, maar
het bevel van den sergeant en de wenk van
den luitenant-adjudant, met de oefening der
rekruten belast, die aan het andere einde
der plaats zijne gehandschoende rechterhand
in de hoogte steekt, doen hem van gevoelen
veranderen. Hij brengt den hoorn aan den
mond en blaast nu het, gedurende de Mei
en Juni-maanden zoo bekende signaal
Bo-ni-fa-ci-us,
Poets-jij-mijn-laar-zen-d’r-is,
Poets-jij-mijn-kop-pel-mijn-keep (2) -en
mijn-sa-bel-d’r-is
En-dat-dit-boe-ren-goed,
Weer-ex-er-cee-ren-moet, enz.
De laatste tonen en vooral de roulade,
waarmede dit signaal sluit, schijnen den jeug
digen hoornblazer erg moeielijk te vallen.
Het bloed stijgt hem door de inspanning
naar het hoofd en de oogen puilen hem
bijna uit de kassen, maar hij windt zich
nog meer op en wordt zoo rood als een
kalkoensche haan van kwaadheid toen, nadat
het signaal geblazen is, een paar oudere
soldaten door de bovenramen hem toe-
A. J. ten Hope, Rotterdam.
mique” in België reeds vele koopers gevonden.
Het toestel bestaat uit een eenvoudige pot
van aardewerk, waarin een pond goede room
boter wordt gedaan. Daarbij voegt men een
halve liter gepasteuriseerde of gekookte melk
die verwarmd is tot een temperatuur van
20 50 gr. C., benevens wat zout. Dit
mengsel wordt door een roertoestel dooreen
gemengd, tot dat de vloeibare massa weer
stijf is geworden. Zoo is dan de Beurrière
Economique in staat van één pond boter
twee pond boter te maken.
Vreeselijke dood.
Een 15-jarige jongen uit Ostende was met
zijn jongeren broer op de eendenjacht ge
gaan. Bij Slissingen gekomen waagde de
oudste zich te veel op moerassig terrein,
daar hij aanvankelijk niet merkte, dat de
bodem daar wegzakte.
meters verder te zijn geloopen, begon de
jongen reeds te zinken. Zijn jongere broer,
die op het hulpgeroep was toegesneld, kon
echter geen hulp verleenen, wilde hij zelf
niet in denzelfden toestand geraken, zoodat
hij langzaam maar zeker zijn broer centi
meter voor centimeter in het moeras zag
wegzinken. Na een wanhopigen vreeselijken
doodstrijd van zeven volle uren, verdween
de ongelukkige in den moerassigen bodem.
Haemophilie.
De ziekte van den jeugdigen Russischen
kroonprins herinnert weer eens aan de eigen
aardige bloedziekte of haemophilie, die men
tot nog toe niet wist te genezen. De ziekte
is erfelijk en komt in vorstelijke families
zeer veel voor.
De geschiedenis der geneeskunde noemt
reeds in de middeleeuwen een aantal gevallen
van vorstelijke haemophilielijders. De volks
mond verklaarde de ziekte door den lijder
niet drie, maar één huid toe te schrijven.
De oorzaak en het wezen der ziekte is nog
een open vraag. Wel oppert men verklaringen
als nauwte der aorta of lichte stoorbaarheid
van het bloed, maar niets is bewezen. Voor
de genezing is men aangewezen op een
prophylactische methode als een voedend licht
verteerbaar diëet en rust.
Eigenaardig van de erfelijkheid is,| dat
slechts mannen aan de ziekte lijden, terwijl
ze langs vrouwelijke linie overerft. Van
vorstelijke families was de hertog van Albany
haemophilie-lijderook de tweede zoon van
den Spaanschen koning moet er mee belast
zijn en ten gevolge van een inwendige oor-
bloeding ongeneeselijk hardhoorend geworden
zijn. In de familie van Koningin Mary van
Engeland en die der Hohenzollern zijn ver
schillende gevallen van haemophilie voorge
komen.
Ernst Zahn geeft in zijn boek zzDie Erauen
von Tanno” een denkbeeld van de tragiek
van deze ziekte, heerschende in een Zwit-
sersch dorp. Vox Med.
De /Onder de Streep” schrijver van
het Algem. Handelsblad schrijft
Sint Nikolaas-avond. Hans, tien jaar
oud, zegt volstrekt niet meer aan St. Nico-
laas te gelooven.
Kom, zegt zijn moeder, zet jij je
schoen maar eens onder den schoorsteen
ik wed, dat je er straks wat in vindt.
Hans’k Geloof d’er toch niet
want om 9 uur is ’t winkelsluiting.
is bekend geworden. Niet die eene, waaraan
terecht weieens getwijfeld wordt
z/La garde meurt mais ne se rend pas 1”
maar die andere, waarvoor meer waarschijn
lijkheid bestaat, dat deze in dat critieke
oogenblik gebezigd is en welke, in goed
Hollandsch overgezet, beteekent St.k
Terwijl dit tooneel op het binnenplein
plaats heeft, zijn op het signaal tamboers-
appèl een paar korporaals van hun nacht
leger opgevlogen, waarop ze zich tegen het
bestaand gebod in, gekleed hadden uitge
strekt. In een oogwenk hebben ze zich
omgehangen(3) en terwijl ze aanhoudend
aantreje aaaantrejeee schreeuwen, begeven
ze zich met overige kader, waarbij zich ook
de onderofficieren der kompagnie hebben
gevoegd, naar den corridor de plaats
waar de kompagnie moet aantreden om
nog eene korte inspectie over de rekruten
te houden. Eene korte inspectie slechts,
want de manschappen staan op het punt om
te worden afgeëxerceerd en zijn dus alzoo
langzamerhand aan hunne nieuwe omgeving
gewend, en vooral om hun leergoed en
randsel model om te hangen. Maar daar
op den linkervleugel staat nog een drietal
achterlijken. Het zijn milliciens die later zijn
opgekomen, hetzij door ziekte of omdat ze
een twijfelachtig nommer hebben getrokken
bij de loting, waardoor ze aanvankelijk wel
vrij waren, maar toch altijd op het punt
stonden om, wanneer een dienstplichtige uit
hunne gemeente stierf of werd afgekeurd,
onder de wapens te worden geroepen.
De korporaal, belast met de achterlijken,
heeft met dit drietal heel wat moeite. Twee
daarvan hebben zich met tamboers-appèl
naar de voor hen bestemde plaats begeven
en juist, terwijl de korporaal zich wil over
tuigen waar No. 3 blijft, komt deze uit de
deur der chambrée, om zich bij zijne kame
raden te voegen.
Zeg, waar
hem toe.
vleugel. Weet-je
zijn als ’t blaast
Joa, korperoal, zegt de rekruut, moar
ze hebbe mien broad van de plank ewiepst.
Wat... hebben-ze je gedaan?
Mien broad van de plank ewiepst.
O hebben ze je brood gestolen, zegt de
korporaal en tegelijk zich naar de chambrée
begevende roept hij kamerwacht 1
What bhlieft u briggcs antwoordt
een zone Israëls, terwijl hij met den ge-
strekten voorsten vinger der rechterhand
de overige vingers gesloten even tegen
den rand van zijne kwartiermuts tikt.
Zoo Levie, ben-jij kamerwacht,
hebt anders niks te briggissen, hoor-je 1 die
hebben we hier niet, dan moet-je bij de
kavalderie zijn... een beetje je afstand be
waren... verstaan? Hier, vervolgt de korpe-
raal, die man zegt dat ze zijn brood, ge
stolen hebben. Weet-je daar iets van je
bent daarvoor als kamerwacht aansprakelijk.
Bhij mhijn gezhond niet, ikh wheet
erg niks van, antwoordt Levie, terwijl hij
de rechterhand op zijn borst legt, maar
straks, vervolgt hij, heb ikh h’m d’r nog
aan zien khnabbele, Ihaat h’m maar eens
over zijn khist gaan.
Heb jij je brood ook soms in je kist
geborgen man zegt daarop de korporaal
zich tot den rekruut wendend.
’K eleuf ’t nie korperoal, maar ’k wil
wel eens efkes kieke. De korporaal, Levie
en de rekruut begeven zich vervolgens naar
de kamer. Laatstgenoemde ontsluit zijn
kist en nauwelijks is het deksel geopend, of
de kamerwacht haalt met een triomphanten
blik het brood te voorschijn.
Heb je nou ooit zoo’n sufferd 1 roept
de korporaal uit. Zeg eens man, dat gaat
hier zóó niet, je moet er maar niet op los
kletsen en een ander voor een dief uitmaken.
Maak maar as de bl.ksem dat je op je plaats
komt. Kom... doet dat slotje wat vlugger
dicht I en terwijl de korporaal zich nu naar
den corridor begeeft en de milicien zich
haast om zijn leermeester te volgen, maakt
Levie, achter den rug van dien instructeur,
een vuist tegen den rekruut, bijvoegend
phas op as je weer zoo’n matschutting
maakt, jhou heiknuter 1 mhet je melkboere-
hondehaar
Daar blaast het rekruten-appèl. Uit alle
deuren, die op de binnenplaats uitkomen,
verschijnen nu de verschillende compagnieën.
Door hun kader begeleid, begeven zij zich
ordelijk en stil naar de voor hen bestemde
plaatsen. De kommando’s halt!... rechts
of links front!... rechts-richt-u staatvol
gen elkander snel op en worden door de
oudste instructeur van elke kompagnie met
verschillende intonatie gegeven. Sommigen
zeggen z/Richt-u in plaats van Richt u
en een enkele een geurmaker kom-
mandeert zelfs Riekt-u totdat eindelijk de
sabel van den luitenant-adjudant het sein
voor een roffel geeft en een helder komman
do Geeft achtboven alles uitklinkt. Nog
eenige handgrepen volgen en het bataljon
marcheert met slaande trom naar het exer-
citieterrein.
Die zullen vandaag weer een zweetje
halen, zegt de korporaal planton-poort tot
een vrijwilliger, terwijl hij het hek der
kazerne achter den staart der kolonne sluit.
Ik val nou al tegen ’t maaiveld van de
hitte... en jij
zij maken hem allen zwart
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bols ward,
Lunchroom Noenzaal. //Of wij eenige
ingekomen //vertalingen” van lunchroom eens
zouden willen mededeelenvraagt de
redactie van
(1) Embouchure: een blaasinstrument wel
aanzetten en zuiver blazen.
(2) Van het Fransche woord képi: een lage
en lichte muts.
(3) Het leergoed en den randsel omdoen.
en Commissiehuis in de Hofwijckstraat alhier,
een in ons land nog onbekende tafelboter-
machine, die geschikt is om een aanzienlijke
besparing in de huishouding mogelijk te
maken. De machine stamt uit Amerika, en
heeft onder den naam zzBeurrière Econo-
schreeuwen vSchei d’r maar uit!... Roep
het maar
Met een toornigen blik kijkt hij in de
richting vanwaar de stemmen worden ver
nomen en laat nu eene uitdrukking hooren,
waardoor Cambronne in den slag van Waterloo