lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
No. 23.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 52ste Jaargang
1913.
Teg-en den draad in.
Donderdag 20 Maart.
Ingezonden.
Stadsnieuws.
VOOR
Afzonderlijke
melasse
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
van het
waar
i onder-
wanneer
aan den
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
25 op 10
10 op
van het protectionisme
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
vindt dat er aan een school tusschen de
onderwijzers ook een geleidelijke samenwerking
moet zijn, en deze kan op de school
vergaderingen worden behartigd.
De heer v. d. Baan beantwoordt eerst
den heer Beekhuis. De uitdrukking dat het
puntensteisel onpaedagogisch zou zijn, is uit
het straks voorgelezen citaat van Mej.
Kooistra. Ook Spr. zelf heeft, toen hij die
uitdrukking vond, er even bij stil gestaan,
en gedacht waarom wel is het toekennen van
punten onpaedagogisch. Hij heeft gronden
gezocht, waarom dat stelsel was af te keuren,
en heeft toen gevonden dat het gunstig kan
werken door den ijver der leerlingen te
prikkelen, doch ook vaak aanleiding geeft
tot ontmoediging. Minder vlugge leerlingen
kunnen ondanks hun inspanning niet op
tegen de anderen, en voor dezulken is het
al zeer teleurstellend, als zij dan anderen
met betere cijfers zien prijken. Het toekennen
van punten moet de onderwijzer voor zich
zelf wel doen, en als die beoordeeling aan
de ouders en de eigen leerlingen alleen werd
meegedeeld, bijv, bij huisbezoek, zou het
bezwaar al vrij wat ondervangen zijn; de
bekendmaking onderling prikkelt naijver en
wekt bij de zwakkeren vaak moedeloosheid.
Daarom denkt hij, dat de schrijfster dat
stelsel veroordeelt.
En den heer Eisma wil hij antwoorden,
dat zeer zeker de schoolvergaderingen soms
noodig en nuttig zijn. De heer Eisma zelf
pleitte er voor, door te zeggen, dat daarbij
overleg wordt gepleegd door de onderwijzers
over den gang van het onderwijs, en de
vorderingen der leerlingen. Vooral voor
groote scholen acht Spr. ze heel nuttig
en bij goede verstandhouding onderling wordt
natuurlijk ook met elkaar geraadpleegd hoe
het moet en kan, en daarom zijn de be
doelde vergaderingen niet overal even nood
zakelijk. Echter door de verstandhouding die
soms heerscht tusschen hoofd en
wijzers lijden ze wel schipbreuk,
het hoofd niet wil of kan voldoen
wensch zijner onderwijzers.
Daarop trad de heer H. Beekhuis op als
Spreker over het onderwerp Handenarbeid
op onze volksscholen. In een onderhoudende
causerie gaf Spreker eerst herinneringen uit
zijne jeugd, hoe hij gaarne knutselde, en bij
den timmerman met graagte vertoefde. Over
het algemeen is zulks bij de jeugd het geval.
Het aanbrengen van de dorre kundigheden
op school trekt de leerlingen niet aan, schrikt
ze veeleer af. Taallessen, jaartallen en heel
wat dorheid meer, waarvan Spreker enkele
typische staaltjes aanhaalt, wordt later toch
weer vergeten, en Spreker meent, dat daarbij
heel wat onnutte arbeid is, en dat de tijd
beter kan worden benut. Beets heeft eens
gezegd Eerst wordt de leerling volgepompt
met kennis, en op het examen wordt hij
weer leeggevraagd. En waarlijk na zoo’n
examen wordt heel wat ballast weer over
boord geworpen.
Zelfwerkzaamheid wil Spreker zien aange-
moedigd. Speelgoed dat de leerlingen zelf
maken bevalt hen vaak beter, dan het kost
baarste dat voor hen gekocht wordt.
Deze voordracht werd toegelicht met licht
beelden, en, had men al reeds gelachen om
enkele primitieve schetsen en teekeningen,
thans kreeg men interessante kiekjes uit de
kinderwereld te zien. Echt natuurlijk spel,
een auto van zand, een paard van een
schommelstoel, loopgraven in ’t zand enz.
uit ’s Sprekers eigen tuin genomen.
Zelfwerkzaamheid wekt de volle attentie
der leerlingen, en dat wekt dan ook gron
diger kennis dan enkel de mededeeling.
Spreker geeft als voorbeeld een beschrijving
van een slak. Reeds het schetsen er van
door een teekening doet al de aandacht vallen
op de bijzonderheden, maar als men van klei
een slak maakt, dan moet alles nog veel
meer worden opgemerkt, en daardoor wordt
het ook onthouden. Ook carton- en hout-
arbeid is voor de leerlingen een hoogst
nuttige oefening, doch dat dient in afzonder
lijke lessen behandeld te worden, en zulk
werk is niet geestdoodend. Reeds Rousseau
heeft in zijn opvoedkundig werk //Emille”
vele nuttige wenken in dat opzicht gegeven.
Pestalozzie en Fröbel echter, zijn de baan
brekers geweest op het gebied van een heele
ommekeer bij 't eerste onderwijs. In Zweden
heeft O. Salomon de ideeën dezer opvoed-
Het ministerie en de regeerings p&rtijen
blijken vast besloten om, wanneer de uitslag
der verkiezingen een voor haar gunstige zal
zijn, het Tariefontwerp-Kolkman opnieuw op
de agenda te plaatsen. Het kan daarom zijn
nut hebben, ook al is het ontwerp voorloopig
van de baan, eens de aandacht te vestigen
op de merkwaardige positie, welke het tegen
woordige kabinet en de Kamermeerderheid,
waarop dit steunt, innemen door juist nude
invoering van een beschermend tarief te
willen doordrijven. Waar de Tariefwetver-
dedigers zich steeds beroepen op het buiten
land, willen wij hun voorbeeld eens volgen
en nagaan, hoe de zaken staan in de ver
schillende landen.
De eerste maanden van 1913 zijn rijk aan
gebeurtenissen,die wel geschikt lijken om de
protectionisten tot nadenken te brengen,
althans diegenen onder hen, die niet volmaakt
onwillig zijn om te zien en te hooien.
Om met Engeland, het land van den Vrij
handel, te beginnen. Wij behoeven er slechts
aan te herinneren, hoe de Unionnisten, die
de protectie in hun partijprogram schreven,
door den wind zijn gegaan, om het uiteen
vallen van hun partij te voorkomen. De
zaak van den Vrijhandel staat in Engeland
thans weer zoo sterk, als ooit te voren. In
ieder geval zijn van de baan de invoerrechten
op voedingsmiddelen, ook al is nu te elfder
ure door de Unionnisten weer een motie aan
genomen om althans den schijn te redden. En
hiermede is dan vervallen het voornaamste
motief voor protectie der Engelsche Imperia
listen, die in de eerste plaats de bescherming
der Koloniën op het oog hebben.
Inmiddels blijkt meer en meer, dat de
Koloniën zelf van die bescherming niet
gediend zijn.
In Canada hebben de landbouwers zich
thans duidelijk tegen de hun toegedachte
begunstiging uitgesproken. Een paar weken
geleden ontving de Unionnistische leider Bonar
Law, van de //United Farmers of Alberta”
een schrijven ter begeleiding van een motie,
waarin deze bond, die 14000 landbouwers
vereenigt, zich uitsprak voor den Vrijhandel,
o.a. op grond van de opgedane ervaring, dat
het beschermend tarief, welks bestemming
het heette te zijn de jonge industrieën aan
te moedigen, eenvoudig een middel is gewor
den voor eenige groote fabrikanten om aan
de geheele bevolking van Canada een schat
ting op te leggen. Voorts werd in de motie
het beschermend tarief veroordeeld als een
onrechtvaardige heffing, omdat het de armen
zwaarder belast dan de rijken. De Canadeesche
landbouwers besloten daarom met kracht aan
te dringen op de algeheele afschaffing der
invoerrechten en op vervanging daarvan door
directe belastingen. Bovendien keurden zij -
gelijk de kolonisten van Australië reeds vóór
hen deden - de poging af om te hunnen
bate een belasting op te leggen aan de Engel
sche werklieden. En eindelijk merkten de
Canadeesche landbouwers op, dat de heffing
van hooge rechten van buitenlandsche goederen
in Canada den export van de producten van
hun land belemmert.
Ten aanzien van Engeland zij hier nog
vermeid, dat naar aanleiding van eeu voor
eenige dagen door Bonar Law ter aanbeveling
van het protectionisme in het Lager Huis
uitgesproken bewering, als zou de werkloos
heid in Engeland grooter zijn dan in het
beschermende Duitschland, juist het tegen
overgestelde is gebleken, namel. dat volgens
de laatste statistieken (van Januari j.l.) het
aantal werkloozen in Engeland bedroeg 2.2
pCt. en in Duitschland 3.2 pCt. Dat scheelt
dus ongeveer de helft ten gunste van het
Vrijhandelsland.
In Duitschland blijkt hoe langer hoe duide
lijker, dat het overgroote deel der bevolking
tegen de hooge invoerrechten is gekant. Dat
een zeer sterke minderheid in den Rijksdag
tegen bescherming is, heeft men onlangs weer
kunnen waarnemen bij de behandeling van
de verschillende voorstellen tot buitenwerking-
stelling van de invoerrechten op vee, vleesch
en voerartikelen.
Van Frankrijk wisten wij ook reeds, dat
het volk de gevolgen
moe is.
De oproerige beweging in de noordelijke
Departementen ten vorigen jare, veroorzaakt
door de duurte der levensmiddelen en den
vleeschnood, ligt nog versch in het geheugen.
Mannen van de theorie en van de praktijk
hebben zich vereenigd, onder leiding van
den oud-minister Yves Guyot, om het pro
tectionisme te bestrijden. Zij zijn het geheel
eens met den voorzitter van de „Commission
des Valeurs de douanes”, die in een ambtelijk
rapport het oordeel uitsprak, dat de voor
naamste belemmering voor de uitbreiding van
de handelsbeweging van Frankrijk is te
zoeken in het protectionistische stelsel.
Dat ook in België de overgroote meerder
heid der kooplieden en industrièelen uit vrij-
handelaars bestaat, wij hebben het nog korte
lings in ons midden hooren verklaren door
den voorzitter van den Belgischen Hoogen
Raad van Nijverheid Louis Straus.
In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
heeft de meerderheid der bevolking vóór den
Vrijhandel en tegen den schadelijken invloed
van de Trusts die het natuurlijke gevolg
zijn van de beschermende rechten zich
uitgesproken door Woodrow Wilson tot pre
sident der Republiek te kiezen. Een van de
eerste regeeringsdaden van het nieuwe staats
hoofd zal zijn een verlaging der invoerrechten,
waarvoor een buitengewone zitting van het
parlement zal worden gehouden. Naar ver
luidt, zal deze verlaging de opbrengst der
invoerrechten doen verminderen met 100
millioen dollar, d.i. met ongeveer 1/'3. Voor
waar al heel wat voor een eersten stap 1 Een
aequivalent voor deze vermindering der staats
middelen zal worden gevonden in een in-
komsten-belasting, voornamelijk van de groote
vermogens, benevens in de heffing van suc
cessierechten.
President Wilson zeide in de rede, waar
mede hij de vorige week zijn ambt aanvaardde,
dat de bedoeling van een verlaging der in
voerrechten is dat de burgerij en de nijverheid
goedkooper moeten kunnen koopen al datgene,
waaraan zij voor levensonderhoud en voor
bedrijfsuitbreiding behoefte hebben.
Dat over de geheele wereld de wind uit
een voor het proctectionisme ongunstigen
hoek waait, kan blijken uit de berichten,
welke ons in de laatste weken door middel
van de dagbladpers schier van alle kanten
bereiken.
In Brazilië bijv, besloot de Regeering tot
verlaging van het protectionistisch tarief en
tot opheffing der invoerrechten op de eerste
levensbehoeften.
Uit Rusland wordt gemeld, dat de Re
geering een wet heeft ontworpen, waarbij de
invoerrechten voor alle stollen, welke voor
de vervaardiging van uitvoerartikelen noodig
zijn, zullen worden opgeheven.
Zelfs in het sterk beschermende Zweden
werd een belangrijke verlaging van het in
komend recht voor suiker voorgesteld, en de
Regeering gaf te kennen vast besloten te
zijn, haar wil in dezen door te zetten, on
danks het moord- en brandgeschreeuw der
suikerfabrikanten, die het niet noodig hebben
geacht hun bedrijf met den tijd te doen
meegaan, beschermd als zij zich gevoelden
gedurende meer dan dertig jaren door hooge
invoerrechten. Inmiddels is Vrijdag jl. in een
gemeenschappelijke zitting van de beide
Kamers besloten tot verlaging van de invoer
rechten op superphosphaat van 25 op 10 en
op siroop en melasse van 10 op 5 oere
per K.G.
Er valt dus zelfs in een bolwerk
protectionisme als Zweden kentering
te nemen.
En eindelijk in Nederland.
Daar zijn de Regeering en de Volksver
tegenwoordiging vast besloten tegen den draad
in te gaan. Eu zij zullen hun besluit om
de Vrijhandelspolitiek prijs te geven uit
voeren ook, daarvan kan men verzekerd
zijn... tenzij de kiezers hun dit onmogelijk
maken.
Gelukkig is het daartoe nu nog tijd I
Vergadering van Volksonderwijs.
Gisterenavond had een openbare vergadering
plaats van de afd. Volksonderwijs. Het bezoek
beantwoordde niet aan de gekoesterde ver
wachtingen. Ongeveer een 40-tal dames en
heeren waren tegenwoordig. Na opening
door den Voorzitter, den heer H. Eisma,
bekwam de heer Van der Baan het woord
óver het onderwerp Ouderavonden. Hij hoopte
dat zijn bespreking anderen aanleiding zou
geven om ook hunne meening hierover te
zeggen, of nadere inlichtingen te vragen.
Behalve zijn eigen gedachten over het
door hem gekozen onderwerp, had hij ook
eens rondgezien naar litteratuur hierover,
echter de oogst was gering. Een boekje van
den heer S. de Vries, Amsterdam, handelt
er over, terwijl een werkje van Mej. Kooistra
wel veel over de verhouding tusschen school
en huis geeft, maar het woord ouderavonden
niet noemt. De naam ouderavonden is van
den laatsten tijd en is eigenlijk uit Duitschland
afkomstig.
Ouderavonden zijn bijeenkomsten van de
ouders en onderwijzers, om te bespreken het
onderwijs, de belangen der kinderen, hun
gedrag, vorderingen enz. Het is dus een
poging tot samenwerking van onderwijzers en
ouders bij de opvoeding der kinderen. Deze
samenwerking is hoogst nuttig doch bestaat
lang niet overal. Ook in vele huizen laat
de samenwerking tusschen den vader en de
moeder der kinderen soms heel wat te wen-
schen over. Uit het werkje van den heer
de Vries geeft Spr. enkele staaltjes, hoe daar
vaak tegenwerking heerscht en dan moeten
van de onverstandige handelwijze der ouders
de kinderen wel de dupe worden. Ook is
het een feit, dat vele ouders onvoldoende
kennis hebben, hoe ze met hun kinderen
moeten omgaan, in enkele gevallen zelfs is
er ook onverschilligheid bij in ’t spel, waartoe
levensomstandigheden en levensgedrag, zoowel
bij ouders als bij de kinderen soms aanleiding
geven.
Verder valt het niet te ontkennen, dat de
onderwijzers en onderwijzeressen dikwijls te
jong voor de klas worden geplaatst, en dan
eigenlijk voor hun taak nog niet berekend
zijn. Ook dit kan soms aanleiding zijn,
dat de belangstelling der ouders in ’t onder
wijs niet groot is. En toch is de opvoeding
der kinderen zulk een gewichtige zaak, waar
bij zeer zeker de medewerking van onder
wijzer en ouders hoogst noodig is. Een
middel om daartoe te komen is de publieke
les dan kunnen de ouders eens zien hoe
het schoollokaal er uitziet, en wat daar zoo-
al gedaan wordt. In Bolsward is ge
bleken dat die belangstelling van de zijde
der ouders zoo gering was, dat men ze maar
heeft nagelaten. Alleen bij de zoogenaamde
Fransche school bestaat nog ’t gebruik, maar
ook daarbij is de belangstelling bedroevend
gering.
Een ander middel tot samenwerking is
huisbezoek. Dit is zeer aan te bevelen, en
Spr. staat daarbij nog al lang stil om te
doen zien, hoe gunstig het kan werken,
voor het onderwijs, als de onderwijzer af en
toe eens een bezoek aflegt aan ’t huis, bij
de ouders zijner leerlingen. Uit het werkje
van Mej. Kooistra leest Spr. enkele interes
sante bladzijden voor. Heeft het huisbezoek
altoos een eenigszins intiem karakter, de
ouderavonden zijn meer als algemeen te be
schouwen. De ouders en onderwijzers be
spreken op zulke vergaderingen de toe
standen van het onderwijs. En zoo zouden
bij voorbeeld geschikte onderwerpen zijn
het straffen, sparen op school, het spel der
kinderen, huiswerk en dergelijke. Het ge
schiktst komt het Spreker voor, dat de
onderwijzer de ouders uitnoodigt ter ver
gadering bijeen te komen, dan wordt er
meer voeling gehouden tusschen leermeester
en ouders dan nu vaak. Spreker gevoelt
dat het de belangstelling der ouders in ’t
onderwijs zal bevorderen, en dat zal zijn in
’t belang van ’t onderwijs en van ’t kind.
Hij beveelt dan ook het nemen van een
proef ernstig aan.
Na afloop der bespreking vroeg de heer
Beekhuis nadere inlichtingen, waarom Spr.
in zijn betoog het puntensteiselonpaedagogisch
had genoemd. Hij voor zich ziet er toch in
een middel, dat de ouders zich eenigszins
op de hoogte kunnen stellen van de vlijt,
vorderingen en gedrag der leerlingen. Het
is daarom dan ook op de scholen te dezer
stede ingevoerd.
De heer H. Eisma wenschte, ofschoon
minder met het behandelde onderwerp in
betrekking staande, te vragen hoe Spreker
dacht over schoolvergaderingen. Hij voor zich
Bolswardsche Courant
I