Uieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Zondag 5 October.
Van Houten s
DeVi^ouw
1913
II
I i
1
ji
I
w
J
11
Ir
I
I
i
I
I
I
Bi
I
I
I
I
1913.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
52ste Jaargang
No. 79.
I
I
11
ft
Il
I i
UIT DE PERS.
IN
DRINKT ALLEEN
1
I
I i
11
THORBECKE.
BINNENLAND.
VOOR
Afzonderlijke
b
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
I j
van den morgen
en hij beklaagde
dat z/de dag zoo
Wij lezen in De Vooruitgang over
■I
I I
we een beeld te
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 tegels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
we later terug te
s
vl
I 1
Het vermoorde knaapje.
Naar aanleiding van de berichten omtrent
den moord op het zesjarig knaapje uit de
Commelinstraat te Amsterdam hebben zich
volgens het Alg. Handbl. aan het politie
bureau in de Warmoesstraat bij commissaris
Fundter reeds verschillende jongens aangemeld
met de mededeeling, dat zij j.l. Maandag
den dag van de verdwijning van Hendrik de
Klerk eveneens door een man zijn aan
gesproken. Zoo vertelde een veertienjarige
zettersjongen aan de politie, dat hij Maandag
middag omstreeks 2 uur op den N. Z.
Voorburgwal voor het gebouw van het
Handelsblad was aangesproken door een man,
die hem vroeg of hij mee wilde gaan naar de
Entos. De knaap gaf te kennen, dat hij moest
werken, waarop de man zei, dat de jongen,
als hij ontslagen werd, bij hem op de fabriek
»De Nijverheid” zou kunnen komen werken.
Een oudere jongen was er bijgekomen en
dezen had de man hetzelfde voorstel gedaan.
Om te laten zien, dat hij geld had, had de
man een papiertje uit den zak gehaald, dat
volgens zijn zeggen een bankbiljet van f 25
was. Toen de jongens niet medegingen, had
de man zich verwijderd in de richting van
het postkantoor. Ook de tweede jongen werd
reeds door commissaris Fundter gehoord.
Volgens dezen jongen had de man gezegd
werkzaam te zijn op de draadfabriek //De
Nijverheid”.
Het signalement, door de beide jongens
gegeven, wijkt eenigszins af van dat, door
het zevenjarig broertje van den vermoorden
knaap verstrekt. Volgens hen droeg de man
een sportpet, een gele jas, geen boord, een
zwarte broek en zwarte schoenen. Hij was
ongeveer 30 jaar, mager en had een zwarten
knevel. Hij rook naar jenever en scheen, te
oordeelen naar den waggelenden gang, onder
den invloed van sterken drank te verkeeren.
(Volgens het zevenjarig broertje had de man
géén snor.)
Andere knapen kwamen bij de politie ver
tellen, dat zij Dinsdag op straat waren aan
gesproken door een onbekenden man.
Ofschoon de politie geen groote waarde
hecht aan deze verklaringen voor de ophelde
ring der zaak, worden de mededeelingen der
jongens toch op schrift gesteld.
rennen met gevelde lansen rond. Eén der
figuren is steeds in beweging het is een
trompetter, die steeds van de eene zijde van
de kast wandelt naar de andere, want alles
is omgeven door een houten kast, waardoor
een en ander tegen den hevigsten regen be
schut is. Het meest merkwaardige is wel,
dat alles vervaardigd is omstreeks 1781 door
een eenvoudigen dorpssmid, een toenmalig
bewoner, wiens nazaten het werk in orde
hielden, later evenwel kwamen de gebreken,
maar nu beeft een uurwerkmaker op loffelijke
wijze weer gezorgd, dat vreemdelingen, die
toevallig aldaar vertoeven, het kunstige uur
werk weer komen bewonderen.
Wonseradeel, 2 Oct. Hebben de bouw-
boer en de landarbeider in deze omgeving
het dezen nazomer naar begeeren, de greid-
boer en de veehouder beginnen reeds te kla
gen. Het vee verliest in melkopbrengst en
enkele kleine veehouders hebben reeds gestald.
De vraag naar aardappelen is tot nog toe
slecht en de prijzen zijn laag. Vele Borger-
Munstersche zijn gerooid, doch men vraagt
ze zelden, en biedt voor'partijtjes slechts 50 a
60 cent per halven H.L.
Hepk. Nwbl. v, Fr.
Alg. H.
Een couranten-oorlog.
Te Goes doet zich het eigenaardige geval
voor dat twee couranten onder denzelfden
naam verschijnen. De oorzaak is de volgende:
Sinds tal van jaren wordt het antirev.
orgaan - De Zeeuw uitgegeven door de naam-
looze vennootschap //Luctor et Emergo”, die
de courant tot 1 October liet drukken bij de
firma wed. De JongeVerwest te Goes, ter
wijl als agent voor Walcheren optrad de
firma F. P. Dhuij te Middelburg. De namen
van beide firma’s stonden in het hoofd der
courant als uitgevers vermeld, hetgeen dus
niet geheel den juisten toestand weergaf. Het
bestuur der vennootschap was den laatsten tijd
niet tevreden over den drukker en dit was
oorzaak dat bij het eindigen van het contract
dit werd opgezegd en een contract werd aan
gegaan met de firma Oosterbaan en Lecointre
te Goes, wier naam thans met die van de
firma Dhuij op de courant voorkomt.
De firma De JongeVerwest meent dat
haar het recht van uitgave toekomt en wordt
daarin gesteund door den vroegeren admini
strateur der vennootschap, wien ook met 1
October ontslag is gegeven. De firma geeft
nu een blad uit dat zij De Zeeuw noemt, er
aan toevoegende dat het de //oude” Zeeuw is.
Alg. H.
Veteranen.
Naar de Schied. Crt. verneemt, kwamen bij
de jongste Raadsverkiezing aldaar nog zonder
geleide op het stadhuis om hun kiesrecht uit
te oefenen dr. Vaillant, die 19 October 96
jaar wordt, en de heer A. Koper, die 6 Sep
tember 95 jaar geworden is.
De Rijksmunt.
Aan de Rijksmunt te Utrecht wordt op
het oogenblik zeer hard gewerkt. Er worden
daar dit jaar ongeveer 140 millioen stukken
gemaakt, dat is meer dan aan de vijf Duitscbe
munten te zamen. Het volgend jaar staat
onze munt voor een wereldrecord. Dan moeten
er circa Ï40 millioen stukken geslagen worden!
Op het oogenblik zijn er 60 millioen nik
kelen Indische stuivers' met een gaatje in
den maak.
Naar wij vernemen, is ook de koperen
Indische pasmunt2l/2, 1 en l1/a cent,
vernieuwd. N. R. Ct.
Zeldzame vogels.
Men meldt ons, dat de tuinbaas van het
kasteel Loïnen, in de Betuwe, deze week 2
vogels schoot, de z.g. //Siberische notenkraker”,
welke vogels hier te lande hoogst zeldzaam
voorkomen, Arnh. Ctr
Gistermiddag heeft commissaris Fundter
met het zevenjarig broertje van het vermoorde
knaapje per rijtuig verschillende deelen der
stad bezocht, ten einde den jongen te doen
aanwijzen waar hij Maandag j.l. met den
zesjarigen Hendrik geweest is.
Weer in eere hersteld.
Te Oud-Vossemeer bevindt zich aan den
voorgevel van een smidse een zeer eigenaar
dig uurwerk, dat evenwel reeds een reeks van
jaren niet meer werkte. De tegenwoordige
eigenaar heeft echter gemeend alles weer in
orde te moeten maken en laat het uurwerk
weer geregeld zijn kunstige werking zien.
Op de heele en halve uren komen allerlei
figuren in beweging, een houten pop slaat
op een bel, een smid, welke in een houten
kastje aan het aambeeld staat, opent zijn
deur en slaat op het aambeeldeen scharen
slijper trapt het wiel van zijn slijpwagen
een molen laat de wieken draaien en ruiters
Johan Rudolf Thorbecke, onze groote Staats
man, is den 14 Januari 1798 te Zwolle
geboren. Zijn ouders waren eenvoudige burgers.
Na een zeer voorspoedige studie, promo
veerde hij op 22-jarigen leeftijd tot doctor
in de letteren.
Als privaat-docent was hij eenigen tijd
werkzaam in Duitschland, tot hij in 1825,
dus op 27-jarigen leeftijd, benoemd werd tot
Hoogleeraar aan de Hoogeschoal te Gent. In
1833 ging hij als zoodanig naar Leiden.
De geschiedenis was zijn meest geliefde vak.
Als zoodanig moest hij ook wel in nauwe
aanraking komen met de Staatkunde. Te meer,
omdat hij opkwam in een tijd, die zoo rijk
was aan politieke woelingen.
In 1839 verscheen zijn //Aanteekening op
de Grondwet”, een geschrift, waarin hij op
heldere wijze de liberale beginselen uiteenzette.
Dat geschrift heeft hem gemaakt tot den
leider der liberale partij in den strijd om een
nieuwe Grondwet.
Die strijd is lang en scherp geweest.
In 1840 tot lid der Kamer gekozen, heeft
hij onafgebroken gestreden om een Grondwet
te krijgen, gebouwd op liberale beginselen.
Met nog 8 anderen diende hij in 1844
een ontwerp tot Grondwetsherziening in. Maar
reeds in ’t volgende jaar werd hij uit de
Kamer //gewipt” en de nieuwe Grondwet
kwam in 1848 zónder hem tot stand. Toch
was ze zijn werk die eer kan niemand hem
betwisten.
In 1849 kwam Thorbecke in de Kamer
terug en in datzelfde jaar trad hij als
Minister op en bleef hij in functie tot April
1853.
Voor de tweede maal trad hij op in 1862
en weer voerde hij toen 4 jaren het bewind.
In 1871 werd hij voor de derde maal tot
de Regeering geroepen, doch nu voor slechts
korten tijd: den 5den Juni 1872 maakte de
dood een einde aan zijn werkzaam en nuttig
leven.
Op zijn daden hopen
komen.
Voor ditmaal wenschen
geven van zijn persoon.
Van zijn uiterlijk zegt de dichter Schimmel
Hij was
z/Een hoekige, magere, steile figuur,
Een man, als uit ijzer gegoten.”
Hoekig en steil en leelijk.
Maar in dien ijzeren man school een sterke
geest, een ijzeren wil en somwijlen een levens
lustige aard.
Zijn leefwijze was hoogst eenvoudig. Eer
en roem heeft hij nooit gezocht en schatten
heeft hij niet verzameld.
Werken was zijn lust:
tot den avond was hij bezig
er zich meermalen over,
kort was”.
De ambtenaren aan zijn Ministerie vreesden
hemwie niet werken wilde, werd onver
biddelijk op straat gezet.
Een beminnelijk man was hij nu juist niet.
Zijn stugheid verliet hem niet gemakkelijk
hij moest goed zeker zijn, vóór hij jegens
anderen gul en vertrouwelijk werd.
Hij was een man als Oldenbarneveldthij
kende zichzelf en zijn krachten.
Dat zelfgevoel was wel eens oorzaak, dat
hij de menschen van zich stiet. De ijzeren
man kon moeilijk tegenspraak verdragen,
een gebrek, dat hem vooral in zijn laatste
jaren veel onaangename uren heeft bezorgd.
In zeker opzicht was hij te veel de zoekende
en vorschende geleerde, die, zittend en peinzend
in de studeercel, de maatschappelijke vormen
veronachtzaamde, omdat hij ze niet in den
omgang had leeren kennen en waardeeren.
Zoo botste hij wel eens tegen anderen en
viel het hem niet altijd gemakkelijk mede
werkers in het ministerie te vinden.
Hoog staat zijn persoonlijk leven. Hij was
een zedelijke figuur, in den besten zin des
woords. Zijn bitterste vijanden erkenden zijn
zielenadel.
Hoog ook staat hij als staatsman. Er ging
van hem kracht uit, die anderen aanvunrde
of meesleepte. Het volk vertrouwde hem.
Maar van den anderen kant heeft hij de
gunst des volks nooit gezocht. Vleierij lag
niet in zijn aard en zelfs tegenover het
Hof heeft hij steeds zijn zelfstandigheid be
waard. Ja, er waren tijden, waarin hij met
Koning Willem III op zeer gespannen voet
stond. Trouwens, dat was te verklaren. Willem
III was niet altijd //gemakkelijk” en
Thorbecke week niet licht van den eens ge
kozen weg.
Toch was Thorbecke niet, wat men wel van
hem gezegd heeft, een republikein. Integen
deel hij duldde geen inbreuk op de rechten
van den vorst. En met trots kon hij in 1862
zeggen //Het gezag der Kroon heeft nooit
hooger gestaan, dan toen de verantwoorde
lijkheid der regeering bij liberale ministers was”.
Met die verantwoordelijkheid was het hem
ernst. Hij gaf ze zelf, hij vroeg ze van
anderen. ,/Niet alleen den Koning, maar ook
de natie zijn wij rekenschap schuldig”, zei hij.
Vandaar, dat hij altijd streed voor openbaarheid,
waar die maar eenigszins mogelijk was. Van
konkelen had hij een afkeer//de publieke
zaak moet publiek behandeld worden”.
Thorbecke was niet, wat men noemt, een
meeslepend redenaar. In groote volksverga
deringen, die zich laten leiden door vurige,
opzweepende taal, was hij niet op zijn plaats.
Maar welsprekend was hij door de kracht der
argumenten en door de heldere wijze, waarop
hij die gebruikte en omschreef.
Zonder gebreken was Thorbecke niethij
was een mensch met menschelijke zwakheden.
Idealist, die hij in sommige opzichten was,
begreep hij niet altijd de gevoeligheid der
natie voor de hoogere belangen. In de zenuw
achtige opwinding van 1853 vertrouwde hij
blijkbaar te veel op de veelgeroemde Neder-
landsche verdraagzaamheid.
Zoo is er meer.
Als man des vredes was hij tegen de ver-
hooging der oorlogsuitgaven. Van den alge-
meenen dienstplicht was hij geen voorstander.
z/De voortdurende bewapening der volken”,
zoo sprak hij, ,/zal de volken uitputten, de
Staten tot legerkampen vervormen, alle burgers
tot soldaten maken en alle veeten onverzoenlijk
doen zijn.”
De loop der gebeurtenissen heeft hem in
’t gelijk gesteld. En in zijn laatste levensjaren
heeft hij, al was het met diepe smart, moeten
erkennen, dat ook óns land meer voor de ver
dediging moest doen dan het wel gedaan had.
Die laatste levensjaren waren niet gelukkig.
Huiselijk leed trof hem in ruime mate.
Daar kwam bij, dat zijn groote, krachtige
geest de eenheid der partij niet langer kon
bewaren.
Er kwam in de groote liberale partij een
richting op, die regelrecht inging tegen de
beginselen van Thorbecke. Hij wilde, dat de
liberale Staat zich tevreden zou stellen met
het scheppen van de algemeene voorwaarden,
die voor de ontwikkeling van de zelfstandige
krachten noodig zijn. Die ontwikkeling zelve
moest aan de krachten van vereeniging en
persoon worden overgelaten. De Staat was
niet geroepen om alle kwalen en gebreken te
genezen. Zijn eerste plicht was: onthouding.
Maar de opkomende nieuwe richting eischte
juist het tegendeel. Zij wilde een krachtig
ingrijpen van den Staat om te voorzien in
de sociale nooden.
Zoo ontbrandde de strijd in de gelederen
der liberale partij, een strijd, die nog niet
geheel geëindigd is.
Maar zeggen wij te veel, als wij beweren,
dat de voorstanders der «staatsalmacht” terrein
hebben verloren Keert niet meer en meer
terug het vertrouwen in de vrije kracht van
het volk
Dit is intusschen zeker, dat de groote geest
van den eenigen Thorbecke nog altijd doorwerkt.
Wat ons land is, is het voor een groot
deel door hem geworden.
Zijn naam zal blijven leven in de harten van
allen, die prijs stellen op de vrijzinnige be
ginselen, die ons land groot hebben gemaakt.
1
Bolswardsche Courant
‘ROM
n
RpNA Cacao
I
I
lp
I
I
BWi. V
1