Nieuws- en Advertentieblad Bols ward, en Wonseradeel. r E H 1918. No. 96. Verschijiit Donderdags en Zondags. 52ste Jaargang Donderdag 4 December. WATERVREES. BINNENLAND. VOOR Afzonderlijke Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. ons een den dijk had zeker die aan I N. Sn. Ck alle kanten dezen polder om één uur een de toe- den hals van dat ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. van scholen aan de Wet moet worden volgende vergadering zal worden beslist, of al dan niet spoelclosets in de privaten zullen worden aangebracht. ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. Snoek, 2 Dec. In de raadszitting van heden avond was afwezig wegens ongesteldheid de wethouder Westra. Bij de aanbieding van een verordening, inzake regeling ^Pensioenwetten 1913” kwam alleen art. 3 ter sprake, om n.l. oud-ambte- naren al dan niet de 3 pCt. te laten betalen. De minderheid van ’t D.B., Dr. Bouma, oordeelde dat de Gemeente niets meer te maken heeft met vertrokken ambtenaren, de financieele band is totaal verbroken. De voorzitter merkt op, dat die band door 't Rijk nog wel erkend wordt, die laat nog altijd 5 pCt. betalen. De heer Ytsma en meer anderen oordeelden dat men uit beginsel ook voor de vertrokken ambtenaren de 3 pCt. betale. ’t Voorstel van de meerderheid van ’t D.B. in stemming gebracht om de 3 pCt. niet te verhalen op de ambtenaren, werd aangenomen met 8 tegen 6 stemmen. ’t Voorstel, om een geldleening aan te gaan, groot f 20000 voor aankoop van land, vond geen bestrijding, evenmin ’t aanbod van h.h. Regenten van ’t O.B. Weeshuis, om de ge meente deze som te leenen tegen 4 pCt. De leening is aflosbaar in 25 jaren. Van 1 Jan. 1915 tot 1 Jan. 1924 elk jaar f 500, den resteerenden tijd per jaar f 1000 a pari. Een aanvraag van een raadscommissie, die indertijd belast werd met een onderzoek naar den toestand ter Secretarie, om een crediet van f 100, bracht de tongen niet weinig in beweging. Nadat de heer Blok, lid en voorzitter dier commissie, op een vraag van den Voorzitter had medegedeeld, waarvoor die f 100 moest dienen (kosten voor onderzoek van personen die van elders moeten komen, hulp van deskundigen, kosten voor schrijfwerk enz.) deelde de heer Ytsma, eveneens commissielid, mee, dat er thans iemand buiten den Raad om, als secretaris in de Commissie fungeert. Namens het D.B. moet de Voorzitter zijn verwondering uitspreken dat de Commissie iemand buiten den Raad om, als haar Secre taris heeft gekozen. De heer Dwarshuis is het met ’t D.B. eens, dat hier door de Commissie zeer eigen machtig gehandeld is. De Voorzitter wenscht alleen van den Raad te vernemen, of hij die handeling goedkeurt, n.l. de benoeming van een secre taris, wijl art. 40, ’t recht geeft in deze hulp iu te roepen van het seqretariepersoneel. ’t Crediet van f 100'werd z. h. st. verleend. In een volgende vergadering wil de Voor- zitterden Raad laten uitmaken, of de Commissie de macht had, een Secretaris voor schrijf werk te engageeren. Van den heer Blok was een schrijven ingekomen, dat hij bedankte als lid van de Commissie der Gemeentereini- ging, wijl hij niet de verantwoordelijkheid op zich wou nemen, de Gemeente voor een som van f 2500 tot f 5000 te benadeelen. In een vroegere vergadering bad n.l. de heer De Wolf beweerd, dat, als hij in de bewuste commissie zat, de begroeting voor de G. R. misschien wel 2500 tot 5000 lager zou kunnen worden geraamd. De Raad besloot met 10 stemmen, dat de reden van aftreding niet gegrond was, waar door ’t bedanken als niet gedaan kon worden beschouwd. Besloten werd tot verbouwing 2 en 3, in zooverre voldaan. In een buiten zijn wil, zien we Chanteloup’s toestel kantelen, om en om, vallen in een steile vol piqué. Angstig om aan te zien, te gevaarlijker, omdat de wind zoo krachtig is. Maar ziet, op 150 a 200 M. hoogte, redresseert de handige aviateur zijn toestel, zijn motor kreunt en zwoegt, trekt op vol aantal toeren. Dan ligt hij weer recht, schiet met dwaas- lijkende snelheid voort als een luchtgeest, ijlt over de boomen, keert dan, in 't gezicht nog, ineens met een sierlijken, korten, heel steden draai. Dan is het stil. Geen motorgesnor meer. Angstig blikken wij omhoog naar de Caudron die haast onbeweeglijk staat tegen dien strengen wind. Langzaam draait nog de schroef. Dan draait het vliegtuig zelve en, elegant, planeert omlaag, schuinweg, over de hoofden der toeschouwers, glijdt neer, zacht, zonder schokken, op den grasbodem daar beneden. Haast onmerkbaar glijdt de biplan nog' even door... dan snort de motor weer volle kracht. Zal hij weer opstijgen Maar neen, de mecano grijpt een vleugel- punt en houdt die stevig. En daaromheen zwaait de motor het toestel zoodat het met den kop naar ons is toegewend. En over het veld snort thans het ding als een auto, maar heel langzaam, voorgetrokken door de kracht van den motor. Bij het paddock dezelfde manoeuvre en het toestel staat weer recht. Rust, voor den vliegman en voor schouwers. Eventjes lekker weer uitstrekken, die stijf is geworden onophoudelijk naar boven zien. De tweede vlucht. Chanteloup zat weer in zijn machine, de motor trok weer en op een handopsteken van den vlieger lieten de helpers weer los, suisde de machine weer tegen den wind in, omhoog. Met een grooten sprong. Hoe heerlijk mooi leek dat tegen den zacht-rooden achtergrond, ’t Was als een sprookje. Snel steeg Chante loup, heel snel, hooger en hoogermet altijd elegante bewegingen, als ’t ware negeerend den straffen wind. Dan op 500 a 600 M. hoogte zien we plotseling de machine kantelen, dan kijken we tegen den bovenkant der vleugels. Met angst-oogen zien de menschen opwaarts, dat wonder aan. En een paar malen na elkaar buitelt Chanteloup over den kop, driemaal of viermaal, we weten het niet. Maar ’t was //afgrijselijk mooi”. Maar voordat we tijd hadden daarover verder een woord te wisselen, gleed de wondervogel al weer zacbtkens over onze hoofden en streek zacbtkens neer, nu definitief. Het publiek, enthousiast, juichte den aviateur langdurig toe. Alg. H. Weer wat anders. Sneek is thans ook een dreigbriefschrijver rijk. Hij had er zooveel van gelezen in de bekende detective-romans, dat ze hem tot navolging prikkelden. Hij koos zijn buurman, den heer P. de Jong aan de Geeuwkade, tot slachtoffer. Als deze niet op een bepaald uur ’s avonds f 100 a f 150 op zijn stoep neer legde, dan zouden er erger dingen gebeuren. Inbraak... misschien wel brand. De heer De Jong, niet erg vereerd met zoo’n epistel, ging de politie waarschuwen. En reeds Vrijdagavond had zich een agent opgesteld, om den dader te kunnen ontdekken. Toen was het mis. Maar Zaterdagavond nam men een list te baat en... de handige baas werd gesnapt. Men schoof onder de deur door een enve loppe met waardeloozen inhoud. De begeerige verscheen, zag greep en ver dween. Maar de politie, thans twee man sterk, zette hem na en kreeg hem te pakken. Men had den 17-jarigen stucadoor G. S. in handen. Een verhoor werd hem afge nomen, een nacht borg men hem op, en ’s Zondags werd hij weer vrijgelaten. Maar de zaak is hiermee nog niet kanter is procesverbaal opgemaakt. Wanneer zal men eens die detective-ver halen opruimen, waaraan al zoovele jongens zich een ongeluk hebben gelezen Daar zijn zooveel goede boeken voor be trekkelijk weinig geld te verkrijgen. Waar om dan altijd dat «hersen vergift” dat voor een prikje wordt aangeboden, voor uw kin deren gekocht, of toegelaten, dat zij ze lezen. Ouders en knapen, laat u door dit geval nu toch eens waarschuwen. De rekening van ’t O.B. Weeshuis, dienst 1914, werd in ontvang en uitgaaf goed gekeurd tot een bedrag van f 92223,07. Wegens afwezigheid (reeds genoemd) van den heer Westra, kon de volgende motie van den heer R. 8. H. Visser niet behandeld worden De Raad der gemeente Sneek gehoord de gehouden discussie betreffende volgnummers 123 en 137, begrooting dienst 1914; keurt af de autocratische handelwijze in dezen van den heer Westra, wethouder en tevens Voorzitter der Raadscommissie voor straten en wallen. En gaat over tot de orde van den dag. ’t Speet den heer Visser niet, dat deze motie door hem was ingediend maar aangezien hij door eenige heeren was verzocht deze kwestie van de baan te schuiven aangezien hij zich niet door politieke drijfveeren had laten lijmen; aangezien uit de ter visie ge legen stukken is gebleken, dat de heer Westra toch heeft vergaderd, trok hij de motie in. Chanteloup te Amsterdam. De groote /trek” was Zondag naar de Meer! Langs alle toegangswegen trokken honderden en duizenden van binnen, zoodat daar reeds groote drukte heerschte. Maar op het terrein zelf merkte men van al die drukte maar heel weinig. Evenals Zater dag kwamen er zoo weinig menschen, dat de tribunes zoo goed als leeg bleven en het pad dock slechts luttele betalende menschen telde. De populaire rang was dicht bezet maar dat kon toch op geen stukken na goed maken, wat op de hooge rangen ontbrak. Ook in den namiddag kwamen er slechts weinig menschen opzetten, zoodat deze tweedaagsche demonstratie zeker een financieele mislukking is geweest. Tegen drieën, zette Chanteloup zijn valhoed op, trok z’n grijze trui aan, keek nog eens even alles na en liet toen het toestel naar buiten brengen. De menigte aan beweging bemerkt, te oordeelen naar een dof gedreun, later aangroeiend tot een uit verre verte komend gejuich. Even duurde dit maar, toen stapte Chan teloup in zijn machine, bond zich vast, gaf contact en een oogenblik daarna snorde de caudron weg, recht tegen den nog steeds zeer stevigen wind in omhoog! Wat schudde het toestel. Hoe goed kon men zien dat de wind pogingen deed om het uit zijn normalen stand neer te smakken! Maar hoe kranig ook weerstond het vliegtuig al die aanvallen. Wat sierlijk, zoo echt zonder eenige gevaargedachte bij het publiek te ver oorzaken, doorkliefde de wonder-vogel het luchtruim. De wolken joegen snel voort, je zag Chanteloup nu eens er onder, dan weer er boven, als speelde hij kiekeboe daar boven. Ver, heel ver nog hoorde men het gesnor van de Gnome die heel regelmatig trok nu 1 Hooger en hooger ging het in vrooüjke vlucht opwaarts. Hoe bewonderden wij dien kleinen moedigen man, haast jongen nog, die met een glimlach op de lippen omhoog vliegt, als een adelaar! Iedere beweging volgen we met belang stelling, want ieder oogenblik kan komen iets van het gevaarvolle programma van den vlieger. En ‘t komt. Heel onverwachts, als De Engelschen en Duitschers strijden er over, wie het meest dagelijks een bad nemen. De Duitschers verwijten de Engelschen, dat zij wel veel met water plassen doch zich niet geregeld in een vol bad met zeep was- schen. En omgekeerd betoogen de Engelschen, dat wie niet geregeld eiken dag zich onder dompelt, geen frisch mensch is. Wij hebben gezien, dat vermoedelijk zelfs de welgestelde Nederlander gemiddeld niet meer dan 6 maal per jaar zulk een onder dompeling neemt. Doch ook op heel veel andere punten ontmoeten wij dien Neder- landschen af keer van water. Een bouwheer vertelde ons onlangs, dat van de 15 groote huizen, die hij met bad kamer had laten bouwen, slechts in één die badkamer als zoodanig werd gebruikt. De andere huisgezinnen beschouwden deze kamer als overbodig. Stel daartegenover nu in vele groote Duitsche gemeenten de gewoonte om een woning met ingerichte badkamer en al te verhuren. De verhalen van menschen, die nooit of bijna nooit baden, ten onzent zijn legio. Vraagt men de medici hoe het met de lichaamsreinheid hunner patiënten staat, dan krijgt men steeds het zelfde stereo type antwoord. De toestand is inderdaad buitengewoon erg en het wordt hoog tijd, dat er iemand opstaat die met goede kennis van zaken onzen land- genooten eens voorhoudt wat een schrikkelijke vuilpoezen met permissie zij zijn. Intusschen niet alleen wat het binnen bad aangaat, bestaat die watervrees, doch ook voor de buitenbaden. Ons volk heeftge zien de groote hoeveelheid frisch water waar over wij beschikken opmerkelijk weinig behoefte om des zomers te genieten van het verkwikkende buitenbad. Er zijn in sommige deelen van ons land ongetwijfeld vrij wat menschen, die zwemmen kunnen. Maar toeh is het aantal niet- zwemmers nog veel te groot en blijkt zoo heel weinig van een behoefte aan een frisch buitenbad bij de groote menigte. Op dit punt geeft Duitschland merkwaardig voorbeeld. De vrije baden hebben daar enormen aftrek. Sedert een verstandig districtsbestuur in de buurt van Berlijn den oever van een meer heeft laten inrichten voor badgelegenheid, stroomt het erheen en nemen die gelegenheden voortdurend in grootte en aantal toe. In Nederland niets van dien aard. Van de behoefte aan iets dergelijks blijkt zelfs in de nabijheid van onze grootste steden heel weinig. Trouwens wie oogen heeft om op te merken, heeft altijd kunnen zien, dat er ook in de nabijheid van zeer sterk bevolkte steden in Nederland des zomers veel minder gebaad wordt dan in veel streken van het buitenland. Het is waar hier en elders mag het niet. Doch als men dan gezien heeft, hoe in het land van den almachtigen gendarm deze een of zoo noodig twee oogen dicht doet om niet te zien, wat hij zou moeten afkeuren, dan begrijpt men, dat hier den Nederlander iets verboden wordt wat hij over het geheel gaarne nalaat, dat hij hier dus niet de minste neiging bespeurt om juist datgene te doen, wat hem verboden wordt. Uit een en ander zouden wij de conclusie willen trekken, dat het niet alleen een zekere neiging tot onreinheid is, die de Nederlandsche watervrees in het leven heeft geroepen, maar wel degelijk ook het ontbreken van de be hoefte om zich op te frisschen, om de ver kwikking van het bad in warme dagen te genieten. En dat schijnt ons zóó merkwaardig, dat wij de vraag zouden willen stellen of daar voor een verklaring is te vinden. Hoe komt het, dat wij, Nederlanders, die zoo ongewoon veel water tot onze dispositie hebben, daarvan zoo ongewoon weinig voor onze reinheid en gezondheid gebruiken Is er voor deze watervrees een reden Wij hebben de vraag wel eens bevestigend hooren beantwoorden. Wij hebben wel eens hooren betoogen, dat de vochtigheid van onze atmospheer oorzaak is, dat wij niet zooveel behoefte hebben aan water. In allen ernst hebben wij wel eens hooren uiteenzetten, dat het geregeld baden en wasschen in Nederland niet zoo gewenscht ia uit een hygiënisch oog punt als in droger en hooger gelegen landen. Zijn dat paradoxen of kan daarin een gezonde waarheid zijn? Ziedaar een vraag, waarop wij een antwoord wel van noode hebben. Het is een hygiëni sche kwestie van groot belang. Want zou deze vraag moeten beantwoord worden in dien zin, dat voor Nederland op dit punt geen andere regels gelden dan voor alle andere landen, dan is het toch hoog tijd, dat de zaak eens krachtig aangepakt wordt. Met enkele duizenden guldens zal het mogelijk zijn het verschil in reinheid tusschen de Nederlanders en deomringende volkeren behoor lijk in beeld te brengen. De propaganda voor zwemmen en baden behoeft ook zoo heel veel niet te kosten en het water hebben wij over het geheel in voldoende hoeveelheid. Want het is toch zeker in het belang van de volksgezondheid, dat men waschgewoonten in het leven roept, dat men den menschen leert van hoeveel belang voor onze algemeene gezondheid de goede verzorging van de huid is, wat een goede sport zwemmen is, hoe noodzakelijk het is ter voorkoming van onge lukken, dat iedereen zwemmen kan, hoe ge zond het zwemmen dan ook is om het lichaam te harden en de zenuwen normaal te houden. Schoolbaden kunnen in deze richting zeker veel goeds doen. Doch men verwachte niet alles daarvan, zoolang vaststaat, dat er onder de gegoede Nederlanders zoo’n over-, over- groote meerderheid is, welke geregeld zou kunnen baden en het toch uit lauwheid, uit gemis aan reinheidszin, uit domheid niet doet. Het is met name niet voldoende de gelegen heid te geven, die immers de meer welge- stelden over het geheel hebben, het is ook nog noodig door een onvermoeide propaganda en door de waarheid in beeld te brengen de watervrees op dit punt te doen overgaan in waterliefde. Pr. Gr. Bolswardsche Courant M I I *1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1913 | | pagina 1