Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
VANHOUTEN’S
1914.
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 12.
Zondag 8 Februari.
BIOSCOOP-LAND.
fut cU J-
fenmvanut 5^
Ingezonden.
VOOR
Afzonderlijke
n
De
door gestadigen
cht.
’ard.
den
naai
ort:
hel
de
len,
oor
en
is.
tar
ige-
cht.
ung
zijn
ïl...
n
k
e
e
ie
•n
n.
efs
)or
len
der
nrt
.pt,
de
:ht.
reg
ide
de
ind
igt.
lie-
alte
P-
;n
in
m
om zijne
daarover
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgena
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad it telefonisch aangesloten onder No. 4.
i de door-endoor
en de recht-door-
Tegelijk met het type en zijn attri-
de ouderwetsche moraal
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Mijnheer de Redacteur!
In het laatst verschenen nummer uwer
Courant komt voor een artikel van den heer
Knoppers te Alkmaar, get. ^Betalen zonder
8eld”‘
Het is niet mijne bedoeling, omtrent het
geen daar gezegd wordt in een uitvoerige
beschouwing te treden, maar U zult mij wel
willen toestaan naar aanleiding van dat artikel
enkele opmerkingen te maken en enkele toe
voegingen te doen, welke de schrijver zeer
zeker verzuimd heeft mede te deelen.
leven. Daarom moesten zij terug naar het
plankenland en ’t romanland van weleer om
zich te voorzien van al de als verouderde en
belachelijke gedragingen verworpen middelen,
die daar indertijd ook gebruikt werden als
daar zijn: rollende oogen, omgekrulde lippen,
peinzende gelaatstrekken, smartelijk vertrokken
monden, gezwollen borsten, fier opgerichte
houdingen, nadenkende fronsingen der wenk-
brouwen, ten hemel gehevene handen, bewolkte
voorhoofden, deemoedige buigingen.
In beschaafd planken-land en in beschaafd
romanland hadden de bewoners, er rekening
mede houdend, dat degenen die het diepst
gevoel bezitten, daarvan ongaarne uiterlijk
getuigen, langzamerhand bet diep-innerlijke
leeren uiten door slechts enkele woorden. De
hoogste kunst was daar geworden met een
voudige middelen veel uitdrukken. Wat tus-
echen de regels gelezen kon worden, wat
vermoed kan worden, wat slechts aangeduid
werd, werd het hoogste geschat. Ook had
men, in 't leven ervaren hebbende, dat de
menschen niet in twee soorten waren te onder
scheiden, doch dat elk mensch in zich een
zeker aantal goede en kwade eigenschappen
vereenigt, afstand gedaan van de standaard
typen, van den père noble de heldin, den
marqué, de zzkomische alte”, doch meer het
algemeen mensthelijke type, geschakeerd en
gegradueerd naar de omstandigheden, gescha
pen Bioscoop-land kon deze inwoners niet
binnen zijn grenzen dulden. Daar was slechts
plaats voor het grove effect, voor de #actie”,
voor dengeen, die handelt. En zoo kwamen
ze dan weer te voorschijn, de held, de laf
aard, de volkomen goede mensch en de mis
dadiger, de overspelige en
fatsoenlijke, de intrigant
zeeïge.
buten kwam ook
terug.
In Bioscoop-land de deugd altoos beloond
en de ondeugd bestraft, nadat de deugd eerst
zooveel geleden heeft, dat de belooning, hoe
groot ook, maar minnetjes lijkt en de ondeugd
medelijden inboezemt van het begin af aan,
daar men immers onmiddellijk weet, dat, hoe
weloverlegd de ondeugd ook handelt, hoe
on vergeeflijk dom de deugd moge zijn, ten
slotte toch de ondeugd een rampzalig einde
is beschoren. Terwijl nu voor de tragische
zijde van ’t leven en bedrijf van den homo
bioscopus weinig nieuwe figuren behoefden
te worden geschapen, had de keizer van
bioscoop-land veel moeite om voor de z.g.
humoristorische provinciën een voldoende be
volking te vinden. De humor in beschaafd
planken- en boekenland was langzamerhand
iets zéér verfijnds geworden. Iets van een
enkel woord, van een schijnbaar onopzettelijke
situatie; één korte opmerking was voldoende
om een humoristisch accent te verkrijgen.
Het publiek voor plankenland en boekenland
was geenszins goedlachs. Het schaamde zich
een beetje voor den lach in deze wereld van
noodlot en twijfel. De vroolijke figuur was
eigenlijk de meest tragische figuur geworden.
En vooral het lachwekkende gebaar geheel
afgeschaft. DeZvroegere nar had als uiterlijk
lachwekkend attribuut een bult van achteren
en een bult van voren gedragen. Maar die
tijden waren allang voorbij.
Lichamelijke dingen vond men als humo
ristische onderwerpen volkomen onbelangrijk
hoogstens waren ze als afwijkingen mede-
lijdenswaard voor zooverre ze niet juist bewijzen
van een superieuren geest en ziel waren ge
bleken. Want men had ontdekt, dat ook hier
de schepping, als bijna altoos, onvolmaakt
was. Zij gaf maar zelden een mensch alle
eigenschappen in gelijke uitnemende mate.
Zij maakte den nachtegaal grauw, gaf den
prachtigen pauw een leelijk geluid en grove
pooten. De keizer van zz Bioscopia” wist er
raad op. Hij herstelde den j/humor” van
weleer, den humor van de middeleeuwsche
jaarmarkt. En als buitengewoon ^grappige”
verschijningen deed hij zijn rijk weer be
volken door de zzde oude vrijster”, den ^dikke”
man, de helleveeg, den zzJan de wasscher”,
den korendrager, den minnaar van de getrouwde
vrouw, de sentimenteel verliefde.
Echter éétr figuur van de kermis verhief
de keizer van Bioscopia tot de verpersoon
lijking van den bioscoop-humor... dat was de
hardlooper. De hardlooper en de hardloopster
werden verhonderdvoudigd. Niets is er in
Bioscopia grappiger dan hardloopende biosco-
piërs. In Bioscopia is elkeen, die aanspraak
den toeschouwer op humoristisch wil maken, gedoemd tot
hardloopen. En hoe hardloopen! En op
welke wijze hardloopen! Zoo hardloopen als
in Bioscopia is nooit te voren aanschouwd.
Het begint altoos met één. Maar dat is
slechts het allereerste begin. Zoodra er één
in bioscoop-land aan ’t hardloopen gaat, volgt
hem dadelijk een tweede. Achter den tweede
een derde. Achter den derde een vierde.
Achter den vierde een vijfde. Zij loopen
langs straten en wegen, langs kaden en grach
ten, over veld en weide, door woud en beemd.
Is een bewoner van Bioscopia eens aan het
hardloopen, dan komt er geen einde aan...
Hij kent geen hinderpalen. Hij springt over
kinderwagens, die hij, omver loopt, dadelijk
gevolgd door de kinderjuf met het kind;
daarna tegen een banketbakkersjongen, die
een doos met taarten laat vallen, die opbeurt
en hem volgt; aan de beurt komt de man
met den ladder; de schoorsteenveger; de met
selaar; de venter; de karreman; de dandy;
de ouwe heer; de vischvrouw; de kellner; de
diender en... ten laatste loopt dan de heele
straatbevolking van Bioscopia in een ren
achter den eersten aarts-grappenmaker, die
steevast zijn laatste heil zoekt door een sprong
in een gracht, een plas, een poel, gevolgd
door de geheele hardloopende suite, die óók
in het water moet terecht komen... dan wordt
de eerste groote zzhumorist” gepakt, krijgt
een flink pak slaag en flip... de grap is niet
uit maar de film is afgerold en het licht in
de zaal gaat op! En iedereen ziet rond en
verwondert zich er over, dat hij over die
hardlooperij zoo heeft kunnen lachen... Alleen
de keizer van Bioscopia verwondert zich niet...
hij weet wel dat de psyche van den moder
nen humor de snelheid is... De hardlooper, de
man die haast heeft,dat is dewareridiculefiguur.
Er is schier geen ondeugd en geen onge
luk, welke niet door haast veroorzaakt worden.
Onze krankzinnigengestichten zitten vol met
lieden, die ondergegaan zijn door haast. Onze
gevangenissen zijn gevuld met lieden, die het
geduld hebben gemist om door gestadigen
arbeid tot welvaart te komen... De hardlooper
is de groote tragi komische figuur van deze
tijden... hij heeft spoorweg, telegraaf en tele
foon aangelegd; hij heeft bergen doortunneld
en werelddeelen door kanalen gescheiden...
hij heeft haast, haast, haast om er te komen
en zoo groot is zijn snelheid dat hij al wat
werkelijk het leven waarde verleent, in een
razenden ren overspringt om... in een poel
te belanden en met een pak slaag jammerlijk
te gronde te gaan... De hardlooper is de ware
nar van den keizer van Bioscopia....
Wij lezen in de Pr. Gr. Ct. van de hand
van den schrijver, zich noemende Silvius, een
aardig artikel over de bioscoop. Wij laten
het hieronder volgen.
Hoe snel leven wij! Opeens, biunen het
korte tijdsbestek van vijfjaren, heeft de wereld
een nieuw vermaak gekregen. De wereld.
Want het schijnt wel, dat alleen de Dread
noughts de speciale eigendommen der natie’s
blijven al het andere is of wordt inter
nationaal. Het nieuwe vermaak is echter in
ternationaal bij uitnemendheid. Het is zoo
nieuw, dat de regeeringen er nog geheel vreemd
tegenover staan en de menschheid eigenlijk
nog niet goed weet of zij met het nieuwe
vermaak een schrede voorwaarts of een schrede
terug op het pad der beschaving heeft gedaan.
Het verbod-zieke Pruisen stelde het nieuwe
vermaak dadelijk onder zijn strengste wetten.
Het libertijnsche Frankrijk gaf het de meest
groote vrijheid. Frankrijk slaagde er in, d oor
het genie dat het Fransche volk eigen is, het
nieuwe vermaak tot een industrie te maken,
die het land jaarlijks millioenen inbrengt.
Pruisen, ondanks den druk, wist zich de tweede
plaats te verzekeren. Maar terwijl men te
Parijs-gelegenheid heeft om de uitspattingen
van den bioscoop in zijn schrilste vormen te
zien, het er een bron van volksverderf is
geworden, heeft men te Berlijn tenminste de
ergste misbruiken tegengegaan.
Wij spreken over bioscoop land. Bioscoop-
land is een geheel afzonderlijk en toch inter
nationaal rijk. Dit land van vermaak heeft
een geheel eigen bevolking met geheel eigen
gewoonten en gebruiken. Het algemeen-men-
schelijke is aan alle bioscoop-wezens eigen.
Maar daarnevens bezit elk bioscoop-rijk weder
al naar de naties waar bet uit stamt, eigen
gebruiken en gewoonten. Juist zooals op
»Planken-land” en in »Roman- land” de wezens,
die menschen heeten te verbeelden en mensche-
Jijke lotgevallen heeten te ondergaan, er geheel
eigenaardige gewoonten en vaardigheden op
plegen na te houden, zoo is ook de bioscoop-
mensch een geheel afzonderlijk genre.
Een roman-mensch heeft zich gevoegd naar
de moeielijke omstandigheid, dat hij zich in
hoogstens twee deelen van een boek volkomen
heeft uit te leven.
De plankenland-mensch, de tooneelstuk-
mensch, heeft zich moeten voegen naar de
omstandigheid, dat hij tusschen geverfde cou
lissen het korte bestaan van één enkelen avond
had te laven en toch een heel menschenlot
zichtbaar had door te maken. Hij zag er
daarom zoo noodig niet tegenop om doodelijk
gewond door het zwaard zijns tegenstanders,
het hoogste lied uit te zingen in wat dan een
prachtige stervens-scène werd geheeten. Maar
de bioscoopmensch de homo bioscopus
werd nog voor geheel andere moeielijkheden
gesteld. Zijn zéér moderne psyche bestond
hoofdzakelijk uit snelheid. Hij was het kind
van de moment-phntografie en zijn psyche
moest ten duidelijkste ziju samenhang met de
snelheid des lichts aantoonen.
Homo bioscopus is in alles vlug. Hij moet
als het héél lang duurt binnen het half uur
de meest schokkende gebeurtenissen ver-aan-
schouwelijken. Daarbij moet hij dat alles alleen
en uitsluitend door het gebaar en de beweging
doen. Want homo-bioscopus is met stomheid
geslagen. De opera-held kon vrijelijk tot zelfs
in zijn stervensstonde een groote keel opzetten.
Ja, men vergaf hem actie en houterig gebaar,
als hij maar flink geluid wist te geven. Maar
de bioscoop-held of bioscoop heldin moesten
afstand doen van 't eerste en meesf beproefde
middel om uiting te geven aan zijn gevoelens.
Zoolang hadden alle lieden van slechten smaak
gejammerd om veel zzactie” op het tooneel.
De bioscoop bracht hun volkomen voldoening.
Alle bewoners van bioscoop-land zijn met
stomheid geslagen. Eindelijk dan was men
bevrijd van den dichter, van dien zeer on-
heuschen tooneel-tyran, die den vermaak-
zoekenden mensch uit het publiek dwong tot
luisteren, nadenken en begrijpen. In bioscoop-
land heeft men geen tijd voor dergelijke het
ware pleizier en de werkelijke vroolijke af
leiding bedervende bezigheden. Men heeft dat
daar vervangen door het geluid zonder logischen
zin, dat muziek heet. Het woord is vervangen
door de wijze; de gedachte door de actie.
De bewoners van bioscoopland hebben alle
snelle, drukke bewegingen. Zij weten, dat zij
alleen voor het oog van
Hij geeft den raad om zijn gelden naar een
spaarbank te brengen. Zeer goed en zeer aan
bevelenswaard, maar ik vrees, dat het nog vele
jaren zal duren, voordat in de kleine plaatsen
een spaarbank het zal aandurven een cheque-
of giroverkeer te openen. Het zal ieder wel
duidelijk zijn, dat hieraan een zeer uitgebreide
administratie verbonden is, terwijl ter voor
koming van rente-verlies zoo’n instelling alle
dagen geopend zou moeten zijn. In grootere
plaatsen als Rotterdam kan dit, maar heeft
het nog lang geduurd voor men na rijp be
raad er toe overging, de gelegenheid van
cheque en giroverkeer voor de inleggers te
openen.
Neen, zal het geheel goed zijn, dan diende
de Rijkspostspaarbank de gelegenheid voor
cheque- en giroverkeer open te stellen.
Maar zoolang dit nog niet in orde is, be
hoeft men immers niet verlegen te zijn.
Bij elke Bankinstelling kan men dezelfde
voordeelen genieten.
Wanneer men zijn geld brengt bij een
bankinstelling, kan men ontvangen een
chequeboekje en over zijn te goed bij ge
deelten beschikken. Het is volstrekt niet’
noodig dat men persoonlijk een cheque gaat
inwisselen. Heeft men b. v. te betalen zijn
rekeningen voor kleermaker of slager of wien
ook, men schrijft voor het bedrag der rekening
een cheque en betaalt daarmede. De kleer
maker enz. gaat met de cheque naar de Bank
en ontvangt de gelden, of, indien hij ook in
rekening staat bij diezelfde Bank, geeft hij
de cheque daaraf, welke dan op zijn rekening
wordt geboekt.
Nog gemakkelijker. Men staat in rekening
bij een Bank en er wordt een wissel of
kwitantie aangeboden. Men schrijft op den
wissel of kwitantie b.v. „betaalbaar bij..., en
de looper gaat naar de Bank en ontvangt
daar de gelden.
Ziet mijnheer de Redacteur, dit is in
het kort vrijwel hetzelfde idéé, alleen men
kan geen overboekingen doen naar alle plaatsen
in het land, zooals dat bij de Rijkspostspaar
bank wel het geval zou zijn. Maar ook dit
bezwaar is vrijwel te ondervangen. Ik ben er
zeker van dat als men ter betaling van een
rekening een cheque gaat zenden naar b.v.
Amsterdam, op een der beide Banken hier ter
stede, elke Bank aldaar deze in betaling zal
nemen.
Zooals U ziet, de gelegenheid
gelden tegen rente uit te zetten en
per cheque te beschikken bestaat en wordt
hiervan ook reeds druk gebruik gemaakt. Het
zou nog hee] anders kunnen zijn, maar dat
dit niet zoo is, ligt m.i. meer bij het publiek
dan bij de Banken. Het publiek is tegenover
de Banken te wantrouwend, wat werkelijk
niet behoeft. De meeste Bankinstellingen pu-
bliceeren hun kapitaal en reserves en van de
meeste kan men vrijwel met zekerheid zeggen
of zij al of niet vertrouwd zijn. Waar bijkomt
dat cheque- en girorekeningen meestal in
kleine bedragen worden gehouden, zoodat het
risico, zoo dit al bestond, nooit groot zou zijn.
U dankend voor de opname,
Hoogachtend,
Uw Dnn,
D.
Bolswardsche Courant
t.
n
Ie
o.
RONA Cacao