lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1914.
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 17.
Donderdag 26 Februari.
S. D. A. P.
VOOR
Bolswardsche Courant
Afzonderlijke
noodig
y
in welk
de
1
1
1
1
1
1
1
1
u
u
u
u
H
n
n
10.
28.
27.
22.50
11.
54.
21.7
38.
Frankrijk
Duitschland
Italië
Oostenrijk-Hongarije
Noorwegen
Spanje
Portugal
ons landje
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
van verbeteringen voorgestaan,
dien kant wil men de arbeiders
met geringe hervormingen,
bijv, met levenslange
maar dat is niet voldoende.
De denkende arbeiders laten zich niet af
schepen met een schijntje. Ook van de
regeering, die thans aan ’t bewind is, is nog
gevaar te duchten. Minister Treub wil aan
art. 369 der aangenomen ouderdomsrente een
uitbreiding geven, maar door de bepaling dat
de 70 jarigen van hun 65e tot hun 70e jaar
geen onderstand mogen hebben genoten maakt
hij al weer dat velen worden uitgezonderd en
juist zij, die het het meest noodig hebben.
De arbeiders moeten dan ook op de bres
staan, om die uitzondering te voorkomen.
Wij sociaal-democraten, zegt Spr. stuiten
bij die verbeteringen steeds op een groote
mate van onwil. Men voegt ons wel toe
„er is geen geld voor die dingen”, doch de
verklaring hoe dat komt is gemakkelijk te
geven. Aan militairistische doeleinden wordt
te veel geofferd. De maatschappij is hoe
langer hoe realistischer geworden. De Staten
dingen tegen elkaar op, wie ’t meeste voor
leger en vloot en oorlogstuigen zal besteden
en dat is de reden, dat er voor hervormingen
geen geld is. Het is dus onwil en voor ’n deel
daardoor ook onmacht om veel te besteden
voor sociale verbeteringen. Wij hebben al
reeds eenige wetten, maar meest wetten op
papier. £qo de woningwet. De uitvoering er
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
ze medestrijden
van kost geld. Er worden in die wet goede
dingen voorgestaan, maar de uitvoering laat
op zich wachten. De woorden en de daden
der regeeringen komen daarbij eigenlijk in
botsing.
Spr. heeft vernomen dat ook hier ter stede
een actie is opgezet voor gemeentelijke
woningbouw. De strijd voor een goede volks
huisvesting komt eigenlijk in alle plaatsen
voor, en de strijd is steeds tusschen het par
ticulier belang van de huis- en grondeigenaren
tegenover het algemeen belang. Hoe de be
volking in Nederland woont is eenigszins
aangetoond door de laatste volkstelling, die
van 1909. Daarbij is gebleken dat 19 pCt.
der menschen in éénkamerwoningen verblijft,
en 29 pCt, in tweekamerwoningen dat is dus
naar verhouding van het geheel gemiddeld
15 en 28 pCt. derhalve 43 pCt. der bevol
king woont onvoldoende, hygiënisch en moreel
onvoldoende. De woningwet geeft gelegen
heid om de krotten aan den kant te krijgen
en door voorschotten van rijksgeld kunnen
de gemeenten en ook vereenigingen gaan
bouwen. Maar Spr. toont aan hoe in Amster
dam altoos hevig verzet komt van de huisjes
melkers, als er verbetering wordt voorgestaan,
en zoo zal het ook elders zijn. Voor wonin
gen is geen grond te krijgen, de materialen
zijn te duur, wat gebouwd wordt is voor de
armen te duur, en vooral voor groote gezin
nen is in Amsterdam geen goede woning te
krijgen, de krotten blijven daardoor nog veel
te veel in gebruik. Spreker beveelt de hoor
ders aan om te bewerken dat de gemeente
zelf zal bouwenis er geen grond, dan maar
onteigenenvoor de armsten moeten ook
goede woningen komen dat is het volksbelang.
Die richting moet men opstuwen.
Dat het argument„er is geen geld” voort
spruit uit te veel uitgaven voor het militai-
risme kan met cijfers aangetoond worden. Spr.
heeft een boek van een professor uit Weenen,
die eens in verschillende landen naging wat
er besteed werd aan sociale doeleinden en aan het
men moet versteld staan, hoe
voor beschavingshervormingen en
eenen kant en de protaliseering van de bevolking
aan de andere zijde wijzen er op dat de
middenmassa allengs wordt uitgeschakeld. In
alle landen, waar ’t kapitalisme zich ont
wikkelt is dat verschijnsel waar te nemen,
en ook in ons land, ja zelfs in elke plaats is
het te zien. Overal waar industrie komt,
moeten meer arbeiders zijn, de bevolking
neemt er toe. Het proletariaat dat zijn de
arbeiders in uitgebreiden zin, dus allen die
werken in dienst van anderen, ook onder
wijzers en ambtenaartjes behooren er dan toe,
neemt in aantal snel toe en de bezittende
klasse wordt in aantal en nog meer in ver
houding kleiner.
De proletariër moet zijn eenig bezit, zijn
werkkracht verkoopen voor loon. Hij is
gedwongen om de arbeidsvoorwaarden aan te
nemen of de honger staat voor de deur. De
arbeidende klas is dus afhankelijk van de
bezittende klasse, dus de eerste is onder
geschikt, er ontstaat een dwangverhouding,
en de proletariër heeft maar enkele middelen
om die dwangverhouding te bestrijden. Die
economische verdrukking eenerzijds en de
economische afhankelijkheid anderzijds maakt
dat er twee partijen principieel tegenover
elkander staan, de klasse der bezitters die den
toestand wil bestendigen en de groote massa
der proletariërs, die geen belang heeft bij het
voortbestaan dezer kapitalistische maatschappij,
integendeel, de laatste klasse wil door
organisatie deze maatschappelijke verhouding
opbeffen, want haar levensbestaan is er mee
gemoeid.
Met feiten en cijfers is aan te toonen, dat
de practijk onze theorie bevestigt, zegt Spr.
In Duitschland waar groot-industrie is ge
vestigd en de statistiek-cijfers nauwkeurig
worden opgemaakt, waren in 1882 in’t klein
bedrijf (van 15 menschen) werkzaam
2.175.857 en in ’t jaar 1895 bedroeg dit
getal 1.989.672 dus een vermindering van
8.6 pCt. in het middenbedrijf (6 tot 50
arbeiders,) werkten in 1882 85000 in 1895
echter reeds 139.549 dus een vermeerdering
van 64 pCt., in ’t grootbedrijf echter (boven
de 50 werklieden) had men in 1882 9481
en in 1895 reeds 17941 dus een stijging
van 89 pCt.
In ons land toont de statistiek der onge
vallenwet ook reeds een gestadige vermeerde
ring aan van het getal werklieden bij de
groot-industrie betrokken, en overal valt
trouwens genoeg waar te nemen dat het klein
bedrijf door de concurrentie in de klem raakt
en hoe langer hoe meer de oppermachtige
positie van het groot-kapitaal in ’t oog springt.
In Duitschland heeft de industrie een
geweldige vlucht genomen. In 1907 was het
getal ondernemers daar 2.727.418 of 11.8 pCt.
’t getal staatsambtenaren bedroeg 1.219.270
of 5.1 pCt. die eigen bestaan hadden, kleine
renteniertjes enz. telden samen 8 pCt. der
bevolking, maar het getal van hen die werk
zaam waren in dienst van anderen was
17.710.780 d.i. 75.1 pGt. Drie vierde der
bevolking moest in 1907 gerekend worden
tot de proletariërs. Bij het is dan ook nog
gerekend het getal kleine renteniertjes, kleine
bazen enz. Het is dus reeds een verdwijnende
minderheid, terwijl hoe langer hoe grooter
wordt het getal die geen belang hebben bij
’t voortbestaan dezer kapitalistische maat
schappij. Uit deze verhoudingen heeft zich
ontwikkeld de klassenstrijd, want die is enkel
gebaseerd op de verhoudingen.
Door de tegenstanders wordt den soc. dik
werf verweten dat zij ontevredenheid kweeken.
Met het „roode spook” worden de Christel,
arbeiders bang gemaakt, en gezegd dat de
soc. de menschen opstoken, om hun zoodoende
hun eigen kacheltje rood te houden. Door de
zoo pas genoemde cijfers wordt echter de
werkelijkheid gegeven, dat voelt men. Doordat
de grond, de arbeidsmiddelen, machines en de
staatsmacht in handen der bezittende klasse
is, wijl dus een klein onderdeel der bevolking
heerscht over de groote massa, dan moet daar
uit wel voortkomen een economische botsing.
De klove tusschen die beide richtingen
wordt dieper, de klassenstrijd ontstaat door
de werkelijkheid. Het mag waar zijn, dat
de soc. sprekers hun mond roeren, dat kunnen
ze gelukkig, maar als er geen reden was tot
ontevredenheid, konden die sprekers geen
ontevredenen maken. Wij, zegt spreker,
brengen de menschen tot nadenken, door dat
nadenken komt een gevoel van onvoldaanheid.
De tegenstanders weten heel goed, dat er wel
redenen tot ontevredenheid zijn, maar zij
als 1 tot 5.
u
H
u
H
V
n
H
V
beschavingsdoelein-
38 guldens weg aan oorlogskosten.
Wanneer we goed zien de beteekenis van
den strijd, en men ziet hoe ’t kapitalistische
stelsel zichzelf al reeds ontbindt, dan begrijpt
men dat de arbeiders zich politiek sterk
moeten maken. De bevordering der soc. her
vorming moet voorop staan, en dan is er
behoefte aan goed onderwijs, betere woningen,
verzekeringstelsels tegen de ergste gevolgen
van het kapitalistische stelsel, dus moet er
komen een goede ziektewet en voorziening bij
invaliditeit, een goede ouderdomsverzekering,
staatspensioen, betere regeling van vrouwen
en kinderarbeid, leerplicht tot het 14e jaar.
Er zijn er genoeg diepgaande en doeltreffende
sociale hervormingen. De bezittende klasse
wil er wel niet goed aan, maar kan er toch
niet aan ontkomen, de drang der tijden eischt
het. Er wordt van de zijde der bezittenden
wel een schijn
en van
tevreden stellen
ouderdomspensioen
premiebetaling,
militairisme, en
de uitgaven
cultuur, daar is het onderwijs ook in be
grepen, tegenover het militairisme staan
in Engeland
n
u
n
e
u
H
u
en in
Tegenover 1 gulden voor
den gaan er
Onze belastingen moeten weer verhoogd worden
is in de Kamer reeds aangekondigd, dat geldt
voor de ouderdomsrente ja, maar ook voor de
verhoogde uitgaven voor het militairisme.
Onze Indische vloot moet ook al een dread
nought hebben, geen peulschilletje want er
gaat 20 a 24 millioen mee heen, en de
militaire wetten, onder het vorige ministerie
aangenomen, vorderen ook hier te lande meer
en gestadige uitbreiding nog. De opdrijving
van het militairisme is een integreerend stuk
van den klassenstrijd. De klassenbewuste
arbeiders strijden voor de stoffelijke en de
geestelijke verbetering des volks. Het is een
strijd voor beschaving en cultuur, doch de
bezittende klasse heeft slechts behoefte aan
een proletariaat dat werkt. Dat is ’t principieel
verschil waar ’t om gaat.
Er moet komen een denkend proletariaat
dat beter woont, beter wordt gevoed en op
hooger geestelijk peil staat. Wij soc. dem.,
zegt spr. speculeeren niet op de domheid
maar op het verstand van de arbeiders. Wij
willen niet volstaan met het „hiernamaals”
maar wij willen het „heden” goed hebben.
In de groote beschavingsbeweging is behoefte
aan sociale hervormingen. De arbeiders ophef;
fen en versterken dat is ons doel.
Wat is eigenlijk de maatschappelijke strijd?
Het is als de opmarsch van een leger door
een ongebaand land. Op den tocht van het
leger moet proviand aangevoerd worden, en
daartoe moeten de sociale hervormingen dienen.
Op den langen weg moet gezorgd worden
voor voedsel, lafenis en dekking, en daarom
zijn er voor de arbeiders de soc. hervormingen,
die zijn noodig voor hun welstand.
Wij soc. zoo besluit spr. mogen de arbeiders
niet afhouden van den strijd. De soc. her
vormingen dienen om de arbeiders geestelijk,
politiek en economisch sterker te maken. Dat
Maandagavond hield de Soc. Dem. Arb.
Partij, afdeeling Bolsward, een openbare ver
gadering in het Onthouders Café „Voorwaarts”.
De opkomst was gering te noemen, ongeveer
een 50 tal mannen en enkele vrouwen waren
tegenwoordig. De voorzitter Oudeboon opende
de vergadering met een woord van welkom
te richten tot de aanwezigen en tot den Spreker
den heer Jos Loopuit van Amsterdam, die
het onderwerp: Sociaal-Democratie en Sociale
hervormingen zal behandelen.
De Spreker heeft zich dezen avond gedacht
als een soort cursusvergadering. De laatste
verkiezingen hebben doen zien dat de invloed
van 't socialisme ook in ons land beduidend is
toegenomen, en dus veler sympathie heeft.
In kalme tijden, wanneer er geen verkiezingen
in aantocht zijn, kan het zijn nut hebben,
de beginselen der sociaal-democratie eens uit
een te zetten. De S. D. A. P. toch is een
partij van beginselen en wijkt dus daarin af
van de andere partijen, dat zij een principi-
eelen strijd voert. De andere partijen bestrij
den elkaar den voorrang maar de S. D. A. P.
bestrijdt ook het stelsel zelf. De clerikalenen
liberalen willen het bewind voeren, zij voeren
oppositie als zij in de minderheid zijn. Dat
hebben wij gezien de vorige periode, toen
rechts regeerde was links in oppositie, nu
links regeert begint rechts weer, en de heer
Regout heeft in de ie kamer dit bewind den
oorlog reeds aangezegd als het de wetten van
Talma niet wil uitvoeren. Daar wordt dus
oppositie gevoerd om het regeeringssysteem,
die beide partijen staan dan ook op kapi-
talistiscben bodem. Al de groepeeringen dier
partijen is het te doen om het behoud van
dat kapitalistische stelsel. Daartegenover staat
de Soc. Dem. partij, een nationale ja inter
nationale partij, die principieel tegenover dat
kapitalistische stelsel staat, en dat kenschetst
die partij als een principieele party.
Spreker wil het hebben over Soc. hervor
mingen en verklaren waarom de S. D. A. P.
naar soc. hervormingen streven en
licht zij de hervormingen, die soms aan
orde komen, beschouwen. Hij wil aantoonen
dat de S. D. A. P. de meest consequente
partij is en van haar de grootste stuwkracht
uitgaat.
Men heeft getracht onderscheid te maken
tusschen soc.-dem. en soc. hervormingen,
vooral om wat na de verkiezingen is voor
gevallen. De samenstelling van een nieuw
ministerie leidde tot eigenaardige toestanden.
Links was overwinnaar en de Concentratie
vond zich niet sterk genoeg om de regeering
te voeren. Dr. Bos, die opdracht had een
ministerie te vormen, deed het aanbod aan de
S. D. A. P. om over een drietal minister
zetels te beschikken. Dat heeft tot zeer
levendige gedachtenwisseling aanleiding ge
geven en op ’t congres te Zwolle werd bet
aanbod van de hand gewezen. Men heeft bij
de tegenstanders toen verkondigd dat de 8. D.
niet met de Liberalen wil meewerken.
Wat is de grond van de zaak De Liberalen
staan evengoed als da Clerikalen op kapi-
talistischen bodem. Het militairisme vraagt
sterke verhooging en daarvoor kan de 8. D. de
verantwoordelijkheid niet mee op zich nemen.
Daartoe is zij nog niet sterk genoeg, doch
om nu te beweren dat de 8. D. de revolutie
wil, is een onwaarheid. De 8. D. wil dit
heerschende kapitalistische stelsel doen ver
dwijnen, maar als zij nu meedoet met de
beginselen van dit kapitalistische systeem, zou
zij eigen beginsel tegenstreven. Uit princi
pieel standpunt wil zij hervormen, en als het
nu waar was dat zij weigerde met de her
vormingen mee te doen zou zij een negatieve
partij zijn. Spreker hoopt aan ’t eind der
vergadering dit nader toe te lichten. Hij wil
eerst de tegenstelling bespreken tusschen het
kapitalistisch stelsel en het soc.-democratische
stelsel, om dan te doen zien dat de 8. D.
juist met kracht najaagt wat zij beoogt.
Deze kapitalistische maatschappij is onder
worpen aan de wet der ontwikkeling. Zij is
ontstaan uit de verwikkeling der vroegere
toestanden en er zijn teekenen dat zij eenmaal
zal hebben afgedaan. Uit de maatschappelijke
feiten valt af te leiden, dat deze maatschappij
reeds bezig is zich te vervormen en in zichzelf de
grondslag legt voor 'n soc. productievorm. Wij
zien al zooveel gebeuren dat als een volkomen
bevestiging dezer meening kan gelden. De
ontwikkeling van ’t groot bedrijf aan den
willen niet dat de arbeiders gaan nadenken.
Door oude en verouderde leuzen wil het
clerikalisme de arbeiders vasthouden, ze niet
veel te laten leeren, verstomping door langen
arbeidsduur, demoralisatie door alcoholisme,
dat hebben ze noodig om de arbeiders te
behouden.
De arbeiders echter moeten helder zien en
nadenken, dan zullen ze medestrijden voor
soc. hervormingen.
De arbeidstijd inkrimpen, ouderdoms- en
ziekteverzekering en voorziening bij invalidi
teit dienen behoorlijk voldoende geregeld te
worden.
Van 1897 af zijn in ons parlement de
soc. de ijverigste voorstanders der sociale
wetten geweest. Minister Talma heeft zelf
erkend, dat de soc. hem hebben geholpen,
zelfs tegen diens eigen partijgenooten in.
Wij, zegt Spr. willen verbeteren in en
buiten de Kamer. Wij willen opheffen de
onrechtvaardigheden, en in plaats van onte
vredenheid te kweeken, willen wij ze juist
wegnemen. Niet ontevreden worden de arbeiders
door ons gemaakt, maar wel wijzer, hun be
wustzijn wordt wakker en dat kunnen de
leiders der tegenpartij niet velen. Nog een
ding waar die heeren het land aan hebben
is, dat wij een wig drijven in hun eigen
partij. Wij graven den politieken grond
onder hun voeten vandaan, dat hebben de
laatste verkiezingen bewezen. Dat erkennen
alle partijen, zelfs de heer Regout heeft het
in de 1ste Kamer erkend. Er zijn schaapjes
afgedwaald, die moeten weer terug gehaald
worden.
In Sneek spreekt morgenavond Mr. Jan
van Best, ’t Spijt Spr. dat hij er niet bij
kan zijn, om de poppen aan het dansen te
maken, maar hij moet in Dordrecht spreken.
De heeren trekken van Zuid naar Noord om,
en dan liefst in gesloten vergaderingen, de
arbeiders weer te vangen.
De soc. voormannen hebben het reeds lang
te voren gezegd, dat het zou gaan, gelijk het
nu reeds begint te gaan, en in den systema-
tischen strijd wenschen wij, zegt Spr. de
organisatie van de proletarische massa tegen
over het kapitalistische stelsel. (Applaus).