Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en WonseradeeL
Donderdag 15 October.
H EX/EA
1914.
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 83.
Antwerpen gevallen
OORLOGSBROOD.
INGEZONDEN.
NEDERL ANDSCHE ANTI-OORLOG RAAD
(Opgericht 8 October 1914).
VOOR
afzonderlijke
a.
b.
van
moderne
d.
e.
gebruikt
sparen,
hadden
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.)
Uit het verslag van de laatst gehouden
vergadering der Bakkersvereeniging alhier,
heeft zeker ieder met vreugde gelezen, dat
er een aangename samenwerking bestaat tus-
schen autoriteiten en deze vereeniging en dat
hare leden door bijzondere welwillendheid
onderling genegen zijn elkander in deze, voor
lun vak zoo lastige dagen, te helpen.
Zoo zal dan straks uitsluitend nog ver-
srijgbaar zijn tarwebrood, gebakken uit half
bloem, half ongebuild tarwemeel. Zonder
twijfel is uit dit mengsel een smakelijk voedsel
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
hebben dezer dagen, telkens als we lazen van
de uitwerking van het heftige vuur van beide
zijden, van de hardnekkige gevechten om de
overgangen van rivieren te forceeren, terwijl
men toen toch al wel kon weten dat Ant
werpen niet te houden was, de aan de Belgen
verleende hulp of te laat kwam óf te gering
was, we hebben telkens als we hoorden van
in brand gevlogen gebouwen, moeten denken
aan de woorden van den generaal jhr. van
der Goes, in het begin van de week in ons
blad geschreven. Ware het inderdaad niet
beter geweest, wanneer men Antwerpen maar
had overgegeven Aan de eer was toch door
het Belgische leger, door den Koning der
Belgen, volkomen voldaan.
Nog dagen lang, zooals nu reeds sedert
dagen, zal dit feit in allerlei gesprekken,
op alle oogenblikken worden besproken.
Antwerpen gevallen! Of we ’t willen
of niet, moeten we er aan denken. Onze
straten en wandelplaatsen hebben eene andere
physionomie gekregen, nu een deel der bevol
king der groote Belgische handelstad en
tegelijkertijd een deel van het omringende
Belgische land gedwongen werd, bij ons een
wijkplaats te vinden.
Andere taalklanken, andere kleeding, andere
gelaatstrekken en -tinten verraden de bewoners
van een zuidelijker land.
Wij zijn door het gevolg van den oorlog
de verzorgers geworden van de honderdtallen
onschuldige slachtoffers, die een oorlog maakt.
Laten we dankbaar van dat voorrecht genieten,
wij, beweldadigden als we zijn, in ons onge
repte land, in onze ongekrenkte onafhankelijk
heid, in onze door geen krijgsbedrijf gedeci
meerde bevolkingsrangen. Wat wij doen, wordt
met zoo groote dankbaarheid beloond, dat de
voldoening onmiddellijk volgt op de daad.
Doch zelfs al ware dit niet het geval, zij het
oefenen van gastvrijheid, het verzorgen en
troosten een werk, dat uit ruime, blijde harten
komt.
Bij eene vergelijking van hetgeen wij zijn
bij hetgeen België thans is, en wat wij ook
hadden kunnen zijn, indien een enkele zet op
het groote schaakbord van Europa toevallig
ons grondgebied had bestreken, wordt de hulp
van Nederland, hoe practisch en doeltreffend,
hoe groot van om vang ook, van kleine afmeting.
Een stoffelijken nood kan men nog lenigen;
door de hartelijkheid, waarmede we onzen steun
bieden, kunnen we verkilde harten verwarmen;
maar we zijn niet in staat het diepste leed
van de vluchtelingen weg te nemen. Noch de
verlorenen uit hun gezin, noch de verloren
vrijheid, noch het fiere bewustzijn van te zijn
een ongeknecht, in vollen vrede zich krachtig
ontplooiend volk, kunnen we hun teruggeven.
Over arm België is het eerst de vloek van
den oorlog gekomen.
En wij, Nederlanders met ons kleine land,
met ons voor een groot deel niet te verdedigen
grondgebied, met onze tegen de geweldige legers
der groote mogendheden niet opgewassen ver-
weerkrachten, wij, Nederlanders, kunnen nog
ons zelf zijn. De malaise, die heel de wereld
drukt, moge ook ons economisch bedreigen,
wat die ons voor verlies brengt, is van
stoffelijken aard. Dat kan, als de oude toe
standen terugkeeren en het woord „vrede
weer uitgesproken wordt, snel worden hersteld.
Nog kunnen wij ons zelf zijnnog is ons
grondgebied onaangetast en nog is onze natio
nale kracht ongebroken. Dat is de groote blij
heid, dat is de groote schat, dat is de niet
te overschatten weldaad, die het deel zijn van
ons volk, van ons klein, boven mate gezegend
Nederland.
Het was te voorzien, het was te begrijpen,
schrijft de Arnh. Crt. nadat de Duitschers in
den buitensten fortengordel een bres hadden
geschoten, waardoor zij hun „Brummer” kon
den brengen op een afstand van de stad, zóó
dat deze beschoten kon worden, desnoods over
de tweede, binnenste fortenlinie heen. Daarna
was feitelijk het pleit beslecht. Namen en
en Luik, om van andere vestingen niet te
spreken, hadden het geleerd tegen het extra-
moderne geschut, tegen de helsche machines
van Krupp zijn geen forten, geen pantserin
gen bestand. En Antwerpen, de sterkste
vesting van de wereld geheeten, is binnen
een week, nadat met de belegering ernst werd
gemaakt, gevallen. Dat is eenerzijds de
groote beteekenis van dit feit het systeem
van forten en versterkingen zal, wanneer de
krankzinnige idee van bewapening en over
bewapening nog langer blijft heerschen in de
geesten van de machthebbenden van deze
wereld, moeten worden herzien. De wedloop
tusschen fortenbouw en kanonnenconstructie
is weer aan een mijlpaal gave de geest
der menschheid dat het een eindpunt ware
gekomen. Men zal na dezen oorlog,
misschien weer gaan zoeken naar materiaal
bestand tegen de granaten uit de 42 cM.
kanonnen, tenzij deze oorlog, deze mensch-
onteering, deze moord van alle betere gevoel
van den mensch, die in den woesten dooden-
dans betrokken wordt, deze algemeene ont
ketening van la béte humaine, den menschen
tot andere gedachten brengt, de laatste oogst
op groote schaal is van den dood, die rond
waart door de gelederen van Duitschers,
Franschen, Engelschen, Russen, Oostenrijkers,
Serviërs en Belgen.
Ja, ook van de Belgen 1 En dat is ander
zijds de groote beteekenis van dezen val van
de trotsche, oude koopmansstad, de voor het
Belgenland in commercieel en artistiek op
zicht beteekenisvolle stad, het „nationale
reduit”. O, we weten het, wat de Duitschers
gedaan hebben ten opzichte van Antwerpen,
het is volmaakt volgens de regels van het
oorlogsrecht, hun kan geen verwijt treffen
van de beschieting der forten, van het gooien
van granaten in de stad. Zij hadden zich
bij monde van hun bevelhebber bereid ver
klaard de gebouwen, ter goeder trouw door
de Belgische Regeering aangegeven als niet
voor militaire doeleinden te zullen
en de Belgen met de Engelschen
immers besloten de stad tot den
laatsten steen te willen verdedigen, daarmee
de stad en de bevolking bloot stellende aan
een beschieting. Maar wie de vluchtelingen
uit Antwerpen gezien heeft, wie hun verha
len heeft gehoord van de gruwelijke ellende
geleden de laatste dagen in de stad, wie weet
hoe de ongelukkigen, de van alles beroofde
stumperds, zonder iets, versuft en verwezen,
met den starren schrik van ellende nog op
het gelaat, de onzegbare angst nog in de
oogen, ons land zijn binnengevlucht, dien
bloedt het hart over het nameloos wee, ge
bracht over zoo velen.
We weten het: tegenover dat medelijden
staat het recht van den oorlog, de zwakkere
moet bukken voor den sterkere, het kleine
dappere Belgische leger, dat voor de historie
van zijn land een bladzijde met gulden letteren
heeft beschreven, kon niet op tegen de over
macht van de Duitscbe legioenen. We «peten
niet, nu we dit schrijven, wat in de oude
stad vernield is, we bedenken dat gewoonlijk
de eerste verhalen van zoo’n vernieling over
dreven zijn, dat later blijkt dat er veel meer
behouden kan worden dan men eerst gelooft.
Maar het wanhopige, diep in het hart van
ieder mensch ingrijpende wee van dit oorlogs
bedrijf is die lange, lange stoet van vluchtelingen
dat onzegbare leed uitgestort over onschuldigen,
die verwoesting van levensgeluk, van idealen,
van banden, die voor het leven gedacht waren.
Daar zijn de laatste dagen duizenden en
duizenden gevallen, daar is aan den eenen
kant gestreden met den moed der twijfeling,
aan de andere zijde met dien der overtuiging,
dat het gold: „er op of er onder”. En we
Oproep aan het Nederlandsche Volk.
Mannen en Vrouwen van Nederland!
Ons land zal wellicht niet rechtstreeks
worden getroffen door den vreeselijken oorlog,
die Europa en de wereld thans teistert. Alleen
buiten onze grenzen spelen zich tot heden de
ontzettende tooneelen af, die een
oorlog met zich brengt.
Doch dat wij misschien gespaard blijven
voor dood en verschrikking, kan voor ons
geen reden zijn om ons louter te bepalen tot
leniging van de nooden, welke tengevolge
van den internationalen toestand onder eigen
medeburgers en inwoners van naburige staten
heerschen.
Andere hooge plichten wachten eveneens op
vervulling!
Op het Nederlandsche volk rust, als neutraal
gebleven natie, de plicht, naar krachten mede
te werken aan een beëindiging van het bloedige
geschil, welke redelijken waarborg biedt, dat
onze beschaving niet wederom door een zelfde
ramp worde getroffen.
Met huivering en weerzin mag men zich
afvragen, of de vredesvoorwaarden van straks,
na zoovele offers aan leven en goed, de kiem
van nieuwen oorlog zullen in zich bergen en
na dezen krijg het gruwelijke spel der militaire
bewapening op den ouden voet zal worden
voortgezet. Of de techniek der moordtuigen,
die thans hun werk met zulk een verbijsterend
succes verrichten, opnieuw zal worden ver
beterd en de natiën straks in nog sterkere
mate de vruchten van vlijt en wetenschap
zullen besteden aan vernielingswerktuigen
Wij weten zeer goed, dat ons kleine land
op zichzelf geen overwegenden invloed op dit
vraagstuk zal kunnen uitoefenen. Het „Vredes
paleis” in den Haag staat bovendien daar als
een stomme getuige van de onmacht, die de
vredesbeweging heeft getoond tegenover de
machten, welke den oorlog hebben doen
ontketenen. Geen overschatting van ons
pogen, geen naïef vertrouwen op vage vredes-
formules, zelfs op welomschreven wederzijdsche
verplichtingen, bezielen ons. De wereldoorlog
van thans heeft ook in dit opzicht helaas
ontzaglijk veel geleerd I
Doch dit mag ons niet beletten, te be
proeven wat mogelijk is voor de zaak der
zwaar getroffen menschheid.
Ons land is klein, doch met andere neutrale
landen kan het ongetwijfeld gewicht in de
schaal leggen. De oorlogvoerende partijen
stellen alles in het werk om ons te overtuigen
van hun goed recht, hetgeen reeds een aan
wijzing is, dat zij het oordeel van de openbare
meening ook in een klein neutraal land op
prijs stellen.
De Nederlandsche Regeering heeft en
wel in de Tweede-Kamerzitting van 3 Aug.
j.l. te kennen gegeven, dat zij, als de
omstandigheden daarvoor gunstig zijn, hare
goede diensten tot herstel van den vrede zal
aanbieden. Wij zijn er van overtuigd, dat het
nuttig kan zijn dat in dit pogen, evenals bij
de handhaving van de neutraliteit het geval
is, op een gegeven oogenblik het volk achter
haar staat. Doch bovenal is het onze meening
dat een bestrijding van den oorlog in het
algemeen voor het vervolg zal moeten uitgaan
van de massa des volks zelve, voorgelicht door
de mannen en vrouwen, die in staat zijn
studie te maken van de middelen en wegen,
die kunnen leiden tot het groote doelde
duurzame bestrijding van den oorlog.
Welnu, wij hebben vrijheid gevonden, tot
den aanvang van dezen arbeid den stoot te
geven.
Wij deden het met schroom van menschen,
die weten hoe zwaar de taak is en hoe zwak
de enkeling staat tegenover de geweldige
factoren, die tot heden beschikten over het
lot der volkeren. Maar wij deden het in de
overtuiging, dat zeer velen gevoelen wat wij
gevoelen, en dat in ieder geval een begin
moet worden gemaakt.
Wij dan stichten een organisatie, die zich
ten doel stelt de totstandkoming van den
vrede in bovenbedoelden geest. Wij doen een
beroep op U allen om ons daarin te steunen!
Die steun zal in hoofdzaak kunnen zijn
van moreelen, voor een gering deel van mate-
riëelen aard.
Onze arbeid zal grootendeels hierin bestaan:
de oorzaken te bestudeeren, welke tot
den tegenwoordigen oorlog hebben geleid
en in de toekomst tot nieuwe oorlogen
zouden kunnen leiden;
de middelen te onderzoeken, welke zouden
kunnen bevorderen, dat de tegenwoordige
oorlog wordt beëindigd en een vrede
wordt gesloten, welke niet de kiem
nieuwe oorlogen in zich draagt;
de gevolgen te bestudeeren van den
tegenwoordigen oorlog op economisch,
moreel en intellectueel gebied.
de hervormingen te overwegen, welke in
de nationale en internationale verhou
dingen moeten worden aangebracht om
oorlogen in de toekomst te voorkomen;
te streven naar een krachtige nationale
en internationale organisatie van alle
tegenstanders van den oorlog.
Zoo zal het o.m. noodzakelijk zijn te onder
zoeken, welke lessen uit het uitbreken en bet
verloop van den huidigen oorlog te trekken
zijn voor de ontwikkeling van het volkenrecht
en of niet, b.v. door meerdere internationale
organisatie te brengen in de staten van
Europa, door grondige herziening van de
methode van behandeling der buitenlandsche
politiek, en door tevens krachtig te werken
in de richting van ontwapening tusschen de
Europeesche staten onderling, de oorlog met
vrucht kan worden bestreden. Met ernst zal
dit alles moeten worden overwogen en zullen
deze gedachten uit de sfeer van vage wenschen
moeten worden overgebracht naar het terrein
van zoo concreet mogelijke voorstellen.
Voor deelneming aan de door ons beoogde
studie hopen wij niet tevergeefs een beroep
te doen ook op bekwame personen, die thans
nog geen deel van onzen Raad uitmaken.
Tevens kan wellicht, gebruik makende
van publiciteit of van bestaande internationale
verbindingen, al aanstonds iets worden gedaan
tegen het aanwakkeren onder de inwoners van
de verschillende oorlogvoerende landen.
Wij hebben tot een en ander gesticht een
Nederlandsche Anti-Oorlog Raad.
Wij roepen U op, om zoo spoedig mogelijk
van uwe instemming te doen blijken. Gij kunt
dit doen, door U persoonlijk als medestander
van ons op te geven, maar daarnaast richten
wij ons tot alle vereenigingen en corporaties,
welke leven in ons volk. Vereenigingen van
allerlei aard, gewoon in normale tijden werken
des vredes en der beschaving te verrichten,
vakvereenigingen en politieke partijen, vereeni
gingen voor wetenschap en kunst, alle
organisaties, die op \eenig maatschappelijk
gebied werkzaam zijn, zij alle kunnen steun
en medewerking verleenen.
De oorlog het blijkt thans maar al te
droevig treft de maatschappij in al hare
geledingen en aan ieder streven onder normale
omstandigheden berokkent hij enorme schade.
Het is een volstrekt belang van allen om
zich tegen dit gruwelijk kwaad aan te gorden.
Wij willen niet op de gebeurtenissen voor-
uitloopen en de pretentie hebben van een
definitief college met bovenomschreven om
vangrijk doel. Mocht in eeu later stadium,
met behoud van bereikte samenwerking, het
wenschelijk zijn onzen Raad belangrijk aan
te vullen of zelfs te reorganiseeren, dan zullen
wij daartoe ter wille van de goede en groote
zaak, volgaarne medewerken. Thans echter
moet een aanvang worden gemaakt en wij
achten ons niet verantwoord langer werkeloos
te blijven.
Mannen en vrouwen van Nederland
Naar menschelijke berekening is er plaats
voor de opvatting, dat de oorlog pas aan den
gang is en dat in de eerste maanden nog enkel
te bereiden, toch vragen velen hun genees
heer: „is dergelijk brood wel voedzaam, we
gezond
Tot hunne geruststelling kan ik verklaren,
dat het zoogenaamde oorlogsbrood van boven
genoemde samenstelling niet alleen zeer voed
zaam, doch tevens zeer goed voor de gezond
heid is. In vredestijd wordt menigeen juist
dat brood aangeraden door zijn dokter, omdat
dergelijk brood naast goede voedingswaarde
ook de eigenschap bezit het gebruik van
allerlei laxeermiddelen, door vele menschen
dagelijks genomen, meestal overbodig te maken.
Voor zieken blijft op voorschrift van den
geneesheer voorloopig nog wittebrood, uit
sluitend van bloem gebakken, verkrijgbaar.
H. BEEKHUIS, Arts.
Bolsvardsche Courant
c.
op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN
waarborgt soliditeit.