Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Zondag 18 October. 1914. Verschijnt Donderdags en Zondags. 53ste Jaargang. No. 84. De Oorlog*. Over berichtgeving. VOOR Afzonderlijke zijn medehelpers ge- En de vernieling ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. De toestand te Leuven. De Tijd van heden bevat een correspon dentie van haren correspondent M., gisteren uit Maastricht verzonden. De correspondent meldt o. a.: Op den weg van Terneuzen naar Leuven kwam ik honderden jonge jongens tegen, die allen waren gaan «loopen”, om te trachten zich bij het Belgische leger in Gent te ver voegen. Ik weet echter, dat er zeer velen van hen zijn aangehouden en gevangen genomen. Die uittocht van de lichtingen ’14 en ’15 vindt door geheel België plaats, van af de Fransche tot de Hollandsche grenzen. De meesten willen het Belgische leger trachten te bereiken, anderen vluchten naar Holland. De Duitschers zelve zijn de schuld van deze massa-ontvluchting. Door proclamaties waar schuwen ze de jongens niet te vluchten, daar anders allen van de lichting ’14 en T5 gevangen genomen zullen worden en de ouders van de ontvluchten zullen worden ge straft. In Heverlee en Leuven moesten de jongens van T4 en ’15 zich eiken Vrijdag op het station komen aanmelden, ’t Gevolg is geweest, dat geen enkele jongen dierlichtingen op den eersten Vrijdag meer in genoemde gemeenten was... In Leuven zijn onder de Duitsche soldaten verschillende gevallen van typhus voorgekomen en het is den soldaten nu verboden onge kookt water te drinken. Nieuwe gewonden worden in de hospitalen bijna niet meer aan gebracht, daar voortaan alle gewonden, zelfs uit Noord-Frankrijk, direct naar Duitschland vervoerd worden. Toch liggen er in Leuven nog eenige honderden. Den voorlaatsten Zondag kwam er nog een trein door met 600 gewonden uit Noord-Frankrijk. Aan dr. Noyons en medehelpers werd een nieuw verband dr. Noyon was den afschuwwekkend, baud korter om langer reeds en voorloopige verbanden. In beestenwagenslagen ze op vuil stroo, ja letterlijk in onreinheden. In vele wonden was dan ook infectie inge treden, wat den toestand natuurlijk zeer ver ergerd had. Zoo goed en zoo kwaad het ging, tuurt hem na. De Nieuwe Courant schrijft: Dit is een tijd, waarin verbazend veel te leeren valt, voor wie leeren wil. Te leeren op elk gebied. De proefnemingen, die men op economisch en financieel gebied neemt, zijn al buitengewoon interessant. Doch ook op voor de groote menigte meer toegankelijke gebieden is er veel te leeren. Nemen wij maar eens het gebied der berichtgeving, van dat instituut, dat maakt, dat wij, over wier belangen thans in geweldige veldslagen wordt beslist, althans iets van die gebeurtenissen weten. De particuliere berichtgeving is ten aan zien van de groote gebeurtenissen vrijwel geheel gestopt. De terreinén der veldslagen zijn bijna niet te overzien en dus is het geen wonder, dat alleen weinigen uit het hoogste legerbestuur het geheim bezitten en het gedurende eenigen tijd kunnen bewaren, niettegenstaande soms honderdduizenden in zoo’n slag meevechten. De berichtgeving is dus bijna uitsluitend officieel en nu staan hier scherp tegenover elkaar de Duitsche, de Fransche en’ de Engelsche methode. In het minst-democratische en vrijheids lievende land zijn hier de bezwaren het ge ringst. En zij worden nog geringer, omdat men bijna uitsluitend goede berichten heeft te geven. De bevolking wordt niet nerveus, eenerzijds zeer zeker door het bewustzijn van eigen goede organisatie, doch anderzijds ook, doordat men gewend is, dat de regeering haar eigen gang gaat en voor de onderdanen zorgt. De regeering deelt dus niets mee dan wat zij kwijt wil zijn en kan zich de luxe per- mitteeren dat weinige over het geheel juist te doen zijn. Afgezien dus van een weinig byzantisme en van nog onbekende feiten, mag men uit het thans bekend gewordene afleiden, dat de Duitsche officieele berichten over het geheel waar zijn. De Fransche regeering heeft het heel wat moeielijker. Evenals de Duitsche is zij krachtig opgetreden tegen particuliere berichtgeving. Zij duldt die niet. Doch tegenover de publieke opinie staat zij anders. En bovendien was zij niet in de aangename positie van de Duitscbe regeering van louter aangename waarheden te kunnen mededeelen. Zij heeft dus allerlei nederlagen en tegenspoeden erg verschonend meegedeeld, zóó verschonend, dat de berichten op onjuiste berichten gingen lijken. Bepaald een valsche voorstelling hebben wij niet aangetroffen, doch het resultaat van al die verschonende mede- deelingen was, dat wie als het Fransche volk alleen op die mededeelingen was aangewezen, een onjuisten indruk moest krijgen van den stand van zaken. Weer anders hebben wij wel is het met den Belgischen officieelen berichtendienst gegaan. Men heeft hier van onwaarheid gesproken. Een paar maal is wel eens iets gemeld dat achteraf bleek niet juist te zijn. Doch van onwaarheid zouden wij toch niet kunnen spreken. Men is veel te optimistisch geweest. Men heeft aan voorpostengevechten te veel gewicht gehecht en niet voldoende begrepen welke reusachtige troepenmacht Duitschland in België zou kunnen werpen, eenmaal de mobilisatie en de concentratie afgeloopen en de troepen marschvaardig zijnde. Men heeft de eerste coup de main te veel beschouwd als een hoofdaanval. En dat men nu, eenmaal te Antwerpen half ingesloten, wel eens minder juiste berichten over verder afgelegen streken heeft gegeven, is haast onvermijdelijk. De Engelsche berichtgeving is weer anders. Nog sterker dan in de andere landen heeft men in Engeland te rekenen met de gere- geerden. Een regeering die de Engelschen behandelde als de Duitsche haar onderdanen, zou niet geduld worden. Men is er hier dus zelfs niet in geslaagd de particuliere bericht geving te onderbinden. En dat dit een groot gevaar is, dat zeer ten nadeele van oorlog voerende democratische landen komt en zeer ten voordeele van regeeringen, die niet zoo met haar onderdanen behoeven te rekenen, blijkt uit de veronderstelling die onlangs gemaakt werd, dat aan de Noord-Fransche Noordzeekust een leger zou staan. Die ver onderstelling is in theorie denkbaar. In theorie is het mogelijk, dat de Franschen aan den zee-oeyer een groote troepenmacht opstellen, zijn verzocht, sommigen even aan te leggen. Volgens de toestand van deze gewon- Niemand had het ver- dan 8 dagen, de meesten dan waren het nog slechts Een heldinnetje. De W eensche correspondent van de N. R. Ct. schrijft: Op de uitgestrekte vlakten der Oekrainen hoedde een klein meisje de schapen. Ze kon niet lezen en niet schrijven, en haar taal was zoo boersch, dat men haar moeilijk verstond. En zoo zat zij den heelen dag in die vlakke velden onder den ruimen hemel met haar schapen, en bracht den nacht met hen door op de grijsgroene vlakte. Maar daar kwam de oorlog, de schapen werden geslacht en soldaten kwamen er voor in de plaats. Sol daten die hongerig en vermoeid uit den slag kwamen en door den vijand beschoten waren. Vele gewonden schreeuwden om water, toen ging het herderinnetje het voor hen halen, kruiken vol, zich niet bekommerend om de kogels die om haar heen vlogen en niet om de waarschuwing van haar moeder. En het onvermijdelijke gebeurde. Ook haar trof een kogel. Ze werd opgeraapt, naar den trein gebracht en haar been in den rollenden en stootenden waggon afgezet. En toen zij de oogen opensloeg, lag zij in een groote zaal, zooals zij er nog nooit een gezien had, in een blank, helder bedje, zooals ze er nooit een gekend had. En aan haar bed liefde zusters. Misschien dacht ze wel in den hemel te zijn, al was het ook maar een gasthuis. En haar moeder stond naast haar. En de oude koning, die ervan gehoord had, zond een van zijn hovelingen naar het herderinnetje met een som geld voor haar genezing en een medaillon met diamanten aan ketting tot aandenken. Wie dan het kleine meisje, dat in op het station Rawaroeska de laafde en daarbij zwaar hebben dr. Noyons en tracht leniging aan de gewonden te brengen, maar het spreekt vanzelf, dat zoo iets maar niet even tijdens het kort oponthoud van een trein afdoend gebeuren kan. Ook heb ik in Leuven nog wat trachten te weten te komen over de bibliotheek en de Leidsche handschriften, daar bewaard in bruikleen. Deze laatste handschriften zijn waarschijnlijk verbrand en slechts een geringe kans blijft over, dat enkele stukken ten huize van betrokken professoren hebben berust, doch waarschijnlijk is dit niet. In ieder geval wordt er nog navraag naar gedaan. En wat de bibliotheek betreft, weet ik zeker, dat hierover na den oorlog nog verrassende dingen ge publiceerd zullen worden, daar door bevoegde personen een uitgebreid onderzoek werd gedaan en een protocol daarover nog niet kan worden openbaar gemaakt met het oog op het gevaar, dat verschillende personen zouden kunnen beloopen. Misschien zijn vele kostbare werken ook nog wel behouden gebleven, ofschoon het de vraag is, of die ooit nog hier of daar te voorschijn te zullen komen. Eén ding echter mag ik publiceeren. Beweerd is steeds geworden, dat de bibliotheek vóór den brand reeds was bezet door de Duitschers, die er waren ingekwartierd en dat dus geen «civi listen” uit het gebouw gescholen kunnen hebben. Welnu, thans is onder de puinhopen nog het lijk van een paard gevonden, wat het bewijs van die inkwartiering zijn moet. Toen het gebouw brandde, zijn de soldaten daar natuurlijk uit gegaan. Over den toestand der bevolking in Leuven schreef ik al vóór enkele dagen. Die toestand kan de laatste dagen nu juist niet rustiger genoemd worden, en verschillende personen zijn weer gevlucht. Voortdurend worden op nieuw weer nieuwe gijzelaars genomen, en vooral zijn dit geestelijke personen, waardoor de kerkelijke diensten voortdurend in de war loopen en somwijlen des Zondags geen H.H. Missen kunnen worden opgedragen. De Burgemeester heeft nu proclamaties doen aanplakken, waarin «vrijwilligers” voor.den gijzelaars-dienst worden opgeroepen. Alsof het kantoorwerk is, staat er vermeld «de dienst begint des middags te... uur en eindigt na ...dagen, te... uur.” In kan u echter ver zekeren, dat er weinig «liefhebbers” zijn. Ter leniging van den nood zijn van ge meentewege commissies samengesteld, die soep en brood in groote massa’s uitdeelen, welke van verschillende zijden, op alle mogelijke wijzen, worden aangevoerd. Heel Leuven ongeveer wordt op het oogenblik bedeeld, doch het grootste aandeel in dit liefdewerk blijven nog steeds de kloosters behouden. Ook betaalt de gemeente aan de vrouwen van sol daten weer de regeeringsvergoeding uit. Van de Brabantsche grens. Een lezer der JV. R. Ct. schrijft Mag ik bij de vele instantanee’s, die uw blad dagelijks van de Brabantsche en de Zeeuwsche grens geeft, er één voegen ’t Is het volgende Brabantsche provinciestad. Aan 't station elk half uur stampvolle treinen met vluchte lingen, door onze brave Hollandsche soldaten snel gelaafd, ’n Lachende goedmoedige wacht meester, niet zoo heel jong meer, met kopjes vol snijboonen met spek, die gretig verslonden werden tong en vingers doen hun werk geen lepel meer aanwezig. Koffie pijlsnel gegoten in kopjes, bakjes. Brood, door vrién delijke dames gesmeerd, nog sneller uitge deeld door hard hollende soldaten. Soep, in onze keukenwagens bereid niet mondjes maat voor de vrouwen verstrekt. Melk voor de kinderen, door soldaten, korporaals, in draf aangebracht, in zuigflesschen en napjes gedaan. Lafenis alom. ’n Groep stafofficieren, eveneens in actie, ernstig, goedsmoeds; en daarnaast de martiale figuur van den generaal, kaarsrecht, sympa thiek, bemind door ieder. Vochtig ’t scherpe oog; aangegrepen als hij is door die ellende, nooit te voren gezien, vliegt bij de com mandant van ons allen van rechts naar links, zoekend de kleinsten en hun zachtkens toeduwend een chocolaadje in het open mondje. Geen man, geen vrouw, slechts kinderen zoekt hij op, en geen enkel krijgt’t snoepje, zonder ’n kneepje in ’t bleeke wangetje en ’n vrien- delijken glimlach. Door gaat alweer de trein. De generaal een gouden was gelukkiger een kogelregen arme soldaten gewond werd en nu door den keizer de verzekering gekregen heeft dat hij voor haar zorgen zal. Een Parijsche journalist heeft aan een gekwetsten Franschen officier gevraagd, wat wel zijn sterkste indruk uit den oorlog was. De officier heeft na een oogenblik nadenkens geantwoordOp een neveligen ochtend, de zon stond als een roode bol aan den hemel, lagen we in een veld. De kogels floten al over onze hoofden. Voor ons een door de zon beschenen boschrand er hing nevel rond de beuken en er trok rook boven weg, De vijand lag er verscholen en schoot. Plotse ling begon een Fransche batterij kort achter ons te schieten. We zagen een paar granaten in de lucht ontploffen en vervolgens begon achter het gordijn van rook de donkere lijn der boomen af te nemen en met schrikwek kende snelheid achteruit te wijken. Er ont stonden gaten in, die grooter werden. Het leek alsof het bosch door een onzichtbaar beest werd weggevreten. Een advertentie uit de Kölnische Zeitung, die teekenend is «Op 30 September stierf in Frankrijk den heldendood onze eenige innig geliefde zoon, broeder, kleinzoon en neef Hans Joachim von M., vaandrig en Kompagnieführer bij het infanterie-regiment der lijfwacht (1ste groot- bertogelijk Hessische) No. 115 op den leef tijd van nog niet 17 jaar”. In een beschouwing over van den Russischen kruiser «Pallada” spreekt de marine-deskundige van de Times het ver moeden uit, dat de Duitsche torpedo’s geladen zijn met een bijzondere soort van ontplofbare stof, die bekend staat onder den naam van trinitrotolueen of T. N. T., waarvan de uit werking geweldig moet zijn. Stellig wordt die stof ook voor de Duitsche onderzeesche mijnen gebruikt. De oeconomische gevolgen van den oor log beperken zich niet tot Europa, maar doen zich ook in Amerika sterk gevoelen. De New York Times schrijft, dat de buitenlandsche handel der Vereenigde Staten grootendeels is vernietigd; de binnenlandsche handel is ge drukt, de financiën zijn in de war, de beurzen gesloten. Geen wonder, dat, zooals uit Was hington aan de Morning Post wordt gemeld, in Amerika de stemming voor het sluiten van een spoedigen vrede steeds toeneemt. Als een staaltje van wat een volk onder de wapenen beteekent, deelt de Stddte Zeitung mede, dat in de Lübecksche gemeente Hollen beck het geheele gemeentebestuur (burgemees ter en raadsleden) door hun militaire plichten zijn weggeroepen. Een oude, vroegere burge meester is nu als zoodanig benoemd, die door een heele reeks voorposten en vooruitgeschoven sterkere troependeelen zoo verborgen is, dat de vijandelijke verkenningen niet zoover doordringen. Ook tegen de ver kenning door vliegtuigen is wel te waken. Doch hoe kan men oorlogscorrespondenten verhinderen van hun wetenschap dat er een groot leger staat op dit gebied, gebruik te maken? Men kan hen verhinderen het direct te vertellen. Doch als zij algemeene beschou wingen over den toestand publiceeren, erva ringen mededeelen, kan men toch moeilijk van hen verwachten, dat zij deze wetenschap geheel op zijde zullen schuiven, dat zij dus volstrekt objectief al het andere zullen beschouwen. En voor iemand, die nauwkeurig leest en goed opmerkt, moet dus bijna altijd uit hun be schouwingen zijn af te leiden of zij voortdurend een slag om den arm houden ten aanzien van die eene mogelijkheid, waarvan zij niet reppen mogen. Dit is dus één bezwaar tegen de Engelsche methode. Een tweede is, dat het legerbestuur het niet licht zal wagen om, waar het oorlogs- terrein zoo dichtbij is, welke groote gebeurtenis ook voor de burgers te verzwijgen of althans de publicatie daarvan uit te stellen. Het ligt voor de hand, dat in sommige gevallen een bericht over een overwinning moet worden achtergehouden, omdat men een tweeden aanval in het zin heeft, waarop de vijand zich zou kunnen voorbereiden indien de omstandigheden, waaronder de eerste over winning behaald werd, bekend werden gemaakt. In zoo’n geval zwijgt de Duitscher... als een Duitscher. Doch de democratische Engelsche regeering moet dan praten, waarschijnlijk tegen eigen neiging in. Geen wonder dus, dat in dit opzicht een meer autokratisch geregeerd land in 't voordeel is tegenover een parlementair geregeerd land en dat de eerstbedoelde regeering, vooral als zij aan de winnende hand is, gemakkelijker goede en juiste berichten kan geven dan een andere. Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1914 | | pagina 1