Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
HEVEA
1914.
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 93.
Donderdag 19 November.
EEN NACHT AAN HET YSERKANAAL.
De strijdwijze der Indiërs.
BINNENLAND.
BIJ REIMS.
VOOR
dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
1
e
n
I.
e
8
r
r
o
Q
e
a
e
e
e
t
men
d e
r
ff
k
e
n
•t
n
n
I,
d
k
d
r
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijke nos. van
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Verbolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Met een gevoel van verlichting zagen wij
naar buiten op de armoedige, vuile en ver
regende werf, waar nog steeds onze auto’s
stonden.
Wij traden bij den chef binnen. We ver
rasten hem, terwijl hij, op den rand van het
bed gezeten, zijn linker laars aantrok, goed
gehumeurd. Goede morgen, mijneheeren I We
gerust? Nu, vandaag is het een rustdag en
wordt er nu eens niet geschoten. De zaken
staan goed, en men kan zich hier zelf eenige
comfort veroorloven, zich weer eens wasschen,
en zoowaar ter gelegenheid van den feestdag
de>tanden poetsen! Daarna ging hij de rood
geschilderde boerenkamer binnen, naar de tafel,
waar naast de kaart waarop uitgezette posten
nu een zeer elegante reis-necessaire van groen
jachtleder, lag. Terwijl de stafchef zoo zijn
toilet aan 't maken was en onderwijl vriende
lijk praatte met ons, gezeten op wankelende
stoelen en kisten, kwam plotseling door de
openstaande deur, snorkend en grommend een
zeug naar binnen met een aantal jonge, vlugge
zwijntjes om zich heen, die het zich in de
werkkamer van den staf gemoedelijk maken
wilden.
Een correspondent van de Londensche
Central News beschrijft een nachtelijken aanval
van Indische troepen als volgt
Op een namiddag werd tegenover de
Engelsche loopgraven ten zuiden van Yperen
een samentrekken van Duitsche troepen waar
genomen. Laat in den avond begon het hard
te regenen en niemand durfde gaan slapen.
Plotseling verzamelden zich bij een groep
boomen, dichtbij de loopgraven, zonder eenig
gedruisch te maken, vele donkere gestalten.
Een kleine schare verwijderde zich van de
menigte en ging in alle stilte voorwaarts,
langs de Britsche loopgraven, waar de soldaten
elkaar toefluisterden: „die Indiërs trekken
uit”. Plotseling was ’t, of de spookachtige
gestalten verdwenen waren. Zij hadden zich
op den grond geworpen en kropen als slangen
naar de eerste Duitsche loopgraaf. Ongeveer
5 minuten bleef het volkomen rustig, dan
hoorde men eenige schoten, die door heftig
geweervuur gevolgd werden en daartusschen
luid roepen. Uit de loopgraven der Engelschen
werden drie of vier lichtkogels naar buiten
geworpen. Nu zag men ongeveer vijfhonderd
meter voor het front een troep verwoed
vechtende mannen, het flikkeren van stalen
klingen en een gewirwar van geweren.
Turko’s stormden op onze
Onophoudelijk kwamen
danten.
een stram rechtsomkeert
vloog weer
duisternis naar de troep terug. Zwaar werd
er gestreden. Een heftigen aanval en een
poging om door te breken van den vijand,
die wist, wat er hier voor hem op ’t spel
stond, moest afgeslagen worden, in ieder geval.
Zoo liep het tegen vier uur. Toen stond
de overste op. „Mijneheeren, nu wordt het
toch wel tijd naar bed te gaan. Ik wensch
u allen goedennacht”. En de hoofdofficieren
trokken zich in hunne vertrekken terug, de
vroegere kamer van den knecht, waar nog
een bed met een stroozak er op, stond. Ook
de chef van den staf wierp zich op zijn leger.
Toen zochten ook wij een hoekje op in het
stroo, dat verdacht naar den mesthoop rook.
Mijn slaapkameraad was een baron v. S. van
omstreeks vijftig jaar, vroeger garde-oflicier
in actieven dienst. „Dat had ik ook niet
kunnen droomen, dat zóó nog eens zou komen
te logeeren”, zeide hij met een zucht „doch
alia wat helpt 't 1” Hij spreidde voor
zichtig zijn zakdoek onder het hoofd uit en
na drie minuten kondigde een hartgrondig
snurken zijn slaap aan. Het was hem ge
gund. De beide laatste nachten hadden de
heeren van den staf bijna geen rust gehad.
Ik lag nog een oogenblik wakkeren luisterde
naar den kletterenden regen, hetwelk 't geweld
der springende granaten overstemde. Leek het
zoo, of kwam het schieten werkelijk naderbij?
Angstig was dit zoeken en tasten en onwille
keurig telde mijn oor de polsslagen tusschen
iet afschieten en de uitwerking, welke laatste
in de nog overgebleven rinkelende ruiten na
dreunde. Doch het vuren kwam toch niet
nader en eindelijk liet ook bij mij de natuur
zich gelden.
Eenige uren later, in hellen morgenscheme
ring, verhieven wij ons van onze primitieve
egersteden, even uitrekken en ons dan bij den
Chef van den Staf gemeld, Buiten was 't stil,
stellingen aldaar tot zwijgen te brengen. Doch
de Kathedraal heeft men nog altijd zooveel
als maar eenigszins mogelijk was, ontzien.
En ik vernam zelfs uit den mond van den
commandeerenden generaal van het legerkorps
voor Reims, dat ook in de verdere ontwikkeling
van den krijg met groote geduldigheid door
gevoerd zou worden, het bouwwerk te sparen.
Daarbij komt, dat het bij de Kathedraal op
gerichte geschut tot dusver weinig schade in
onze gelederen veroorzaakt heeft. Echter is
reeds bloed genoeg gevloeid, zoodat er grond
genoeg ware, deze krijgstactiek te beëindigen.
Nog gisteren eerst sloegen twee granaten
ongeveer tien schreden van onzen uitkijkpost
in, doch door een wonder ontsnapten eenigen
onzer officieren hun noodlot. Wanneer eens
het schoone gebouw in puin stort, wanneer
de prachtvolle kerk eens door Duitsche
granaten getroffen wordt, dan weten wij ons
vrij van schuld.
Stavoren, 16 Nov. Gisteravond werd
hier een storm vogeltje, ook wel stormzwafnw
genoemd, opgevangen. Dit beestje, nauwelijks
15 c.M. lang, hoort thuis op de wereldzeeën.
Onvermoeid vlieger, legt hij reusachtige af
standen af. Hoewel de teenen van volledige
zwemvliezen voorzien zijn, zwemt hij nimmer.
Wel loopt bij op 't water, daarbij steunend
op de uitgebreide zwemvliezen. Engelsche zee
lieden noemen hem daarom wel Petrel, naar
den op zee wandelenden apostel. Bij aan
houdend stormweer wordt hij soms naar de
kust gedreven, meer uit gebrek aan voedsel,
dan wegens vermoeienis. Zijn voedsel bestaat
uit week- en schelpdieren.
Gaasterland, 16 Nov. Er wordt tegen
woordig weer druk gejaagd in deze boschrijke
omgeving en daar in deze streken de wildstand
zeer bevredigend genoemd kan worden, is de
gemaakte buit dikwijls niet onbelangrijk. Aan
de vele klopjachten namen ook meermalen een
aantal geïnterneerde Belgen deel, die deze
assistentie als een buitenkansje beschouwen.
Ze blijken daarbij goede jagers te zijn en
•weten zelfs zonder geweer de 'hazen te be
machtigen. Hebben ze een langoor ontdekt,
dan vormen zij er band aan hand een wijden
kring omheen en maken dien kring al nauwer
en nauwer, zoodat eindelijk de haas geen
uitweg meer ziet en zich door de handen der
Belgen laat grijpen. Zoo wisten de „Belzen”
op één dag een zestal hazen te bemachtigen.
Witmarsum, 16 Nov. In de gisternamid-
dag gehouden Godsdienstoefening verbond de
heer A. A. Sepp, uit Amsterdam, zich als
eeraar aan de Doopsgezinde Gemeente alhier,
na des voormiddags bevestigd te zijn door
)s. Britzel, uit Wormerveer. Bij beide ge-
egenheden was het kerkgebouwtje flink bezet.
Bjetsterzwaag, 16 Nov. Heden werden
in den omtrek van ons dorp door eenige
_agers 42 fazanten, 72 konijnen, 3 hout
snippen en 15 hazen geschoten. Geen
schaarschte van wild dus.
Hepk. Nwsbl. v. Fr.
Wij lezen in het Berl. Tageblatt
Naar het Yserkanaal voerde de tocht, waar
in die dagen de reeds lang voortdurende
strijd met groote verbittering voortwoedde.
Wij moesten dien avond nog op de plaats
van bestemming zijn, teneinde officieren in
’t gevecht te brengen. Zoo puften onze
automobielen door den reeds vallenden avond,
waarop het nachtelijk duister spoedig volgde.
Het was een zware dag voor onze auto’s,
doch het rijden bij diepe duisternis nog
lastiger, bij stroomenden regen en glibberige
straten, waarop de wagens verdachte bewe
gingen maakten. Doch het was de plicht die
ons gebood en zoo trokken wij voorwaarts.
De zetel van het korpscommando was nu
bereikt. Hij was in een armoedige herberg
aan den straatweg gevestigd, dichtbij de gevecht-
stelling. Hier namen wij een der heeren van
den staf in den wagen, die, met de omgeving
bekend, nu verder de leiding overnam.
Langs omwegen bereikten wij het kwartier
van den divisie-staf, want we bevonden ons
bij de vijandelijke vuurlinie. Zoo ronkten
onze auto’s langs een grooten omweg steeds
door woud en bosch. We waren op onze
hoede. „Zijn de heeren goed gewapend”,
vroeg onze chauffeur bij het wegrijden. „De
wouden wemelen namelijk van franctireurs I”
Het was toch wel een wat angstig rijden
in den pikdonkeren nacht op ongebaande
boschwegen met gedoofde lichten en met de
gedachte, dat er ieder oogenblik van achter
een boom of struik geweervuur kon opflitsen
uit de een of andere hinderlaag. En daarbij
dat aanhoudend doffe gedreun en geknetter
van ’t artillerie-gevecht, dat we meer en meer
naderden.
Eindelijk waren we buiten ’t woud gekomen,
doch nieuwe zwarigheden deden, zich thans
voor. Tusschen voorwaarts-rukkende colonnes,
die naar het gevecht trokken, moesten wij
doorbreken. Waarlijk een kunststuk in den
diepduisteren nacht. Snuivend schrikten de
paarden voor onze voortglijdende machines
terug. Aan de steigerende paarden hingen de
vluchtende berijders geklemd, aan den kant
van een sloot slepten onze wielen, doch het
gelukte ons er doorheen -te komen. Hel
lichtte daar plotseling de omgeving voor ons
op. Roode vlammen-tongen hieven spookachtig
de restanten van een kerktoren omhoog. Het
dorp X. was, weinige uren geleden, door ons
bij bestorming genomen. Doch steeds duurde
nog de strijd voort in de geheel verwoeste
streek en juist bij ons binnengaan kletsten
de granaten opnieuw in 't dorp. Zoo goed
als ’t ging brachten we onze automobielen in
veiligheid, achter den muur van ’t kerkhof.
Wel een bedenkelijke bescherming. Ieder
oogenblik konden de bommen ook bij ons
neerkomen. En onze wagens waren er dan
geweest, met hunne heele hebben en houden.
Ik ging met de heeren, die ik te vervoeren
had, den staf der divisie zoeken. Het was een
vreeselijk gezicht van totale vernieling wat
wij te aanschouwen kregen. Eindelijk ver
namen wij waar de gezochte staf zich ophield.
Een huis, gedeeltelijk nog behouden, was ’t
dat tegelijkertijd dienst deed om er de ge
wonden te verbinden. De eigenaardige zieken
huis reuk kwam ons bij het binnengaan tege
moet. De vloer was geheel met stroo bedekt,
donkere gestalten lagen daarop en bij het
matte licht, want hel licht zou de plaats
aan den vijand kunnen verraden waren
dokters en verplegers met de gewonden bezig.
In een hoek van de ruimte stond een kleine
groep van hooge officieren de Overste met
zijn staf. We gingen naar voren en meldden
ons. „Welkom, mijneheeren we kunnen
U best gebruiken.” Een lichte handdruk en
een stijve buiging van den anderen kant.
Van een van de heeren van de staf ver
namen we dan, dat de staf heden reeds twee
maal van kwartier had moeten veranderen,
lederen keer was de verblijfplaats den vijand
bekend geworden en weldra werd ze dan be
schoten. Nu zou dan voor de derde maal
veranderd worden. Men zou nu een eind
zijwaarts een heuvel opgaan naar een hofstede
in de buurt daarvan. En weldra was men
reisvaardig. De overste zette zich met de
heeren van den staf in zijn eigen wagen en
reed voorop; daarna volgden wij. Nu hadden
wij ons doel bereiktdoch ons nieuw kwartier
zag er niet erg aanlokkelijk uit. Zooveel als
wij bij den stroomenden regen in den donkeren
nacht en bij ’t matte flikkeren van een stal
lantaarn ontwaren konden, was ook dit huis
reeds vroeger beschoten geworden en nauwe
lijks behouden gebleven. Het erf, meer ge
lijkend op een groote mesthoop, bood nauwe
lijks plaats genoeg voor onze automobielen.
Doch we waren nu eenmaal hier en we
moesten hier blijven. We maakten het ons
zoo gemakkelijk mogelijk, zoo goed en kwaad
als dit ging. Onze chauffeurs vonden hun
nachtkwartier in hunne wagens, de comman-
deerende heeren en ik werden binnenshuis
bij den staf ondergebracht. Wat een kwartier
was het daarbinnenDe wanden waren door
shrapnells doorboord, de ruiten bijna alle
vernield, de vloer met vuil stroo bedekt. We
zaten allen bij een droevig walmend kaars
stompje aan de tafel, de overste, de staf en
de commandeerende heeren en buiten ging
de nachtelijke strijd door. Onverbiddelijk,
onafwendbaarDoch des oversten prachtige
soldaten-humor hielp ons over onze in den
aanvang minder opgewekte stemming heen,
veroorzaakt door geheel door den regen door
weekte kleeren en de trieste omgeving, waarin
we huisden. Doch een paar flesschen wijn
deden het overige, welke een der leden van
het automobielkorps zoo gelukkig was geweest,
te kunnen meepakken uit de door den strijd
geheel verwoeste streek. Zoo ging de tijd
om en weldra was ’t twee uur. Onwillekeurig
keken we op ons horloge en dan naar elkaar.
In diepen ernst en toch verstonden wij elkaar.
Want te twee uur was een nachtelijke aanval
bevolen. Thans was het zoo laat en in ge
dachten zagen wij daar voor ons in ’t nachte
lijk duister in de doorweekte loopgraven onze
mannetjes kruipen. Opspringen en vooruit
stormen, vurend onder loeiend shrapnell-vuur
en geknetter der vijandelijke mitrailleuses en
geweren. Want we wisten het allenhet
stadje Y. daar op de hoogte was tot vesting
gekozen. Zware draadversperringen en hinder
nissen van allerlei soort omgaven het. Ver-
diepingsgewijze stonden de machine geweren
in de huizen boven elkaar en spuwden hun
verderf onder onze gelederen, en de vijand
was sterk op dit punt van het front. Engel
sche troepen naast wilde Senegaleezen en
versterkingen aan.
er koeriers, adju-
Een kort bericht en een kort bevel,
en de ordonnance
op zijn paard of rijwiel door de
men het geschut
Belle Tour
ze ook op den
P a i x. Daar de
het Oosten daalt, heeft men zoo
goed schootsveld op de Duitsche
Uit een der Duitsche dagbladen, het Berl.
Tageblatt, knippen wij het volgende:
In de buitenlandsche pers gaat steeds en
steeds weer het bericht, dat de Duitsche
troepen de Kathedraal van Reims willekeurig
beschoten zouden hebben. Van ambtelijke
zijde is reeds deze vermelding weersproken.
Daarbij werd ook vastgesteld, dat de Franscbe
artillerie de Kathedraal tot militaire doeleinden
had aangewend en dat Frankrijk onder deze
omstandigheden zich iedere beschadiging van
het bouwwerk zelf toe te schrijven heeft.
Deze aanmaning is door den vijand geens-
deels in acht genomen. Onze troepen liggen
oogenblikkelijk zeer nabij de stad. Duitsche
artillerie staat tot op weinige kilometers van
de Kathedraal. Ooze infanterie ligt ongeveer
800 meter van de Fransche gevechtslinie
verwijderd. Wij zijn sterk genoeg om door te
breken, doch de andere operatieplannen
verbieden voorloopig tot de offensief over
te gaan.
In ieder geval is het zeker, dat de Franschen
ook heden nog hun artillerie onder bescherming
der Kathedraal tegen onze troepen laat werken.
De Fransche kanonnen zijn zelfs in de stad
in de cnmiddellijke nabijheid der Kathedraal
opgesteld. En zelfs heeft
niet slechts op de Place
geplaatst, doch men vindt
Boulevard de la
stad naar
doende een
stellingen.
Telkens willen Duitsche troepen nog
trachten de stad en met haar de Kathedraal
te sparen. Wel zag men zich voor eenigen
tijd genoodzaakt, een waarnemingspost die op
den toren van de Kathedraal geplaatst was,
naar beneden te halen.
Men kan van de Duitsche stellingen uit
duidelijk met den verrekijker gewaar worden,
dat ook thans nog de Kathedraal op dezelfde
manier door de Fransche troepen gebruikt
wordt. Overdag, wanneer het weer bijzonder
helder is, kan men het in de bovengenoemde
straten opgesteld geschut zien. Men kan ook
zien, wanneer van daar geschoten wordt,
waarbij de witte kruitdamp voor een oogenblik
de standplaats aangeeft, ’s Nachts echter ziet
men zeer duidelijk aan de opflitsende schoten
dat de stand van het geschut niet veranderd
is. Het is wel om kitteloorig te worden,
temeer, wanneer men bedenkt, dat de ruïne
van een zoo waardevol bouwwerk onder alle
omstandigheden vermeden moet worden.
De beschadigingen van de Kathedraal, zijn,
zooals men ook trouwens door den kijker
ontdekken kan, tot nu zeer gering. De
beschieting van den waarnemingspost op den
toren heeft met kleiner kaliber plaats gehad.
Een granaat is daarbij door het dak van de
Kathedraal gevlogen en heeft een gat gemaakt.
Daarna vatte het steigerwerk, dat tot reparatie-
doeleinden om de Kathedraal opgesteïd was,
vlam. Dat vuur werd echter door de brandweer
van de stad, welke door Fransche soldaten
ondersteund werd, gebluscht.
Echter niet voorkomen kon worden, dat
men de noordelijke voorstad Fauburg Ceres
en het beroemde park Pommery verscheidene
malen heeft moeten beschieten om Fransche
Bolswardsclie Courant
r
i.
i
r
B
l
I
i
r
t
l
i
Q
n
e
it
3
it
e
d
op RIJWIEL-, RIJTUIG- en AUTOBANDEN
waarborgt soliditeit.
Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.)