lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1914,
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 94.
De Oorlog.
Zondag 22 November.
BINNENLAND.
INGEZONDEN.
Een uurtje onder de
vluchtelingen.
VOOR
afzonderlijke
twee
ons
Geen enkele
in hopen
{Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
J. Cl.
Maandag hield de vereeniging
alhier hare herfst-
uur opende de voorzitter
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Over den algemeenen toestand schrijft
het Alg. H.
Steeds schaarscher werden de berichten,
steeds korter de communiqués. Parijs seint
zelfs gisteravond: «De dag is buitengewoon
Makkum.
«Plaatselijk belang”
vergadering. Om 8
de vergadering en na voorlezing der notulen
deelde hij mede dat het ledental van ruim
dertig tot ruim honderd was gestegen dat
de gemeente goedgunstig had beschikt op het
haar gezonden adres tot plaatsing van een
lichtpunt bij de zeedijktrap achter het post
kantoor. Dat de Afd. Wiimarsum steun was
toegezegd voor hare hier in September te
houden veekeuring doch dat deze keuring
wegens tijdsomstandigheden tot het volgend
jaar was uitgesteld dat wegens den militairen
dienst van den dokter een cursus voor eerste
hulp bij ongelukken dit jaar niet kon door
gaan. Vervolgens werden mededeelingen gedaan
omtrent het onderzoek der kosten enz. voor
een op te richten teekencursus alhier. Na
breedvoerige besprekingen werd besloten zoo
mogelijk met hulp van derden den volgenden
winter flink hiermee aan te pakken. Bij de
rondvraag besloot men nog pogingen aan te
wenden om evenals op zoo vele plaatsen ook
hier geregelde vischafslag te verkrijgen. Om
10 uur werd de vergadering gesloten.
0. N.
Zwaagwesteinde, 19 Nov. Nabij dit dorp
is een bijna tachtig-jarige zonderling over
leden. Enkele jaren geleden weigerde hij
zijn aanslag in de gemeente-belasting te vol
doen. Toen men met gerechtelijken verkoop
dreigde, hield hij den betrokken ambtenaar
een bankbiljet van f 300 voor. Benevens
verschillende gouden en zilveren voorwerpen,
die hem in vroegere dagen als pand voor
winkelscbuld gegeven werden, behoort tot de
nalatenschap ook nog een sigarenkistje vol
oude zilveren stuivertjes, welke, als ze niet
door penningverzamelaars worden gekocht, als
zilver niet de helft van de waarde zullen op
brengen.
Zeer ont-
ze dan ook dat zij bij den uit-
om op den Sneekerweg verder
ongehinderd te kunnen ontkomen.
Nu had ik, toen mij dit wedervaren bekend
werd, nog niet dadelijk plan naar de pen te
grijpen, om het als waarschuwing voor andere
park bezoeksters in de courant te zetten, want
och, ondeugende straatjongens treft men overal
aan, dat is geen bezoeking van Harderwijk
alleen. Ik meen echter in ’t belang van ons
wandelpark U, Mijnheer de Redacteur, eenige
plaatsruimte te moeten verzoeken.
Dat wij dit jaar zoo bedroevend weinig
genot van ’t Park hebben gehad, daar valt
nu eenmaal niets aan te veranderen, dat is
veroorzaakt door verschillende omstandigheden.
In de toekomst echter wenschen toch zeker
de ingezetenen er wel genoegen van te beleven,
en dan moet een bejegening als boven een
onmogelijkheid zijn. Zulke baldadige knapen
moeten daar geen vrij spel hebben. Zij genieten
van de vrije natuur op hun wijze, maar dat
mag hier in ’t park niet voorkomen.
De dames vertelden o.a. ook nog dat zij
zich ergerden hoe die jongens aan de jonge
boomen gingen slingeren, over en door heggen
sprongen en maar rondliepen waar ’t hun
beliefde, zonder planten of struiken te ontzien.
Twee der knapen zijn door hen herkend, en
’t spijt mij, het te moeten zeggen, ’t waren
zoontjes van de meest notabele ingezetenen.
Waar kinderen, die toch thuis beslist een
goede opvoeding krijgen, zich in hun vrijdom
kalm verloopen er is niets nieuws te melden.
En de berichten maken voorts melding
van kleine aan- of uitvallen, die werden af
geslagen, en van slecht weer.
Gebruik makende van den mist en de sneeuw
hebben Duitsche en Fransche vliegtuigen
getracht verkenningen te doenbij die ge
legenheid ontmoetten twee eskaders elkander
in de lucht, waarin twee Fransche vliegtuigen
tot landen werden gedwongen. Een Duifsch
vliegtuig werd vermist. Het kwam volgens
Fransche berichten in de Fransche linies neer
de beide officieren aviateurs werden door de
cavallerie gevangen genomen.
In het Oosten wordt de strijd tusschén
Hindenburg en de Russische legers voortgezet.
En ook de Oostenrijksche troepen schijnen
weder krachtiger op te treden tegen de Russen
in Polen en zenden berichten over een slag,
die tot dusver voor Oostenrijk een goed
verlóóp heefteen waarin reeds eenige duizenden
Russen gevangen genomen zijn.
De Times bevat een aantal brieven van
Engelsche officieren, waarin met veel lof wordt
gesproken over den moed en de volharding
van de Duitsche troepen. De schrijvers zijn
zeer verstoord over de berichten, dat de
Duitschers slecht schieten en wegloopen als
de Engelschen aanvallen. Een generaal schrijft
//Ik walg van de verhalen in de bladen over
de inferieuriteit van de Duitschers als soldaat.
Gelooft er toch geen woord van. Zij vechten
dapper; hun moed, hun organisatie, bun
optreden en leiding zijn uitstekend, en werden
nooit door eenigen troep overtroffen. Zij komen
in massa op tegen onze loopgraven en machine
geweren, keer na keer; zij zijn nooit terneer
geslagen, treden steeds weer aanvallend op.
Ik ben vol bewondering vopr hen”.
En een majoor van de Hooglanders //Ik
kan niet genoeg de bladen laken die be
weren, dat de Duitschers niet kunnen schieten,
dat zij wegloopen, dat hunne legers zijn samen
gesteld uit jongens en oude mannen. Dat
alles is onwaaren waar zij optreden vechten
ouden en jongen even goed. Van de Derwisjen
te Atbara werd gezegd, dat zij zeer dapper
waren, doch de Duitschers zijn nog moeilijker
uit de loopgraven te verdrijven dan zij. Wij
staan tegenover een verbazend goed leger, en
het zal ons moeite en tijd genoeg kosten hun
tegenstand te breken.”
Op zee heeft de Duitsche vloot, zooals
door Duitsche en Russische berichten gebleken
is, in de Oostzee de haven Libau afgesloten,
en daardoor de Russische «loot buiten de
eenige ijsvrije haven in de Oostzee gesloten.
De Duitsche admiraliteit meldt, dat daardoor
de Russische vloot in den winter, wanneer de
havens toegevroren zijn, in de Oostzee geen
operatiebasis meer heeft en dus tot werke
loosheid is gedoemd.
Nadat Duitsche torpedojagers zich hadden
overtuigd, dat de Russische schepen niet in
de haven van Libau waren en door het doen
zinken van kolenschepen die haven was afge
sloten, werden de militaire inrichtingen be
schoten; de Russche admiraliteit meldt, dat
bij die beschieting op verschillende plaatsen
brand is ontstaan.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Sneek, 20 Nov. Onze Rusthuisvereeniging,
die zich ten doel stelt in de toekomst een
soort gasthuis hier te stichten voor burger-
oudjes met een klein kapitaaltje, hield
Woensdagavond de jaarlijksche ledenver
gadering. Meegedeeld werd dat de vereeniging
31 Dec. j.l. over een kapitaal beschikt van
f 7460.
Van h.h. Weesvoogden was bericht inge
komen dat de f 500 jaarlijksche subsidie aan
de vereeniging met 1 Jan. vervaltmaar dat
de instelling besloten heeft tegen een jaarlijksche
contributie van f 25 als lid der Vereeniging
toe te treden.
Met algemeene stemmen werd als admini
strateur der Vereeniging herkozen de heer
P. J. de Hoop, burgemeester.
Mijnheer de Redacteur!
Verleden Woensdagmiddag hebben
dames te dezer stede een zeer onaangename
ontmoeting gehad. Het fraaie weder lokte
haar uit, nog eens een kijkje te nemen in
ons wandelpark. Toen zij tot het rozarium
waren gekomen, bemerkten zij, dat een viertal
knapen op den versten hoek, daar bij den
koepel, rondslenterde. Toen de dames in dezen
koepel even vertoefden om te genieten van
het fraaie veldgezicht onder ’t licht van het
koesterend herfstzonnetje, kregen ze als eerste
kennismaking een paar kluitjes kleimodder
op zich afgestuurd door de knapen, die zich
daar in den hoogen wal verdekt hadden opge
steld. Om geen verderen last van de jongens
te hebben, gingen de wandelaarsters den terug
tocht aanvaarden, doch de bengels wilden er
nu blijkbaar meer lol van hebben en gingen
daarom de dames hinderlijk volgen in hun
bemodderde pakjes. Zij slenterden dan eens
voor, dan eens naast of achter hen aan, terwijl
af en toe met modderkluiten en steenen werd
geworpen, terwijl de dames bovendien, zonder
dat hiertoe eenige aanleiding bestond, op minder
nette woorden werden onthaald,
hutst maakten
gang kwamen,
zoo gedragen, wat moet men dan verwachten
van zoovelen, die in hun jeugd veel meer
aan hun lot moeten worden overgelaten!
Ik meen dat in vroegere jaren na ontdekte
baldadigheid op onze begraafplaats de bepaling
in ’t leven is geroepen, dat kinderen zonder
geleide van ouderen daar nu niet mogen
komen. Welnu, voor ons Park acht ik een
dergelijke regeling ook beslist noodig, terwijl
er dan ook streng de hand aan dient te
worden gehouden. Hierop de aandacht te
vestigen was mijn doel.
Dankende voor de verleende plaatsruimte:
Uw Dw.,
X.
zegt, dat hij de Koning is. De jongen ziet
den uniform en weet niet wat te
de Koning gaat langs hem heen
en vindt daar eenige officieren
flesch wijn. De herberg werd voor
dat aan
doen, maar
naar binnen...
bij een
goed gesloten.
Een andermaal passeert hij een schildwacht.
Deze vraagt het wachtwoord, maar de ander
zegt dat hij de Koning is. «Dat kan wel
zijn aldus de soldaat maar ik vraag
het wachtwoord”. De Koning noemt heten
gaat door. Dan is het alsof hij snikken
hoort. Hij keert zich om en vraagt den
soldaat wat hem scheelt. Deze vertelt dat
hij uitgeput is van vermoeidheid en gebrek,
want dat hij maar niet afgelost wordt en dat
hij van eten noch drinken voorzien wordt.
«Waar is de officier”, vraagt de Koning.
«Ginds, in dat stammenéke”.
De Koning gaat den officier opzoeken, rukt
hem de epauletten van de schouders en zorgt
dat de wacht wordt afgelost.
Zóó vertellen ze wat ze gehoord hebben,
als ze bloedverwanten of vrienden uit het
leger ontmoetten. Dan spreken ze huiverend
over de groote offers, die aan weerszijden
gebracht worden en wat me bijzonder treft
met diep medelijden spreken ze .over den
vijand, den Duitscher, die ver van zijn vader
land sneuvelt en rust in vreemden grond.
Zoo doemden allerlei tooneelen voor me op,
gedurende dat uurtje, dat ik doorbracht te
midden der vluchtelingen en gingen in bonte
afwisseling aan me voorbij en vertelden van
de verschrikkingen van den oorlog, die door
ieder der betrokken volken verafschuwd
en toch gevoerd wordt.
Joure. Te Nunspeet wordt een vluchtelingen
«stad” opgetimmerd, waar 30 Nov. 10.000
Belgen onderdak zullen vinden. Van asbest-
platen gemaakt, is ze ook vrijwel onbrandbaar.
De heeren fa. R. L. Bon ma en Zonen
leverden daaraan reeds 36 vuren kasten af
en de fa. K. de Vrij en Zonen heeft a.s.
Woensdag 57 stuks af te leveren. Daar alles
vliegensvlug móet gaan, moet fa. De Vrij in
8 dagen dit karweitje opknappen.
Daar zaten ze allemaal, schrijft de Enkhuizer
Courant ruim honderd van die arme uit
gewekenen aan een lange tafel rustig bij
elkaar; sommige clubjes mannen zaten te
kaarten, anderen te lezen, terwijl de vrouwen
zaten te praten en te breien en de kinderen
het was nog vroeg in den avond
spelende rondliepen of tegen moeders schoot
stonden geleund. Het was een rustig tooneeltje.
Bij een groepje vrouwen ging ik op de
bank zitten en begon een praatje. Ze vroegen
me of er nog nieuws was van het oorloge-
terrein en ik vertelde haar wat de kranten
hadden gemeld. Enkelen keken voor zich
heen en zuchtten en een van haar vroeg me
of er misschien ook weer Belgen waren ge-
interneerd. Toen ik haar vroeg waarom ze
dit zoo graag weten wilde, kwam het ver
haal. Pas enkele weken was ze getrouwd,
toen de oorlog uitbrak en haar man opge
roepen werd om voor zijn vaderland te strijden.
Hij had het beleg van Luik meegemaakt en
hij had gezien hoe het zware Dutse geschut
groote bressen in het zware vestingwerk
maakte. Toen Luik viel, had hij de stad
verlaten om naar Antwerpen te gaan.
Buiten de stad gekomen had hij zijn uni
form verwisseld voor burgerkleeren, die hij
hier en daar had gekregen; een oude jas, een
te lange broek en een zwarte, slappe hoed.
Op weg naar Antwerpm kwam hij een troep
Dutsen tegen en viel den vijand in handen.
Maar de Duitschers meenden dat hij een
gewoon burger was, konden onmogelijk in
hem een soldaat herkennen. Zoo werd hij
nie.t opgezonden naar het interneeringskamp
naar Duitschland, maar bleef in zijn vader
land. Na acht dagen mocht het hem ge
lukken te ontvluchten en toen duurde het
niet lang of hij was in Antwerpen. Daar
ging hij naar een depót, waar hij een uniform
kreeg en twee dagen nadat hij in de Schelde-
stad aangeland was, zag zijne vrouw die ook
naar Antwerpen gegaan was, hem terug als
«’ne skeune soldaat”.
Toen was hij weer naar het leger gegaan
om te vechten en vóórdat ze naar Holland
gevlucht was, had ze hem nog eens weerge
zien in een hospitaal, waar hij neerlag, ver
doofd door het helsch lawaai der kanonnen.
Maar de kleine stad, waar hij in het hospi
taal gelegen had, was den Duitschers in
handen gevallen en ze was er van overtuigd
dat hij zich vóór den Duitschen overval, wel
weer bij het leger vervoegd had.
En nu weet ze niets meer.
tijding heeft haar meer bereikt en
en vreezen gaat nu de tijd voorbij.
De stemming wordt al te droevig in
hoekje, want de spreekster is niet de eenige
die nabestaanden in het leger dus in den
strijd heeft. Daarom vraag ik de vrou
wen of ze den Koning wel eens hebben gezien.
Nu komt er weer glans en leven in de oogen
en worden ze weer wat opgewekter.
Vol trots en liefde spreken ze over haar
«Keuning en Keuningin”. En dat is na
tuurlijk. Als wij den naam noemen van
onze Koningin, klopt dan ons hart niet
warmer? en gaat het den Duitscher niet
evenzoo als hij het over zijn «Kaiser” heeft?
Ja, sommigen van haar hadden het
Belgische Koninklijk echtpaar wel gezien,
verleden jaar, toen ze door hun bloeiend
land waren gereisd en toen de gansche be
volking, bekoord door hun eenvoud en vrien
delijkheid, hen hartelijk en spontaan had
toegejuicht.
En een enkele had Koning Albert gezien
in dezen droeven tijd, alleen en onverzeld,
een soldatenjas over zijn uniform. Want
nooit draagt hun Koning lang dezelfde Wee
ding en wie hem niet goed kent, zal hem
niet licht herkennenook gebruikt hij nooit
langen tijd achtereen dezelfde auto.
Broederlijk gaat hij met zijn soldaten om,
als hunner één; deelende hun gevaren, met
hen in de vuurlinie. Onverwacht verschijnt
hij nu hier, dan daar, om te weten of zijn
bevelen wel worden opgevolgd.
Zoo klopt hij ’s avonds na negen uur aan
een herberg en vraagt een pint bier. Een
jongen doet open, maar weigert hem bier te
verschaffen, daar de Koning geboden heeft
dat de herberg om negen uur gesloten moet
zijn. Nu slaat de bezoeker zijn jas open en
Nu de winter nadert, het slechte weer zich
inzet, en de strijd langs het geheele front
niet alleen moeilijker, maar gevaarlijker en
nog onaangenamer maakt, wordt van verschil
lende zijden aangedrongen op het sluiten van
vrede. Het vertrek van den gezant der Ver-
eenigde Staten te ’s-Gravenhage, Van Dijke,
naar Washington, heeft ook ons de hoop doen
uitspreken dat deze iets zou doen of tenminste
den vredesarbeid voorbereiden.
De Press Desocialion echter publiceert een
klaarblijkelijk officieuze verklaring van Presi
dent Wilson, waarin gezegd wordt: Er zal
geen tweede voorstel tot bemiddeling worden
gedaan, voordat ééu of meer der oorlogvoe
rende partijen hun geneigdheid hebben uit
gesproken, die te aanvaarden. De president
meent, dat de Vereenigde Staten, na reeds
officieel en officieus hun goede diensten te
hebben aangeboden, voor het oogenblik niets
anders kunnen doen, zonder nadeel voor hun
invloed. De president is volkomen bereid saam
te werken met andere neutralen, maar hij wil
dit niet doen, zoolang de oorlogvoerenden, of
eenigen hunner, niet verklaren een bemidde
lingsvoorstel van een groep neutralen, in
overweging te nemen.
De houding van den President blijft dus
volkomen gelijk aan die, welke hij voor twee
maanden aannam,
Bolswardsche Courant