Nieuws- eu Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Devakorganisfllieendeoorlog
w
1914.
53ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 102.
Zondag 20 December.
BERICHT!
VOOR
Afzonderlijke
middel willen om die
De
Het militairisme
beseft wel, dat
om
Gods-
gevolg
er reus-
O
0^"* In het nummer van de
Bolsw. Courant, verschijnende
1 Januari 1915, zullen
Nieuwjaarswenschen
worden opgenomen a 25 cents.
Spoedige toezending van
advertenties is zeer gewenscht.
DE UITGEVER.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
werkgevers
verheugd over
beweging en
proletariaat.
hier op zijn plaats geweest.
wel, de arbeiders konden den
Dit nu werd voor 25
De oorlog is een bar-
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
Wij leven in een zonderlingen tijd, zoo
begon Spr. In normale tijden worden in de
vergaderingen der arbeiders de vakbelangen
besproken, dan wordt de verhouding nagegaan
van werkgevers en werknemers, en was men
de ontwikkeling der arbeiders-
over de eensgezindheid van ’t
Nu is men eenigszins geschokt
in zijn vertrouwen door de teleurstelling die
door den oorlog teweeg gebracht werd.
Spreker wil zich in zijn betoog hoofd
zakelijk bepalen tot ons land, dat gelukkig
tot heden nog van de directe deelneming in
den wereldstrijd bevrijd bleef. Op de vraag
wie de schuldige is van ’t ontbranden van
dezen strijd, wil spreker niet ingaan, want in
eigenlijken zin kent hij geen enkele schuldige,
doch hij beschouwt deze oorlog als de conse
quentie van de ontwikkeling der volkeren.
In alle landen waar de krijg heerscht, vechten
thans de werklieden met de bezittende klasse
mee, en dat is te verklaren uit een vuig
nationalisme, ’t Is voor dé arbeiders een
zondeval, ’t is gekomen doordat ze de inter
nationale solidariteit nog niet goed verstaan.
Deze oorlog is geen oorlog voor vrijheid of
cultuur of beschaving, wij wijten den krijg
aan ’t maatschappelijk kapitalisme, en die dit
kapitalisme dient, is mee schuldig aan dezen
oorlog.
Siddering heerschte er alom, ook in de
kringen der bourgeoisie, doch bij de rijkeren
bedaart na den krijg die siddering weer. Dat
leert ons de groote mijnramp van Courières
in Frankrijk. Toen daar door onvoldoende
voorzorg vele mijnwerkers in den grond be
dolven werden, ging ook een siddering door
alle gelederen der maatschappij, doch later
werden de toestanden niet verbeterd, want
dat kwam te duur uit. In elke klas is een
streven naar en een zucht tot zelfbehoud, en
geen klas zal handelen tegen eigen welzijn
in, dat is het karakter van ’t kapitalisme.
Daarom dan ook zijn de arbeiders gedrongen
te strijden tegen ’t kapitalisme.
De nu opgerichte anti-oorlogsraad wil de
vrede verzekeren, doch er gaan nu reeds stem
men op, dat na dezen oorlog de defensie-
uitgaven verhoogd zullen moeten worden.
Als men vraagt naar de oorzaak van dezen
krijg, dan moet men wijzen op de haat tus-
schen Duitschland en Engeland. Ook in ons
land is men wel anti-Duitsch, doch Spreker
ziet daarin niets dan een verkapt nationalisme.
Wel beweert men, dat Engeland vecht voor
het behoud der kleine Staten, doch dat is
lak. Het vergoten bloed der Transvaalsche
boeren getuigt het wel anders. Deze oorlog is
'n gevolg van de zucht naar koloniën, ’t is een
landhonger, een zoeken naar’n afzetgebied voor
de producten der industrie. Reeds lang werd
voorzien dat deze krijg eenmaal moest komen.
In voorgaande jaren is door den invloed van
’t proletariaat, in gevallen waarbij de vrede
van Europa waggelde, de krijg nog bedwongen.
De ontwikkeling der Duitsche industrie
was de laatste tijden verbazend snel, wat Spr.
met enkele cijfers aantoont. Het was Engeland
geheel op zij gestreefd, doch dit land heeft
vroeger reeds koloniën genomen in den tijd
toen dat nog gemakkelijker ging en er geen
42 c.M. kanonnen voor noodig waren. De
stoelen zijn thans overal bezet, en geen wil
wat van zijn gebied afstaan. Waar dus
expansie moet komen, moet.geweld gepleegd
worden. Er moest dus een oorlog komen,
waarin ook het proletariaat zich moest laten
meeslepen. Toen nu Rusland ging mobilï-
seeren, kon Duitschland beginnen, want de
haat tegen de Russen was sterk en zorgvuldig
aangehitst. In zooverre is dus Duitschland
schuldig aan den krijg, dat het behoefte had
aan afzetgebied, en het kapitalisme was de
drijfkracht, waarbij nationalisme kwam als
reden voor de bezieling der menigte. Zulk
een strijd, dat gevoelt men, kan alleen be
lemmerd worden door het internationalisme
van het proletariaat. En dat heeft nu ons
nog teleurgesteld, het bleek nog te zwak te zijn.
De vraag rijst nu Wat is het meest in
’t belang der arbeiders om in de toekomst
beter te slagen. De oorlog volgt zijn eigen
logica met wreedheden en barbaarschheid.
Dat was altoos ’t kenmerk van de oorlogen
en zal ’t blijven, doch zal er vrede komen,
dan moeten de arbeiders er een rem op plaatsen,
opdat de oorlog onmogelijk wordt. Deze
oorlog is er eenmaal, daar valt niets meer aan
te doen. Misschien kan bij ’t einde het prole
tariaat nog eenig gewicht in de schaal leggen,
doch voor ons, zegt Spr. hier in Nederland,
waar wij buiten den strijd staan, valt er niets
aan te veranderen.
Onze industrie was ook voorspoedig en
breidde zich snel uit. In de laatste jaren nam
deze voldoende toe en ook de arbeiders
organisatie breidde zich gestadig uit. Toch
heeft Nederland lang gewacht met die orga
nisatie. Men was hier ten opzichte van ’t
buitenland steeds ten achter. Wel had men
hier en daar een spontaan verzet, doch alge-
meene samenwerking ontbrak tot de moderne
vakbeweging kwam, ondanks de felle bestrijding.
In 8 jaren tijds is deze nu gestegen tot
90.000 man, zoodat de strijdkracht ook in
ons land zeer versterkt was. Deze oorlogstijd
nu dreigt die kracht te vernietigen.
De vraag rijst daarom Wat moeten de
arbeiders nu doen
Twee wegen staan voor hen open, de eerste
is die van agitatie en protest, de andere mee
te doen om bij de maatregelen invloed uit te
oefenen. Nu heet het van zekere zijde wel
dat de arbeiders dan meedoen met de onder
drukkers. Ja, maar bij die samenwerking wordt
toch gewerkt in ’t eigenbelang onzer partij.
In de eerste dagen van den oorlog was elk
bevreesd voor ’t geen komen zou, en was
men ook begaan met het lot van ’t proletariaat,
maar nu begint de krenterigheid reeds meer
te voorschijn te komen. De steuncomité’s
hebben thans te beschikken, hoe in den ont-
staanden nood zal worden voorzien. Om daar
invloed op uit te oefenen, heeft onze bond
gemeend, daarin ook deel te moeten hebben,
en in eenige steden is dan ook door die
beweging verkregen, dat de uitkeeringen aan
werkloozen en aan de vrouwen van militairen
iets verbeterd zijn. Bij ons in Amsterdam,
zegt Spr. is de uitkeering per week f 2 ver
hoogd, in Rotterdam is men nog niet zoo
ver, omdat de organisatie der arbeiders daar
niet zoo goed was.
In Bolsward heeft Spr. zich ook op de
hoogte van den toestand gesteld. Daar hebben
alleen de heeren zitting in dat comité, doch
wenschen ook de werklieden zeggenschap mee
Met dit onderwerp trad Woensdagavond
in Z/de Doele” als spreker op de heer
R. STENHUIS van Amsterdam.
De vergadering was uitgeschreven door de
plaatselijke afdeelingen der Bonden van Fa
brieksarbeiders, Bakkersgezellen en Typografen.
De Doelezaal was wel niet geheel, maar toch
grootendeels bezet.
De heer W. TOLHUIS opende de bijeen
komst, riep de aanwezigen het welkom toe
en vertelde verder, dat deze vergadering was
uitgeschreven om reclame te maken voor de
zaak der arbeiders. Deze tijd van oorlogs
ellende is zeer geschikt om de arbeiders wak
ker te schudden, teneinde hen te doen inzien,
dat hun belangen het best vertrouwd zijn
daar, waar de arbeiders zelf iets mee hebben te
zeggen. Het is er dus om te doen om de
arbeidersbeweging en de georganiseerde vak
beweging te steunen, want door deze ver
wacht men de zegepraal van het proletariaat.
De Spreker begon daarna zijne rede; met
een vloed van woorden en met klemmende
begeestering zette hij in een betoog van bijna
twee uren zijne zienswijze uiteen.
Daarna trad als debater op, vanwege de
partij der onafhankelijke arbeidersbeweging,
de heer C. BONNET van Leeuwarden, die
nog een oud-Bolswarder is. Deze bleek niet
minder goed van den tongriem besneden te
zijn, en zoo werd na re- en dupliek het half
twaalf eer de vergadering was afgeloopen.
In beknopten vorm volgt hier de hoofdinhoud
van ’t gesprokene.
versterking der organisatie. Gelijk het leger in
de loopgraven, zoo moeten wij ons ook ver
schansen voor de kanonnen van het kapitalisme.
(Applaus).
Voor het debat gaf zich op de heer
C. BONNET van Leeuwarden. Hij begint
met te betuigen, dat de rede van den Spreker
hem eensdeels niet aanstond, en anderdeels
hem is meegevallen. Waar hij ging af
kammen tegen den oorlog en tot verzet aan
spoorde tegen het kapitalisme, kon hij met
hem meegaan, maar ten opzichte van de actie
en de wijze van strijdvormen kon hij het
gesprokene niet goedkeuren. Ook de inleiding
van den Voorzitter, waar deze zei, dat deze
vergadering was te beschouwen als een reclame
voor de vakvereenigingen, vindt hij ongepast,
echter dat heeft de Spr. van dezen avond
weer goed gemaakt door zijn uiteenzetting.
De Spreker echter heeft gemeend zich te
moeten bepalen tot de Nederlandsche vak
beweging, hoewel hij daarna zich toch beriep
op de sterke beweging in het Buitenland, waar
mee voorheen ook altoos is geschermd door de
Sprekers van zijn richting. Wijl hij zelf
getuigde, dat Nederland zoo wat 20 jaar ten
achter was bij het Buitenland, en nu gelijk
hij zelf beleed, die buitenlandsche vakbe
weging niets heeft uitgewerkt, nu het er op
aankwam, dan is er reden hem te becriti-
seeren. Die vakbeweging is dus gebleken,
geen knip voor den neus waard te zijn, want
die heele beweging kon niet weerstaan de
drang der bezittende klasse en de vaklui
liepen even hard naar de grenzen als de be
zitters. Gisterenavond, zei debater, heb ik
gedebatteerd met Ds. de Bruin, die verklaarde,
dat deze oorlog geen gevolg is van
dienstige geschillen, doch ook niet een
van het kapitalisme, want dit lijdt
achtige schade door. Om de oorzaken van
dezen oorlog in het goede licht te stellen,
zou ik, zegt debater, wel een uur noodig
hebben, en daarvoor is geen tijd, maar de
oorlog is er nu eenmaal, en dus moet ge
vraagd worden waar is nu de kracht der
sterke organisatie. Veel zou hiervan te zeggen
zijn, en de waarheid vindt gewoonlijk geen
herberg, maar de zaak is ditde arbeiders
moeten zelfstandig optreden, en een algemeen
verzet was hier op zijn plaats geweest. De
Spr. zei nu
oorlog niet keeren.
jaren wel voorzien,
baarschheid zei hij, toegegevenmaar dan
moet men toch het
barbaarschheid onmogelijk te maken,
kiem moet men wegnemen,
moet verdwijnen, want men
men dit noodig heeft, ook om den binnen-
landschen vijand te kunnen bekampen. Men
moet strijden tegen de defensiemiddelen, want
dat militairisme is de steunpilaar dezer kapi
talistische maatschappij, welke op leugen en
diefstal is gegrondvest. De moderne vak
organisatie bleek nu niets waard te zijn, al
hoe ze afgaf op het drijven der anarchistische
partij.
Wat is de oorzaak, dat de Belgen, die van
hun have en goed beroofd zijn, hier zoo’n
goed onthaal vinden? Het is, omdat men
daardoor tracht terug te geven, wat hen elders
is ontnomen. De commissien hebben echter
de bokken van de schapen gescheiden. Nu
wordt mijne partij, zegt debater, wel verweten,
dat zij tweedracht wil zaaien, en daarom moet
men die ontevreden arbeiders maar eens rnoris
leeren, ook al weer door datzelfde militairisme.
Daarvan echter genoeg. De Spreker heeft
reeds gezegd dat Duitschland zoo’n groot
aantal socialisten had, maar deze staan in
de gelederen. Door die menschen wordt dus
het kwaad bestendigd. Het is zoo het is,
maar men heeft de zaak verkeerd aangevat.
Die georganiseerden hebben ook mee gekozen
de regeeringen welke thans de lakens uit-
deelen, men zou met de revolutionnaire bewe
ging van voor 20 jaren verder zijn gekomen.
Men durfde het niet aan zich tegen de stroo-
ming te verzetten. De persriolen hebben het
volk warm gemaakt, de menschen hebben
zich laten overhalen. Ik, zegt debater, laat
mij niet ompraten, en ’k houd er een eigen
meening op na, en die praat men er nooit
uit. De moderne vakvereeniging gaat nu
meedoen met het kapitalisme. De uitkomst
heeft men nu gezien, ze staat op een laag
standpunt.
Deze bedenkingen meende ik even in het
midden te moeten brengen. Men verzuimde
te hebben, want het is een eisch dat iedere
klas die gelijkwaardig is, niet gepasseerd mag
worden. D^t is de principieele grond van de
beweging, men wil de socialen negeeren. Wij
willen ook als ons werkloosheid treft, niet
behandeld worden als gewone bedeelden. De
arbeiders ontvangen in zulk geval slechts
datgene waarop zij als lid der maatschappij
volkomen recht hebben, en dat mag niet in
den vorm van bedeeling gaan.
Komt er bier ter stede werkeloosheid, zoo
dat er een beroep op de burgerij moet worden
gedaan, gelijk reeds in een circulaire hier is
geschied, dan moet men er niet den zin van
bedeeling aan geven. De stichtingen te dezer
stede hebben te beschikken over de gelden,
doch de uitkeering moet niet geregeld worden
naar ’t geen de stichtingen er voor geven,
doch naar de behoefte die er is. ’t Is niet
een zaak van persoonlijk wantrouwen, maar de
arbeiders dienen zelf zeggenschap mee te hebben
in de regeling. Al mag men dat in Patrimo
nium te brutaal noemen, en men dus uit
gewone bescheidenheid niet willen meedoen,
toch is de invloed van ’t werkliedenverbond
noodig, want de toestand kan zoo niet
blijven. Het hoofdbestuur van den Bond
heeft zich gewend tot het nationaal steun
comité, en dat is van oordeel dat de zaak
niet berecht mag worden zonder ons, en voeg
de er aan toe, dat waar de taak voor de
gemeente te zwaar wordt, het steuncomité
hulp zal verleenen.
Óp 3 Januari zal te Amsterdam een groote
vergadering plaats hebben, waarbij vertegen
woordigers van de vakvereenigingen zullen
komen, om meer actie te voeren.' De uit
keering aan de vrouwen van militairen is
onvoldoende. Zij mag berekend zijn voor den
tijd van een week of vier, nu bet zoo lang
duurt is de uitkeering niet toereikend, en
ontstaat er ondervoeding in vele gezinnen, te
meer daar de levensmiddelen duurder zijn
geworden.
Een tweede vraag is hoe zal de positie
der arbeiders zijn na den oorlog? Dit is nog
niet geheel te voorzien, doch het zal vast
staan dat de loonstandaard minder zal zijn.
Alles zal duurder worden, en daardoor de
positie der arbeiders verslechteren. Nu gaan
er wel stemmen op om te bezuinigen, doch
daar het voor den oorlog al sukkelen was om
rond te komen, kan het niet om nog minder
te nemen voor zijn nooddruft. Er komen
tegenwoordig anders al boekjes uit, waarin de
kunst kan geleerd worden om goed en goed
koop te eten, doch zegt Spr. de arbeiders
weten al reeds veel beter dan in die boekjes
beschreven staat, 'hoe men zich vaak moet
behelpen. Een professor in Groningen ver
kondigt, dat er bezuinigd moet worden om
het nationaal vermogen al niet meer te
drukken, dan reeds door dezen oorlog wordt
gedaan. Van dat nationaal vermogen zegt Spr.
heeft men de ervaring opgedaan, dat als er
gedokt moet worden, men daar niet aan
mag komen, dan moeten de belastingen liever
zoo, dat ook de arbeider het gelag mee moet
betalen.
Een ander feit is dat de tegenstelling blijft
tusschen kapitaal en proletariaat. De rijkdom
heeft ons dezen oorlog bezorgd, de arbeider
wil er voor zorgen dat het leven draaglijk is,
want wij leven slechts eenmaal, en dat is
juist nu. Het proletariaat moet sterk staan in
den strijd, en al zijn er die ons verwijten*
dat wij verdeeldheid brengen en twist zaaien,
terwijl de industrie zoo noodig rustig moet
kunnen werken, om een afzetgebied te zoeken
van haar producten. Als het kapitaal de rente
2 pCt. hooger stelt voor het bedrijfskapitaal,
de kolen, het ijzer enz. duurder wordt, dat
alles wordt als een noodzakelijk iets beschouwd,
doch de arbeider moet geen loonsverhooging
vragen, dat zit er niet aan De arbeider moet
zijn arbeidskracht, het eenige wat hij kan
aanbieden, niet hooger stellen. Wij zullen,
zegt Spr. ons eigen professor zijn en zeggen
alles duurder, ook ons werk duurder!
Na den oorlog kan er dus van vrede op
economisch gebied geen sprake zijn, integendeel
de strijd zal moeielijker en zwaarder worden.
De arbeiders en ook de anderen moeten nooit
vergeten dat deze maatschappelijke orde ge
dragen wordt door de kracht onzer armen.
Onze armen zijn ’t die de producten bezorgen,
daarvan zijn de rijkdommen afkomstig. Deze
oorlog heeft ons een practische les gegeven,
de zorg voor de vakvereeniging moet ons
bezielen, en daarin ligt tevens een moreele
kracht, waarvan het besef ons zal voeren tot de middelen aan te vatten, die de verbetering
Bolswardsclie Courant
4
F
IS