lieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. KERSTMIS. H EVEA 1914. 53ste Jaargang. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 103. VOOR Donderdag 24 December. Afzonderlijke BERICHT! maar bijna in Van gewoon soldaat tot luitenant. Wegens het Kerstfeest, zal het nummer van Zondag 27 December a.s. niet verschijnen. ver- vader! ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad, zijn verkrijgbaar h 5 Cent. Een afscheidswoord Vice-admiraal v. ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. van den Spee. Het nummer van de Bolsw. Courant van Donderdag 31 December a.s. zal één dag later, dus Vrijdag 1 Januari 1915, verschijnen. Nieuwjaarswenschen worden daarin opgenomen a 25 cents. Vroegtijdige toezending van advertenties is zeer gewenscht. DE UITGEVER. Graaf v. Hoensbroech, deelt, volgens Hamb. Fremdenblatt medeToen de bij de Falklandseilanden omgekomen vice-admiraal Graaf v. Spee voor twee jaren het vaderland voor een buitenlandsche reis verliet, werd hem door kennissen gevraagd, wat hij doen zou, indien er intusschen eens oorlog uitbrak. Hij antwoordde „dan hoop ik alle Engelschen op den bodem der zee weer te zien”. Berl. Tageblatt. De Hannoversche Kurier vertelt: In den herfst van 1912 nam de zoon van een eenvoudigen tolbeambte, genaamd Fricke, te Krossen, dienst bij het aldaar in garnizoen liggende le bataillon. Toen de oorlog uitbrak rukte hij met de Be compagnie uit naar het tooneel van den strijd. Daar werd hij weldra bevorderd en kon hij reeds twee maanden geleden, nadat hij zijn voet in een gevecht had verwond, met een gevangenen-transport naar Duitschland terugkeeren, en de oude garnizoenstad bezoeken. Toen hij weer vanuit Keulen te velde wilde trekken, wilde ’t toeval dat hij de stations chef had hem een trein aangewezen, die naar het front voerde aan de Russische grens kwam. Hier voegde hij zich bij een troepen-afdeeling en werd hem vier weken geleden, in den slag bij Suwalki, opgedragen een patrouilletocht met twee man naar een boerenhoeve te maken, om te onder zoeken, of zich daarin ook vijandelijke soldaten bevonden. Toen zij tijdens dien tocht voor een sloot lagen, ongeveer 30 schreden van een brug verwijderd 800 meter achter hen bevond zich de Russische geschutlinie bemerkten zij een troep er waren c.a. 18 man Russen, die een ouden Oosten rij kschen officier medevoerden. Dadelijk werden de vij anden op de korrel genomen en het gelukte de patrouille, negen onscbadelijk te maken. Daar het gevaar voor den gevangenen officier opleverde, nog verder te schieten daar de overige negen zich om hem geschaard hadden, beval Fricke naar hen toe te gaan. Een zijner manschappen riep uit: „sergeant, dat wordt onze dood!” Niettegenstaande gingen de 3 mannen vooruit en toen zij de Russen genaderd waren, hieven deze de handen op, terwijl zij riepen: „niet schieten, we zijn huisvaders!” en gaven zich gevangen. Slechts een der Russen trachtte nog zijn revolver te trekken, doch werd door Fricke met de bajonet dóór stoken. Ter zelfder tijd begon men uit de Russische geschutlinie te vuren, doch Fricke wist nochtans de acht gevangen Russen en den Oostenrijkschen generaal, want dat was de gevangene achter het Duitsche front in zekerheid te brengen. Het hoofdzakelijk gevolg van dit heldeustukje was, dat met den Oostenrijkschen corpscommandant Krezy dat was de generaal, die met zijn automobiel in handen der Russen gevallen was, terwijl de hem begeleidende officieren hadden weten te ontvluchten, ook gewichtige papieren op de Russen waren buitgemaakt. Fricke werd voor den generaal-veldmaarschalk v. Hinden burg gebracht, die hem gelukwenschte en hem bevorderde totfeldwebel.Alsonderscheidingen werden hem ’t ijzeren kruis tweede en eerste klasse verleend en daarbij nog de Oostenrijksche dapperheidsmedaille eerste en tweede klasse. De heldhaftige Krossener werd spoedig daarop naar het Westen gedirigeerd, waar hij de eer had, voor den Keizer geroepen te worden. De Keizer reikte hem de band en zeide: „mijn zoon, spreek tot me, alsof ik je vader was!” Z.M. klopte hem op den schouder en zeide: „dat heb je kranig gedaan, mijn jongen!” Toen Fricke zich bij den corps-commandant meldde, die voortaan zijn chef zal zijn, vernam hij, dat hij tot luitenant bevorderd was. En nu zal het Kerstmis worden. Menigeen zal voor de vraag hebben gestaan, of het niet beter zou zijn geweest, dit jaar geen Kerst mis te vieren! Welke groote tegenstelling tusschen het idealisme van den Rabbi van Nazareth en de realiteit, die we thans aanschouwen. En toch is er misvatting bij degenen, die zoo denken. Ik las dezer dagen het volgende, ’t welk ik gaarne onderschrijf: „De wereldvrede, Hoe zijn hebben we ervaren de wreede werkelijkheid van den oorlog. De halve wereld staat in den krijg, dood en verderf heerschen op de vlakten, in de steden, op de golven. wEen volk is vluchtende tot ons gekomen, verdreven van huis, zorg voor de toekomst beklemt de harten, wat staat nog te wachten! Bergen, waar wij na een reis van dertig uren, aankwamen. Hadden wij geen aardrijkskunde geleerd, dat aan den anderen kant van Bergen de Fransche grens ligt, dan zouden we gemeend hebben de Beiersche grenspalen overschreden te hebben. Beiersche landstorm overal. Wit-blauwe wapenschilden sieren de spoorwagens, van de zwart-wit-roode schilder huisjes waait lustig een wit-blauwe wimpel, wit-blauw zijn de wagens der eindelooze munitie-treinen, die ons voorbijgaan, opgesierd. Tegen den middag bereiken wij B. den zetel van de etappe-inspectie van het zesde leger corps. Een vriendelijk Fransch stadje, nog onaangetast door de verschrikkingen van den oorlog. Overal militairen voor het hotel du Commerce, waar men ons ingekwartierd heeft, twee baardige Beiersche landstorm-mannen op post. De bevolking, vriendelijk en voorkomend, schijnt met de vijandelijke invasie al vrede te hebben. Het gegoede deel der burgerij is hier, evenals in alle grootere plaatsen, die wij aandoen, gevlucht. Excellentie Graaf M. de etappe-inspecteur is zoo vriendelijk een auto voor het verdere vervoer der liefdesgaven ter beschikking te stellen. Den volgenden morgen zet zich onze auto-colonne naar Rijssel in beweging. Wij rijden door Orchies. Eenzaam strekt zich het verlaten marktplein daar uit en de gebarsten muren van bet stadhuis steken somber af tegen den grauwen December- hemel. Ook hier toom de omgeving menig spoor van doorstanen strijd. Daar een soldaten graf langs den weg, door trouwe kameraden in zorgende liefde versierd, hier een windmolen zonder wieken, door geweerschoten doorschoten als een zeef, ginds een eenzame hoeve door granaten verwoest, door vlammen verteerd. Ondanks al die schade, ziet het landschap er welverzorgd uit, nauwelijks een derde van den grond dat de ploeg noodig heeft. Alleen-de suikerbieten liggen te rotten op de akkers. De stad L. zelf heeft in verhouding weinig geleden. Geheel platgebrand is de Rue F. en eenige huizen-complexen bij het station. In den gevel van het eerwaardige stadhuis gaapt een geweldig rond gat. Colonne na colonne trekt door de straten, in lange rijen staan de automobielen op de Grande Place, in de hotels heerscht een levendig af- en aankomen van Duitsche officieren, van alle wapens. De winkels zijn meest alle gesloten, alleen de verkoop van prentbriefkaarten bloeit. Op geschoten jongens en meisjes trachten in onverstaanbaar Duitsch hun waren aanteprijzen. Op het marktplein is een Duitsche courauten- en sigarenwinkel opgericht, die goeden aftrek heeft. In den namiddag brengt de auto ons in het hoofdkwartier van kroonprins Rupprecht en vandaar gaat het in een vrachtauto in de richting van Y. naar C. aan de Belgische grens. De commandeerende generaal ligt echter ziek in bet vaderland, zijn plaatsvervanger ontving de deputatie persoonlijk en de gaven werden met groote vreugde in ontvangst genomen. Terwijl tot dusver de wegen uit stekend waren, krijgt men hier eenig begrip van de Vlaamscbe moerassen, welke het vooruitdringen van onze troepen bij Yperen en aan het Yserkanaal groote hinderpalen in den weg leggen. C. ligt reeds in de vijandelijke vuurlinie. Doch wij waren zoo gelukkig van den avondzegen zooals onze soldaten de dagelijksche geschutgroet noemen, gespaard te blijven. Den volgenden morgen ging de tocht van L. met de nog niet verdeelde andere helft van onze geschenken zuidwaarts naar B., naar een Beiersche divisie. Langs den geheelen weg, is iedere plaats, ieder huis door militairen bezet. Ook hier overal sporen van den strijd. In een gehucht, dat geheel tot den grond is afgebrand, hoort men niets anders meer dan een eenzaam duiven-geklapwiek in de lucht, het is geheel ontvolkt. Bij de divisie worden we met gejubel ontvangen, want het is, sinds het begin van den oorlog het eerste geschenken-transport, welke de divisie bereikt. Ook hier hoort men weer de oude klacht de staande regimenten worden met geschenken overladen, doch aan de reserve-afdeelingen denkt niemand. Moeilijke taak, in deze dagen een Kerstmis artikel te schrijven. Welk aantrekkelijk onderwerp was ’t toch voor zoo menigeen, van wien werd verlangd met den lezer een kort onderhoud te hebben over Kerstmis en Kerstfeest. Donker de dagen, van ouds tijd van stil terugtrekken uit de drukte des levens. Donker, kort, meestal nevelig en koud... en daarna dat heerlijke -Kerstfeest met zijn engelenzang, zijn wondervolle poëzie, zijn vriendelijk licht. Wat stof vol bekoring voor den schrijver, den spreker. En dan luidden in den Kerstnacht de klokken, overal waar menschen wonen. Hoog op den bergentop beierden de kloosterklokjes, in breede, golvende klanken klonk uit trotsche torens in de steden der klokken geluid. Dan werd er gezongen: „Eere zij God, vrede op aarde en in menschen een wel behagen.” En de menschen waren zoo blij, dat het weer Kerstmis werd, en ze wezen elkander hoe die vrede reeds komende was en hoe de menschen elkander begonnen lief te hebben. Immers, waren er niet verrezen trotsche gebouwen, waarin lijdenden werden verpleegd, armen gevoed', kinderen verzorgd, ouden van dagen liefderijk behandeld? Ja, de aloude engelenzang was bijna in vervulling gekomen we opgeschrikt uit die rust. Hoe ervaren de wreede werkelijkheid missen, wat tal van kinderen, die geefs wachten op den terugkeer van Welke groote schare van menschen, die vermoeid en beladen zijn naar den geest. Tot al dezen zal de kerk straks spreken: „Vrede zij u lieden, dat is haar roeping.” We lezen in een oud boek dat er offers werden gebracht als dank voor zegeningen en weldaden. Maar we lezen óók van een aanroepen van den heiligen Naam in tijden van ramp, in tijden van tegenspoed. Zóó zal dat ons Kerstfeest moeten zijn. En als daar evenals vroeger de klokken zullen luiden, als daar de menigte samen zal komen in gewijde gebouwen, zie dan zal het de roeping der voorgangers zijn, om de menschen te wijzen op zooveel dat nog reden geeft tot gelooven, tot hopen en tot liefhebben. Het licht van den Kerstboom Symbool van het goede, het liefelijke. In dit teeken zullen we geestelijk over winnen. Is dat licht niet eene herinnering aan den alouden strijd tusschen het goed en het kwaad En we weten het immers, we gelooven het zeker: „het goede zal blijven, het kwade vergaan”. Dat Kerstlicht zullen we weer ont steken, nu juist, om de kinderen te doen verstaan, dat we zeker zijn in de overtuiging, dat het booze zal moeten wijken voor het goede, de duisternis voor het licht. Zeker, de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht. Schoone taak voor alle opvoeders, leeraars, ook voor ieder van ons, >m mee te strijden in den kamp tegen het boze, om aan allen, vooral aan de jeugd, in te irenten, dat elk mensch moet staan in de geileren der groote armee, die optrekken zal teen de duisternis, d.i. tegen bijgeloof, ongelof, egoïsme, eerzucht, hebzucht, hoog moed, uil gewin, machtsmisbruik. Zij /ormen een groote heermacht, alle die vijandi. Maar het einde zal zijn dat ze zullen wijkt," evenals de donkere nacht op de vlucht gaat mor de koesterende stralen der zonne. Di. zij onze Kerstleus. Dat blijve onze leuzezelfs in deze bange tijden van dood en verniing. E’.als we dan bedenken, hoe daar mooi Vlaa eren-land gedeeltelijk is verwoest, hoe vroum en kinders zijn vermoord bij het lichfvan brandende steden en dorpen, hoe het water der rivieren is gekleurd met menhenbloed.zal er dan ook in ons hart een >on van dank zijn, van dank voor den groca zegen die wij genieten, dat de krijg nog uiten onze grenzen bleef? We missen nog geenen van onze huisgenooten, de vlat en hebben nog geen enkel dorp doen opgamen denke over den zegen zoo meifwil, maar dankbaar kunnen, moeten we n. taks, zullen de dagen lengen de winter zal;aan, het voorjaar komt. We hopen op bet tijden in de natuur. Laat ons ook op hekerstfeest hopen op betere tijden in het mechengedoe, in het vast gelooven, in de zeijke overwinning van het licht, van het lie dat in de wereld is gekomen langgeleden. T< was er geen plaats voor dat licht... in d( loop der eeuwen is men nog zoekende geven naar een plaats, laten we op d Kerstfeest ons opmaken om mede te wren tot het schoone doel„het licht op d kandelaar, strijd tegen de duisternis”. zullen het einde niet beleven van dien ed, maar hij zal komen. En dan, maar c ook eens voor goed, zal het klinken over i gansche aarde„Eere zij God, vrede op de, in menschen een welbehagen” Ws. het hoofdkwartier van kroon prins Rupprecht. Beiersche liefdesgaven voor de Fransoozen, ond op de eerste personenwagens, die deze Bschenken naar’t... de veldartillerie-regiment waarnaar thans de het westen voerden. In de andere wagens menseuheid zoo zeer verlangt, is geheel -onden de met moed bezielde zonen des iets anders dan het „vrede op aarde” aderlands dicht opeen gepakt, zwaargebaarde dat de kerk twintie eeuwen heeft ver- andweermannen naast jongelingen die nauwe- Den volgenden dag voerde de auto, ons terug naar den zetel van de etappe-inspectie en vandaar in een rit van twee uur naar Maubeuge. Ook deze Fransche grensvesting is in een Beiersche provinciestad veranderd. In het Restaurant „zum Deutsches Haus” schenkt een Beiersche landstorm-man Dort- rn ander bier van het vat. Berl, Tagebl. kondigd. De kerk spreekt tot hen, dieijks de school verlieten, gereed om de vermoeid en beladen zijn en wil vredet'ranschen en Engelschen de Beiersche vuist brengen in de menschenziel. De wereld-te toonen. Hiebe mit Liebe vermeldde een vrede is een politieke zaak en daarouopschrift op een der wagens. mag de kerk geen blaam treffen, dat z In Herbesthal bemerkten we voor bet eerst, dezen oorlog niet heeft kunnen voordat we den oorlog tegemoet gingen. Ge- tomeDê durende den nacht, onder voortdurenden regen Wat tal van vrouwen, die heur manne ging het over Luik, Namur, Charleroi naar Bolswardsche Courant op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN waarborgt soliditeit. Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.)

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1914 | | pagina 1