Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
H EVEA
T
t
No. 2.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
54ste Jaargang.
1915.
Donderdag 7 Januari.
Tn gezonden.
1914.
BINNENLAND.
i
VOOR
A fzonderlijke
Waar wil je ’t
P.
P.
T.
i
T.
Ik
P.
I.
T.
vrouw
P.
T.
P.
P.
T.
T.
P.
De tong is ’t wapen
P.
De
En
rust
T.
T.
P.
P.
T.
T.
plan gemaakt,
lied,
fiets,
pleizier,
doen niets.
T.
P.
(Buiten verantwoordelijkheid, der Redactie.)
Een afgeluisterd twistgesprek
Door een oud-Bolswardsch paar,
VAN D’ OUDEN EN DEN NIEUWEN TIJD
EN VAN ’T VERLOOPEN JAAR.
T.
P.
van het lied,
d’ oorlog meer,
beginnen met
Eer ’t recht op ’t onrecht zegeviert
Lig ik al lang in ’t graf,
Doch komen zal het eenmaal toch,
Dat wascht de zee niet af.
Zie Thomas, dit ’s mijn „laatste woord”
Ik ken wel jou bestaan,
Doch spotters krijgen spottersloon,
Trek jij dien schoen maar aan
Wordt vervolgd.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
van ’t jaar
streek,
Thomasvaer.
Hoor, vrouw, ik heb een
Wij zingen saam een
Herdenken wat in ’t oude jaar
Voor zaakrijks is geschied.
Men doet dat ook in Amsterdam
Zoo altoos met Nieuwjaar,
Daar treedt dan in den schouwburg op
De oude Thomasvaer.
zoo zijn natuur.
over hebben, man?
Begin dan daadlijk maar...
Goed, dan wensch ik de lezers eerst
Veel zegen in ’t Nieuwjaar.
Want zegen mag er thans wel bij,
’t Vooruitzicht lijkt niet schoon,
Deez’ tijd toch brengt een crisis mee,
Er heerscht een droeve toon.
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Maar aan het einde
Zeg ik van
Ik wil dus nu
Een praatje over 't weer.
Het weer was in ’t begin
Wel vaak geducht van
Goed winter heeft men niet gehad,
Wijl ’t ijs te zwak steeds bleek.
Het najaar was wat gunstiger,
Doch dikwijls sterke wind,
En d’ oogst gelukte taamlijk wel,
Was ’t algemeen bevind.
Op ’t einde van het oude jaar,
Bezorgde ons onverwacht
Een echte storm, flink averij
En een onrustigen nacht.
De storm dan van verleden week,
Die maakte 't wel wat bar.
Doch ’t weer is toch in ons klimaat
Heel dikwerf in de war.
De laatste jaren heeft men ook
Geen winters als weleer,
Gelukkig dat er fietsen zijn,
Van ’t schaatsen komt niet meer.
Weet je niet, Thomas, hoe dat komt?
Hoor dan, wat ik je zeg:
De stoom brengt alles in de war,
Neemt d’ oude regels weg.
Het heele leven* gaat met stoom,
Men heeft nu rust noch duur,
Met veertien jaar is men al groot,
Elk vliegt en holt met vuur.
Wat was dat anders in ons jeugd!
Och foei, ’k schrik er van op,
Als ’t nog wat duurt, dan staat gewis
De wereld op haar kop.
Wij zaten niet in tram of spoor,
De reis ging meest te voet.
De trekschuit was al weelde toen,
En toch ging alles goed.
De jongelui van dezen tijd,
Ze doen aan spel en
Ze doen aan pronken en
Maar doen? Och ze
En ’t weer dat raakt ook in de war,
Het is de kluts al kwijt.
De winter brengt geen koude meer,
En ’t ijs raakt uit den tijd.
April, vrouw, was wel mooi dit jaar!
Ja wel, maar bij abuis,
Hoe het zoo kwam dat weet ik niet,
Maar ’t zaakje was niet pluis.
April en Mei zijn omgeruild,
En d’ almanak was fout.
April was daardoor veel te warm,
Doch Meimaand weer te koud.
En in den zomer had men ook
Meest ongeregeld weer,
Uit noodzaak hoeft d’ élite nu
Niet naar een badplaats meer.
Was ’t een paar dagen eens wat warm,
Dan was ’t al weer te mooi,
Dan bleef ’t wel veertien dagen guur,
Met regen in het hooi.
Je sprak daar van een badplaats, vrouw,
Maar weet je ook bij geval
Hoe het met onze zwemschool is?
’k Hoor daarvan niemendal.
Het is een heele tijd geiten,
Toen ijverde men sterk,
Doch later hoort men niets er van,
Hoe ging dat in zijn werk?
Neen, man, 'k bemoei mij daar niet mee,
’k Heb geen belang daar bij,
Al zwemt nog eens de heele stad,
Men doe 't maar buiten mij.
Ik ben ook waarlijk zeer benieuwd,
En 't hoort oök in ons lied,
Hoe gij wel over ’t koken dacht,
Dat lag op uw gebied.
De lessen over kokerij?
Och praat mij daar niet van,
Voor jong’ren was ’t misschien wel iets,
Doch ik had niets er an.
Ik kook nu al ruim vijftig jaar
Het eten eiken dag,
Mij dunkt als ’k nu nog leeren moet,
Ik mij wel schamen mag.
En Thomas, wees maar eerlijk, zeg
Of ’t ooit bedorven werd!...
En paardevleesch en stampte pot!
Zoo’n cursus vind ik snert.
Maar koken in de hooikist dan,
Was dat ook zoo verkeerd?
meen toch dat je somtijds zei:
Dat heb ik daar geleerd,
Nu ja, dat deed men ons daar voor,
En ’k schafte ’t mij toen an,
Zoo ook het koken op het gas,
Maar ’k had al lang het plan.
Dus er was toch nog ook iets bij
Dat wel wat was voor u,
En zoo vond elk wat dat haar past,
Doch dat vergeet je nu.
„Goedkoop en lekker eten”,
Dat hoorde toch niet min...
O zoo! Zoek ’t elders beter dan
Als ’t thuis niet is naar ’t zin!
Och, vrouw, wordt maar zoo driftig niet,
Het is niet dat ik klaag.
Maar ik vind ’t een belangrijk iets,
Het vraagstuk van de maag.
Mij dunkt, dat men ’t waardeeren moet,
Al gaat ’t ons zelf niet aan.
Zoo’n kookles, die toch practisch is,
Zal niet verloren gaan.
’k Begrijp dus nog niet, hoe je mij
Die zaak zoo euvel duidt.
De cursus ging toch, naar ik meen,
Van 't vrouwen kiesrecht uit.
Die dames en „het Groene Kruis”
Die zetten het op touw.
Gezondheid was het doel van d’ een,
En ’t koken trok de vrouw.
Die zaak ging buiten ’t kiesrecht om
Dat weet je drommels goed.
En dat je op ons vereeniging schimpt
Zit zwaar mij in ’t gemoed.
De vrouw komt steeds den man op zij,
Op allerlei gebied,
Doch waarom gunt men haar dan toch
Het kies- en stemrecht niet?
Maar Nel! als ik het zeggen mag,
Dan komt het daarvan daan...
De vrouw raakt nimmer uitgepraat
Er kwam geen eind dan aan.
Je hebt toch, beste Pieternel!
Ook dikwijls wel gehoord:
De vrouw houdt nooit haar mondje stil
Wil altoos 't laatste woord.
van de vrouw,
De man wil meer de daad,
Hoe zou het komen, als eens zat,
Je kransje in onzen Raad
Och Thomas, foei wat terg je weer,
Mijn bloed raakt overstuur
De man geeft steeds de vrouw de schuld
Dat schijnt
Maar vrouw!...
Neen, houd zoo lang je mond
En laat mij nu aan ’t woord
Je moet het weten, ’k heb geen
Eer je dit hebt gehoord
De heeren praten ’t honderd uit,
Zie ’s lands vergaderzaal!...
En wie naar resultaten ziet,
Vindt de oogst bedroevend schraal.
En door de leden van den Raad,
Wordt ook wel graag gepraat,
Het is soms of inplaats der kip
De haan aan ’t kaaklen gaat.
Neen, mannen hoe je ’t wendt of keert,
De vrouw staat in haar recht,
En wie dat niet beseffen wil,
Die handelt wreed en slecht.
Och oudje I ’k twijfel aan je recht
Geen enkel oogenblik.
De tijd er voor is nog niet rijp,
Dus maak je maar niet dik,
Arum, 4 Jan. Het verbouwde vlas vindt
na de bereiding een geregelden aftrek. Was
het vorige jaar de prijs f 1.50 per bundel,
thans bedraagt deze f3.10.
Bozum, 4 Jan. Een ernstig ongeval had
heden alhier plaats. De voerman Idsenga,
die een geregelden dienst WommelsBozum
onderhoudt, keerde van den avondtrein met
eenige passagiers huiswaarts, toen hij, juist
op de grens BaarderadeelHennaarderadeel,
door een hartverlamming van den bok stortte.
Een der beide paarden struikelde over een
grinthoop, die zich aan de zijde van den weg
bevond. De reizigers konden ongedeerd het
voertuig verlaten en geneeskundige hulp in
roepen, die echter niet meer kon baten. Met
een rijtuig werd het lijk naar Wommels ver
voerd, waar de overledene, die gehuwd was,
woonachtig was.
Westergo, 4 Jan. Vrij algemeen worden
de per 5 Maart en 12 Mei e.k. afloopende
huurcontracten van boerderijen op de geldende
voorwaarden voor één jaar gecontinueerd. Is
de oorlog niet geëindigd met 12 maanden,
dan kan men weer zien, maar voor het tegen
woordige wordt deze regeling de beste geacht.
Koopprijzen van vastigheden lijden tot heden
niet ernstig onder de buitengewone tijds
omstandigheden.
Wonseradeel, 4 Jan. Voor volle melk
wordt in sommige dorpen onzer gemeente
reeds 11 cent per liter betaald. Eieren kosten
9 a 10 cent per stuk. In sommige dorpen
heerscht ook schaarschte aan vet. Het gemeente
bestuur heeft eenige ILL. gort, boonen en
erwten aangekocht, om deze voedingsmiddelen
ten tijde van behoefte tegen inkoopsprijs weer
van de hand te doen.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Te Tzum is in de Herv. Kerk een
preek gehouden in het Friesch door ds. W.,
een bekend kenner van deze taal, in navolj
ging van Franeker, waar indertijd door ds.
B. een dergelijke preek werd gehouden.
De te zingen psalmen en gezangen werden
in het Friesch voorgelezen, doch in het
Hollandsch gezongen.
Een groot deel van de kerkgangers was
echter niet te spreken over deze Friesche
preek, een paar zelfs verlieten de kerk tijdens
de godsdienstoefeningen. Hierbij kwam nog,
dat niemand wist dat in het Friesch zou
worden gepreekt.
Wij begrijpen ook niet wat reden er kan
bestaan om van oude gewoonten af te wijken.
N. Harl. Ct.
Wonseradeel. Loop der bevolking. Op 1
Januari 1914: 6569 mannen, 6430 vrouwen,
totaal 12999. Vermeerderd door geboorte
met 167 mannen en 148 vrouwen, door
vestiging met 346 m. en 311 v. Verminderd
door sterfte: 70 m. en 64 v., vertrek 396
m. en 363 v. Op 1 Jan. 1915 dus 13058.
Er zijn 79 huwelijken gesloten en 1 echt
scheiding is ingeschreven.
Geen levensmiddelen of kleeren voor België,
doch geld!
De heer Van der Veen, voorzitter van het
Centraal Bureel voor de Belgische Vluchte
lingen, was gisteren in Leiden en deed daar
aan het plaatselijk comité eenige mededeelingen
over den huidigen toestand. Hij verzocht,
steun aan België en de noodlijdende bevolking
vooral te verleenen in geld en niet in levens
middelen en kleeren, die, zoodra er een aan
zienlijke voorraad bijeen is, door de Duitschers
worden opgevorderd. Alg. H.
Een smokkelaar in de knel.
Zaterdagmorgen bemerkte de grenswacht te
Dinxperlo, dat zekere H. een zak kippenvoer
over de grenzen wilde brengen. Toen bij op het
aanroepen geen gehoor gaf, schoot de grens
wacht op hem, doch de smokkelaar wist zich in
een duiker te verbergen, waar hij doornat werd
uitgehaald en vervolgens in hechtenis genomen.
Arnh. Ct.
Zijn vrouw, die zingt dan met hem mee,
Wat heel veel bijval wekt,
Elk zegt zijn meening op zijn beurt,
Wat zeer de aandacht trekt.
Zij geven een berijmd verhaal,
Bespreken dit en dat,
Wat in dat jaar de aandacht trok
Herdenken zij zoo wat.
Pieternel.
Maar goede man, wees nu niet dwaas
Wel foei, ik dank je zeer,
Voor vijftig jaar ja, zou het gaan,
Maar nu zing ik niet meer.
Met grijze haren zingt men niet,
Dat geeft voor ons geen pas,
Een ieder lachte grif ons uit:
Ik speel niet voor paljas.
En man! hoe kan in Bolsward dat?
Een schouwburg is hier niet,
Hoe wil je dan, dat ieder hoort
Naar ’t zingen van je lied?
O, daarop weet ik wel een weg,
’k Zet dat bezwaar aan kant,
Wij vragen het publiek gehoor,
Door middel van de krant.
vrouw toch is slavin der wet,
De man alleen heeft macht,
Hij heeft te letten dat de vrouw
Gestipt haar plicht betracht.
De man mag heerschen als tiran,
Zijn wil dat is de wet,
wee de stumper van een vrouw,
Die zich dan soms verzet.
Hé vrouw, je rijmt verdikkie goed!
Je leest dat zoo maar op!
En dan nog voel ik, dat je slaat
De spijker op den kop...
Maar zeg ben ik nu zoo’n tiran?
Neen, daar komt niets van in,
Want als jij wat begrepen hebt
Dan krijg je wel je zin.
Maar alle herrie nu aan kant,
Wij beiden doen ons plicht,
Wij slaan de banden inelkaar,
En dan gaat ’t werken licht.
Nu goed, ik ben niet ongezind,
Ik help je ook altoos wel,
Dus gij speelt nu voor Thomasvaer,
En ik ben Pieternel.
Dat blad neemt wel ons dichtstuk op,
Dan houden we ons fatsoen...
Nu ik als man, je hulp verlang,
Moet gij als vrouw dat doen.
Wel zeker! jij bent al gewend
Dat 'k altijd voor je zwicht!
Want mannen hebben alle recht,
De vrouw heeft slechts de plicht.
Hé, maak daar maar een liedje van
Dan heb je een goed begin,
Bewerk jij vast de mannen maar,
En peper ze dat in
Bolswardsche Courant
■I
op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN
waarborgt soliditeit.
Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.)