54ste Jaargang.
No. 5.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1915.
1914=.
Zondag 17 Januari.
BINNENLAND.
AUGUST BEBEL.
VOOR
A fzonderlijke
P.
ging toen niet,
T.
T.
P.
IV.
T.
P.
T.
T.
P.
P.-
Toen
T.
P.
p.
T.
T.
P.
T.
naam.
T.
P.
I
Onze bunzingjagers,
dezen tijd geregeld ’s
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Een afgeluisterd twistgesprek
Door een oud-Bolswardsch paar,
VAN D’ OUDEN EN DEN NIEUWEN TIJD
EN VAN T VERLOOPEN JAAR.
R
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar k 5 Cent.
van aard.
was erg ontsteld,
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Bij and’re landen af,
Men leest thans wel, wat nood en leed
De oorlog elders gaf.
Wij hebben stof tot dankbaarheid
Ons landje bleef nog vrij
Wij komen and’ren graag te hulp
En staan de Belgen bij.
Dat dapper volk, zoo zwaar beproefd,
Verjaagd van huis en haard,
Vindt in ons land bescherming nu,
Dat is oud Hollands aard.
Een zestigtal kwam ook hier aan
Een troep met zak en pak,
Zij vonden hier een goed onthaal,
Een liefd’rijk onderdak.
Men had ze eerder al verwacht,
’t Was alles voor hen klaar,
De halve stad stond uit te zien,
En dacht: o, kom nu maar!
Men moest die vluchtelingen zien,
Daar was geen helpen aan,
Men wachtte trouw op ied’re tram,
Liet thuis den boel maar staan.
Ja Thomas, ’t leek een gekkenboel,
Het was compleet een schand’,
Veel moeders vlogen rond op straat
En ’t eten thuis verbrand.
Doch daar wil ik van zwijgen nu,
Want *t milde hulpbetoon
Dat Nederland alom bewees,
Dat vind ik treffend schoon.
Er wordt alom in stad en land
Thans heel veel steun gebracht,
En daardoor wordt, dat spreekt van zelf,
Ook veler leed verzacht.
Ook in deez’ stad werd veel gedaan
Het comité had ’t druk.
En dat men velen helpen kon
Was zeker een geluk.
Maar al te veel liefdadigheid
Verslapt vaak d’ energie,
En dus vooraf goed onderzoek
Is iets wat ik graag zie.
Want Bolsward staat er voor bekend
Daar ligt men op de loer,
Men teert er graag op onderstand
Als musschen op den boer.
Al ziet men een gegeven paard
Niet daad’lijk in den bek,
Men ziet toch graag, zoodra men kan
Den gever in den nek.
Slot volgt.
Thomasvaêr.
In ’t eind van Juli was ’t een schrik,
Wijl hier die brand toen kwam,
De groote olieslagerij
Die stond in volle vlam.
De grenzen over
Wij bleven in het land,
Dus juist als ons soldaten thans,
Die gaan ook tot den kant.
’k Ken dus die andre landen niet,
Wist ik ’t, ik zei ’t je graag;
Mij dunkt, bij zoo’n verwoeden strijd
Blijft dat een open vraag.
Ja wis, dat spreekt, dat is geen nieuws
Mijn goede Pieternel!
En dat het steeds critieker wordt
Dat weet ook ieder wel.
Je bent nu toch goed ouderwetsch
En houdt dat dapper vol,
’k Moet zeggen, ik bewonder je,
Je speelt wat flink je rol.
Het wordt gewis een dure tijd,
Dat kan wel elk voorzien,
En vreezend kan men wachten slechts,
Wat verder zal geschiên.
De handel in de eerste plaats
En velerlei bedrijf,
Die lijden onder ’t krijgsrumoer
Dat is toch buiten kijf.
Al hebben enkelen ook daardoor
Nog een fortuintje vaak,
Het algemeen lijdt groote scha,
Dat duldt geen tegenspraak.
Veel werkzaamheden staan haast stil,
En dat beteekent wat,
Geen wonder dat men de oorlog schuwt,
En graag weer vrede had.
En de mobilisatie dan,
Wat brengt die al te weeg!
Veel vaders zijn al lang van huis,
Zoodat de nood thuis steeg.
En toch zijn wij nog wonder wel
Pieternel.
Ja, Thomas, hé, dat was wel iets,
Waar men van schrikken moest;
Men riep bij ons: zzNu wordt geheel
De St. Janspoort verwoest
De vlammen stegen hemelhoog,
De lucht stond als in vuur,
De menschen liepen raadloos om
En elk was overstuur.
J.l. Woensdagavond hield de heer A. Bouma
een rede over bovenstaand onderwerp in het
café /Voorwaarts”.
Ofschoon de pers niet aanwezig was, kan
ik niet nalaten den Spreker mijn hulde te
brengen. Hij heeft op zeer bevattelijke wijze
het leven van August Bebel vanaf de geboorte
tot aan den dood weergegeven en wij, toe
hoorders, kunnen met genoegen op dezen
avond terugzien.
Dat ’t, zooals de Spreker zelf te kennen
gaf, zoo in een paar uur in grove trekken ’t
karakter en de loopbaan van dien grooten,
genialen man in zijn jonge jaren zoowel als
in zijn verdere leven te schetsen, niet mee
valt, stem ik direct met den geachten Spreker
in, en toch, niettegenstaande dit, heeft hij op
een vertrouwelijke manier getracht het üelaas
niet talrijke publiek een inzicht te geven over
het geestelijk leven van August Bebel.
De opwekking om de volgende cursus-ver-
gadering, waar Ds. Zuithoff' spreken zal over
^Internationaal verkeer en productie” bij te
wonen, kan ik volmondig onderschrijven.
Zulke avonden verruimen onzen blik en stem
men ons tot denken. Hiermee mijn gevoelen
te kennen gegeven te hebben, teeken ik mij:
Een der aanwezigen.
Ik hoop niet te beleven weer
Een nacht zoo droef en naar,
Men duchtte telkens grooter ramp,
De gas was in gevaar.
Och, vrouw, je weet, men overdreef,
De menschen zijn dan dol,
Al was ’t een angstig, naar gezicht,
De brandweer hield goed vol.
men de spuiten had te werk,
Was ’t grootst gevaar voorbij
De vaart daartnsscben was 't behoud,
Althans dat zei men mij.
Ik was al taamlijk gauw gerust,
En ’k bleef dan ook bedaard,
Je weet, ik ben in zulk geval
Gewoonlijk kalm
Nou, ik beken, ’k
'k Liep in mijn nachtpon uit,
En, Thomas, jij spreekt je ook niet vrij,
Neen lang niet, oude guit.
Nu het voorbij is, praat je zoo,
Dat is zoo jou gebruik,
Maar je was evengoed van streek,
Want jij vergat je pruik.
Je stondt er zelf beschaamd haast van,
Ja, ’k heb er op gelet
Je trokt bij ’t licht van de lantaarn
Je dieper in de pet.
Ei vrouw, je wilt weer twisten, zeg,
Je muts staat je verkeerd,
Ik dacht dat met den oorlog nu
Je ’t twisten hadt verleerd.
’k Verzoek je vrouw, och terg mij niet,
Daarvoor is ’t nu geen tijd,
Den laatsten dag van Julimaand
Raakte elk zijn kalmte kwijt.
Toen klonk de oorlogsmaar alom
En kwam er schrik voor goed,
Mobilisatie werd gelast
Opkomst van elk met spoed
Europa stond in felle brand,
Dat was al lang gevreesd,
Maar ieder dacht’t zal nog wel gaan,
’t Is eerder zoo geweest.
De toestand was wel meer critiek,
Doch ’t ging dan van de baan,
Maar nu was ’t strijd aan alle kant,
Er was geen houden aan.
De groote legers trokken op,
Ous land leed groot gevaar,
Militie en landweer op de grens,
’t Was alles even naar.
Een ieder sloeg de schrik om ’t hart,
De keel scheen toegeschroefd,
Handel en verkeer stond stil,
Ons land werd zwaar beproefd.
Al ’t zilvergeld was eensklaps weg,
Men schuwde bankpapier,
Effecten schenen niets meer waard,
Men was wanhopig schier.
Gelukkig viel het nog wat mee,
Ons land bleef buiten schot,
Maar toch, de dure onzijdigheid
Is ook een droevig lot.
Onderstaand antwoord is opgenomen in het
Nieuwsblad v. Friesland, dat wij onpartijdig-
heidshalve overnemen. Red. Bolsw. Ct.
M. de Red
’t Blijkt mij heden uit het ingezonden
stukje van den heer Piccardt, dat ik betref
fende de van hier vertrekkende Belgen ver
keerd ben ingelicht. Hedenmorgen vroeg ik
echter een alhier vertoevenden huisvader, die
mij meedeelde, dat de vertrekkenden naar
Engeland gingen, en dat tot zijn spijt ook
hem dit allicht binnenkort zou overkomen.
Wij willen echter den heer P. op zijn woord
gelooven, en aannemen, dat alle vertrekkenden
z/met zachte klem” de uitnoodiging hebben
ontvangen. We weten echter dat de meesten
gaarne dezen winter hier waren gebleven en
nu toch zijn vertrokken. Mocht dit in het
bericht wat te sterk zijn uitgedrukt, dan vraag
ik daarvoor excuus.
De correspondent in Wonseradeel.
Ja, ’t was wel om te schrikken, man,
En ’k was ook wel ontsteld,
Maar zoo heel onverwacht kwam’t niet;
Het was mij al voorspeld.
Voorspeld P O ja, men zei wel vaak
Euroop’ is een vulkaan,
Doch ieder hoopte ’t beste maar
En dacht’t zal nog wel gaan.
Ja, maar je weet, een legerkorps
Kwam hier in Mei voorbij.
Die troep in Bolsward stond ik niet
z/’t Wordt oorlog”, zei het mij.
Och kom toch, vrouw, wat bazel je 1
Heb je nog bijgeloof
Dat had ik niet bij je gezocht,
Mijn goede, oude sloof.
Neen, Thomas, lach daar toch niet mee,
Voorzien ligt in mijn aard,
Dat erfde ik van mijn moeder nog,
Een nicht van Hinke Kaart.
Toen hier die troep soldaten kwam
En toefde op ’t Hengstepad,
Ben ’k erg geschrokken en ik dacht:
z/Die komst beteekent wat!”
Zij kwamen van den Oostkant in:
üit ’t Oosten kwam dus strijd,
Ik tobde er dagen lang mee om
En was de lust glad kwijt.
Och vrouw, schei uit, wat dwaasheid toch,
Ik sta er van verstomd,
Maar zeg dan ook eens, als je kunt,
Wanneer er vrede komt!
De vrede, Thomas, komt nog niet,
De volkshaat is te groot,
Eer deze oorlog is gedaan,
Komt er nog groote nood.
Albion en Germania
Die strijden -zoo verwoed,
Dat voor de vrede komt tot stand,
Eerst een ten onder moet.
En wie van beiden of het wint,
Dat staat nog te bezien;
Het is een strijd, waarvan ik ’t eind
Niet eens beleef misschien.
Tweemaal is later immers ook
De landweer hier geweest,
Dat zei mij, dat het twee jaar duurt,
Eer men van vrede leest.
Och Thomas, kijk zoo spottend niet,
Ik zeg je, waar en vroom:
»Twee jaren gaan met d’oorlog heen,”
Dat zag ’k ook in mijn droom.
Maar vrouwtjelief, je weet toch ook
Dat droomen zijn bedrog!
Ik bid, gebruik toch je verstand,
Versta nu reden toch.
Kom, kom, de spokentijd is uit,
Hoe kom je
De waarzegkunst
Zijn lang al
Wonseradeel, 13 Jan. De bezitters van
vlas maken maar aldoor hooger prijzen, thans
reeds f 3.30 a f 3.40 per bundel. Het af val
vindt echter geen koopers, daar de Duitsche
fabrieken, waar het anders gebruikt wordt,
thans stop zijn gezet. Het afval, de z.g.
z/hiede”, is nu bijna niets waard. De opkoopers
vragen het nog al, hopende door speculatie er
aan te verdienen, zooals ook aan de vodden,
oud koper, tin en zink.
Westergo, 13 Jan.
die andere jaren om
avonds hunne tochten maakten, kunnen het
nu niet doen wegens de veelvuldige regens,
welke de weilanden onbegaanbaar maken, in
ieder geval ontoegankelijk, daar de dammen
in moerassen zijn herschapen. De bunzings
of mudden, zooals ze in de volkstaal heeten,
zullen bovendien nog tijdig een goed heen
komen hebben gezocht naar de hoogere, bosch-
achtige streken, zoodat in het weidegebied
deze nacht-jachtsport op niets uitloopt.
Hepk. Nwsbl. v. Fr.
Auto-ongeluk.
Hedennacht kwam een tiental heeren in 2
auto’s van Vlissingen naar Middelburg. In de
eerste auto, die bestuurd werd door den eigenaar
jhr. A. E. B. uit Middelburg, zaten, behalve
kapitein Hackstroh, drie andere militairen.
Vermoedelijk door het slippen geraakte deze
auto in den Waterweg en hierbij kwam
kapitein Hackstroh om het leven. Het ongeluk
gebeurde te half twee. Eerst hedenmorgen
half acht werd het lijk opgehaald.
De andere heeren kwamen zonder ernstige
wonden er af, doch de eigenaar moest naar
het gasthuis worden vervoerd, daar zijn geest
vermogens in de war waren.
De auto is ontzettend gehavend. De ver
ongelukte kapitein was gedetacheerd bij de
Hoogere Krijgsschool, gehuwd en woonachtig
te ’s-Gravenhage. Alg. H,
er nog aan?
en spokerij
naar de maan.
En dan,... och gekheid, schei toch uit,
Want al wat je vertelt,
Dat hebben toch de kranten ons
Voor weken al gemeld.
Het is een strijd als nooit voorheen,
De wapens zijn geducht,
Men kampt te water en te land,
Ja ook zelfs in de lucht.
’t Paleis des vredes leed échec...
Ja Thomas, nu nog al,
Maar ’k meen, dat toch nog uit den Haag
De vrede komen zal.
Daar komen de gezanten dan
Van negen rijken saam,
Bezegelen den vrede daar
Door ’t zetten van hun
Wel wel, dat jij dat zoo maar ziet,
Doch weet je ook misschien,
Hoe na het einde van den strijd
De kaart er uit zal zien?
De kaart der oorlogslanden, hé?
Neen, dat weet ik niet, man!
Want toen ik nog ter schole ging
Deed men daar nog niet an.
Alleen de kaart van Nederland,
Ojst-Indie in een hoek,
Daar leerden wij maar enkel van,
Of lazen 't uit het boek.
Bolswardsche Courant.
Illi
I