Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en WonseradeeL F L 1915. 54ste Jaargang. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 6. Donderdag 21 Januari. 1914. 50 cent per persoon bij den ENA Bz. i de zaal 75 cts. BINNENLAND. VOOR T. P. V. (Slot.) P. Ja, uit het Nieuwsblad Als T. P. mee P. T. Zoo T. voor toe,) P. T. T. P. O I INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Een afgeluisterd twistgesprek Door eau oud-Bolswardsch paar, VAN D’ OUDEN EN DEN NIEUWEN TIJD EN VAN T VERLOOPEN JAAR. d’Elfsteden-tocht uw zaakje in eer, Want, weet je, met zoo’n uitverkoop Gaan oude prullen weg, De koopman weet, wel wat hij doet, Geloof maar, wat ik zeg. Hepk. Nwsbl. v. Fr. Even bezuiden Harlingen bij het z.g. Strandhuis, ontdekten eenige personen Zondag morgen in zee een drijvend voorwerp, dat zij met een haak op het droge haalden. Bij nader onderzoek bleek het een mijn te zijn; een militaire post werd daarop geplaatst om ongelukken te voorkomen. Vermoedelijk is de mijn, die reeds lang schijnt gedreven te hebben, van Franschen oorsprong, N. Harl. Cl, F Mij dunkt, met een’gen goeden wil, Kan ’t werk geregeld gaan, De stad heeft nu in slappen tijd Ons heel goed voorgedaan. vooraan woordje wel, meer noodig heeft, ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aanaesloten onder No. 4. leden en donateurs hebben ijen toegang. Witmarsum, 17 Jan. Een ware plaag is't, dat herhaaldelijk, vooral des Maandags en Donderdags, vaak den geheelen nacht wagens op de tramwissels staan mei een paar loeiende koeien, die den volgenden morgen naar Sneek of Leeuwarden moeten worden vervoerd. Burengerucht door menschen wordt tegen gegaan, zou hiertegen ook niet kunnen worden opgetreden Hepk. N.v. Fr. Arbeiders uit Duitschland terug. Knijpe, 16 Jan. Ruim 100 Nederlandsche arbeiders, werkzaam in de fabrieken van Krupp te Friemersheim, zijn naar hun haardsteden teruggekeerd. Zij verdienden f 3 per dag, maar door de duurte der levensmiddelen konden zij niets overhouden. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Hoopt d’ oude THOMASVAER. Wel ja, daar heb je weer zoo’n man 1 Maar och, ik dacht het wel, Hij spreekt maar weer voor zich alleen, Vergeet zijn PIETERNEL. Ik moet dan wel het /laatste woord” Daar Tom op mij niet let, En 'k geef u door mijn zegenwensch Meteen een bis-couplet. Op verzoek nemen wij onderstaande over van Friesland. Red. ,/Bolsw. Crt.” Ja, vrouw, dat is ’t geheim van ’t vak, Doch ’t staat mij heel niet aan, Dat er nog van ons burgerij Graag elders koopen gaan. Dat is een kanker in ons land, Want ’t schijnt wel Neerlandsch aard Als ’t goed uit verre streken komt, Dan acht men ’t meerderwaard. Houd eigen industrie in ’t oog, Help mee aan ’t stadsverkeer, Als ieder dat maar ernstig meent, Komt hier ook welvaart weer. Commissie van Houd dus Want anders komen Pinksterdag Geen vreemdelingen meer. En aan het vreemdelingverkeer Daar is behoefte aan, Als men de veeren hangen laat, Gaat welstand naar de maan. men maar steeds en eensgezind Let op den bloei der stad, Dan weet ik, dat men meer vertier En meer genoegen had. Dan komt wel d’oude welstand weer Dan heerscht de goede toon, Als de eene hand de andere wascht Dan worden beide schoon. Men moet hier met den tijdgeest En dus electrisch licht, Een waterleiding en zoo voort... Er is nog wat in ’t zicht Al bleef de kermis ujt dit jaar, Daar waren reden voor, Doch als de oorlog is aan kant Dan dubbel feesten hoor I Kom vrouw, schep maar weer goeden moed Het komt wel weer terecht, En is de vrede weer in ’t land, Dan dansen wij nog echt. Maar Thomas, jij bent als het weer ’k Dacht niet, dat je zoo kon, pas was ’t een misèrebui En nu schijnt weer de zon. Ja, mensch I het beste been moet i En och, geloof maar vast, Men kan er toch niets tegen doen, Het einde draagt den last. Ik heb dus lak aan oorlogsbrood, ’k Ben nog van ouden stam, Eet graag gerust en zonder zorg Met smaak mijn boterham. Al prijs ik ook het wijs beleid Van ’t zorgzaam landsbestuur, Ik blijf toch liefst mijn eigen baas, Dat is zoo mijn natuur. Als men op alles regel zet, Dan is men niet meer vrij, Het schijnt wel of geheel het volk Moet onder staatsvoogdij. Zoo is er nog wel heel veel meer, Dat paste in mijn lied, Maar ’k ben misschien al veel te lang, Dus meer geef ik maar niet, 't Maakt mij weemoedig dat de tijd Maar nimmer stille staat, En dat maar altoos ongemerkt Een jaar zoo haastig gaat. Het jaar vervlogen is een schim, Dat voor ons ligt, lijkt lang, Als ’k overdenk wat 't geven zal, Wordt toch mij ’t harte bang. Maar och, ik denk maar: Kwezel niet, Daarvoor heb ik geen tijd. Die steeds getrouw zijn plicht betracht Heeft van ’t verleen geen spijt. Al rimplen dan de jaren ook Mijn voorhoofd meer en meer, Al sneeuwen er dan op mijn hoofd Steeds dikker vlokken neer, Toch blijft mijn harte jeugdig wel Verwarmd door d’ ouden gloed. Want zelfs het scheiden uit den tijd Wordt door ’t geloof verzoet. Doch ter vergrooting van de stad Had ’k ook een plan verwacht, Tot heden bleef dit nog absent, Heeft men zich weer bedacht? Ik las toch uit een raadsverslag, Dat daar behoefte aan is, En dat hier slechte huizen zijn, Is zeker en gewis. Nu heeft men voor de dooden wel Flink ruimte reeds gemaakt, Doch niet voor 't levende geslacht, Dat er veel meer naar haakt. man de goede werkmansstand, Die woont hier veel te duur, De huisjemelkers zijn het eens En trekken hooge huur. Daar heb je onze woning ook, Twee gulden haast per week, Een kamer met een keukentje En een massale bleek. En alles oud en klein en triest, Wijl ’k nooit de zon beken, De dokter zegt, daar komt het van, Dat ’k zoo ffkarbintig” ben. Ja vrouw, men woont hier niet goedkoop, Dat heb je goed gezegd, En daarom is het noodig, dat De stad wordt uitgelegd. Misschien komt dat een ander jaar, Dan geeft dat ook weer werk, Men kan niet alles ook in eens, De kosten zijn te sterk. Want, weet je, Thomas! hoe het is? Als men zoo iets bepraat, Dan ziet men slechts de lichtzij aan, Ik weet wel hoe het gaat. De stad heeft groote kosten al, En daarbij nog zoo’n plan, Dan gaat het boven onze macht, Dus nog wat wachten, man O zeker, ’k weet wel dat je hebt Daarop een goeden kijk; Op ’t punt van ’t geldelijk beheer Geef ik je graag gelijk. De omslag ging allengs omhoog, En het lijdt groot gevaar, (Want d’ oorlogstijd die leidt er Dat stijging komt dit jaar. Dat is voor mij nu niet zoo erg, Mijn buidel weegt niet zwaar, Doch die hier wat vermogend zijn, Die worden ’t wel gewaar. Een aderlating werd aleer Als zeer gezond beschouwd... Maar tappen van belastingbloed, Geen die er veel van houdt. Voorheen was de’omslag hier heel laag, Daar roemde Bolsward op, ’t Gaat nu de zustersteden na, Het zeil komt wel in top. En als nu alles bloeiend was, Dan zou het nog wel gaan. Doch menig koopman klaagt geducht En heeft haast geen bestaan. De weekmarkt ging van jaar tot jaar Gestadig achteruit, En ied’re man van zaken toch, Weet wel wat dat beduidt. Veel winkels, ja, ’t is werklijk waar, Ik heb er mee te doen, Al lijkt ook de parade groot, ’t Is vaak klein garnizoen. man wat is ’t een groot verschil Bij winkels van weleer, De ruiten waren niet zoo groot, Doch drukte was er meer. Wat denk ik daaraan menig keer, Als ’k door de straten loop, Men ziet er nu haast anders niet Dan GROOTE UITVERKOOP Hiermee en met cadeaux of bons Daar wordt wat mee gewerkt, Maar dat bet vaak geen koopjes zijn, Dat wordt zoo niet bemerkt. Thomasvaêr. Dat hier tot hulp in werkloosheid, De stad wat werken liet, Dat vind ik flink, ’k stem er mee in, Dus daarop kom ik niet. Deez’ vorm van weldoen vind ik best, Dat ligt ook in den aard, Wie werken kan en werken wil, Die is de hulpe waard. Een flinke werkman toch wil graag, Zijn best doen voor het loon, Een aalmoes neemt hij liefst niet aan, Hij schuwt zulk hulpbetoon. Niet veel bedeeling, als ’t u belieft, Verschaf veel liever werk! Die menschen hebben eergevoel, En staan daarop ook sterk. Doch d’ echte vragers staan En doen hun Terwijl hij, die ’t Niet opkomt bij ’t appèl. Jan Salie toch is alles goed, Houdt graag de handen op, Doch Jan Kordaat is andersom, Die toont een Frieschen kop. Jan Salie-geest nu moet geweerd, Ik houd bet met Kordaat, En als men daar wat meer om denkt, Meen ik, dat ’t beter gaat. Bij ouderdom en ongeval, Dan help ik dubbel graag, Maar anders? Of ’t wèl is besteed, Dat is en blijft de vraag. Als gij erkentelijkheid verwacht, Gij die aan and’ren geeft, Behoort gij waarlijk niet te huis In d’ eeuw waarin gij leeft. Nu is ’t om dank ook niet te doen, Daarover niet gepraat, Maar wie aan and’ren wel wil doen, Let wel op ’t resultaat. Het is wel ernstig wat ik zeg, Maar ernst komt hier te pas, Het is een feit, dat bier voorheen Veel minder armoe was. Nou ja, maar daar zijn reden voor, Want 't is nu zoo gesteld, Men heeft veel meer behoeften thans, En ’t kost haast dubbel geld. Voorheen behielp men zich wat meer, Dat weet je ook wel, man En dan, men spaarde toen nog ook, En daar komt nu niet van. Ja juist, vrouw! daar vat je de kneep, Men leeft nu bij den. dag De levenswijze is niet meer Zoo als men ’t vroeger zag. En wat heeft dan op dit gebied d’ Ervaring mij geleerd Dat door te veel liefdadigheid Geen armoe wordt geweerd. Door werken komt in menig huis Geregeld huishoudgeld, En juist de regel moet er zijn, Daar ben ik op gesteld. ’k Maak dus de burgerij attent, Dat zij hier helpen kan, Het werk moet anders zijn verdeeld, Daar heeft elk bate van. In vele vakken heeft men soms Geen banden haast genoeg, Doch kort daarna is ’t afgedaan, En komt de rust te vroeg. Geachte Redactie! Nog even wensch ik mede te deelen, dat het zelfs niet in de bedoeling gelegen heeft »met zachte klem” de vluchtelingen uit te noodigen naar Engeland te vertrekken. Ik weet dat zij, die uit Makkum en Witmarsum daarheen zijn vertrokken, allen op hun eigen uitdrukkelijk verlangen gingen, de meesten zelfs na herhaalden aandrang hunnerzijds. Uit Pingjum en Kimswerd vertrok nog niemand, uit Arum 4 naar Engeland, voor zoover mij bekend ook geheel op eigen ver langen. Thans hebben zich opnieuw voor vertrek naar Engeland aangemeld 14 uit Pingjum, 3 uit Witmarsum, 1 uit Kimswerd. Ik weet niet anders dan geheel op eigen verlangen. Uw correspondent verplicht mij zelfs al de nog aanwezige vluchtelingen moed in te spre ken en hun te zeggen dat niemand tegen zijn wensch naar Engeland of naar België behoeft te vertrekken. Uw correspondent blijft beslist onwaar, waar hij zegt te weten (sic), dat de meesten gaarne dezen winter hier waren gebleven en nu toch zijn vertrokken. Toch sterk is het, dat ik daartegenover de verzekering durf te geven, dat niet één tegen zijn eigen zin naar Engeland is vertrokken. Laat hem toch met open vizier werkzaam zijn en namen noemen, (zoo mogelijk ook zijn eigen naam). Ik zal hem dan gaarne opnieuw te woord staan. Hij schijnt echter niet te gevoelen, dat dat aanhoudend nietsdoen vele der vluchtelingen begint te verdrieten... dat zij naar andere omgeving verlangen in de hoop daar passend werk te vinden. Een hunner een 59-jarige man schreef mij zelfs, ziek te zullen worden indien hij langer werkeloos zou moeten blijven. De brief is verzonden en veroorzaakt wellicht een bespoedigd vertrek. Witmarsum, 16 Januari 1915. De Voorzitter van het Steuncomité JUonseradeel. (w.g.) J. H. H. PICCARDT. Bols wardsche Courant op RIJWIEL., RIJTUIG, en AUTOBANDEN waarborgt soliditeit. Fabriek Hevea, Hoogezand (Groningen.) -L3L1 UUU O KJ 14JIVU j PlETERNEL.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1915 | | pagina 1