1915.
No. 7.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
54ste Jaargang.
Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
De mijn aan den zeedijk.
2®
Zondag 24 Januari.
EEN INVASIE.
BINNENEAND.
VOOR
Afzonderlijke
het schietkatoen, weer
L
I.
42
7
6
1
1
3
was
ondersteld
I
18
5
3
1
1
3
van het
gedekt door
De hoenderfokkers
de ruimte. Terwijl het voer
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
-
die langzaam
dreunen in de lucht, als van een
Tot hier in Bolsward hoorde
ploffing, en
erger was
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
Fietsende van Harlingen, den zeedijk langs,
naar Makkum, passeert men op ’n half uur
afstands van Harlingen, een klein herbergje
,/t zwarte Paard”. Daar ligt een afdeelinkje
militairen, dijk- en kustwacht, Men noemt
de omgeving daar Dijksterburen. Daar, op
Limburg
Noordbrabant 32
in Gelderland
in Overijsel
in Zuidholland
in Noordholland
in Zeeland
in Friesland
De ontvangsten hadden bedragen f 2948,
de uitgaven f 2732.
Een nadeelig saldo van 1913, ten bedrage
van f 437, reduceerde ’t batig slot van 1914
tot een nadeelig, groot f221.
De begrooting voor 1915 wees op een
eindcijfer in ontvang en uitgaaf van f 5100.
’t Bestuur had besloten tot de uitgave van
’t maandblad Onze Leeszaal, onder redactie
van den heer P. Sipma, leeraar in Ned. taal
en Letterkunde aan de H. B. S. ’t Program
van het Blad is
Het geven van artikelen en mededeelingen
betreffende boek- en bibliotheekwezen in het
algemeen en de O. L. en B. hier in Sneek in
het bijzonder;
Opneming van opstellen over volksontwik
keling in den meest uitgebreidenzin des woords;
Opgaaf van degelijke en geschikte studie
werken op allerlei gebied en van populair
wetenschappelijke werken;
Aanwijzing van goede aan bevelens waardige
ontspanningslectuur;
Beantwoording van vragen enz.
Bijzondere aandacht hoopt de Redactie te
wijden aan lectuur voor de jeugd en het op
komend geslacht.
Van Vlieland wordt gemeld aan de
A. Harl. Ct.:
Het was ons vergund, tegenwoordig te
zijn bij het doen springen der aangepoelde
mijnen. De eene afdeeling begaf zich naar
de Vliehors, waar 7 van die lieve dingetjes
warende andere groep zou onder leiding
van luit. Spiegelberg van het strand af be
ginnen bij dam 20. Terwijl we ons daarheen
begaven, stonden we plotseling bij dam 32
voor een mijn, die daar ongetwijfeld nog niet
lang lag. ’t Ding was gemerkt R. L. 3433 II
en lag boven op de pier. Om den dam te
ontzien werd er slechts een kleine lading
dynamiet onder de mijn gebracht. Ze kon
dan uitgebrand worden. We zagen een prach
tige witte rookwolk, hoorden een doffen
slag maar de mijn onderging weinig ver
andering, voor zoover te zien was, want be
grijpelijkerwijs waagde niemand zich er al te
dicht bij. Toen eerst naar dam 20. Daar
lag een ietwat andere soortbovenop twee
dwarsstaande handels en aan de onderzijde
was een eind staaldraad bevestigd. Bij deze
mijn werd de lading bovenop gelegd 3 pakken
pikrinezuur van elk 200 gram. Terwijl de
mannen zich buiten het bereik van het gevaar
begaven, wachtten we vol spanning de ge
beurtenissen af. Precies óp tijd, d.w.z. na
10 minuten een groote zwarte wolk, gevolgd
door een doffe knal. De mijn zelf was niel
gesprongen. Naderen was niet geraden. Dan
maar eerst naar de vorige terug. We wan
delden eenige minuten terug, toen we opeens
een geweldadige ontploffing hoorden ’t was
bij dam 20, dat de mijn nu heusch was ge
sprongen. Op de plaats, waar ze had ge
legen, was een prachtige kuil, zuiver rond,
diameter meter. Rondom die kuil was
alles zwart, tot verscheidene meters het duin
in. Op ruim 50 M. afstand waren in den
bodem diepe scheuren. In den heelen omtrek
lagen stukken staal, meest op een afstand van
100 a 200 meter. Toch vonden we nog een
kleiner stuk op 600 meter afstand.
Inmiddels was bij de mijn van dam 32
een nieuwe lading van 1.5 K.G. springstof
aangelegd. Weldra zagen we een geweldige
rookwolk .en daarboven uit werd de heele
mijn een eind loodrecht de lucht in geslingerd.
Zonder vernietigd te zijn, viel ze weer neer.
Voor ’t oogenblik viel daar verder niets aan
te doen. Toen ging ’t naar dam 13, waar
nummer drie wachtte om onschadelijk gemaakt
te worden. Nadat dit zonder incident was
afgeloopen, werd bij die eerste taaie de derde
poging ondernomen. Weer vloog bet onding
een tiental meters de lucht in, weer viel het
ding zonder geprongen te zijn. Er was nu
een gat in geslagen. Pas met de vierde
lading was het resultaat voldoende.
Op de Vliehors waren intusschen ook eenige
mijnen vernietigd. Die er nog lagen werden
tot den volgenden dag gespaard. Men had
hier moeilijkheid met het water, dat Zondag
en ook Maandag maar weinig wegviel. Vooral
één was er, die in ’t geheel niet droog kwam
te liggen. Heden, Dinsdag, zijn de pogingen
geslaagd. Met een lange tros heeft men de mijn
hoogerop gesleept en, ze daarna doen springen.
In het geheel zijn 12 mijnen onschadelijk
gemaakt. Van slechts twee was de schok in
het dorp duidelijk merkbaar.
Hichtum bij Bolsward, 21 Jan. Boven
onze plaats werd in den nacht van Dinsdag
op Woensdag een vliegtuig gemerkt, omstreeks
12 uur. ’t Bewoog zich in Noordelijke richting.
Het gesnor van den motor was duidelijk
hoorbaar.
Westergo, 20 Jan.
spreken niet van
duur en minderwaardig is, blijft de productie
uit, men meent tengevolge van het natte
weer. Alle kippenrekeningen sluiten met een
nadeelig saldo en meerdere liefhebbers denken
er over den stapel van de hand te doen.
Wonseradeel, 20 Jan. De eerste kalveren
zijn er al weer. Dat ze zoo hoog in prijs
zouden zijn, was niet te denken. Ze werden
deze week verhandeld voor f 16f 20 per stuk.
Hepk. Nwsbl. v. Fr.
Sneek, 22 Jan. De vereeniging z/Hulp in
Nood” hield hier hedenavond haar jaarlijksche
algemeene vergadering.
Meegedeeld werd dat het tekort
vorig jaar, groot f 98.20, was
het O.B. Weeshuis.
Aan contributie was over 1914 ontvangen
f 837.50, tegen f 787,50 in het vorig jaar.
Aan giften, renten enz. ruim f 1234. Totale
ontvangst f 2072,05.
De uitgaven bedroegen f 2046.15. Saldo
alzoo f 25.90.
De vereeniging had 7088 eieren uitgegeven
tot een bedrag van f 349.02; verder 7130
liter melk.
Steun was verleend aan 102 personen.
De vereeniging telde op 1 Januari 1915
447 contribueerende leden.
Sneek, 22 Jan. Onze openbare leeszaal
en bibliotheek mag zich volgens het jaarver
slag van gisterenavond in een zeer grooten
bloei verheugen.
’t Aantal bezoekers bedroeg over 1914
16029. Uitgeleend werden 11939 boeken.
De boekerij telde op 1 Jan j.l. 7112 banden,
't aantal tijdschriften 215. ’t Ledental bedroeg
op dien datum 738.
Wij lezen in De Zuivelcourant:
Het is den lezer niet kwalijk te nemen,
wanneer hij onder den indruk van het mensch-
onteerend schouwspel, dat zich sedert Augus
tus 1914 in Europa bezig is af te spelen,
bij het lezen van het opschrift boveh dit
artikel denkt aan geuniformde legertroepen
met hun nasleep van kanonnen, mitrailleuses
en wat er meer bij behoort. Wat dit moderne
oorlogsrumoer betreft, zij hij echter gerust;
deze strijd is gelukkig tot dusver buiten onze
grenzen gebleven. Maar een andere vijand
heeft zich noch aan onze neutraliteitsverklaring,
noch aan onze troepen, welke de grenzen be
waken, gestoord. Hij is ons vaderlijk erfdeel
binnengedrongen, op echt verraderlijke, arg
listige wijze, op echte stroopersmanier, onge
zien. Pas toen hij onze grenzen overschreden
had, werd zijne aanwezigheid geconstateerd in
het kwaad, dat hij sticht.
Als de vijand eenmaal binnen de lands
palen is, is het de vraaghoe raken wij
hem weer kwijt? Het antwoord op deze
vraag, van hoe groot practisch belang ook,
is niet altijd gemakkelijk te geven. Want
het is nu eenmaal een gewoonte van vijanden,
dat ze zich vast nestelen en met al de
energie, die in hen is, het veroverde gebied
trachten te behouden en uit te breiden.
De vijand, die wij bedoelen, is het mond
en klauwzeer.
In een tijd, toen aller belangstelling bijna
uitsluitend zich bepaalde tot den oorlog en
de leniging van den nood onzer zwaar ge
troffen zuidelijke buren, deed het mond- en
klauwzeer zijne intrede in ons land. Wel
waren het slechts enkele gevallen, die zich
voordeden en in sommige gedeelten van ons
land stonden die gevallen geheel op zich
zelf, maar in andere scheen er verband te
bestaan tusschen het eene geval en het
andere.
De Staatscourant van Dinsdag 12 Januari
geeft een overzicht van het optreden der
ziekte gedurende de maand December 1914.
Hier volgt het
In het geheel deden zich in die maand
131 gevallen voor, welke over de verschillende
provinciën aldus verdeeld waren
39 gevallen in 22 gem.
eerste plaats Groesbeek, waar de ziekte het
eerst geconstateerd werd op 13 November en
waar zij tot 3 December zich voordeed in 35
gevallen. Die 35 gevallen hadden uitsluitend
plaats bij melkleveranciers aan de zuivelfabriek
aldaar.
De tweede plaats, waarop wij doelen, is
Maasbree in Limburg. Hier werd de ziekte
den 19en November geconstateerd onder bet
vee van een bakker, tevens veehouder. Na
dien datum deden zich nog 7 of 8 andere
gevallen in de omgeving voor. Bij bedoelden
bakker komen veel menschen aan huis en er
is reden om aan te nemen, dat de smetstof
in dit geval was verspreid door personen.
Een even merkwaardig geval deed zich in
Leende (Noordbrabant) voor.
Leende ligt niet ver van de Belgische
grens. Het veelvuldig verkeer in die streken,
de vele Belgische vluchtelingen, waarvan
sommigen hun vee meebrachten, gevoegd bij
de groote troepenbewegingen in beide rich
tingen over de Belgisch-Duitsche grens, geven
een voldoende verklaring van het eerste op
treden der ziekte te Leende. Zelfs moet men
er zich over verwonderen, dat er niet meer
gevallen, dan waarvan het Regeeringsover-
zicht in de Staatscourant melding maakt,
zich voordeden in dit gedeelte van ons land.
Den 5en December werd het eerste geval
te Leende geconstateerd; tot 21 December
deden er zich 23 gevallen voor.
Leende is een plaatsje, waar de menschen
zeer dicht opeen wonen en voortdurend met
elkander in nauw contact staan. Dit feit
zou op zich zelf reeds voldoende zijn om
het groot aantal gevallen te verklaren. Doch
nadat het eerste geval den 5en December
geconstateerd, bleek bet, dat dit ver-
eerste geval niet het eerste was
geweest. Bij een veehouder, die geen aan
gifte had gedaan, bleek al het vee in die
mate ziek te zijn, dat daaruit met grond een
begin der ziekte vóór 5 December was af te
leiden. Niettegenstaande de ongunstige om
standigheden gelukte het echter ook in deze
gemeente de ziekte te onderdrukken.
Een gelijk geval van verzwijging der ziekte
heeft zich te Ameide in Zuidholland voorge
daan. Waarschijnlijk is in dit geval de smet
stof overgebracht door een militair uit de
buurt van Nijmegen, die met verlof naar
Ameide was geweest.
Een ziekte als het mond- en klauwzeer,
waarvan de verwekker tot dusver onbekend
is gebleven, kan zich soms verbreiden op een
wijze, die niet met nauwkeurigheid is vast te
stellen. Dit is ook bij de op zich zelf
staande gevallen in Friesland, Overijsel, Zuid
holland en Zeeland gebleken. Hoewel de
waarde van zooveel mogelijk gegevens te
dezen opzichte van veel belang moet worden
geacht, zou het aan den anderen kant ver
keerd zijn in elk afzonderlijk geval hieraan
te veel waarde te hechten. <Er worden soms
gissingen gedaan, waarvan de waarde noch
overschat, noch onderschat mag worden. Zulk
eene gissing is b. v. uitgesproken ter verkla
ring van het onlangs zich voorgedaan heb
bende geval te Garijp. De mogelijkheid is
n.l. verondersteld, dat in dit geval de wilde
ganzen, die uit Duitschland afkomstig, zich
in de lage, waterrijke omgeving van dit dorp
hadden neergelaten, de smetstof hadden over
gedragen. Om haar in den stal te .brengen,
was enkel noodig, dat iemand uit het land
komende den stal binnenging.
Een vergelijking van het aantal ziektege
vallen, hetwelk in Januari in ons land voor
kwam, met dat in de maanden November en
December leert, dat de veeartsenij kundige
dienst het terrein meester blijft. Wat dit
betreft, is er geen reden tot ongerustheid.
In het algemeen kan gezegd worden, dat het
gevaar aan de grenzen bestaat en blijft be
staan. Wanneer daar de bevolking eens ten
volle overtuigd was van het verkeerde om
personen, welke niet op de boerderij behooren,
bij het vee toe te laten, dan zou er veel ge
wonnen zijn en behoefde niet zoo dikwijls
menig mooi beslag vee te worden afgemaakt!
Dijksterburen, was een mijn aangespoeld, ver
leden week al. Eerst was het voornemen haar
te démonteeren, maar daar durfde men niet
goed aan. En toch moest dat gevaarlijke ding
er weg, liefst gauw ook. Dat is gistermiddag,
Vrijdag, geschied.
De mijn lag zoowat juist aan den voet van
den dijk, waar de steenglooiïng begint.
Onder leiding van een zeeofficier heeft men
het booze ding laten springen. De heer Bur
gemeester van Wonseradeel, alsmede h. h.
officieren van het tijdelijk garnizoen van Har
lingen waren ter plaatse aanwezig.
Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen had
men genomen. De militaire macht hield het
bizonder groot aantal nieuwsgierigen op een
afstand van ongeveer 700 a 800 M.
De omwonenden binnen dezen kring waren
gewaarschuwd; men moest de huizen verlaten,
deuren en vensters openzetten.
Het doel was, zoo mogelijk, geen explotie
maar een verschroeiïng of verbranding te
bewerkstelligen. Daartoe werden dynamiet-
patronen onder de mijn gelegd, waarna er een
lont werd aangestoken, die ongeveer 8 min.
kon gloeien, voor het vuur de springmassa
bereikte
Mis, de opzet gelukte niet. Toen moesten
er weer patronen worden gelegd en weer eene
lont worden aangebracht.
Dit was nu voor de tweede maal een zeer
gevaarlijk werk.
Weer legde men
gloeide dit acht minuten... toen een geweldige
losbarsting, verschrikkelijk, een reusachtige
rookkolom, die langzaam afdreef, een
donderslag...
men de ont-
rammelden de glazen. Maar veel
het op Dijksterburen. Glazen stuk,
deuren uit de hengsels geslagen, de inhoud
van kasten over den grond, pannen van de
daken... wat een verwoesting.
Een groot gat is geslagen in de steen
glooiing, waar wel een man in kan staan.
Van de mijn werd niets teruggevonden.
Naar men ons vertelde, nam de heer Burge
meester van Wonseradeel nadien de schade
op, die natuurlijk moet worden vergoed.
Ws.
In ’t geheele rijk 131 gevallen in 59 gem.
Om te kunnen beoordeelen, in hoeverre de
tegen de ziekte genomen maatregelen in staat
zijn hare verbreiding tegen te gaan, is het
noodig, dat wij onze aandacht niet enkel be
palen tot de gevallen van December.
Reeds in October deden zich enkele geval
len in ons land voor, en wel den 12en dier
maand te Wisch in Gelderland, onmiddellijk
bij de Duitsche grenzen, den 19en te Bergen
bij de Limburgsch-Duitsche grens, den 28en
in Doniawerstal, midden in Friesland en den
30en te Ubbergen.
De ligging dezer plaatsen is een duidelijke
aanwijzing, dat de ziekte uit Duitschland was
overgebrachtalleen het geval in Friesland
maakte een uitzondering.
Als men de groote troepenbewegingen in
Duitschland in aanmerking neemt, kan het
geen verwondering wekken, dat bij het ook
in dezen oorlogstijd niet stil staande grens
verkeer, de smetstof over onze grenzen werd
gesleept.
Al deze in de grensgemeenten zich voor
gedaan hebbende gevallen werden terstond
onderdrukt en hadden geen gevolgen. Juist
bij het geval in Doniawerstal, waarvan de
oorsprong niet was na te sporen, deed zich eene
herhaling voor. Zes dagen, nadat aldaar het
eerste geval was geconstateerd, deed zich bij
een familielid een tweede geval voor.
Hoewel de veeartsenijkundige dienst deze
eerste invasie door zijne doeltreffende maat
regelen had weten meester te blijven, bleek
’t in November, dat de vijand ’t niet bij die
eerste poging zou laten. Weer werd, ongeveer
in ’t midden dier maand, zijne aanwezigheid in
ons land op korten afstand van de grenzen
geconstateerd. Twee plaatsen hebben daarbij
een zekere vermaardheid verkregen. In de
f
Bolswardsclie Courant,
i
I
ii
in
in
II
II
u
H
u
H
u
N
n
6
u
H
u
u
.7
H
u
fel