54ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 9.
Kieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
I'
1915.
I)
VADERLANDSLIEFDE.
Zondag 31 Januari.
IN BOHEMEN.
BINNENLAND.
UIT DE PERS.
VOOR
Afzonderlijke
van
i
I
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Klompen voor Duitschland.
Haerenveen, 28 Jan. In het Meer is een
machinale klompenmakerij opgericht. Een
goed tijdstip is wel gekozen, want Duitsch-
land vraagt de spoedige levering van 80000
paren mansklompen tegen contant geld.
N. Sn. Ct.
Stoombootdienst StavorenEnkhuizen.
Met ingang van Donderdag is de stoom-
bootdienst StavorenEnkhuizen weer in zijn
geheel hervat.
Iedere straat heet naar een beroemden Tschech,
naar Przemysl Ottokar, naar Frederik Smetana,
Husz, Zeska of Neruda. Er zijn nauwelijks
zooveel beroemde Tschechen als er in Hoken-
mauth straten zijn. Doch Hohenmauth is
een zeer aanzienlijk stadje.
Tegenover de groote Gotbische kerk staan
twee schoolgebouwen. Nu zijn ze beide ge
vuld met landweermannen. Dat zijn de afge
richte manschappen, die nu voor de recruten
moeten plaats maken. Ze dragen keurige
uniformen, daaronder dik wollen onderkleeren.
Een bataillon treedt zoojuist aan. Met witte
en roode bloemen, met banden in wit-roode
nationale kleuren hebben de Tschechische
soldaten hun blauw-grijze mutsen versierd.
Halfacht. Een jong officier in pelsjas treedt
voor ’t front van den troep.
Toen ik voorbij de kerk ging, zie ik in
een naar buiten open, betralied kapelletje een
groot crusifix. Een landweerman ligt er voor
en bidt; misschien schreit hij. Dat is te
begrijpen, het uur van afscheid heeft geslagen.
Weer ga ik door de straten. Ik zie infan
teristen, uhlanen, recruten met hun koffertjes.
In de boekwinkels zijn Russisch-Duitsche en
Russisch, Tschechische woordenboeken uitge
stald. En ’t valt mij op, den grooten voor
raad ham en worst, welken ik hier en daar
zie. De jonge dokter had zich noodeloos
.ongerust gemaakt. De drogist heeft een plakaat
voor zijn winkelraam dat eene voortreffelijke
zalf voor ongedierte aanbeveelt. Dat zijn zoo
de bezienswaardigheden.
Het middagmaal in de kleine herberg is
keurig. De officieren laten het zich goed
smaken. Aan de eene tafel de officieren, die
de recruten tot uhlanen vormen zullen, aan
de andere de doel meesters der landweer-
infanterie. Een jonge uhlanenofficier vertelt,
hoe hij aan ’t front gewond raakte. De land-
weer-majoor tegenover hem luistert aandachtig.
Buiten plast dé regen. Nog een bier!
Winteravond in een nederig doch gezellig
stadje.
i dat grootwoord
voor dien roem-
onze voorouders tachtig
voor hun onafhankelijkheid streden
zelfs de Hollandsche kinderziel is
nog niet sceptisch genoeg om aan de heiligheid
van die liefde te twijfelen. Maar ach, hoe
moeten wij later vaak cynisch glimlachen om
die beroemde opofferingsgezindheid van velen
onder Vaderlandsche kooplieden, die insteê
van met eigen hand hun land te beschermen,
kalmpjes hun daalders verdienden door handel
in contrabanda met... de Spanjaarden I Zeker
er zijn verontschuldigingen voor zulk een
handelwijze, immers, de Hollandsche kooplui,
die Zweedsch staal en ander oorlogsmateriaal
naar Lissabon zonden, redeneerden bijna
historisch-materialistisch de overwinning
wordt niet met Zweedsch staal maar met
Spaansche matten bevochtenwij handelen
dus in het belang van het lieve Vaderland
door den vijand wapens in ruil voor zijn
goud te leveren. En dat zij gelijk hadden
heeft de geschiedenis bewezen. Maar die
geschiedenis dat is die der laatste twintig
jaar van den oorlog vertelt ook, hoe vele
van die kooplieden als kleine Kruppjes
geenszins naar vrede verlangden, en dat zij
ten slotte alleen in den vrede toestemden uit
vrees dat nog meer successen den concurrent
Antwerpen bij de Republiek zouden voegen.
Dat is weer Holland op zijn smalst, Holland,
dat als hoogsten held den veroveraar van een
Zilvervloot nog altijd vereert.
Maar zijn wij dan niet bij machte te
gevoelen, wat wij met een mooi woord,
vaderlandsliefde noemen, waarvoor heeft
Haarlem zich dan verdedigd, waaraan heeft
de zwijgzame stadhouder dan het laatste deel
van zijn leven gewijd
Vanwaar die verandering, die langzame
verflauwing der oprechte, warme gevoelens,
die na zijn Stadhouderschap al meer merkbaar
werd in den lande, naarmate met meer succes
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
N. Sn. Ct.
Dienst H. IJ. S. M.
De wijziging in den dienst Leeuwarden-
Stavoren v.v. welke op 1 Februari in werking
treedt, geldt het niet loopen van enkele trei
nen op Zondag. N. Sn, Cl,
werd gestreden en het uitzicht op een volledige
overwinning zekerder werd
Maar ligt het dan niet in den aard der
zaak dat de persoonlijke moed en offer
vaardigheid afnamen naar mate de omstandig
heden minder ongunstig werden
Vaderlandsliefde is iets latents, dat bij een
weinig impulsief volk als het Nederlandsche
slechts met moeite aan de oppervlakte komt.
Wij kennen niet de «Begeisterung” vodr de
//Heimat” noch het //enthousiasme” voor
z/La Patrie”. Maar zouden wij daarom niet
tot iets grootsch in staat zijn
Men moet de leutige, makkelijk levende
Vlaamsche boeren hebben gekend in de eerste
weken van den oorlog, hoe zij, als door een
tooverslag waren veranderd. Zooals zij toen
hun //Vlaamschen Leeuw” zongen, dat was
vervoering, geen aangeleerde traditioneele
gevoeligheid, maar echte, warme ontroering
die de harten sneller kloppen, de hoofden
warmer gloeien deed. Zooals de Vlaming toén
sprak over de heldendaden van zijn Waalschen
broeder, die «den Duts” zoo dapper tegenhield.
Dat schijnbaar tweeslachtige volk van
kibbelende Franscillons en Flaminganten, was
plotseling één natie geworden, die het devies
«l’Union fait la Force” niet vergeefs in haar
banier voerde. Zoolang de Leeuw kan klauwen,
zoolang hij tanden heeft, verweert zich èn
Waal èn Vlaming. Treffend zijn de tallooze
voorbeelden van jonge Belgen, die met levens
gevaar trachten de grens te bereiken om zich
over Engeland bij het leger te voegen,
menschen, voor wie het woord Vaderlands
liefde eens niet meer dan een holle klank
was. En daarom heeft bet ook geen zin veel
met dit woord te sollen en het bij alle
mogelijke feestelijkheden voor den dag te halen.
Als de nood aan den man komt is bet daar
en doet zijn werk. Wij, Nederlanders, hebben
niet eens een bruikbaar volkslied hinkend
steeds op twee gedachten van een weinig
//Volkstümlich” Wilhelmus en een «Wien
Neêrlands bloed”, dat hoe vrij ook van
vreemde smetten, nooit populair is kunnen
worden. Maar wat beteekent dit ookhet
nieuwe Frankrijk had er evenmin een, maar
met de vrijwilligers kwam het uit Marseille,
op marsch geboren 1
noemt om te erkennen, dat het gevaar voor
Nederland nog niet voorbij is) omdat hij niet
bereid is voetstoots als waarheid aan te nemen,
wat van militaire zijde als noodig of als niet
mogelijk wordt voorgesteld. Ook niet als de
Minister van Oorlog het zegt voegt hij
er bij. Ook niet (maar dit voegt hij er niet
bij) als de Regeering zich niet verantwoord
acht de adviezen van den Minister van Oorlog
en den Opperbevelhebber in dezen tijd, nu
de militaire eischen overal primeeren, in den
wind te slaan.
Hier was dus louter anti-militaristische ge
zindheid aan het woord, zooals ook bleek uit
de nadere mededeeling, dat de tegenstem ver
klaard moest worden uit ’t «noodeloos ge
plaag”, hetwelk, volgens eigen waarneming
van den heer Bichon «de militaire macht”
in deze tijden de burgerij aandoet. Omtrent
die eigen waarneming had de afgevaardigde
in het voorafgegane debat aan Regeering en
Kamer elke inlichting onthouden als een
onbewezen, zelfs ganschelijk ontoegelichte be
schuldiging kwam zij te voorschijn na sluiting
der beraadslaging, on middellijk vóór de
stemming.
Het is moeilijk in dit optreden van den
afgevaardigde voor Ommen iets van de hooge
eigenschappen terug te vinden, waardoor zijn
'figuur bij enkele vorige gelegenheden de aan
dacht tot zich trok. Veeleer doet zijn houding
van thans denken aan ingekankerd vooroordeel
en zucht tot stokerij. Zeker zullen de woorden,
die hij in de Kamer sprak, hiertoe worden
gebezigd en hij kon dat weten.
De Hieuwe Courant schrijft
Het is een slechte gewoonte van ons,
Hollanders, altijd van Hollanders kwaad te
spreken... had ik bijna gezegd, als dat op
zich zelf niet al kwaadsprekerij was. En toch
een goede gewoonte kan ik het nog maar
niet vinden, ik weet wel, dat die eigenschap
voortkomt uit den critischen Hollandschen
geest, maar het ergerlijke is, dat wij het bij
die zelf-critiek laten en meenen ons daarmee
al volkomen te hebben gerechtvaardigd.
Wanneer ik dus zeg, dat wij, Nederlanders,
toch maar een nuchter soort menschen zijn,
dan bedoel ik daarmee, zonder nu juist van
mijn medeburgers kwaad te willen spreken,
volstrekt niet iets goeds, maar wel degelijk
een min-aangename eigenschap, waar wij niet
zoo trotsch op moeten zijn.
Waren wij nuchter als de Engelschman in
stijlmaakten wij een levensleer van die
nuchterheid en vloeide deze voort uit ons
eigenaardig temperament en intellect, soit, dan
kon mijn critisch Hollandsch gemoed er vreue
mee hebben. Maar dat is het niet, als wij
nuchter zijn, dan is dat, omdat wij nog altijd
te veel kleinkoopmansbloed in onze aderen
hebben, afstammen van dat angstvallig zuinige
volkje, dat zich zeker niet altijd door zijn
durf en zelfstandigheid een veilig en
voordeelig plaatsje wist te verschaffen tusschen
de groote heeren, waarmee het zoo handig
kersen kon eten, glimlachend buigend als ook
al eens een pit naar zijn hoofd werd geslingerd.
Ziedaar, Holland op zijn smalst, ’t Holland
van de geheime Haagsche verdragen, Holland
alom bekend om zijn karigheid en schraap
zucht, juist in een gouden tijdperk.
De Hollandsche boer Pieter Jelles heeft
het in zijn qualiteit van Friesch dichter eens
zoo typisch gezegd beschouwt de liefde
als een lastige ziekte van voorbijgaanden aard,
als kiespijn of iets dergelijks, waar ieder op
zijn beurt wel eens last van kan hebben
zoo min of meer beschouwt 'de Hollander
alle gevoelsaandoeningen. Zoo beschouwt hij
ook, dat raadselachtige gevoel, dat hij
Vaderlandsliefde, of liever met een Fransch
woord Chauvinisme of Patriottisme pleegt te
noemen. Het woord Vaderland heeft voor
Hollandsche ooren nu eenmaal geen goeden
klank, heimat begrijpt men beter en zegt
men ook liever met een tikje ironie, lichtelijk
schouderophalend over die schwiimerige
oostelijke buren.
Schoolboekjes reserveeren
Vaderlandsliefde, speciaal
ruchtigen tijd, toen
jaar lang
en
In de groote steden bemerkt men nauwe
lijks iets van den oorlog. Een groote stad
is te bont: het Kahki lost zich op in die
mengeling van kleuren. In uithoeken van
de provincie bemerkt men eerder, hoe zich
de spieren van het staatslichaam spannen.
Ik kwam op een dag in de kleine Oost-
Boheemsche Tschechenstad Hohenmauth. Het
lokaaltreintje is nog nooit zóó lang geweest
als toen daar de groote afdeeling Oosten-
rijksche landstorm binnenkwam. Iedere wagen
was volgepropt met jonge mannen van vier
en twintig tot acht en twintig jaar. Ieder
had een houten koffertje bij zich en al deze
burgers, die nooit gediend hadden, zagen er
flink militair uit. Van booger hand was hun
aangeraden warme kleeren en eenig proviand
mee te nemen. Zoo zaten ze in den trein,
Duitschers en Tschechen door elkaar. De
Duitschers zongen de mooiste liedjes uit hun
Kommersboek. Toen de spoor te Chotzen
het station verliet, kwam juist een trein met
gewonden voorbij. «Heil!” «Nazdar!” Die
aanstaande soldaten groetten, de gewonden
knikten evenmen kon wel begrijpen, wat
ze zeggen wilden: «Jullie weten nog niet
wat er te wachten staat”.
Ik reisde met een jongen dokter; hij was
niet erg goed gehumeurd, en verklaarde, dat
hij nooit dezen uithoek bezocht zou hebben,
als het niet noodzakelijk was. Hij was niet
erg op zijn gemak, want hij had geen proviand
ingekocht, niettegenstaande ’t voorschrift, dat
de recruten voor drie dagen voedsel moesten
meebrengen. Of men in Hohenmauth iets
zou kunnen krijgen
Ik stelde hem gerust, doch dacht bij me
zelfHoe zou dat hier in deze Boheemsche
provincie eigenlijk zijn? We zullen hier
zeker uithongeren. In de groote stad is ’t
nog lang niet zoo ver, maar wat zou het
geval op ’t platte land zijn
Hohenmauth. Een klein stadje met een
groot garnizoen. Mooie oude huizen, resten
van middeleeuwsche walmuren en poorten.
Thans een nest in killen winterregen. Er
is een modern hotel; hier verblijven de offi
cieren. Op marktplein bevindt zich nog
een hotel en ook daar zijn alle kamers bezet
door officieren.
Ik ga nu de stad in om eens te zien, of
dit Boheemsche stadje door de Engelschen
reeds uitgehongerd is. Neen, gelukkig, de
Boheemsche keuken bestaat nog. Geen mensch
heeft er snaps van hoe goed men in een
Tschechische herberg kan eten. Ik vraag
naar de prijzen der levensmiddelen in Hohen
mauth. De waard zegt, dat deze zeer hoog
zijn een ei vijf of zes pfennig, een pond
boter één mark. Nu, wanneer ’t niet erger
is, kunnen we de Engelschen nog wel een
poosje weerstaan.
Ik maak een wandeling door de stad.
Heerenveen, 27 Jan. Die vliegmachine of
dat luchtschip Maandagmorgen omstreeks 4
uur door heel matineuze menschen zeer dui
delijk gehoord boven onze plaats, heeft ook
de, aandacht getrokken van den nachtwacht
J. Koopman. Hij is ambtelijk op onderzoek
uitgetogen en heeft geconstateerd, le dat het
ding een gat in ’t vuur had door het bloot
liggen van den rooster, 2e dat het grommen
bedriegelijk veel geleek op het snorren van
een motor, en 3e. dat het geen Engelschman,
noch een Duitscher was, die onze dierbare
neutraliteit waagde te schenden, maar... onze
goede Groninger boot aan het Breedpad, die
’s Maandags in de vroegte de reis aanvaardt.
Al hetwelk hij ons mededeelde, ten einde de
gemoederen weer zoo’n beetje gerust te stellen.
Wonseradeel, 27 Jan, Er liggen vele van
onze milliciens en landweermannen te Tilburg.
Die stad is niet alleen bekend door hare fa
brieken, maar ook door de kanariefokkerij,
die er in ’t groot gedreven wordt. De kana
ries worden anders meest naar Duitschland
uitgevoerd, maar nu met den oorlog is dat
uit. Onze militairen nemen nu, als ze met
verlof thuis komen, af en toe van die zan
gertjes mee voor familie en bekenden en heb
ben er reeds ettelijke geplaatst. Sommigen
hebben er al drie vier in hun bezit en den
ken binnenkort zelf een kanariefokkerij op
te zetten.
Goed afgeloopen.
Onder dit opschrift schrijft de Standaard
over de. in de Kamer gehouden bespreking
omtrent het verlengen van den diensttijd der
oudste lichting van de landweer
«De President-Minister heeft gisterenmiddag
weer zijn slag geslagen.
Er sloop iets spannends in het debat.
Terecht kwam de Minister van Oorlog er
voor uit, dat voor hem het militair belang
primeerde. Ook voor het oeconomisch belang
sloot hij wel ’t oog niet, maar allereerst stond
hij als Minister van Oorlog toch verantwoor
delijk voor de eischen van het leger.
Dit nu gaf de Kamer toe, maar dit ont
sloeg haar niet van den plicht, om het civiele
belang in de weegschaal te leggen.
Zoo dreigde er botsing.
Doch toen heeft ter goeder ure mr. Gort
van der Linden zijn roeping verstaan, om het
geding uit gemeen, regeeringsstandpunt toe te
lichten, en dit gaf den doorslag. Zelfs mag
betwijfeld of het halverwege stellen van de
portéfeuille-quaestie hierbij niet overtollig was.
Na zijn treffelijke speech gevoelde de ge-
heele Kamer, dat de verantwoordelijkheid aan
het Kabinet moest gelaten.
Alleen de Sociaal-Democraten stemden dan
ook met 14 'man tegen. Niet van harte.
Zelfs kan men er zeker van zijn, dat meer
dan één van hen liever voor had gestemd.
Maar ze hadden zich te ver vergaloppeerd,
om ten slotte hun eigen critiek te desavou-
eeren.
De wet is er nu. De Eerste Kamer zal
wel geen slagboom over den weg laten vallen.
Wat er alleen nog niet is, blijft de plena
satisfaclio van het Kabinet aan de Kamer.
Terecht is die opgeschort, maar opschorting
wijst op latere afrekening.
Niet nu, maar na den vrede
De Nieuwe Courant bespreekt de houding
van den heer Bichon van IJselmonde, tegen
over het wetsvoorstel aangenomen.
Het blad schrijft o.m.: «De heer Bichon
heeft tegengestemd (hoewel hij zich «de eerste”
Bolswardsclie Courant,