Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
w
I
I
Verschijnt Donderdags en Zondags.
54ste Jaargang.
1915.
No. 44.
R
I
Donderdag 3 Juni.
TIEN MAANDEN.
BINNENLAND.
VOOR
afzonderlijke
16e
7
met
naar aanleiding
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Het Bestuur der Coöp.
Broodbakkerij «Werkmansbelang” heeft zich
tot den Raad dezer gemeente gewend,
rordening te willen maken
prijs der verschillende
W.
een
10Ö0 hand
den Raad
naar het voorstel
zeer hoog. Hij is van
het den boerenstand goed
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
van Sneek
nu
die beweerden, dat het meedoen van Italië
aan Frankrijk 400.000 man zou sparen. Maar
op dit oogenblik schijnt die hulp ook al niet
voldoende meer te zullen zijn. En zoo staat
men in Engeland voor de schier onoplosbare
moeilijkheid een groot leger, grootendeels van
recruten en niet van vrijwilligers, naar het
front te moeten zenden en toch de nationale
nijverheid, die voor enkele weken die mannen
niet kon missen, aan den gang te houden.
Niet Engeland alleen staat voor die taak,
ook Duitschland heeft haar te vervullen.
Maar in laatstgenoemd land is zij met ver
vooruitzienden blik en straffe organisatie
gedurende een groot aantal jaren voorbereid
en Engeland staat er nu voor op het oogenblik
waarin van het land het alleruiterste gevergd
wordt zonder geruimen tijd van voorbereiding.
Die veranderde stemming in Engeland wijst
zeker niet op een gezindheid voor den vrede.
Daarom doet het te vreemder aan in de
pers van het land waarmee Engeland samen
strijdt Frankrijk telkens weer geruch
ten en beschouwingen over den vrede te lezen.
Het merkwaardige daarbij is, dat wordt uit
gegaan van de veronderstelling, dat aan het
einde van den oorlog Duitschland vernietigd
ter neder ligt, want die beschouwingen komen
in hoofdzaak neer op de vraag, wat Duitsch
land bij den vrede zal hebben te betalen.
Milliarden en milliarden als vergoeding voor
de aangerichte schade, aan de weduwen en
weezen van de gedoode soldaten, bovendien
de oorlogskosten, die Duitschlands vijanden
gemaakt hebben. Tot dat bedrag betaald is,
zegt Pichon in het Petit Journal, zullen de
Russen Breslau en Dresden, de Engelschen
Hamburg en Frankfurt, de Belgen Keulen,
de Franschen Koblenz en Mainz bezet heb
ben. Berlijn is bij deze fraaie opsomming ver
geten dat blijft zeker gereserveerd voor de
Senegaleezen, Maoris en Chourkas. Och ja
het papier is geduldig! Andere Franschen
maken weer een andere verdeeling, willen
België het gebied links van den Rijn geven,
van Konstantinopel een neutrale stad maken
onder Belgisch toezicht. Anderen spreken
van teruggave van Elzas-Lotharingen, weer
anderen zeggen, dat wanneer Frankrijk Elzas-
Lotharingen terug eischt, het verheven be-
vrijdingswerk zou uitloopen op een rooftocht.
Maar dat is immers ook waar niemand
voert dezen oorlog om gebiedsvermeerdering.
Zelfs Italië immers niet. Men weet toch, dat
ook daar een ethische reden de aanleiding
was tot den oorlogOostenrijk had art. 7
van het verdrag van het Drievoudig Verbond
geschonden door zijn ultimatum aan Servië,
dat een verandering van machtspositie op den
Balkan beoogde. Wel kwam dat bewustzijn
van die verdragschending eerst na 9 i/2 maand
tot uiting, maar dat zijn immers maar klei
nigheden Toch zijn er ook menschen, die
voelen, dat deze officieel opgegeven reden van
Italië’s meedoen niet volkomen door den
beugel kan. En men zoekt die in andere
omstandigheden.
Het te Amsterdam verschijnend blad VEcho
Beige heeft ten deze een prachtvondst gedaan.
Het heele meedoen van Italië is een uiting
van «lyriek” wie lacht daar en om
dat wij de Italiaansche lyriek niet meevoelen
dat wil zeggen de lyriek van deze volks
uiting, veroordeelen wij de houding van
Italië. Daardoor wordt het dan ook volkomen
verklaarbaar, dat men in Frankrijk die hou
ding wel apprecieert en in hooggestemde taal
uiting geeft aan de voldoening over die hou
ding. Immers, de Fransche volksaard staat
veel dichter bij de Italiaansche dan de onze,
de Fransche volksaard gouteert deze lyrische
uiting, niet omdat de Fransche soldaten daar
door een bondgenoot krijgen en omdat
400.000 Italianen zich kunnen laten dood
schieten in plaats van 400,000 Franschen,
maar omdat het «lyriek” is, Italiaansche
lyriek, die in Frankrijk weerklank vindt.
Dat alles is nu prachtig, inderdaad een
trouvaille. Zou de Echo Beige ’t woord eens
willen uitdenken waarmee de sentimentsuiting
van het Duitsche volk moet worden aange
geven, voor de schending van België’s neu
traliteit. Wanneer de dolkstoot van Italië
in den rug van zijn bondgenooten, de trouw
breuk aan een verdrag van 33 jaar «lyriek”
heet, kom, dan is er voor Duitschlands houding
ook wel een mooi woord te vinden.
het verzoek een vei
inzake gewicht en
broodsoorten.
Sneek. 1 Juni. Gisterenmorgen werd hier
iugerekend en naar de politiepost op de Nieuwe
Veemarkt gebracht een zekere M. die een
schoenmaker hier een pak slaag had toegediend.
’s Middags is de vechtersbaas door een
luchtkoker in zijn cel ontsnapt. Op het dak
gekomen wist bij toegang te verkrijgen tot
een der slaapkamers van ’t café v./d. Meer
daarnaast. Vandaar ging het door nog twee
slaapkamers de trap af naar het achtererfje,
waar de dienstbode bezig was. Deze ontstelde
wisselde af van
inbegrip van kost.
Sneek, 1 Juni.
De uitkomsten met
ansjovis-visscherij zijn de vorige week eenigszins
bevredigend geweest. Enkele visschers
mochten het tot 7000 in een schot brengen.
In Hindeloopen waren onderscheidene die
gisteren per boot 20.000 aanbrachten. De
prijs is thans f 5.30 per 1000 stuks.
Het is te hopen dat deze visscherij dit jaar
veel voordeel mag opleveren, aangezien de
haringvangst minder gunstig is geweest.
De Banier.
Westergo, 31 Mei. Jachtliefhebbers en
natuurvrienden zuilen het waardeeren, dat
sommige pachters en landeigenaren aan hunne
maaiers verzocht hebben zooveel mogelijk
scherp toe te zien of er zich tusschen het
lange gras nest- of broedwild bevindt. Vooral
nu het maaien vroeger begint dan voorheen,
bestaat er groot gevaar voor de dieren en
moet de goede intentie op hoogen prijs wor
den gesteld. Mocht ze ruime navolging
vinden 1 Heplc. Nieuwsbl. v. Fr.
Ernstige tijden.
De N. Harl. Crt. schrijft
Het is ontegenzeggelijk dat op 't oogenblik
ernstige tijden door ons land worden mede
gemaakt; veel ernstiger b.v. dan in 1870,
toen slechts twee mogendheden met elkander
in oorlog waren. Thans echter staat geheel
Europa in lichte laaie, het kleine Nederland
ligt midden in den vuurpoel en slechts één
vonk behoeft over te waaien en we zijn een
lotgenoot van België geworden. Steden worden
verwoest, de zonen en dochteren des lands
vermoord, de oogst vernield, het vee en de
bezittingen gestolen, kortom door het binnen
trekkende leger wordt alles vertrapt en een
desolate woestenij blijft over.
Of men dit in ons land inziet Of het
publiek zich voldoende rekenschap geeft van
de uiterst gevaarvolle positie, waarin het
vaderland zich bevindt
Wij gelooven het niet. Wie zijn oor tot
luisteren legt hoort andere dingen bespreken
dan de veiligheid en onafhankelijkheid van
ons land. Niet alleen bij de groote massa,
die na de angstige dagen van Augustus, al
spoedig in de dommelige situatie van zorge-
looze onverschilligheid is teruggevallen. Men
denkt en spreekt nog wel eens over den
oorlog, zeer zeker, doch de onafhankelijkheid
van ons vaderland is nu iets, waarmede men
zich nu maar liever niet bemoeit. Een zelfde
houding kan opgemerkt worden bij de hooger
ontwikkelden, hiertoe behoeft men slechts
de bladen op te slaan en de ingezonden stukken
te raadplegen. Over allerlei pietluttige zaken
worden kolommen volgeschreven over een
trein die te laat aankomt, over een volle
spoorwegcoupé, over een te snelle auto, over
een te smalle brug, over een opgebroken weg,
over een nieuwe spelling, waarbij de schrijver
jammert alsof het wel en wee van ons land
er van afhangt.
De rechterlijke colleges houden zeer diep
zinnige beschouwingen over de vraag of een
militaire automobilist militair is of niet, in
raadszittingen zit men elkander in de haren
over allerlei kleinigheden, andere colleges
toonen niet minder dat het wachtwoord weder
is «leuteren en nog eens leuteren.”
Als de granaten over ons land vliegen dan
zit de Nederlander nog altijd te kletsen en
te twisten over allerlei kleinighedenzoolang
zijn buurman’s huis in brand staat deert ’t
hem niet. Als ’t zijne begint te branden, zal
hij wel eens even naar het dak kijken.
Of deze lakschheid zich wreken zal Wij
hopen het niet, doch mogelijk is het.
In het kleine Zwitserland draagt ieder zijn
geweer, de meeste inwoners zijn scherpschutters.
In Nederland slentert men rookend op straat,
verboemelt en verslungelt zijn tijd op allerlei
manieren. Misschien een op de honderd, die
ooit een geweer in zijn handen heeft gehad.
Het schijnt ons tijd te worden dit te ver
anderen.
Of het gelukken zal Bezwaren, kletsen,
Sneek, 1 Juni. Een vrij talrijk publiek
was gisterenavond in onze Raadszitting
aanwezig.
’t Waren meest allen voorstanders onzer
kermis, die kwamen hooren
van B. en W. om de kermis dit jaar niet te
houden.
B. en W. noemden als motieven de ernst
der tijden en het pas genomen besluit om de
ambtenaren, met een inkomen beneden f760
duurtetoeslag te verleenen.
’t Bestuur van Vreemdelingenverkeer had
een adres ingezonden, contra het voorstel van
het D.B.
Tusschen twee haakjes zij gezegd dat de
beide wethouders in deze vergadering schit
terden door afwezigheid. De heer Westra was
uit de stad, Dr. Bouma had kennis gegeven
dat hij ongesteld was.
Wijders waren nog absent de hh. Zelvelder
en Kiezebrink.
Een druk debat ontspon zich
van bewust voorstel.
De S. D. A. P.ers waren van oordeel dat
het kermisvermaak hoe langer zoo meer begon
te ontaarden. (De heeren hebben zeker nooit
Rotgans gelezen overDe Boerekermis in
en 17e eeuw) dat de bezitlooze klas er
het meest gebruik van maakt, dat dezelfde
menschen, die men in den winter ondersteunt,
ja die Rijksuitkeering kregen, misschien naar
aanleiding van het kermishouden den a.s.
winter voor ondersteuning moet afwijzen.
Men doet verstandig, zei de heer Ytsma, in
deze kritieke dagen zijn centen goed en
verstandig te besteden.
De heer De Wolf was een heel andere
meening toegedaan. Hij is geen voorstander
van de kermis, maar in het belang van
gemeentekas en gemeentenaren (de nering
doenden) wil hij de kermis doen doorgaan.
Wel degelijk heeft hij gevoel voor wat er
buiten ons land gebeurt, maar het gemeente
belang staat bij hem bovenaan.
Ook de heer Huges acht het algemeen
belang
oordeel dat,
gaat, duizenden menschen gedurende de jaar
markt hun geld hier zullen brengen.
De z.g. Christelijke leden konden niet ge
noeg toejuichen het voorstel van B. en
Ook zij wezen op den ernst der tijden,
enkele kwam aandragen met een
teekeningen, onder een adres, aan
indertijd ingediend, om afschaffing der kermis.
’t Voorstel van het D. B. in stemming
gebracht, werd aangenomen met 7 stemmen.
Tegen: De Wolf, Huges, De Boer en Bont.
De vergadering kon daarna geen voortgang
hebben, al waren er nog 7 punten van de
agenda te behandelen. De 4 beleedigde tegen
stemmers trokken, nadat het besluit was ge
vallen en niettegenstaande het verzoek van
den voorzitter om toch te blijven, terstond af.
’t Ongehoorde woord klonk toen van des voor
zitters tafel: «Bij gebrek aan deelname wordt
de vergadering gesloten.”
Morgenavond, vernemen we, zal de rest van
de agenda worden afgehandeld.
Sneak, 1 Juni. Een goeie 200, misschien
250 maaiers en hooiers, boden hier heden
onder de Waag hun diensten aan. De lui
konden op verre na niet alle worden geplaatst.
De ruim 100 overblijvenden waren voornemens
op hoop van zegen naar Bolsward te trekken.
’t Loon, hetwelk kon worden bedongen,
18 tot f 22 per week met
De Arn/i. Courant schrijft
Bijna duurt de oorlog nu tien maanden en
er is inderdaad geen enkele aanwijzing, die
eenigen schijn van grond en waarheid heeft,
die er op duidt, dat het einde te voorzien is.
Toen nu tien maanden geleden de boven
Europa hangende onweersbui dreigde los te
barsten, werd er van verschillende zijden
gezegd «Maar dat kan niet, het is een on
mogelijkheid, een krankzinnigheid, dat in
onzen tijd van beschaving en van vergevorderd
vredesbegrip de volkeren van Europa elkaar
zullen gaan verdelgen”. Het bleek maar al te
goed te kunnen, de vredesvrienden zagen een
schoon ideaal vervliegen, hun werk voor jaren
achteruitgezet, hun overtuiging, dat zoo iets
monstrueus niet meer zou kunnen plaats
vinden, geschokt. En toen de oorlog, die de
grootste en moorddadigste zou worden, waarvan
de geschiedenis heeft te gewagen, er eenmaal
was, toen zei men «die oorlog kan niet lang
duren. De hulpmiddelen waarover de legers
beschikken, zijn zoo geweldig, dat er spoedig
een eind aan moet komen. Laat het eens een
paar maanden duren, dan is het uit”. Het
mocht wat Vijfmaal een paar maanden duurt
de oorlog en we zijn nog verder van het eind
dan bij het begin. Men kan dat wel voor zich
zelf trachten te verbloemen, zich wel vleien
met de hoop, dat er op de een of andere
manier spoedig een einde zal komen, maar
wij gelooven daar niets van. Integendeel.
Zooals de toestand zich op het oogenblik
voordoet op alle gevechtsterreinen, is er van
een beslissing in de naaste toekomst geen
sprake, de plannen van isoleeren of uithongeren
hebben wel eenigen hinder veroorzaakt, maar
zijn toch als middel om den oorlog te be
ëindigen, een mislukkingin alle oorlog
voerende landen is de geestdrift nog volstrekt
niet in die mate verminderd, dat van het
volk uit een ernstige beweging voor den
vrede is te verwachten. Op het Westelijk
oorlogstooneel houden de beide liniën elkaar
nog steeds in den ijzeren greep vast, de
vorderingen van beide partijen verheffen zich
niet boven plaatselijke successen afwisselend
wordt daar het offensief hervat en de kunst
van defensie beoefend in het Oosten is op
het oogenblik van een besliste overwinning
evenmin sprake, want hoezeer de Duitschers
hier de Russische legermacht een zeer
gevoeligen klap hebben toegebracht de
laatste berichten over het oprukken van
nieuwe Russische strijdmachten en over het
terugdrijven van de Duitschers van den rechter
oever van de San naar den linkeroever toonen
aan, dat van een vernietiging van de Russische
strijdmachten op het oogenblik nog niet
gesproken mag wordende actie tegen de
Dardanellen is voor de tweede maal een fiasco
en kost Engeland schepen zonder dat daar
eenig succes tegenover staat.
Men begint dan ook in Engeland te be
grijpen, dat het zoo niet gaat. De tot stand
koming van een ministerie uit alle partijen,
dat de taak heeft van een oorlogsministerie,
de veranderde volksstemming in Albion wijzen
er op, dat men in Engeland tot de conclusie
is gekomen, dat andere maatregelen noodig
zijn. Het aantal schepen, dat Engeland
verloren heeft in deze tien maanden oorlog
ontneemt dit Rijk nog wel niet de heerschappij
ter zee, maar heeft toch aan Engelands
suprematie op de wereldzeeën een knak toe
gebracht. Dat de Engelsche vloot niets van
zich laat hooren is een erkenning, dat ook
ter zee Duitschland een niet gering te schatten
tegenstander is. De Engelsche Regeering die
nu aan het bewind is gekomen, zal dan ook
in de allereerste plaats tot taak hebben, het
geheele Engelsche volk meer en krachtiger
aan den oorlog te doen deelnemen. En
in het Engelsche volk voelt men die nood
zakelijkheid ook. Er gaan in ingezonden
stukken in de bladen stemmen op voor de
invoering van algemeenen dienstplicht. Dat
is dus wèl in tegenspraak met de bewering
van Lord George, die zeide, dat Engeland
zijn bondgenooten met- alles zou helpen, maar
dat er een einde zou komen aan ’t fourneeren
van manschappen. Dat moesten aldus de
Engelsche Minister voor enkele weken de
anderen maar doen. En toen de Minister die
woorden sprak, zijn zijn gedachten ongetwijfeld
niet geweest, de boel is hier kapot!” De
dienstbode ging daarop een buurvrouw waar
schuwen en deze de politie. M. maakte van
die gelegenheid gebruik de plaat te poetsen
en een potje bier te gaan drinken in het
café Blom.
Een uur later was de man weer in ver
zekerde bewaring.
Workum, 31 Mei.
een, zij 't dan nog een kleine minderheid
een gunstige uitzondering maakt.
gegaan in ae neming van Liane, is er ver
moedelijk sterke sympathie geweest tusschen
den Engelschen Minister en de Franschen,
wat hij wilde. Het antwoord luidde, zonder
blikken of blozen: «Is de loodgieter er nog
Bolswardsche Courant