Nieuws- eu Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Roekeloos spelen met vuur.
I
I -
i
1915.
54ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 46.
a
De Dijken worden opgeboogd.
Donderdag 10 Juni.
BINNENLAND.
VOOR
A fzonderlijke
’t Zag
dat alles.
t»;
Moge ons dit ook voor
den strijd ongeschonden
rassen,
waren
vinden
>1
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
de z.g.
van de
K
ons dwingen
onzijdige houding
oorlogvoerende partijen
en die
meerendeel niet
scbien een 500
Naar aanleiding
opgeworpen vraag
N. Sn. Ct.
Frieslands Westhoek, 7 Juni. Enkele
onzer bietenvelden zullen wegens de droogte
alhier voor de tweede maal gezaaid moeten
worden. Vlaslanden willen ook niet recht óp
schieten, doch de aardappel- en graanvelden
komen alle flink in bet gewas. De landbouwers
laten met kracht wieden.
Gaasterland, 7 Juni. Onze Belgen kunnen
weer hengelen hoera! Van den ochtend
tot den avond zijn ze te vinden aan de vaarten,
en ’n „poaskje” maakt ze al blij. Niet alleen
de mannen, maar ook de vrouwen zoeken dit
tijdverdrijf.
Joure, 7 Juni. Een groot aantal maaiers
en hooiers bood zich heden alhier aan, waar
van dank zij het zomersche weder
verscheidenen een boer vonden. Van de niet-
geslaagden vertrokken met de halftwee stoom
boot ruim 50 naar Sneek, om daar morgen
met de weekmarkt hunne diensten aan te
bieden.
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Rei bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
Repk. Nieuwsbl. v. Fr.
Moordaanslag
Omstreeks Kerstmis werd door een bekend
strooper te Nieuw-Vennep geschoten op een
kapwagen, waarin een landbouwer en zijn
vrouw waren gezeten. Uit vrees werd het ge
val geheim gehouden, doch thans is door den
rijksveldwachter Van der Schans, wien het
feit ter oore is gekomen, proces-verbaal wegens
moordaanslag opgemaakt tegen den dader.
Alg. R.
Dezer dagen hebben in de terp te
Oosterbeintum, onder Ferwerd gelegen, terp-
gravers op 2 meter diepte een uit steen ver
vaardigden vogel gevonden, ter grootte van
ongeveer een spreeuw.
Deze merkwaardige vondst zal waarschijnlijk
aan het Friesche Museum te Leeuwarden wor
den afgestaan.
Het Alg. Randelsblad schrijft
Hartelijk dankbaar zijn wij der Regeering
voor haar Wetsontwerp tot nadere uitbreiding
van den landstorm. De dijken zullen worden
opgehoogd, gewapende dienst zal worden ge
vorderd van voor de landsverdediging geschikte
krachten, die tot nu toe ongebruikt werden
gelaten, ofschoon zeer wel tot werk op de
dijken in staat. De Landstormwet is genomen
als punt van uitgang om geleidelijk naarmate
dit noodig blijkt, alle weerbare jonge mannen
te doen dienen en zich te doen oefenen.
De Regeering vraagt volmacht om inge
schrevenen die van den dienst bij de militie
werden vrijgesteld, of zijn vrijgeloot, tot den
Landstorm te doen toetreden en wenscht te
beginnen met hen die voor de jongste der
lichtingen werden ingeschreven.
In gelijke volgorde zullen zij, voor zoover
zij niet lichamelijk ongeschikt worden bevonden,
bij ploegen tot den werkelijken dienst worden
opgeroepen, ten einde te worden geoefend.
Daarna zullen zij plaats nemen in de militie
of landweerbataljons en compagnieën, waardoor
het mogelijk zal zijn om, naarmate de om
standigheden dit zullen toelaten, achtereen
volgend, landweerplichtigen, beginnende met
de oudste der onder de wapenen zijnden, met
verlof te zenden.
revanche dus het begin en het einde zijner
politieke expiraties zijn. En van dat volk
zullen wij, als kleine naaste buur, ons dan
de onverzoenlijke vijandschap hebben op den
hals gehaald
Meedoen, aan welke zijde ook, in dezen
strijd ware een politiek, welke ons, naar mijn
stellige overtuiging, vroeger of later, doch
waarschijnlijk reeds zéér spoedig, bitter be
rouwen zou. Het beleid onzer Regeering,
gesteund door het gezond verstand van de
groote meerderheid des volks, heeft ons tot
dusver het kostbaar goed der neutraliteit
weten te verzekeren,
den verderen duur van
bewaard blijven!”
De schuur
veel te laag.
Men hoopt, dat het personeel, een 30 man,
spoedig weer aan den arbeid kan trekken.
Sneek, 8 Juni. In de jongste raadszitting
van Wijmbritseradeel, Zaterdag 5 Juni, kwam
aan de orde het verzoek van den heer A.
Hofstra, schoolhoofd te Wolsum, om een 2e
leerkracht.
’t Getal leerlingen was bij hem gestegen
tot 41 en beloofde over ruim een jaar 46 te
worden.
De raad der wijzen werd dus voor het feit
gesteld, om ter wille van de openbare school
de koorden der gemeentebeurs te ontknoopen.
Men was dat vragen om leerkrachten in de
laatste jaren ontwend, steeds kwam de blijde
boodschap dat de concurrentie van
Chr. scholen het getal leerlingen
openbare deed dalen.
En thans? Vooruitgang.
De Voorzitter liet het aan de vergadering
over, nu of het volgend jaar aan het verzoek
van adressant te voldoen.
Maar toen nam de heer Landman (a.r.)
het woord. „Met zooveel leerlingen over 6
leerjaren” zei hij, daar komt men tijd tekort
voor. Daarom stelde hij voor, geen oogenblik
te wachten.
Ook de andere leden begrepen dat, behalve een
enkele, die voor 2 leerkrachten bezwaar maakte
met het oog op de lokaliteit, ’t Was de
wethouder Jorritsma, die bezwaar maakte
tegen 2 onderwijzers in één lokaal. Men was
de stormgolf komt alle hens op de dijken
worden geroepen om die te versterken.
Wat mij zoo bijzonder verblijdt, is dat de
Regeering met de jongeren begint en hen laat
optreden. Hartelijk hoop ik, dat niet te
weinig lichtingen te gelijk zullen worden op
geroepen en dat de zaak forsch zal worden
aangepakt. Uit hen die nu reeds maandenlang
geoefend worden, is kader genoeg te verkrijgen.
Het zal nu mogelijk worden om onze lands
verdediging zoo goed mogelijk te maken. De
taak van al de gezonde jonge mannen van
Nederland zal men niet langer op slechts een
deel er van laten drukken.
Dit zijn wij verplicht, schreef ik herhaal
delijk in de eerste plaats aan hen die nu te
velde zijn, die nu ver van gezin en arbeid
Nederlands wachters zijn. Wij zijn verplicht
hen te versterken, hen uit te rusten zoo
goed als wij vermogen te doen. Wat de Re
geering vraagt, zullen onze Staten-Generaal
gewis toestaan.
Tot krachtig optreden is de Regeering
besloten. De Europeesche oorlog zal waar
schijnlijk nog lang duren en er is dus nog
tijd voor oefening en voor samenwerking van
alle levende krachten.
De flinke daad der Regeering zal nu ge
heel het volk doen beseffen, dat het hier
ons volkbestaan, onze toekomst geldt. De
overtuiging dat dit het geval is, bleek uit
het bekende adres dat aan de Staten-Generaal
gezonden is zoowel als uit de bereidwilligheid
welke groote spoorwegmaatschappijen zoo
loffelijk betoond hebben om hun personeel
verlof te geven ten behoeve van oefeningen
voor den Landstorm.
Wij zijn op den goeden weg. Dat wat ik
wanhoopte ooit te zullen beleven, zal nu ge
schieden.
Jonge mannen van Nederland De dijken
worden opgehoogd. Geeft acht
Dit schijnt ons een voortreffelijk voorstel
toe. Het is eenvoudig en practisch. Ons volk
leert nu beseffen den ernst van dezen tijd en
hoe ons bestaan er van kan afhangen dat eer
Onder dit opschrift schrijft de heer C. A.
Verrijn Stuart in de Nieuwe Courant:
In de pers, en nu niet enkel in bladen als
De Telegraaf, schijnt een bespreking aange
vangen der vraag, of niet ook in ons land
eerlang de tijd moet geacht worden te zijn
gekomen, om een plaats te gaan innemen in
den kring der volken, die zich hebben opge
maakt om Duitschland en zijn bondgenoot
ten val te brengen. Waar zelf een ernstig
man als de hoefijzercorrespondent van het
Randelsblad het waagt, die vraag stellig be
vestigend te beantwoorden, indien Duitschland
mocht besluiten België te annexeeren, schijnt
het mij plicht tegen zoo roekeloos spelen met
vuur nadrukkelijk te waarschuwen. De ge
noemde schrijver grondt de motiveering van
zijn advies uitsluitend op het Nederlandsch
belang bij de onafhankelijkheid van België,
hetwelk hem zoo gewichtig dunkt, dat hij
niet opziet tegen een opwekking tot gewapend
ingrijpen onzerzijds ingeval dit belang wordt
geschonden. Wel te verstaan, zoo de schen
ding nog tijdens den duur van den huidigen
oorlog plaats vindt. Zou de annexatie bij
het te sluiten vredesverdrag worden beklonken,
dan zou Nederland zijn ergernis en teleur
stelling om dit feit hebben te verkroppen,
zonder het zwaard uit de scheede te trekken
of zelfs maar te dreigen dit te doen. Heel
principieel en dapper schijnt dit standpunt
mij niet
Doch dit daargelaten, en ook mijnerzijds
met voorbijgang van overwegingen van anderen
aard mij plaatsend uitsluitend op den grond
slag van wat ons belang eischt, vraag ik
is het door mij niet geloochend Nederlandsch
belang bij België’s herstel bet eenige wat
hier in aanmerking komt? Ik wil nu niet
onderzoeken of er eenige aanleiding bestaat
om te verwachten, dat Duitschland, de ern
stige gevolgen in binnen- en buitenland,
welke zoodanig besluit na zich zou sleepen
ten spijt, tijdens den duur van den oorlog de
annexatie van België zal proclameeren. Mij
dunkt, dat ook van Duitsch standpunt, let
terlijk alles tegen een dergelijke handeling
pleiten zou, en het komt mij voor wel zeer
bedenkelijk te zijn aan een zóó weinig waar
schijnlijke gebeurlijkheid openlijke pleidooien
te koppelen, ten gunste der verzaking onzer
neutraliteit. Aangenomen echter, dat zij
werkelijkheid wordt. Dan zouden wij, ter
wille van ons belang bij de onaf hankelijkheid
van België te velde trekkend, ons Duitsch
land, waarmede wij tot dusver nimmer een
ernstig geschil hadden, tot bitteren vijand
hebben gemaakt. Niet 'enkel tijdens den strijd,
maar blijvend. Duitschland, waar zeer velen
de gezindheid, die bij een niet onbelangrijk
deel van het stamverwante Nederlandsche
»olk in deze tijden bleek te bestaan, met
pijnlijke verwondering hebben waargenomen,
zou het ons nooit vergeven, zoo wij ons
schaarden onder zijn vijanden. En dan mag
toch waarlijk wel eens met nadruk er op
gewezen worden, dat het behoud van een
goede verstandhouding met Duitschland, waar
mede wij op geografische en economische
gronden in veel nauwer betrekking staan dan
met welk land ook, voor ons, niet het minst
ook in onze hoedanigheid van groot koloniaal
rijk, een belang is, dat zeker niet onderdoet
voor dat bij een vrij België.
Niemand die zeggen kan, welk einde de
wereldstrijd, ook al gingen wij er aan mee
doen, nemen zal. Doch dit staat, meen ik,
thans toch wel vast, dat het Duitsche volk,
dat een in diep plichtsgevoel wortelende
machtsontwikkeling te zien geeft, waarvoor
vriend en vijand slechts bewondering kunnen
gevoelen; dat nu reeds meer dan 10 maanden
lang aan een wereld van vijanden het hoofd
blijft bieden en met onafgebroken kracht tot
nu toe den strijd bijna volkomen weet te
houden buiten de grenzen van het eigen
land, wellicht tijdelijk kan worden verslagen,
maar niet ten onder gebracht. Moet het den
strijd opgeven, zich voegen naar de vredesvoor
waarden, welke het door zijn vijand worden
opgelegd, dan zal Duitschland dien vrede niet
anders dan als een wapenstilstand beschouwen.
In de vaste overtuiging, dat een zoo machtige,
spontane levensdrang, als het Duitsche volk
heeft getoond te bezitten, niet blijvend door
een combinatie van zwakkeren kan worden
onderdrukt, zal voor iederen Duitscher de
Sneek, 7 Juni. De Rechtsche partijen
hebben besloten bij de a.s. verkiezing van 5
raadsleden den Godsvrede te handhaven, bij
aldien de Vrijzinnigen daartoe ook genegen
zijn. Of de 8. D. A. P.ers hier er zoo over
denken, dat zal de vraag zijn.
Sneek, 7 Juni. Heden morgen, ongeveer
half drie, brandde hier af de stoom-oliefabriek
van de firma Noury en v. d. Lande te Deventer.
Machinekamer en ketelhuis, die onderdak zijn
in een omhulsel van gegalvaniseerd ijzer,
bleven, behoudens ietwat beschadiging, ge
spaard zaadpakhuis, schaftlokaal en kolen
bergplaats, werden aan de vlammen geofferd.
Ruim 200.000 K. G. lijnzaad en een groote
partij voorslagkoeken gingen mede verloren.
Fabriek en inhoud waren op Beurspolis
verzekerd.
Een schuur van den scheepstimmerman
J. Boomsma, waarin een rijke houtschat,
werd ook door het vuur vernield.
was goed verzekerd, de in houd
het echter allen eens dat een 2e kracht niet
kon wachten, waarom de voorzitter adviseerde
het verzoek in te willigen en tegelijk met
Tirns ook voor Wolsum een oproeping te doen.
Zonder h.st. aangenomen.
Een der leden, den heer Oppedijk, moest
daarop de verzuchting van het hart, dat de
jeugd tegenwoordig minder lezen en schrijven
kan dan vroeger. Of dat heerschap geheel
ongelijk heeft?
Sneek, 8 Juni, ’t Zag er met de hooiers,
waaronder nog enkele maaiers, heden morgen
treurig uit.
Een 600 van die luitjes hadden zich van
uit ’t Oosten van Friesland, Groningen en
Drente de moeite getroost hier een boer te
vinden, om na een kleine 4 weken moeder
de vrouw met een klein f 80 te komen ver-
Maar niets van dat alles. Boeren
heden op de markt maar zeer dun te
er waren, kwamen vpor het
om hulp. Vandaar dat mis
van die lui ongetroost bleven
staan of liggen, niet wetende waar ze in de
verzengende hitte hun schreden moesten
wenden.
De loonen konden heden geen f 20 per
week halen.
Sneek. Het zal de bewoners van het stille
Kleinzand minder aangenaam zijn te ver
nemen, dat het Leger des Heils, waar het
binnens- en buitenshuis nog al weleens
rumoerig toegaat, daar zijne tent zal opslaan
in het pand van den heer H. Visser. Het
vroegere gebouw heeft men, omdat het onder
.verkoop kwam, moeten verlaten. Toen heeft
men getracht de oefeningen in een schip te
houden, maar hoewel men daarmede in de
gelegenheid was op verschillende plaatsen te
komen, schijnt dat toch niet voldaan te hebben.
Althans, naar we vernemen, zal Het Leger
zich weer op vasten bodem vestigen. O. N.
Leeuwarden, 7 Juni 1915. Gedep. Staten
van Friesland hebben benoemd tot leden
van het voorloopig bestuur van het ontworpen
waterschap Zuidelijk Wonseradeel, groot on
geveer 4200 hectare, gelegen in de gemeenten
Bolsward, Wonseradeel en Workum en be
doelende door aanleg van kunstwegen, het
verkeer te land te bevorderen, de heeren
J. H. H. Piccardt, burgemeester van Wonse
radeel, te WitmarsumL. Piersma en J.
Weerstra, wethouders dier gemeente, te Wit
marsum en Cornwerd8. van der Burg,
notaris te Makkum, en P. Gaastra, raadslid
van Workum, te Workum.
van de in enkele bladen
hoe de houding van
Nederland moet wezen, schrijft dr. D. Bos in
De Vrijzinnig-Democraat
„Moeten de omstandigheden
tot het verlaten van een
tegenover een der
Moet ons volk zich zelf ook in den maal
stroom van bloed storten in de hoop, dat het
heelhuids en beter weer daaruit te voorschijn
zal komen
Het is een gevaarlijk drijven, dat in die
richting gaat. Gevaarlijk, omdat van het eerste
oogenblik af, dat er door de uitingen van de
openbare meening kans schijnt te bestaan op
zelfstandige inmenging onzerzijds in den krijg,
ons land het tooneel zal worden van allerlei
intriges en werken door het buitenland om
op onzen wil invloed uit te oefenen. De
volkshartstocht'en zijn gemakkelijk op te
wekken, maar moeilijk te bedaren en te leiden.
Men spele niet met vuur.
Eendracht is er tot dusver in het land als
het geldt te blijven buiten den strijd,
Eendracht ook, wanneer het er op aankomt,
met alle kracht te verdedigen het grondgebied
en de ongerepte zelfstandigheid van ons land
en zijne koloniën tegen wie ook. Maar de
fakkel van tweedracht zwaait degene, die gaat
drijven naar oorlog en wel naar den slecbtsten
oorlog, n.l. die moet voorbehoeden voor later
mogelijk gevaar.
Men sprak in de eerste mobilisatie-dagen
ten onrechte in Duitschland van het zenuw
achtige Holland. Het was geen zenuwachtigheid
maar kalme vastberadenheid, die uit ons tijdig
optreden sprak. De kalmte te behouden, is
voor ons volk thans levenseisch. De kalmte
staat ver af van lamlendigheid en moet gepaard
gaan met welbewust gereed houden en gereed
maken van alle kracht, waarover wij kunnen
beschikken als het noodig mocht worden, tot
behoud van onze onafhankelijkheid.
Maar men beware ons voor nationalistisch
oorlogzuchtig geschrijf en gedrijf
Bolswardsche Courant
r,
II