ïïïeuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
w
1916.
55ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 4.
v
I
1915.
Donderdag 13 Januari.
BINNENLAND.
JAAROVERZICHT.
I
VOOR
III.
p.
p.
P.
P.
P.
f
A
N, Harl. Ct,
Bolsvardsche Courant
afzonderlijke
Th.
Ja,
niet
Al
Raad
Een
u
Die hier vermaken zondig vindt,
't Aan and’ren liefst ontried,
Die moet in ’t harte ook zoo zijn,
Of ’k acht zoo iemand niet.
in het geheel nietwie
te bezitten, zal wel
goeie woorden trachten dezen te
dat op den duur heen
ten antwoord „Als dat
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a Cent.
In ouden tijd werd menigmaal
Het geld geducht besnoeid,
Dat is nu uit, maar wel wordt er
Om ’t geld nog veel geknoeid.
hier feesten kan.
nu overdrijf je toch,
aan banden hem,
voor de pret.
Th. Ja koopjes halen brengt geen heil,
't Is meestal duurkoop nog,
Maar och de menschen zijn nu zoo,
Voor ’n beetje wil men toch
Goede waar kost ook goed geld,
Houd dat maar in het oog,
De beste waar die gaat er mee,
Al is ook d’ uitgaaf hoog
Slot volgt.
Sneek, 11 Jan. Op het schipperscompact
waren heden tal van schippers-patroons, om
een knecht te winnen.
Maar de laatsten bleven absent Landweer
en Landstorm hebben op bijna alle volwassen
knechts beslag gelegd.
Slechts vijf of zes knechts konden in het
geheel worden gewonnen, wien loonen van
zes tot acht gulden per week boven den kost
werd toegezegd.
Halfwas was er
zoo gelukkig is er een
met geld en
behouden.
Op onze vraag, waar
moet, kregen wij
met het oproepen van ons jongvolk zoo door
gaat, is het te voorzien, dat de schipperij
spoedig moet opleggen”.
Wonseradeel. Bij Kon. besluit is met
ingang van 16 Februari opnieuw benoemd
tot schoolopziener in het arrondissement Bols-
ward O. Norel Rzn., te Wons, gemeente
Wonseradeel.
Heeg. Hedenavond geraakte de Stoomboot
SneekLemmer in de nabijheid van ons dorp
vast. Nadat de passagiers met een bootje
naar den wal waren gebracht, wat eenig op
onthoud meebracht, raakte de boot weer los
en kon de reis weder voortzetten.
Th. Ja zeker, vrouw, dat zeg je goed,
Daar houd ik mij ook aan,
Maar ’k gruw van zulk comediespel,
Men moet mij goed verstaan.
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
zee, de beste weg
van gemoed 1”
’t voorgeslacht,
het goed.
O. N.
De moord te Winschoten.
De 14-jarige Johannes Kant, arbeider te
Winschoten, verdacht van moord op mej.
Heikens aldaar, blijft steeds ontkennen de
dader te zijn. Het onderzoek in deze zaak
heeft thans tengevolge gehad, dat de ver
dachte naar het observatie-huis te Groningen
wordt overgebracht. O. N.
Gasontploffing
Bij de firma W. Wolthers, muziekhandelaar
in de Heerestraat te Groningen, heeft gister
morgen een gasontploffing plaats gehad, welke
echter zonder persoonlijke ongelukken is afge-
loopen. De ontploffing is ontstaan in het kantoor.
Dat de druk groot is geweest blijkt wel hieruit,
dat de beide ruiten aan de straat, op een afstand
van ongeveer 30 meter van ’t kantoor, totaal
verbrijzeld zijn. Eenige violen werden van de
wanden gerukt. N. Gr. Cl.
Noodlottige twist.
Na een woordenwisseling over het eten tus-
schen den sergeant-menagemeester Scheerder
en een landweersoidaat, loste deze' laatste gis
teren op den overweg nabij het station Gennep
een schot uit zijn geweer op den sergeant.
Deze w’erd in de lies getroffen en viel neer.
De dader, een arbeider en bekend strooper,
nam ijlings de vlucht in de richting der grens
en werd spoedig door patrouilles achtervolgd.
N. R. Cl.
Van Hollum wordt ons gemeld:
Met storm en regenvlagen doet het Nieuwe
jaar zijn intrede. Sombere, loodgrijze luchten
hangen laag over ons eiland. Hevige wind-
stooten drijven de witgepluimde golven met
onstuimig geweld over onze vlakke stranden,
’t Is nu tijd voor den strandjutter om erop
uit te gaan. De mijnen geraken, door het
onstuimig weer los, en komen, dóór de zee
gaten, onze kustbewoners den schrik op het
lijf jagen! Op de Hollumer reede kwam zoo’n
zeemonster aan drijven. Een schipper merkte
het voorwerp op en waarschuwde de militaire
autoriteiten. Weldra toog men er op uit, en
thans ligt de mijn verankerd op onze Zuidkust.
Haar verder lot is nog niet bekend. Ook
spoelde er een wit-geverfde reddingboot aan.
Merken ontbraken. In de boot bevond zich
behalve rood koper een kist, waarin blikken
eetwaren. Op de kist stond: „Voor 39 per
sonen.” De boot is naar het Gemeentepakbuis
overgebracht. De Januari-stormen doen op de
Amelandsche kunst vreemde zaken aanspoelen.
Want recht door
„Wees eerlijk
Dat was de leus van
En daarbij voer
't Speet mij dat er geen kermis kwam
Waarom liet men ’t niet gaan
Ik gun een ander graag genot,
Al doe ’k er zelf niet aan.
Maar Thomas, dat geen kermis kwam,
Dat keur ik werklijk goed,
Mij dunkt, dat in deez’ droeven tijd,
Men ernstig wezen moet.
Het vorig jaar dacht geen er aan,
Men zat in zak en asch,
Nu kreeg men lust, ofschoon dan toch,
’t Gevaar nog ’t zelfde was.
Een kermis tijdens wereldbrand 1
Foei man, ik gruw er van.
't Is elders nood, ’k begrijp dus
Hoe men
Th. Maar, vrouw 1
De mensch wil een verzet.
De Raad lei nu
Die wel was
Men liet het kaatsen wel begaan,
En ook harddraverij,
Wat was er dan toch voor bezwaar,
Dat kermis kwam daar bij
Maar wij zijn beiden hoog bejaard,
Dan ziet men ’t anders in,
De jeugd is niet zoo zwaar gemutst,
En heeft een blijder ziu.
’t Normale leven eischt zijn recht
Al heerscht er ook verdriet,
Toch breekt al weer de humor door,
Want triestheid helpt' toch niet.
Wel vind ik ’t goed, dat onze
Keurt oude huizen af,
Ofschoon er woningnood hier is,
En ’t dus ontstemming gaf.
De buisjemelkersclub is boos
Op het bestuur der stad,
Omdat zij liefst de handen vrij
Met hare krotten had.
Wiens huis nu onbewoonbaar is,
Die moet zijn woning uit,
Die krijgt van ben geen andre weer,
Dat is het clubbesluit.
Maar Thomas I dat is dom, zij slaan
Hun eigen glazen in,
De stad zal zelf nu bouwen gaan.
Dat is echt naar mijn zin.
Ons kluisje is ook oud en min,
Dus Thomas, meld je aan,
’t Zal blij zijn als wij nu met Mei
Naar ’n nieuwe woning gaan.
Er komen goede huizen nu,
Daar kun je vast op aan,
Elk zoekt een beter, zoodat ras
De krotten ledig staan.
z\.ls er geen woningnood meer is,
Dan weet ik hoe het gaat,
’t Publiek keurt zelf dan huizen af,
Zooals nu deed de Raad.
Dit jaar bracht nog iets goeds in ’t zicht,
’t Komt, hoop ik, spoedig maar
Een keuringsdienst voor spijs en drank
Dat 's een geluk, voorwaar 1
Men weet niet langer wat men eet,
’t Vernuft wordt uitgebreid,
Men bootst natuur in alles na,
Doch niet in kwaliteit.
Dat alles goed wordt onderzocht,
Noem ik een groot belang,
Want als men wist, wat men soms krijgt,
Dan werd men zeker bang.
Nu loopt de prijs nog ook zoo op,
Het beste wordt zoo duur I
En o, die tweede en derde soort I
’t Is knoeiboel, ja secuur.
Bolsward mij,
men kans op ’l spoor,
denklijk bij.
Als d’ afsluitdijk kwam bij Piaam,
Dan kwam daar ook het spoor,
En was er voor ons heel wel kans,
Dan kwam ’t misschien hier door.
De ombouw van de tram naar Sneek,
Waar ’k ook nog niets van merk,
Die kon dan worden afbesteld,
’t Is eig’lijk ook half werk.
De lijn Piaam langs hier naar Sneek,
Die route is niet lang,
Dan waren w’ uit ’t isolement,
En dat is ons belang.
Dan zou weer Bolsward bloeien gaan,
De oude Hanzestad,
Als men maar eenmaal hier het spoor,
Eu dan ook eendracht had.
samenleving die beoogt
’t Belang der burgerij,
’t Belang van allen met elkaar,
Niet enkel der partij.
Ik zie veel zaken anders in,
Dan voor een vijftig jaar,
Werd veel er al wat beter op,
Ook minder, dat is waar.
Ik laak het niet, neen ’t is zelfs goed.
Dat elk dient zijn partij,
Maar ’k stel als hoofdconditie dan
Laat ook een ander vrij.
Wees eerlijk dan toch en oprecht,
En doe niets voor den schijn,
Wie hier een vrees heeft voor vermaak,
Moet elders ook zoo zijn.
Wie hier in uitgestreken plooi,
De vroomheid voor wil staan,
Behoort op reis ook zoo te zijn,
Moet niet naar „Flora” gaan.
Loop naar den duivelspeelt men daar,
Een stuk van veel succes,
Dat prikkelt om zijn inhoud wel,
Doch ’t is geen vrome les.
En zoo een Iran wel denken dan,
Dat zulks toch niets beduidt,
Ik zie er niets dan veinzen in,
Zoo’n streek komt meestal uit.
Maar Thomas, man 1 wat draaf je door,
Je praat je zelf voorbij,
Zoo even nog klonk uit je mond
„Laat toch een ieder vrij
PlETERNEL.
’t Duurt „onze jongens” ook te lang,
En ’t nieuwe gaat er af,
In ’t eerst was ’t goed, toen men ze hielp,
En wollen sokken gaf.
Een ieder had toen medelij,
Elk hielp maar wat hij kon,
Men stuurde ze zelfs chocola,
En wat men meer verzon.
Doch nu die nare werkloosheid,
En daarbij steeds gevaar,
Want d’ oorlog is een menschenmoord,
Dat blijft toch immer waar.
Waar ’t wreed kanon het woord bekomt,
Brengt het vast grooten nood,
Het braakt uit afschrikwekbren mond
Verwoesting slechts en dood.
Nu drijft men er den spot nog mee,
’t Heet werk van „fleiz’ge Beth,”
Ik vind, het gaat door alles heen,
Is dat nu stof voor pret?
Thomasvaer.
Voorzeker, vrouw! ’t is treurig dat
Men thans zoo iets beleeft.
Maar ’t is zoo wat een eeuw of vijf,
Dat men kanonnen heeft.
Bij ouds was zwaard en speer of lans,
Het wapen in den strijd,
Doch toen men met vuurwapens kwam,
Ging ’t oude uit den tijd.
En namen gaf men aan ’t geschut
Ook vroeger even goed,
waren toen de stukken nog
Op veel bescheid’ner voet.
In elke stad, op ied’re stins,
Kwam ’t grof geschut in zwang,
De dolste namen koos men uit,
Dat maakte haast al bang.
Zoo had men hier te Bolsward ook,
Op ’t erf van Jongema,
Een zwaar kanon „Greatbeck” genaamd,
Dat dienst deed voor en na.
De „Gekke Wyts” en „Dolle Griet,”
Die lagen toen te Sneek,
Ja, overal was ’t monstertuig,
Dat d’ omtrek dan bestreek.
En dan van roof en ruw geweld,
Gaf toen de krijg ook blijk,
Precies zoo als het nu nog gaat,
De oorlog blijft gelijk.
Alleen men leerde ’t beter nog,
’t Neemt wat een hooger(?) vlucht,
Men vecht niet slechts ter land en zee,
Maar ook nog in de lucht.
Doch op het land ook niet zoo zeer,
Men kruipt liefst in den grond,
En zoo ook sluipt men op de zee,
Meest onder water rond.
Geen stad of dorp, geen kerk of kunst,
Niets wordt er bij ontzien,
Waar d’ oorlog eenmaal meester is,
Kan niets hem weerstand biên.
Van ’t klein gedicht uit ouden tijd,
Dat ik hier tusschen voeg,
Waarvan de versmaat anders is,
Zegt d’ inhoud toch genoeg.
„Hadden wij allen ee.nen gelowe,
„God en den gemeenen man voor oge,
„Goede vrede en recht gericht,
„Eene elle, mathe ende gewicht,
„Eene munte, en de goedt geldt,
„Soe wierdt in die werldt wel gesteld."
Dit spreekwoord uit de zestiende eeuw,
Is overdenking waard;
Het is een klacht, een zucht, een kreet,
Ook over ’t lot op aard.
Gewicht en el en maat zijn één,
Goed recht wordt ook gedaan,
Maar verder, zoo als elk wel weet,
Is men nog niet gegaan.
Wel ja, al heeft niet elk zijn deel,
Toch is er wel goed geld,
Een enkle valsche zilverbon
Die wordt haast niet geteld.
En verder wordt er in deez’ tijd,
Zoo als dat dan ook moet,
Voor „kleyne luyden“ veel gedaan,
En dat is dus ook goed.
Er is dus wel verbeterd veel,
Dat niet bij ’t oude bleef,
Maar met geloof en vrede toch
Is men nog niet op dreef.
Want één geloof! ’t lijkt niets er op,
’t Gaat meer nog uit elkaar,
Al loopt Jan over van geloof,
Bij Piet is niets meer waar.
er zijn veel gelooven thans,
Mij dunkt wel wat te veel:
Merkt men bij d’ een van godsdienst niets,
Een ander ziet haast scheel.
Gelukkig dat de Heere ziet
Niet enkel naar ’t gelaat,
Maar let hoe het van binnen is,
Hoe ’t daar geschapen staat.
Th. Een goede vrede? Ironie!
Europa staat in vlam,
Het menschdom viel een steen van ’t hart,
Als er weer vrede kwam.
En wat het ergst gevolg nog is,
Nu zooveel gaat te loor,
Er wordt veel goeds nu uitgesteld,
Daar zijn geen centen voor.
Het Staatspensioen zit bijster zwaar,
En zoo is er zoo veel,
’t Sociaal leven lijdt er door,
De krijg vraagt ’t reuzendeel.
De Zuiderzee blijft nog ook nog zee,
Dat spijt voor
Want daardoor kreeg
Nu blijft 't er