ïïïeuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Van 't Waterland in ’t water.
1916.
55ste Jaargang.
Verscüijnt Donderdags en Zondags.
No. 8.
Donderdag.27 Januari.
Stadsnieuws.
VOOR
Wym-
3°
m.
iet
en
en
ed
en
Uitslag verkoop.
Vertrokken personen over Dec. ’15.
Bakproeven met Delftsche sla olie
en Plantenvet „Delfia”.
Pisuisse, Ant. v. Dijk, Jan Hemsing,
Ingekomen personen over December.
Bolswardsche Courant
en
afzonderlijke
Alkmaar,
t
de
Dinsdag
Kam
i
van
ver-
1.
»f
n
■t
k
is
er
jn
3ii
d,
m
n-
Je
et
ie
bh
et
m
m
)O
ti-
in
ts
e
b
Ie
3t
3t
d
Nijland bij II. Hannema.
naar Eijgels-
vandaan, hier kan men
wordt opgedreven, dat
't omringende water
van thans
belangrijk
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
naar Wommels
naar Sneek bij Huberts, café-
naar Baarn, Hotel
(Van onzen eigen Correspondent).
naar Winschoten,
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Een paar weken geleden vertelde ik onzen
lezers dat er door het Sted. Muziekkorps
onderhandelingen waren aangeknoopt met het
Concertbureau „Max van Gelder,” om den
zanger Pisuisse hier te Bolsward eens te
kunnen hooren. ’t Is me een aangename
plicht, thans te kunnen zeggen: „’t is in
orde, hij komt”.
Op Donderdag 3 Februari a.s. biedt het
het Sted. Muziekkorps zijnen Donateurs en
Kunstlievende Leden een „Soirée vocale et
musicale” aan, waarbij zullen optreden Jean
Louis Pissuisse, mej. Antoinette Van Dijk en
Jan Hemsing.
Over Pisuisse behoef ik niet veel te zeggen.
Het tweetal Pisuisse en Blokzijl is, door zijn
artistieken nomaden-tocht van een paar jaar
geleden, in éénmaal populair geworden. Blokzijl
heeft tijdelijk den militairen rok aangetrokken;
zijne plaats is ingenomen door Jan Hemsing,
zanger en pianist. En, (nu laat ik even de
N. R. C. van 12 Januari j.l. aan ’t woord)
„Pisuisse heeft, indachtig dat het niet goed
is, dat de mensch alleen zij, zich geassocieerd
met Antoinette van Dijk, eene sedert het
begin van den oorlog uit Engeland terug
gekeerde Opera- en Concertzangeres. Hierdoor
konden in het repertoire worden opgenomen
de Chansons a deux, zoowel Bretonsche als
Hollandsche. Het Levenslied, zooals wij dat
reeds lang van Pisuisse kenden, vroeg eene
uitbreiding in die richting, die als vanzelf
door de natuur was aangewezen.
Deze nieuwe combinatie is een groot succes
geworden. In Den Haag, Rotterdam en Amster
dam, trad Antoinette Van Dijk naast Pisuisse
op en oogstte daar overweldigenden bijval met
hare stijlvolle Oud-Nederlandsche balladen en
volksliederen, die zij ten gehoore bracht in
schilderachtig midden-eeuwsch gewaad,”
Bij den j. 1. Zaterdag, ten overstaan van
Notaris Feitsma, gehouden verkoop is het
perceel aan de Appelmarkt, waarin de kan
toren en werkplaatsen der rijwielfabriek Baarda
en Co. gevestigd waren, ingehouden.
Het huis aan de Dijlakker, bewoond door
den heer D. Gerntsma Jr., is gekocht door
den heer J. van Anholt alhier, voor f 4263.
Het huis aan de Bagijnestraat, eigen aan
den heer L. IJpma, is gekocht door den
heer M. de Boer van Ugoclooster voor f 2051.
En het huis op de Koemarkt, bewoond
door J. Witteveen, is gekocht door den heer
D. Feenstra alhier, voor f 1551.
Leentjes Joukje, dienstbode naar Wijcke] bij
A. Breimer.
Brouwer Sjirk naar Burgwerd bij R. v.d. Meuten.
Hamersma Geertruida Anna naar Sneek bij
Hotel „Munster”.
v. d. Hendrik (en gezin) fabriekswerker
naar Purmerend, Beemsterburgwal 67a.
Zandstra Jacob, kantoorbediende naar Har
lingen, Tramstation.
Lammertsma Obe (en gezin) werkman naar
Sneek, Achterom.
Amsterdam.
Heerenveen.
Groenveld Arend, bakker (o.) van Sneek.
Hilwerda Jantje van Sneek.
Klei van der Obe Martinus van Ysselstein.
De bereiding der spijzen is voor ons, mannen,
altoos een terrein waarop wij een beetje met
de handen in ’t haar staanwij vragen ge
woonlijk niet op welke wijze ze bereid zijn,
maar wijden wel onze aandacht er aan boe
ze smaken en hoe ze er uitzien, want het
oog wil ook altoos ’t zijne er van hebben,
de neus zelfs heeft hierbij een stem mee in
’t kapittel.
Bij de demonstratie Maandag en
op de bovenzaal der „Wijnberg” gehouden,
was heel wat belangstelling van dames,
den tweeden dag was de zaal den geheelen
namiddag eigenlijk te klein om allen be
hoorlijk plaats te geven. Er werd daar
getoond, hoe goed men van de Delftsche
slaolie in de keuken partij kan trekken. Wij
zijn hier in Friesland wel in het land
de boter, de echte natuurboter wel te
staan, maar toch valt die boter lang niet
onder ieders bereik, althans niet om er ruim
mee om te springen. Het is nu een uit
komst voor vele huismoeders, dat de Delftsche
slaolie zoo opperbest de dure natuurboter kan
vervangen. De kok der Delftsche fabriek
heeft hier de dames laten zien en doen
proeven hoe goed die olie zich leent voor
het bereiden van heel veel spijzen. In de
advertenties der dag- en weekbladen hadden
velen wel gelezen, dat dit beweerd werd, maar
niet allen zagen hoog op bij die olie. Olie-
srnaak en oliegenr behooren bij de fijne ge
rechten niet thuis, men trok er dus in letter
lijken zin den neus voor op. Nu is dan ook
aan de dames van Bolsward getoond dat in
die advertenties niets overdrevens schuilt,
door de braadproeven hebben ze nu met eigen
oogen kunnen zien, hoe goed de Delftsche
slaolie, en ook het plantenvet, voldoet, en
dat neus en tong beide volkomen bevredigd
worden.
Droefgeestige avond ligt over ’t uitgestrekte,
vlakke land, waarin, omkranst door dichte
boomenrij in wintersche naaktheid, breede
kerketoren hoog uitstompt. Zwart streept het
silhouet van het Waterlandscbe stadje af tegen
grauwen door daarachter diep verscholen mane
licht even opgetinten nachthemel, die met
regen bezwangerd in sneljagende haast wolken
als dunne vieze wattendotten loslaat.
Over ’t doodsche vlakke land raast, met
in tusschenpoozen ongebreidelde kracht een
asthmatieke westenwind. Nu regelmatig suizend
door kale boomentoppen, dan weer plotseling
in ongetemde wildheid bulderend over alles,
in hevige beroering golvend het water van
landslooten en stadsgrachten, doet hij den
waterspiegel rijzen, steeds hooger en hooger,
hoe meer het kille water in dezelfde richting
wordt voortgestuwd.
In breede, witgekruinde zilte golven komt
de zee daarbuiten tegen de dijken beuken,
deinst terug zoo het schijnt, om daarna den
aanval nog verwoeder te hervatten, toomloos
en onstuimig. Lange stralen gutsen af van
bazaltblokken, die met zich laten sollen in
den overmoeiden stoeilust der golven.
In het stadje gaat alles zijn ouden gang.
Droomend in het grijs verleden, haar bloeitijd,
lijkt het of ’t nooit weer ontwaken zal uit
die soezing. Steeds bespoeld door de zee is
het en mede hare inwoners met haar vertrouwd
geraakt, kent zij de nukken die zij toont in
eb en vloed.
Ook thans werd er in het eerst niet opgelet
toen de zee weder haar vrijwel periodieke
grillen botvierde. Men vertrouwde, dacht
niet anders of over eenige uren zou ze wel
bedaard zijn, teruggekeerd tot hare gewone
bedding.
Maar ziet, het roekelooze spel houdt aan.
Al verder en verder treedt ze buiten hare
oevers, steeds hooger stijgt haar aangolvend
water tegen kaden en havenmuren. De ver
metelheid speelt haar zinnelooze parten. Het
water vloeit reeds over de straten, driftig,
woelend en spat-sluipend over en langs de
straatsteenen.
Intusschen is het reeds na middernacht
geworden. Het schijnt ernst te worden, geen
spel thans meer. Dit doet de burgerij in
rustige slaap verzonken, opschrikken. Reeds
stroomt het water de aan de havenzijde gelegen
huizen binnen. Men ziet in, dat men zal
moeten wijken voor den snooden overval.
Huisraad brengt men naar hooger gelegen
gedeelten van de woning, ja, op sommige
plaatsen staat het water reeds zoo, hoog dat
men moet vluchten.
Daar hoort men plotseling: de dijk is
doorgebroken. Wat nuAlles is thans één
gespannen zenuw. Wat gaat er nu gebeuren?
Heeft de zee vrij spel gekregen nu ze geen
belemmering vindt zal alles ondergaan in
den woedend aanrollenden stroom, met zich
medevoerende wat haar in den weg komt.
Men beraadslaagt wat te doen. Al meer en
meer huizen staan in den wassenden vloed,
steeds meer worden bedreigd.
En op den dijk die eenige uren terug macht-
bewust rustig weglijnde in het zwartdonker
van den nacht, meenende de vinnige beukingen
te weerstaan, is het thans een ge warrel van
vreemdsoortige silhouetten. Men hoort loeien,
angstig, aanhoudend, overstemmend het gesuis
van den wind. Menschelijke geluiden klinken
er doorheen, geschreeuw, geroep. Daar komen
aan in groote, ordelooze troepen, koebeesten,
paarden alles door elkaar, opgejaagd en voort
gedreven als door hevig striemenden zweepslag.
Het water heeft de landerijen achter den
dijk bereikt. De boerderijen met hare vee
stallen worden bedreigd. Ze lagen zoo rustig
in de warme schuren voor het zeewater daar
binnendrong. Het naderde de beesten die
angstig begonnen te loeien. De boer, zoo hij
niet reeds door geburen gewaarschuwd was
dat overstrooming dreigde, uit zijn nachtrust
opgeschrikt, had den toestand gezien en be
grepen. Niets restte meer dan te vluchten.
Het vee wordt uit de stallen gebracht. Vrouw
en kinderen ijlen vooruit. Wat men nog mee
kan nemen van huisraad gaat mee. Doch
waarheen Hoe zal ’t elders zijn. In ieder
geval, hier moet men
niet blijven. Het vee
verschrikt, bang voor
Bij de zeer hooge boterprijzen
is er ook in de fijne keuken een
voordeeltje te behalen, en voor menig burger
huisgezin is het als een uitkomst te beschou
wen.
Wij ontvingen ook een uitnoodiging om
een kijkje te nemen, waaraan wij gaarne vol
deden, overtuigd dat het hier een zaak gold,
die ook in de pers wel aandacht verdient.
De indruk dien wij kregen was gunstig, in
meer dan een opzicht. Vooreerst trof ons de
nette wijze waarop in deze zaal de tafel was
ingericht. Wat een prettig gezicht levert het
op, als de tafel een eenigszins feestelijk aanzien
heeft, en met eenvoudige middelen kan dit
geschieden, dat zagen wij hier. Echter de
hoofdzaak mochten wij niet uit het oog ver
liezen, en dat waren de proeven van kook
kunst. Een net en practisch boekje werd
iedere bezoekster aangeboden, waarin vele
recepten voorkomen. Eenige dezer recepten
werden nu uitgevoerd, en men kon zich van
de deugdelijkheid er van overtuigen. Die
boekjes zullen voor de dames nu een vade
mecum worden, dat ze dikwijls raadplegen.
Wij durven, omdat het zoo geheel buiten
ons gebied ligt, niet veel er van zeggen, doch
van de dames vernamen wij reeds menig
gunstig getuigenis. En wat wij proefden, vol
deed ons zoo goed, dat het ons eigenlijk een
beetje speet, dat het slechts proefjes waren.
Dat de belangstelling in deze bak- en braad
proeven hier groot was, verheugt ons, doch
verwondert ons volstrekt niet. De verklaringen
onder de bedrijven door gegeven, waren zoo
duidelijk, de wenken zoo practisch, het werken
ging den kok zoo vlug van de hand, dat de
dames vol attentie waren.
Aan het einde van de gehouden demon
stratie, den tweeden dag, vingen wij bij het
heengaan van een der dames de woorden op:
„Voor dat hier zooveel vrouwen bijeen zijn,
is het toch bijzonder stil, zij hebben wel de
volle aandacht op ’t geen hier te zien, te
hooren en te proeven is.” Wij knoopten
daaraan deze gedachte vast: Straks zullen de
tongen wel weer losraken, want het geval
zal stellig druk besproken worden, en het
gevolg zal zijn dat men ook in Bolsward zal
trachten na te volgen wat hier zoo voortref
felijk is gebleken; het debiet van Delftsche
slaolie en het plantenvet „Delfia” zal belangrijk
stijgen.
De heer W. Vos, alhier, is voor Bolsward
en Omstreken, de vertegenwoordiger van
oliefabriek „CalvéDelft.”
3 Februari 1916.
Cornello Petrus, barbier (o.) naar
Bergerpoort.
Adema Agatha
houder.
Jong de Meile, slagersknecht
bij W. Pruiksma.
Ykema Baukje naar Heeg bij Wed. Piersma.
Lohmann Johan Hendrik Matthijs (en gezin)
postdirecteur naar Winschoten, Poststr.
Keizer de Marretje, huishoudster naar Win
schoten, Poststraat.
Visser Aukje, dienstbode
Poststraat.
Waij de Johannes, kellner
„Brands”.
Terpstra Ype naar
Veer van der Anna Migchelina
hoven (Limb.), Laurastraat.
Bruinsma Jeltje naar Hartwerd bij M. v.d. Wal.
Spoel v. d. Arjan naar Leeuwarden, Westerstr.
Noordhuis Roelofje, dienstbode naar Meppel,
Heerengracht.
Spijksma Froukje naar IJlst.
Foekema Markus Evert, fabriekswerker naar
Sneek, Nieuw Selfhelp.
de Hoog Jan, koetsier en kellner naar Eng-
wierum.
Boer de Yke Taedes (en gezin) schilder
naar Rinsumageest.
Dambrink Hermina Antonette Louisa, naar
Bussum bij J. Vroom, Middenlaan 3.
Van der Wei Jan, drukker (o.) van Wirdum.
Spoel van der Jelle (en gezin) opperman van
Leeuwarden.
Harsta Jentje (en gezin) arbeider van
britseradeel.
Ruijgh Hendrik, klerk posterijen v. Amsterdam
Yntema Wietze (en gezin) bakker v. Haskerland
Postma Ane, boerenknecht van Oldeclooster.
Boterkoek Trijntje, dienstbode v. Het Bildt.
Bijkersma Attje, dienstbode v. Wonseradeel.
Huisman Fransje, dienstbode v. Duitschland.
Jansen Aaltje, dienstbode van Steen wij kerwold.
Miedema Margaretha van Wijmbritseradeel.
Meezen Abraham, steenhouwer van Winschoten
Rosier Jan (en gezin) sigarenmaker van Sneek.
Pranger Antje van Leeuwarden.
Tjeerdema Ulbe (en gezin) van
de Vries Jan schilder (o.) van
in wanorde, niet te beteugelen, over weg en
dijk voortholt. Zóó komt de droeve stoet
naar de stad.
Ze hollen door de straten, toomloos, en
daarachter de ongelukkige boeren, radeloos,
angstig vragend waar ze heen moeten, meppend
met hunne stokken de dieren die halsstarrig
zijn.
In scholen en kerken, in der haast ont
ruimd en in gereedheid gebracht vonden ze
onderdak. Daar gaan plotseling de straatlan
taarns uit, de stad is verstoken van gaslicht,
de fabriek ook al geteisterd door het binnen
komende water. In de kerken staat ’t gevluchte
vee aan lange rijen langs de muren geschaard.
Het heesch geloei galmt door het hooggewelfde
gebouw, dat slechts schaars verlicht door een
paar petroleumlampen, een klemmenden in
druk maakt.
Weldra zijn de straten ook gevuld met
inwoners der omliggende dorpen, die in der
haast gevlucht op overbeladen boerenwagens
of te voet hierheen kwamen. Strak staan de
gezichten, ze kunnen zich nog niet goed den
toestand indenken, die deze plotselinge ramp
hun bracht. Deze torst nog wat huisraad,
gene heeft slechts eenig lijfgoed tot een bun
deltje geknoopt onder den arm, doch allen
verslagen door dat groote leed. Men brengt
ze samen in een der godshuizen van waaruit ze
onder de burgerij zullen worden ingekwartierd.
Wat een ramp, wat een ramp!
Het pittoreske eiland, wiens vriendelijk
kerkje nog zoo rustig opsteekt aan de kim,
werd eveneens ontzettend zwaar getroffen door
de woede der baren. Huizen, na zoovele jaren
van noeste vlijt eigendom geworden, zijn
verwoest, hare inwoners in diepen rouw ge
dommeld door ’t verlies van verscheidenen,
hen, die hun zoo dierbaar waren. Blank staan
ook daar de landerijen, waarop de Markensche
jeugd speelde in volle zomerzon haar kinder
spel, terwijl de ouderen, zwoegend in de hitte
van den dag, den hooi oogst vergaardendie
keurige en kleurige stoflage van de Markensche
omgeving en van zulk eene groote aantrekke
lijkheid voor vreemdelingen, gekomen van
heinde en verre.
Ónmogelijk is ’t nog thans al de geleden
schade bij benadering op te geven, zelfs het
getal van het omgekomen dure vee, dat nu
nog bij schuitenvol wordt opgehaald, waarde
loos, geworden tot belt-vuil.
Wanneer zal ’t einde van deze catastrophe
daar zijn We weten het niet; nog steeds gaat
het water Holland’s element, doch daarbij
tevens Holland’s grootste vijand, voort met
zijn al-verwoestend, rampzalig werk. Nog steeds
staat al die ongelukkige bewoners van Neder
land’s zwaar-geteisterde streken, 't water tot
de lippen, ’t Kost schatten. Mogen onze mede
vaderlanders, die naar buitenaf zoo groote
menschenliefde betoonden, ook thans toonen,
dat ze innig medevoelen met hen die eveneens
leven en liefhebben in dat stukje van ons
land, óók eens „ontwoekerd aan de baren!”
Wij twijfelen niet! ’t Zal waarachtig wèl
gaan! R.