r
I
tl
y
GEMENGD NIEUWS.
EEN DUEL.
DIENST DER TRAMMEN. (Winterdienst.)
Aan gevangen 18 OCTOBER 1915
(Plaatseljjke Tijd.)
SNEEK BOLSWARD HARLINGEN.
1.35 2.20* 4.14 5 25*
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolsward,
k*
i
4.10,
con-
v.
a.
N. Harl. Ct.
luid, dat baar
Het is zoo pleizierig,
Als zij
baar
SU
Leeuwarden V.P.
Franeker
Arum
Harlingen
Kimswerd
Arum
Witmarsum
Bolsward
Nijland
IJsbrechtum
Sneek
a.
v.
9.15*
9.25*
8.21
9.12
9.15
9.45
8.40
9.10
9.12
10.03
9.50
10.20
11.11
Ik moet
de stad.
ander te
11.20*
11.26*
11.38*
11.50*
9.28
9.40
9.50
9.53
10.08
10.45
1.41
2.11
3.02
3.45*
4.15*
4.19
5.10
4.10
5.01
5.31
5.56
6.47*
7.16*
7.20*
7.50*
8.—
8.51
9.15
9.45
10.36
5.13
5.24
5.34
5.36
5.51
6.26
7.01*
7.16*
7.18*
V.
a.
a.
v.
a.
a.
y.
a.
12.15
12.21
12.33
12.45
1.22
1.37
1.39
1.49
2. -
Arum
Franeker
Leeuwarden V.P.
6.38f
7.08f
7.14*
8.05*
11.30
12.21
12.51
1.15
2.06
2.11*
2.41*
10.40
10.46
10.58
11.10
Wp
hL,B
«m on
Nederlanders uit Duitschland.
De stroom van Nederlanders uit Duitsch
land, die daar geen werk meer vinden of om
de duurte van levensmiddelen niet meer kun
nen verblijven, neemt steeds toe. In Enschede
en bun doodsverachting met de jaren niet
toenemen, dat zij integendeel, na het door
staan van ernstige gevaren, hun kalme zeker
heid verliezen, zoodat de meesten hunner
hoe meer en hoe dapperder zijjgevlogen hebben
des te eerder hun vliegerij opgeven.
8.37 9.48
8.38 9.53
8.48 10.03
7.15 8.20* 9 35
7.21 8.26* 9.41
5.28 7.33 8.38* 9.53
7.45
a. 5.40 - 8.50* 10.05
v. 5.41 ‘A0 8.55
6.19 8.22 9.33
6.34
6.44
a. 6.56 9.— 10.15
Tot 15 Nov. en van 15 Febr. af
Van 15 Nov. tot 15 Febr.
6.49* 8.04
7.—* 8.15
7.10* 8.25
7.20* 8.32
7.35* 8.47
8.10* q
8.20*
8.32* 9.34
8.44* 9.46
8.50* 9.52
Tine lachte hel was haar werkelijk
mogelijk te lachen. Ook zij vergezelde haar
broeder op weg. Zij zag zijn bleek gelaat.
Hij staat aan zijn schrijftafel, voor hem de
portretten van moeder en haar, werpt een laat-
sten blik rond zijn kamer, dan gaat hij lang
zaam de trap af, misschien voor de laatste
maal.
Thans zit hij in ’t rijtuig. Hij rijdt door
de straten, iedereen loopt hard in de koude,
zonnige winterlucht, iedereen is vroolijk en
levenslustig. Voor de aanplakborden staan
de menschen en lezen de aankondiging van een
nieuw stuk, dat ’s avonds zal gegeven worden
in den schouwburg waar zal hij van avond
zijn?... Buiten in het bosch is het stil en
eenzaam eenige kraaien vliegen krassend
door de lucht. De beide mannen staan
tegenover elkaar, ze zijn beiden nog zoo jong
waarom moeten zij elkaar vermoorden
Zij heffen de wapens op de secondanten
tellen.,.
Advertentiana. Ik loof f 25 uit aan
dengene die mij bewijzen kan dat ik een
varken op Zondag gekocht heb, maar het is
een truc die zich ontleent uit laster en
wangunst.
Ik bracht het geweer in den aanslag en
zag den Duitscher, die rustig met zijn werk
vooftging. Na een paar seconden zette ik af
en zeide: Neen, ik kan het ook niet doen
en zoo bleven wij naar den Duitscher kijken
tot deze, zich van niets bewust, zijn hout
blokken bijeen bond en in zijn onderaardschen
gang verdween, zonder te weten dat zijn
leven eenige minuten aan een zijden draad
had gehangen. Alg. H.
De Z/Onder de Streep” schrijver van het
Alg. H. schrijft:
Reeft moed iets te maken met de zenuwen?
Wie is moedig Dr. Alois Czepa beant
woordt in de Umschau deze vraag op grond
van zijn ondervindingen in dezen oorlog opge
daan met den zin Wie goede zenuwen heeft.
Dr. Czepa heeft in tallooze gevallen tijdens
zijn werkzaamheid als officier van gezondheid
te velde waargenomen, dat soldaten en offi
cieren, die bij het begin van den oorlog met
de grootste doodsverachting de ongehoordste
waagstukken volbrachten, in het hevigste vuur
waarnemingen deden, berekeningen maakten,
later hun uiterlijke kalmte alleen nog maar
konden bewaren met de grootste krachts- en
wilsinspanning. Zij zijn ^zenuwachtig* ge
worden. Hun zenuwsysteem reageert veel
scherper op aanvallen van buiten. Zeer sterk
is deze verandering waar te nemen bij personen,
in wier nabijheid een granaat ontplofte, waar
door zij een zoogenaamden zenuwschok kregen.
Zulke menschen zijn dikwijls langen tijd be
wusteloos. Zij verkeeren daarna in een toe
stand van ontzettende opwinding, kunnen
niet spreken, niet hun gedachten concentreeren,
krijgen huilbuien. Wie zoo’n schok gekregen
heeft zal later, ook wanneer hij tot zijn ver
haal komt, zelden zijn koelbloedigheid terug
krijgen. Hij trilt voor het gevaar, zal het
alleen kunnen trotseeren door heel sterken
wil en een sterk plichtsgevoel, terwijl hij
vroeger het gevaar lachend tegemoet ging.
Ook van vliegers weet men, dat hun moed
1.20 5.56* 8.55
6.25* 8.25 10.23* 1.30 6.06* 9.05
a. 6.50* 8.50 10.48* 1.55 6.31* 9.30
2.20* 4.14 5 25* 7.45
2.26* 4.20 5.31* 7.51
2.38* 4.32 5.43* 8.03
4.44 5.55* 8.15
“■ou 4.46 6.26* 8.22
3.26* 5.21 7.01* 8.57
g- 3 41* 7.16* 9.12
3.44* 7.18* 9.15
3.51* 5.46 7.28* 9.25
4.05* 5.57 7.39* 9.36
alléén Vrijdags, van Bolsward: v.m. 3.10, te Leeuwarden 6.13.
'vis. 4.10, 7.25.
Vrijdags van Leeuwarden n.m. 1.45, te Bolsward 4.35.
HARLINGEN BOLSWARD-SNEEK.
9.28 -g
9.40 q
9.50 a
9.53
10.08 g
10 45 N
10.10* 12 30
10.22* 10.57 12 42
De D-trein hond. Ik moest in een
kleine Duitsche badplaats zijn. Dat ging nu
niet zoo gauw als voor den oorlog. Destijds
reed er een D-trein, maar die is in het tweede
oorlogsjaar uitgevallen.
Toen ik op het kleine station uitstapte,
zag ik een hond op en neer rennen. Hij
scheen uit zijn humeur, blafte woedend en
beet zelfs naar me.
Van wien is die hond? vraag ik den
ducteur.
Dat weet ik niet, dat is de D-trein
Gelezen in den oproep van het Kon.
Nat. Steun Comité, bij den aanvaug van
Januari weer eens in de verschillende bladen
opgenomen
Nu straks de zomer gedaan is en dan de
winter weer voor de deur staat... enz.
Is het niet juist andersom?
Sneek v. 5.10
IJsbrechtum 5.16
Nijland
Bolsward
Witmarsum
Arum
Kimswerd
Harlingen
5.10 7.25
5.22 7.37
5.32
- .üéi
5.47 8.07
6.25 8.45
6.28 7.30 8.50*
6.40 7.42 9.02*
6.52 7.54 9.14* 10.34* 11.09 12.54
6.58 8.— 9.20* 10.40* 11.15
ARUM FRANEKER-LEEÜWARDEN.
5.36
6.05
6.56
LEEUWARDEN—FRANEKER ARUM.
6.20
7.11
7.15
7.45
MAKKUM—HARKEZIJL.
8.50* 12 40 4.36* 8.15
1.05 5.01* 8.40
1.15 5.11* 8.50
Makkum v. 5.20 7.35*
Wons 5.45 8.—*
Harkezijl a. 5.55 8.10*
De met een
Doe het niet I riep Tine zoo
moeder verschrikt opsprong.
Wat is er, Tine? riep haar moeder met
bevende stem.
Ik... ik herinner mij een boodschap, die
het meisje moest doen... ik zal haar even
er aan herinneren
Zij kon het niet langer uithouden. Zij
moest alleen zijn... een paar oogenblikken
maar... om eens uit te weenen.
Haar moeder dreigde baar met den vinger.
Ik begrijp het wel, zeide zij, weer een ver
rassing. Ga maar... en luister eens, kind,
ik wilde wel wat vroegen lunchen. Eén uur
is wel wat laat. Ik heb nog veel in de stad
te doen. Ga ze.f eens naar de keuken en
zeg, dat ze maar wat klaar maken. Een kotelette
een biefstuk of zoo, wat voorradig is. Wij
zullen onzen eetlust voor het diner bewaren,
als Max bij ons is.
als men allen flink eet!
Tme hoorde niet meer,
haar eigen kamer.
Toen zonk zij op haar knieën.
Lieve hemel, sta mij bij... dat ik mijn
verstand niet verlies... O, bewaar ons voor
het ergste... spaar Max!
Steeds herhaalde zij deze woorden. Zij
dacht aan niets anderszij kon aan niets
anders denken.
Bliksemsnel schoot haar een gedachte door
het hoofd een telegram als dat ru
juist gekomen was als haar moeder...
Zij sprong op en stormde haar kamer uit.
Door het sleutelgat kon zij in de woonkamer
zien. Haar moeder lag op de chaiselongue
in dezelfde houding, waarin zij haar verlaten,
bad.
Naar beneden, zoo snel ze kon, naar den
portierSlot volgt.
Maar geen woord. Gelukwenschen, troost
volle voorspellingen, liefdevolle vermaningen
in den vorm van vriendschapsgroeten. Hanna
Boretius, haar moeder, was anders nog al
spoedig geprikkeld door zulke wenschen.
Heden nam zij ze echter goedig op, zelfs den
raad van baar zwager, om met een nieuw
levensjaar eindelijk eens verstandiger te worden
en te bedenken, dat haar nog zooveel te doen
overbleef voor haar kinderen, ontstemde haar
niet.
Hij is ruw, maar hij meent het goed.
Jullie moet maar eens alles beantwoorden,
Max en jij. Het schrijven valt mij hoe
langer hoe moeilijker.
Max en altijd weder Max!
Geef mij eens een spoorboekje. Ik zou wel
eens willen weten, waar hij thans is. Elf
uur vijftig. Bijna in Genua.
Als hij maar niet te veel sigaren bij zich
heeft en zij hem op de grenzen aanhouden,
hij is lichtzinnig genoeg er voor.
Tine lachte hel was
Tine ging naar het venster. Zij gevoelde
zich doodelijk vermoeid. Zij schoof het raam
open.
Wilt u niet opstaan Kijk eens, welk
mooi weer het is dat zal u wel weer in
een vroolijker stemming brengen.
En ’t is al laat reeds half elf.
voor de lunch nog even naar
Vannacht schoot mij nog een en
binnen, dat ik wil koopen voor Max’s kamer.
Die schijnt nog wat kaal.
Een geitenvel onder zijn schrijftafel, een
Japansch scherm voor zijn bed en nog
wat vruchten en bonbons. Hij peuzelt zoo
graag dat groote kind
Terwijl Tine haar bij het aankleeden be
hulpzaam was, sprak zij zonder ophouden van
Max. Al haar gedachten waren op het
oogenblik zijner aankomst gericht.
Nu zal hij in Genua zijn. Hoe jammer,
dat hij daar niet een paar dagen blijven kan
Op de terugreis zullen wij die schade inhalen.
Ik verheug er mij reeds op, met hem te
reizen thans, nu ik gezonder ben en ont
vankelijker dan ooit voor de indrukken der
schoonheden van de natuur.
Tine drukte in stilte een kus op de volle,
blonde vlechten barer moeder, waarin nog
geen enkele grijze haar schemerde.
alles eens wist
Zie ik er nog niet goed uit voor een vrouw
van vijf en veertig jaar?
U is nog schoon en frisch als een jong
meisje.
VleisterSedert den dood van uw vader
heeft niemand mij dit meer gezegdkom,
kind, lees mij thans de brieven voor, dat
kort den tijd wat. Ik ben erg ongeduldig.
Tine begon te lezen. Het was haar alsof
zij telkens een steek in ’t hart kreeg, als zij
aan de twee brieven dacht, die in haar kamer,
diep onder het waschgoed verborgen lagen.
Zij las met sidderende angst, dat er iets in
de brieven kon staan een toespeling.
7.09
8.—
8.30
HARKEZIJL—MAKKUM.
Harkezijl v. 6 15* 8.15 10.13*
Wons
Makkum
geteekende trammen loopen Zondags niet en met een t geteekende alleen Vrijdags.
geven ze den Commissaris van politie en het
Steuncomité handen vol werk. Ze komen in
zeer ontredderden toestand aan.
Aan allen wordt voorloogig voedig en onder
dak verschaft, waarna sommigen worden voort
geholpen naar de gemeenten, die zij wenschen
te bereiken. Velen vonden werk in de ge
meente; maar anderen blijven geheel ten laste
van het Steuncomité en ’t gemeentebestuur.
Wegens woningnood kan den meeaten geen
afzonderlijke huisvesting worden verstrekt,
zoodat er in de vroegere school no. 1, die
daarvoor werd ingericht, thans reeds 80 per
sonen werden ondergebracht. Alg. H.
Wij zouden ons als moordenaars gevoelen.
Een Fransch onderwijzer, die als telefonist
aan het front is, vertelde volgens de Intern
Rundschau:
Op een goeden dag kwam ik bij een onder
aardschen post, op enkele schreden van de
draadversperring van de vijandelijke stelling
gelegen. Twee soldaten spraken zachtjes, maar
opgewonden met elkaar. Ik kon gedeelten van
hun gesprek opvangen.
Schiet jij hem neer, zeide de een. Ik heb
er geen moed voor, antwoordde de andere,
hij is al op leeftijd, hij moet een gezin hebben.
Neen, ik kan het niet over mijn hart
verkrijgen.
Ik trad nader en vroeg den mannen waar
over zij het hadden. Och, antwoordden zij,
op een paar passen van ons verwijderd bevindt
zich een Duitscher, die blijkbaar gelooft
dat onze post verlaten is, want hij zaagt
rustig zijn hout achter de draadversperring.
Wij kunnen hem gemakkelijk neerschieten,
maar hebben er eigenlijk niet het hart voor
hij heeft een gezin. Maar, zeide ik daarop,
bedenkt wel, dat als jullie hem niet doodt,
hij het jullie morgen wellicht doet. Ja, dat
is wel zoo, was het antwoord, maar wij kunnen
er niet toe besluiten. Wij zouden ons als
moordenaars gevoelen. Doet u het maar.
onder een
maar ongeschreven kunnen maken
koelde haastig de brandende oogen af.
In de woonkamer stond de chocolade ge
reed. Ze plaatste ze op een theeblaadje en
bracht ze naar haar moeder. De felicitatie
brieven lagen er naast.
Je laat mij bijna van den honger omkomen,
kind! Wat moest je zoo geheimzinnig in je
kamer doen? Neen, zeg maar niets ik
vermoed het al, en zij lachte vroolijk. Zoo
goed heeft het ontbijt mij nog nooit gesmaakt,
en behagelijk dronk zij de chocolade. Brieven?
Is er een van Max bij Natuurlijk niet.
Waartoe zou hij schrijven, daar hij zelf komt
Maar wat scheelt je toch, Tine... je bent
zoo stil Tine verschrikte. Zou zij iets
bemerkt hebben Zij was toch zoo gewoon,
zich te beheerschen.
Mij?... Niets. Wat zou mij...
Ja, Ja...er staan tranen in je oogen je
maakt mij bang. Is er iets gebeurd
Nitets, in ’t geheel niets
Kon zij maar iets verzinnen, om
moeder gerust te stellen
...Maar...
Dus toch wat... om ’s hemelswil...
Ach, ’t is kinderachtig van mij de
witte kat van onze huisjuffrouw u weet
wel, mijn lieveling die had jongen en die
heeft men verdronken en nu schreeuwt het
beest zoo jammerlijk.
Arm dier!... Hoe wreed... een moeder
haar kinderen te ontnemen. Had het mij
maar niet verteld, Tine... het bederft mijn
geheele stemming en ik wil heden niets
treurigs meerhooren.
ii.
Tine, ben je in je kamer? Waar blijft
toch mijn chocolade, kind?
Dadelijk, moeder.
Zij verborg den brief in haar kast, diep
pak waschgoed had zij hem
en
12.35 2.24*
12.46 2.35*
12.56 2.45*
1.11 3.—*
L50 3'35* 4.50
2.02 3.47* 5.02 6 38
2.14 3.59* 5.14 6.50
2.20 4.05* 5 20 6.56
Zij vloog naar
Weder sloot zij de deur.
Spoorwegongeval.
Omtrent het spoorwegongeval bij Olst op
Zaterdag j.l. deelt de Zw. Crt. nog het vol
gende mede:
De bagagewagen van trein 2921 is geheel
uit de rails geworpen, alle telefoondraden
vernietigende. De daarop volgende ledige vee
wagen is geheel versplinterd. De dan volgende
veewagen is dwars op den tender geschoven
en geknakt. De daarachter zijnde wagen steen
kolen zit ook half op den tender en is in
elkander gedrukt.
Van trein 1402 is de bagagewagen uit het
spoor geworpen, terwijl het verdere treindeel
van dien trein is afgeknapt en achteruit ge
worpen. Twee wagens zijn aan de voorzijde
ingedrukt, één er van staat uit de rails. Van
de beide locomotieven is enkel de bufferbalk
gebroken. Zij staan een halve meter van elkaar.
De locomotief van trein 2921 staat met een
stel achterwielen naast de rails, overigens
staan beide locomotieven in het spoor.
Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats.
Oorzaak is: trein 2921 door onveilig sig
naal gereden door de mist.
Ziedaar de zakelijke mededeeling van de
feiten. Het was bij eersten aanblik een aan
grijpend tooneel van verwoesting, een opeen
stapeling van materieel! Het geraas is niet
zoo hevig geweest als men zou vermoeden;
waarschijnlijk is ’t geluid gedempt door de
mist. De twee wagens aan weerszijden op
den tender; de leege veewagen dwars over
den eenen hoek en de kolenwagen tegen den
anderen hoek omhoog gevlogen, leverden een
indrukwekkenden aanblik op. In de sloot naast
den spoordijk liggen een tweetal waggons op-
elkaar, van de onderste was niet veel te zien.
Wonder boven wonder, dat er geen persoon
lijke ongevallen bij te betreuren zijn. De
hoofdconducteur van goederentrein 2921 zag
het ongeval aankomen, gooide de rem opzijn
wagen om en sprong aan de rechterzijde er
uitwas hij aan de linkerzijde er uitgesprougen
dan was hij onder den bagagewagen verpletterd.
In den rangeerenden goederentrein 1402
bevond zich, behalve de machinisten, op dat
oogenblik geen personeel. Deze trein werd
van de goederenloods naar het eerste spoor
opgetrokken.
Het personeel was natuurlijk zeer onder
den indruk, vooral de machinisten en de
hoofdconducteur van trein 2921. De stations
chef had op het oogenblik van het ongeval
nog geen dienst.
De ingenieur van tractie en andere beeren
uit Zwolle met personeel- en werkwagen waren
reeds vóór 9 uur aanwezig.
In een aantal balen mossels, van Har
lingen naar Duitschland verzonden, werden te
Zevenaar door de kommiezen stukken leer
aangetroffen. De geheele zending werd daarop
aangehouden en aan een nauwkeurig onder
zoek onderworpen.
Een gevolg van deze smokkelarij is en zal
zijn dat de handel van de bonafide handelaren
mede ernstige belemmeringen zal ondervinden
wat te betreuren is, daar door de vangst van
mosselen menigeen een flink loon verdient.
Er is een onderzoek ingesteld naar de
schuldigen in dit zaakje.
hond.
Ik ga naar den machinist en vraag be
leefd Neemt u me niet kwalijk, maar die
hond bijt naar me; weet u soms van wien
dat beest is
Dat is de D-treinhond, zegt hij vriendelijk,
trekt de rem los en rijdt weg.
Verbaasd en verontwaardigd over die
mijns inziens geringschattende en onharte
lijke antwoorden, klamp ik den lampenpoetser
aan. Die hoort althans in deze stad thuis
en zal er dus wel meer van weten. Ik geef
hem een sigaar en herhaal ook tegen hem
mijn vraag.
Van wien is dat leelijke mormel, dat me
naar de broekspijpen bijt?
En ook hij geeft, na zijn zwarte gezicht
tot een leelijke grijns vertrokken te hebben,
het stereotiepe antwoord:
Oh, dat beest? Dat is de D-treinhond.
Ik voel mijn woede stijgen en ik snauw
hem toe:
Jawel, dat weet ik al, maar dat beest moet
toch een eigenaar hebben? En nou wou ik
van jou weten, wie die eigenaar is?
Mijn sigaar doet hem mijn snauw niet
achten en nu ligt hij me in
Dat beest is van niemand.
Maar iedereen schijnt hem toch te kennen.
Natuurlijk; hij komt immers eiken dag
bij den D-trein
Ja, maar, hoe zit dat nu? Die D-trein
rijdt al m maanden niet meer
ZekerMaar vóór den oorlog wel. Een
met een restauratiewagen. Die grijze hond
was eiken dag hier, precies op den tijd, dat
de D-trein het station binnenreed. Merk
waardig. Dat grijze monster schijnt wel een
horloge in den kop te hebben. De kwestie
isde kok van de restauratiewagen gaf hem
eiken dag te eten. En hij kreeg een flinke
portie ook. En zoo schijnt dat langzamerhand
een soort van recht geworden te zijn.
Zoo, zoo. Nu wordt het me duidelijker.
Nu wreekt hij zich over den uitgevallen
D-trein.
Ja, hij is heelemaal niet goed over den
oorlog te spreken, zegt de lampenpoetser, tikt
aan zijn pet en gaat aan zijn werk.
1.41 2.26* 4.20 5.31*
1.53 2.38* 4.32 5.43*
2-05 9 ka* 4.44 5.55*
S “-ou 4.46 6.26*
3.26* 5.21
5.36
5.46 7.28*
5.57 7.39*
K.
GD