Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
„Tubantia" en „Palembang".
No. 24.
1916.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
55ste Jaargang.
GROOTE-STADSLUCHT.
Donderdag 23 Maart.
BINNENLAND.
e
r
VOOR
afzonderlijke
a Cent.
Duit
se
m
en
sr-
rd.
ie
m
ie
de
ar
;ft
u
te
1
t
p
t
d
it-
ag
;e*
ist
rit
ize
en
im
n
n
u
k
ir
»t
n
1-
n
de
'n
og
u
Kn
°g
de
op.
k-
re
ie
]g
ie
>g
de
d.
ij-
08
er
Ie.
er
3ij
ik.
de
er.
op
?t.
ed
si
de
>b.
;n.
>ig
;’n
en
en
en
Ier
n-
en
ge
nd
en
Ier
en
ag
5e‘
te
n
k
n
sr
een groote matglazen boog
den gevel een zee van hel licht
het straatvlak, in welk licht staan
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents,
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
schijnlijk, dat ook daarbij torpedeering
de oorzaak is fan de ramp, hoewel hier
bij dit moet worden erkend nog
verschillende punten van onzekerheid
bestaan.
Doch hoe dit zij, indien men, op wie
de schuld dan ook moge rusten, ook hier
schuilevinkje zal gaan spelen, wat dan?
Toch, nu de torpedeering van de //Tuban
tia” ontkend wordt, is er weing kans
dat men ten aanzien van de//Palembang”
ridderlijker zal wezen.
De officieele verklaringen van
schen en van Engelschen kant zullen niet
alleen hier te lande, doch in gansch de
neutrale wereld hevige ontroering hebben
moeten verwekken. Voor alle neutrale
landen is het feit van het uiterste ge
wicht. Het komt toch hierop neer, dat
de geheele neutrale scheepvaart buiten
de gemeenschap der volkeren wordt ge
plaatst, als rechteloos. In enkele dag
bladen is het denkbeeld geopperd, of de
torpedeering van de //Tubantia” geen
aanleiding voor onze regeering zou kun
nen wezen, om zich met de andere neu
trale zeevarende mogendheden in ver
binding te stellen, ten einde van de
oorlogvoerenden meer zekerheid voor de
neutrale vaart te verkrijgen. Of langs
dien weg iets zou kunnen bereikt worden
weten wij niet te beoordeelen. Wat be
twijfeld worden mag, is of zulke langs
diplomatieken weg te voeren besprekingen
met voldoende snelheid tot eenig resultaat
zouden kunnen leiden. Doch dit staat
vast, dat van het oogenblik af, waarop
de onverlaten, welke, zonder grond of
aanleiding neutrale schepen in den grond
boren, voor hun daad niet eens meer
durven, willen of mogen uitkomen, de
neutrale scheepvaart zóózeer wordt be
dreigd, dat het voor de onzijdige mogend
heden een levensbelang is, de handen in
een te slaan.
Indien de Duitsche correspondenten iets
over de stemming onder ons volk naar bun
blad willen seinen, dan kunnen zij nu ver
tellen, dat die uiterst verbitterd is, schrijft
De Tijd.
De officieele of officieuze berichten uit
Berlijn, volgens welke de onheilen, aan
onze vloot berokkend, niet door toedoen
van Duitsche maatregelen zouden zijn
veroorzaakt, hebben geen vat meer op
ons volk. Niemand gelooft er aan. En
nu openbaart zich de verbittering zelfs
in de groote steden niet op heftige wijze
wij zijn geen opgewonden menschen, die
te hoop loopen voor een consulaat of een
gezantschapsgebouw en wij zoeken geen
verhaal bij hier te lande woonachtige
Duitschers onze penvoerders in de bladen
slaan geen hoogen toon aan tegen de
Regeering, wier moeilijkheden zij niet
willen vergrooten, maar er begint
zich toch een algemeene volksopinie te
vormen, n.l., dat er iets gedaan moet
worden, iets meer dan het schrijven van
nota’s. Dé felheid van den toorn wordt
nu getemperd, door de voor Duitschland
gelukkige omstandigheid, dat bij de
jongste geweldenarijen geen menschen-
levens zijn verloren gegaan; maar het
feitelijk verbreken onzer communicatie
met de koloniën, het verhinderen van
onzen toevoer uit zee, kan niet zonder
gevolg blijven voor de levensbelangen
onzer natie. Zonder handhaving dezer
beide noodzakelijke eischen aan de oorlog
voerenden, kunnen wij onze matten wel
oprollen.
Het zou dwaasheid zijn, schrijft Het Volk,
te ontkennen, dat de opwinding onder de
bevolking na den nieuwen verraderlijken aan
val op de //Palembang” stijgende is.
Wij zelven ontvangen in heftige termen
vervatte brieven, waarin van ons geëischt
wordt, dat wij scherpe maatregelen tegen
Duitschland zullen vorderen, of waarin
ons Duitsch-gezindheid wordt verweten,
omdat wij tot kalmte aanmanen en van
onzen oorlogsafschuw getuigen. En een
ernstig teeken is ook, dat nu niet maar
De Telegraaf, doch het van meer ver
antwoordelijkheidsgevoel vervulde Han-
delsblad de oorlogsmogelijkheid niet meer
onderdrukt.
Wij meenen te kunnen zeggen, dat er
weinigen hier zullen zijn, die geloof slaan
aan de officieele Duitsche verzekering,
Daar werpt
lamp aan
neer op
in scherpe lijnen de vormen van een paar
auto’s of rijtuigen. Aan den ingang van het
huis, waarvoor ten overvloede aan de pui een
electrische transparant een naam der gelegen
heid doet lichten, staat in groot livrei, beige
en rijkelijk met goud bestikt een neger als
portier. Scherp teekent zijn zwarte kroeskop
af tegen al het lichte van zijn uniform. Het
is de Cerberus der nachtsocieteit.
En daarbinnen in een zee van electrisch
licht zingen violen stevig geaccompagneerd
door een piano. Daar grolt en lolt het,
gezang, geschreeuw waarboven uit het sleepend
motief van de walsmuziek of't krachtig korte
rhytme van een one of two-step. Hier brast
en fuift de zwaar uitgaande jongelingschap
(doch z/jongeheeren” met grijzende haren zijn
er echter geen bepaalde zeldzaamheid) met
jongevrouwen, elegant gekleed en elegant
doende, de demi-monde. Tot ’t grauwe ochtend
gloren zwiert en slempt dat daar voort, wan
neer de stad weer bijna ontwaakt. Dan ver
dwijnen grijs-vale gezichten in de wachtende
auto’s of /bakjes”, moe-gedold de zwierbollen,
huiverend bij ’t eerste komen in den morgen
lucht en ze staren flets in het aangroeiende
daglicht.
Zóó leeft de stad ook bij nacht.
Bakhuizen. Tengevolge het overtreden der
bepaling om aan militairen sterken drank te
verkoopen is, naar men meldt, bet aan de
drie drankgelegenheden alhier verboden ge
durende één maand den verkoop open te
stellen.
Een schildwacht is voor elk der logementen
geposteerd. de Banier.
Lemmer. Hoewel wraak zoet is, kan zij
toch wel eens een bitter nasmaakje hebben.
Dat ondervonden eenige schippers alhier.
Toen schipper Simpel met zijn schip „Avon
tuur” van Utrecht gistermorgen op dek kwam,
zag hij spoedig dat zijn schip en tuigage
door baldadige handen deerlijk was gehavend.
De ankers waren uit den grond getrokken
en te water gegooid, dek- en zeilkleeden
verkorven en een fok geheel versneden. Spoedig
echter waren de daders achterhaald en bleek
men te doen te hebben met een wraakneming.
Schipper Simpel had indertijd toen de schip
persstaking in Rotterdam was uitgebroken,
een vracht aangenomen naar Groningen, wat
nu de leden van de organisatie van schippers
aanleiding gaf tot revanche. De daders hebben
reeds aangeboden de schade welke zij aan
brachten te vergoeden, maar het is evenwel
niet uitgesloten, dat de justitie hier een
woordje heeft mee te spreken. O. N.
Warns. Door II. de Vries alhier is het
eerste kievitsei gevonden onder Sondel. Het
is opgezonden naar den Commissaris der
Koningin te Leeuwarden. O. N.
Franeker. Er heerschte de laatste dagen,
wegens de uitvoer van aardappelen, eene
geweldige drukte aan de kade en bij ’t spoor
station. Er waren handelaars, die nog eenige
spoorwagens en eenige aken moesten laden.
Doch thans staat alles stil, want de laders
en lossers, evenals de kolendragers bij de
gasfabriek, hebben gisteravond het werk ge
staakt. Eisch: meer loon. O. N.
De snijbloemen-handel.
Uit Aalsmeer wordt aan het N. v. d. D.
gemeld
Was tengevolge van het invoerverbod van
Duitschland de vrees gewettigd, dat het met
onzen bloemenhandel, voor een groot deel op
dat land geconcentreerd, wel mis zou loopen,
gelukkig echter voor onze tuinbouwende be
volking valt de handel erg mede. Hoewel in
de eerste paar dagen onze markten wat lager
noteerden, herstelden de prijzen zich allengs
weder en kunnen de getrokken rozen, die nu
wel den hoofdschotel vormen, flinke prijzen
opbrengen. Dit wordt ook zeer in de hand
gewerkt, door het feit, dat Oostenrijk-Hongarije
zeer vele dezer bloemen vraagt. Er kan dus
gerust gezegd worden, dat op dit oogenblik
de toestand bevredigend is.
De dader van de misdaad tegen de «Tuban-
tia” ligt op het kerkhof. Ziedaar, schrijft de
Nieuwe Rott. Ct., wat de officieele verklaringen
van Duitsche en Engelsche zijde, in ons
jongste Ochtendblad vermeld, ons zeggen.
Het blad maakt melding van de Duitsche
Engelsche verklaringen, en gaat dan voort:
Zoo zouden wij moeten gelooven, dat
de //Tubantia” noch door een Duitsche,
noch door een Engelsche torpedo in den
grond geboord is. //Niemand” heeft de
torpedo afgeschoten 1 Het ontbreekt er
maar aan, dat men ons vertellen gaat,
dat de //Tubantia” niet gezonken is 1
Bah
Dit is wel de misselijkste loop van
zaken, die zich denken laat. De dader
houdt zich schuil. Aan een kleine natie
wordt op de vrije zee een groot onrecht
aangedaan, en de bedrijver van het
schandelijk feit wil er niet voor uit
komen. Dit zal ten minste evenveel ver
ontwaardiging moeten opwekken, als het
feit zelf der torpedeering. Men had het
kunnen begrijpen, schoon niet veront
schuldigen, zoo gebleken was, dat (op
nieuw) eene vergissing had plaats gehad.
Het leven in een duikboot schijnt buiten
gemeen zenuwprikkelend. Het voort
durend levensgevaar, waarin de bemanning
op zoo’n boot verkeert, de gebrekkige
middelen tot verdediging, waarover een
duikboot beschikt, indien zij aangevallen
wordt, leiden somtijds tot onberekenbare
handelingen. De overprikkelde gemoeds
stemming, waarin de bemanning van
een duikboot leeft, is natuurlijk geene
verontschuldiging voor hare admiraliteit,
die door hare instructies en opdrachten
de bemanning in zulk een toestand van
onberekenbaarheid brengt de admi
raliteit blijft onder alle omstandigheden
voor de handelingen van hare onderge
schikten direct verantwoordelijk maar
zij is toch wel in staat, om medelijden
en deernis op te wekken voor den duik-
bootkapitein, die op een zeker oogenblik
zich zelf niet meer wist te beheerschen.
Als hij ten minste, tot kalmte terug
gekeerd, voor zijn daad durft uitkomen.
Gebeurt dit niet, dan moet men wel ge
neigd raken, aan boos opzet te denken.
Zeemans-eerlijkheid, zooals wij in Holland
die deugd verstaan, zou ertoe hebben ge
bracht, dat in stee van de tweezijdige
officieele ontkenning, een eenzijdige be
lijdenis van schuld was afgegeven, en wij,
Hollanders, zouden, hoezeer het feit der
torpedeering ons had gegriefd en grieven
bleef, voor eene rondborstige erkenning
der fout toch waardeering hebben gehad.
De ontkenning van schuld is ons eene
nieuwe ontgoocheling, eene nieuwe ern
stige grief.
De nadere berichten omtrent het ver
gaan van de //Palembang” maken waar-
dat de „Tubantie” niet door een Duit-
schen onderzeeër getorpedeerd is; Engeland
heeft nu eenmaal nog nimmer een neu
traal schip getorpeteerd en Duitschland
deed dit tallooze malen. Wij gelooven
ook, dat er weinigen zullen zijn die
niet aannemen, dat de „Palembang”
evenzeer door een Duitschen onderzeeër
getorpedeerd is; er zijn drie achtereen
volgende ontploffingen door de bemanning
gehoord, en dat een schip op drie mijnen
te gelijk liep, is nog nooit voorgekomen.
Hoe tegennatuurlijk het intusschen
klinken moge, wij achten het gelukkig,
dat de Duitsche regeering, tegen alle
waarschijnlijkheid in, haar schuld aan de
schandelijke gebeurtenissen ontkent. Daar
uit toch kan wellicht afgeleid worden,
dat niet, zooals menigeen denkt, Duitsch
land oorlog zoekt met ons land, en
voorts, dat het gebeurde in strijd is met
de jongste voornemens der Duitsche
regeering, ten aanzien van het gebruik
van onderzeeërs.
Overigens willen wij slechts nogmaals
met nadruk in deze ernstige dagen tot
bezonnenheid en zelfbeheersching aan
manen. De houding, die tot dusver sedert
nu bijna twintig maanden deNederland-
sche Regeering heeft aangenomen, komt
overeen met onze diepste wenschen: alles
te vermijden wat ons land in den gruwe-
lijken wereldoorlog zou kunnen mede-
sleepen. Dit doet ons met vertrouwen
haar gedragingen ook in dezen afwachten.
In holle stilte rijen de hooge winkelhuizen
in den nacht van de groote stad, schaars
verlicht, als schijnensmoede, door de electri
sche booglampen, die om de andere van boven
in de doodsche straat hun licht werpen. Het
plaveisel strekt zich nu uit in onverbroken
leegheid. Reeds eenige uren is die rust inge
treden, scherp contrast van dagelijks druk
beweeg en aanhoudend geroezemoes eener
wereldstad. En ook achter winkelramen,
groote spiegelruiten, waart de nacht over
uitstallingen, op den dag uitmuntende in
kleuren-schoonheid en keur van fijne zaken.
Vele van die ruiten zijn geblinderd met ijzeren
rolluiken, waarvoor nog ter meerdere bescher
ming van mogelijk ongewenscht bezoek in
kruiselingschen stand ijzeren staven zijn aan
gebracht. Slechts nog kort is het geleden dat
de koffiehuizen hun deuren sloten en hier en
daar in die gastvrije gelegenheden brandt
nog achter in de zaal, boven ’t buffet meestal,
een enkel licht en ter gewone nachtelijke
schoonmaak zijn alle stoelen op hunne bijbe-
hoorende tafels gezet.
Op den hoek der straat, als werkeloos in
deze stille omgeving, staat een eenzame politie
agent of drentelt doelloos, de handen op den
rug, over ’t trottoir. Hol klinkt zijn voetstap,
regelmatig. Soms staat hij even stil wanneer
van uit de verte hem rumoer toeklinkt't
rollen van het snel rijdend voertuig van
den //snorder” (aapjeskoetsier, die hoofdzakelijk
’s nachts overal en nergens een vrachtje op
baalt) dat ratelend over de keien van nabije
straat gaat of ’t geraas en brullend gelol van
een paar lui die op nachtelijken zwier zijn
en thans hun fuif gemoed luchten in lawaaiig
toeterende taxi of in dronkemans-evenwicht
langs den weg zeulen.
Dan is ’t weer een enkele voetganger, die
misschien verlaat in zijn sociëteit, zich huis
waarts spoedt, diep in zijn jaskraag gedoken,
gaande met haastigen tred.
En voor gindschen winkelruit, schijnbaar
aandachtig beschouwend hetgeen daarachter
in de etalage ligt in het duister, dus vrijwel
onzichtbaar, staat een vrouw, een jonge vrouw.
Haar kleeding geeft den indruk dat ze zich
weet te kleeden. Achteloos ligt het lange,
breede bont over de schouders en bevallig
rust een kleine veer op het coquette hoedje.
De uitstalling schijnt haar te interesseeren,
doch wanneer zij voetstappen hoort naderen,
ziet ze op in die richting en langzaam wandelt
ze dan verder. De eenzame wandelaar (want
alleen mannelijke schijnen haar aandacht te
hebben) ziet haar onwillekeurig aan, misschien
verbaasd op dit middernachtelijk uur nog een
vrouwspersoon en zoo alleen, op zijn weg aan
te treffen of hij kent bij voorbaat reeds dat
vrouwstype, vertegenwoordigster van een
bepaalde categorie van groote-stads vrouwen.
Rakelings gaat ze aan hem voorbij, fluisterend
hem vlug eenige woorden toe. Doch hij stapt
door, slaat geen acht op haar. Dan ook gaat
zij verder, voortdrentelende, stilstaand bij wat
haar op haar weg schijnbaar interesseert.
Daar in ’t nachtelijk schemerlicht van
straat doemt weer een menschenschim
Zijn gang is niet vast. Rumoerig tikt de
wandelstok dien hij in de hand houdt over
’t plaveisel, ’t Trottoir schijnt hem niet breed
genoeg en af en toe sukkelt hij met wanke
lenden stap er af op den rijweg om dan
daarna weer alle moeite te doen zijn pad langs
de donkere huizenrij te zoeken. Het juffie
nadert hem, loopt pardoes naar hem toe en
houdt hem aan. Ook hem fluistert ze wat
toe, doch zijn beneveld brein schijntj niet
goed te kunnen opnemen wat tot hem gezegd
wordt. In dronkemanshouding staat hij daar
voor baar draaien, ettelijke malen verschikt
hij zijn hoed, nu weer voorover, bijna in zijn
oogen, dan weer achter op 't hoofd. Hij lalt
maar wat onzin tegen haar, druk gesticuleerend
en studentikoos met zijn stok zwaaiend. Dan
plotseling, als zich vermannend en met breed
afwerende beweging, als een schip vlot ge
komen van een zandbank tusschen draaikolken
en branding, schiet ’t fuifnummer met on
zekere passen vooruit terwijl hij met dikke
tong heftig beweert //dat ’t niet gaan zal”.
Onverstoord gaat ’t juffertje verder, verder
den nacht in, zoekende overal langs den weg
naar een prooi. Het type nachtvlinder.
Doch niet de gansche stad is in zoeten
slaap verzonken. Niet overal heerscht ’t
nachtelijk duister.
Bolswardsche Courant
yl
u
F
I j
e
e
Q
e
e
ie-
18.
8-
n
)e
13
8-