Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Klein s Thee,
in ons en vierdel pakjes. Ge
broken Thee ook per ons.
1916.
No. 25.
55ste Jaargang.
VerscUijnt Donderdags en Zondags.
Het vergaan van de „Tuhantia”.
VOOR
Zondag 26 Maart.
Rookende Schoolkinderen.
I2
In vele winkels verkrijgbaar.
Voor wederverkoopers
Bij Wed. J. Lemstra, Bolsward.
W. v. d. Goot, Makkum.
Theehandel Focke S. Klein,
HARLINGEN.
olswardsclie Courant
I
afzonderlijke
n
n
i
dat antwoord lachen.
*1
e
e
at
er
m
m
waarschuwende
hen, die
gevaar, een
het geroep kwam,
de golven den
1
1
t
s
B
3
l
I
f
e
k
s
r
t
e
s
e
t,
n
e
Ie
n
•e
k
n
e
i.
n
,e
in
er
m
m
et
t-
er
te
si
er
1:
38
le
r-
;n
n
ie
een kreet
bevond zich thans
het toppunt. Wij zeiden: Z/Weest
uw drie kinderen gezond gebleven
Het hulpgeroep werd
meer hopen, dat
en tabakspijpen
Z/Dat hebben jou
klonk opnieuw
man
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
en ver-
Ik meende een hoofd te
Wat ik
flikkerlicht,
De uren in
vergeten.
Plotseling
heesche gil
wij naar
krachtig rukken wij sigaretten
uit den mond van het kind.
Gelijk met alles dat slechts nadeel geen
voordeel biedt.
samen om
Ik zat aan
Hij bad een
en ik dacht dat hij
Hij staarde wezenloos
hoorden wij hulpgeroep, een
Hulp, hulp. Dadelijk koersten
de plaats vanwaar
Maar telkens opnieuw namen
man op.
Uren verliepen.
zwakker en niemand durfde
in zouden slagen den drenkeling te
wij er
redden.
De maan brak door de wolken
lichtte den omtrek.
het was een vergissing.
hoofd aanzag was, zooals ik later
drijvende mijn geweest.
meende, dat
Een der vrouwelijke passagiers aan boord
van de ,/Tubantia”, mejuffrouw Grete Fürth
uit Hamburg, geeft in de Neue Hamburger
Zeitung het volgende uitvoerige relaas van
hare avonturen ten beste:
’t Was prachtig weer toen we ons verleden
week Woensdag des ochtens te half twaalf
aan boord van de trotsche //Tubantia” begaven,
die in de Rietlanden te Amsterdam voor
anker lag.
Ik was van plan mijn aanstaande in Chili
op te zoeken en had tot Buenos-Ayres passage
genomen.
Op het kantoor van de reederij deelde men
mij mede, dat er, sinds het uitbreken van den
oorlog, reeds zeventig reizen ondernomen
waren; en toen ik nogmaals informeerde,
antwoordde de ambtenaar: Wat zou er kun
nen gebeuren?
Toen ik de //Tubantia” zag werd ik in
mijn vertrouwen versterkt. De witte dekken
op den zwarten romp en de twee gele schoor
steenen met hun blauwe ringen deden het
schip op wat zijn omtrek betreft, kaap Finis-
terre gelijken.
Op den voorsteven was het rood, wit en
blauw der Nederlandsche vlag geschilderd; en
aan weerskanten zag ik de groote schilden
met den naam //Tubantia”, die des avonds
electrisch verlicht zouden worden.
Nadat wij de onderste ruimen bezichtigd
hadden, waarin geweldige voorraden brood,
vleesch en andere eetbare dingen opgestapeld
lagen, begaven we ons langs de ijverige be
manning naar onze hut op het achterschip
aan bakboordzijde.
Nergens viel ook maar iets van ongerust
heid te bespeuren» De officieren maakten een
goeden indruk, vooral de gezagvoerder, een
krachtige, blonde kerel, naar schatting tus-
schen de 45 en 48 jaar oud.
Even na eenen brachten sleepbooten ons
door het Noordzeekanaal. Links en rechts de
groene oevers van het Hollandsche landschap;
op de weilanden weinig vee; hier en daar
een paar huizen of een molen.
Wij waren allen aan dek. Na een mooien
tocht van vier uur kwamen wij te IJmuiden
aan. Tot zoolang bleven de heeren van het
kantoor aan boord. Te IJmuiden werden, nadat
de boot voor anker was gaan liggen, de passen
nagekeken.
Van het plaatsje zagen wij slechts een paar
huizen en verder eenige soldaten, op het
hoofd een eigenaardig mutsje met een kwast
aan den voorkant.
De //hofmeester” zooals men op deze sche
pen den oppersteward noemt, verzekerde ons
op een desbetreffende vraag, dat we tot den
volgenden ochtend te IJmuiden zouden blijven
om den gevaarlijken tocht door het Kanaal
bij dag te kunnen ondernemen.
De reddingsbooten werden hier reeds tot
op de helft te water gelaten. Wij kregen
gedrukte kaartjes met het nummer van de
voor ons bestemde sloep. Zoo volkomen veilig
waande ik mij, dat ik nog lachend uitriep:
Wat een papierverkwisting. Al spoedig bleek,
dat het antwoord van den oppersteward niet
juist was geweest. Wij verlieten IJmuiden,
na er slechts korten tijd voor anker te hebben
gelegen.
Langzaam viel de avond. Van het vaste
land zagen wij nog slechts een rood en een
groen lichtvuur, benevens het licht van een
reusachtigen schijnwerper, die den donkeren
horizon scheen af te zoeken.
Daar het vrij koud werd, verliet langzamer
hand iedereen het dek. In de eetzaal tweede
klasse kwamen wij weer bijeen.
Korten tijd vóór we aan tafel gingen, vroeg
ik den oppersteward, hoe het kwam, dat het
schip nog steeds voer.
z/Ja”, zei hij, hier is het niet gevaarlijk.
We zullen nog wel twee uur blijven varen
en dan voor anker gaan liggen”. Ook dit was
weer een groote geruststelling en wij genoten
dan ook met een gerust hart van de gezellige
eetzaal met de lichte eikenhouten meubelen,
de met leer overtrokkan canapés, en de
tafeltjes, waarop een weelde van witte seringen
en rose tulpen ons tegenlachte. Er waren
twee groote en een aantal kleine tafeltjes.
Even later konden wij het licht van bet
Noord-Hindervuurschip zieneen groot wit
dat de duisternis doorboorde,
de sloep zal geen onzer ooit
Men scheen ons met de beste bedoelingen
zoo’n beetje //gesorteerd” te hebben.
In het blauwgrijze salon stond een piano.
Niemand onzer voelde echter iets voor muziek
dus verdiepten wij ons in de bibliotheek, die
o.a. ook ongeveer 40 Duitsche boeken be
vatte. De officieele taal aan boord was
overigens het Fransch, ook de spijslijst was
in het Fransch samengesteld.
Langzamerhand begonnen enkele passagiers
zich minder lekker te gevoelen, en tegen
elven was ik alleen met de Deensche. Ook
zij bleek haar aanstaande te willen opzoeken.
Wij praatten samen een beetje, tot er een
steward kwam zeggen, dat de salon gesloten
werd. Wij waren dus wel gedwongen naar
bed te gaan, hoewel ik mij vast voorgenomen
had gedurende den tocht door het Kanaal
wakker te blijven.
Ik vond mijn hutgenoote Frau Rüger nog
wakker. Zij had baar goed uitgepakt, haar
geld klaar gelegd en voor den kleinen jongen
van zeven jaar een handtasch in orde ge
maakt. De beide kinderen sliepen. Ik ging
gekleed te bed liggen en zorgde, dat mijn zwem
vest, mijn mantel etc., binnen het bereik lagen.
Om twee uur werd ik wakker. Ik voelde
mij zoo frisch, dat ik den slaap niet meer
kon pakken. Boven mij hoorde ik de voet
stappen van den wachthebbenden officier
onder mij het eentonig beweeg der machine.
Ik was er bepaald van ontdaan, dat het schip
nog steeds bleef varen. Frau Rüger sliep on
rustig. Op een gegeven oogenblik werd zij
wakker, voelde het schommelen en zei://Het
schip vaart nog steeds”.
Plotseling, het waren waarschijnlijk de
zenuwen, die mij parten speelden, kwam de
gedachte bij mij op, dat er iets zou gebeuren.
Nog geen twintig minuten later weerklonk
een doffe knal, zooiets als de schoten bij een
overstrooming.
Niet de minste siddering viel aan ’t schip
te bespeuren. De machine stopte dadelijk.
Doodsbleek sprong mijn buurvrouw uit het
bed. Wij maakten dadelijk de kinderen wakker
en kleedden ze aan. De groote jongen was
geschrokken. //Moeder, wat is er?”
z/Op een mijn geloopen. Kalm”.
Wij liepen naar boven en merkten daar,
dat wij de zwemvesten vergeten hadden. Wij
gingen ze nog halen. Ik had geen bagage
meegenomen. Frau Rüger alleen haar taschje.
Op onze vraag, wat er gebeurd was, ant
woordde men niets anders dan //kalm blijven”.
De bemanning legde de meest mogelijke
koelbloedigheid aan den dag. Wij werden op
het promenadedek der eerste klasse van den
eenen kant naar den anderen gestuurd. Ten
slotte vonden wij onze sloep. Eerst kwamen
de vrouwen met de kinderen er in, daarna
de mannen. Het was donker, maar niet mistig.
Toen de boot te water zou worden gelaten,
viel geen stuurman te bekennen. Waar is de
stuurman? waar is de stuurman schreeuwden
de menschen. Ten slotte ging het zonder
commando. De touwen werden gevierd. Maar
na een paar minuten klonk hetAllen er
uit 1 Onze boot, waarin zich ongeveer 25
menschen bevonden, was met een harden slag
onder de reeling tegen het benedendek ge
komen, waardoor een der wanden ingedrukt
werd. Wij klommen over de reeling terug
en vlogen naar de volgende boot. Ik trok den
oudsten jongen aan de hand mee. Frau Rüger
droeg het kleintje op den arm.
Wij moesten trap op, trap af en kwamen
weer aan bakboord eindelijk bij een boot.
Een Chileen sprong heel onhebbelijk het eerst
er in. In deze sloep waren meer dan 30
menschen.
Wij kwamen gelukkig in het water en
spanden alle krachten samen om de boot van
bet schip af te duwen. Ik zat aan de punt.
Een heer hield mij vast. Hij had een wond
zwaar
voor
De zoo gunstig bekende Kinderarts Dr.
Ootmar schreef in In en om de School:
...Maar eindelijk kwam het er dan toch
uit, dat hij sedert eenige maanden boodschappen
deed voor zooveel sigaren per dag. ’s Morgens
vroeg ging hij er al op uit, om vóór schooltijd
nog enkele boodschappen weg te brengen en
ons elfjarig kereltje rookte per dag drie,
vier sigaren niet van de beste soort, be
nevens de noodige sigaretten.
Hij werd suf, weinig oplettend. En van
den vrij helderen jongen van vóór betrekkelijk
korten tijd was hij nu achterlijk geworden en
behoorde tot de slechtste leerlingen van de
klas. Zijn schriften toonden aan, hoe zijn
vroeger vrij duidelijk schrift onleesbaar, beverig
was geworden. Maar ook zijn karakter
had verandering ondergaan, ten nadeele van
hem zelven.
En telkens als ik op straat zoo’n bengel
tegenkom, met sigaar of sigaret, denk ik aan
dien knaap, bij wien door achteruitgang op
school het al meer en meer het kinderleven
bedreigend kwaad ontdekt werd.
Het rooken der schoolkinderen neemt hand
over hand toe. Ik zie ze ’s morgens al vroeg
hier voorbijgaan met het sigaretje in den
mond en om vier uur kom ik ze maar al te
vaak tegen, dampend en... vernielend daar
mede hun jonge brein. Hun hersenen, die,
evenals bij eiken prikkel, aanvankelijk met
meerdere werkzaamheid antwoorden, om kort
daarna in verslapping weer evenwicht te zoeken
voor de meerdere werkzaamheid van daareven.
Bleeke kleur komt op de eertijds blozende
wangen het lichaam, dat de natuur zoo on
gerept schiep, wordt minderwaardig gemaakt,
vatbaarder voor ziekten, die het kind kan
beloopen.
En dat alles, omdat het rooken bij school
kinderen langzaam, maar zeker ingeburgerd
wordt, omdat het zoo gemakkelijk en
voordeelig tevens is, het kind voor bewezen
dienst of diensten te loonen met sigaret of
sigaar. In plaats van mee te helpen, om het
kind zoo gezond mogelijk te doen opgroeien,
om schadelijkheden verre van hem te laten,
overschaduwt men het kinderleven met tabaks
gebruik, maakt men het minderwaardig,
geestelijk en lichamelijk.
En iedereen, die den knaap tabak, in
welken vorm ook biedt, betreedt denzelfden
weg, waarop wij ook den alcohol vinden.
En ’t is haast lachwekkend, dat de vloeren
in de schoollokalen met stofvrije olie be
handeld worden, opdat de longen van ’t kind
niet beschadigd worden terwijl om den
hoek van de straat onze knaap staat te dampen.
De samenleving weert aan de eene zijde
terecht schadelijkheden, die vermijdbaar zijn
zij het dan ook vaak ten koste van veel
geld, aan de andere zijde staat diezelfde
samenleving toe, dat het kind lichamelijk en
geestelijk geschaad wordt omdat... Omdat
wellicht het vermijden van die schadelijkheden
op het gebied van de ouders gelegen is en
een ingrijpen daar, naar veler oordeel, niet
oirbaar is.
En krachtig dienen de
stemmen gehoord te worden van
manen tot bestrijding van het g-
gevaar, dat het jonge leven bedreigt, het
minderwaardig maakt, tot schade voor de
samenleving. En evenmin als het kind een
borrel geboden wordt voor bewezen diensten,
evenals de alcohol-bestrijding gelukkig het
glas uit de hand van ’t kind sloeg, zoo min
worde den knaap sigaar, sigaret of tabak in
welken vorm ook aangeboden en evenzoo
op het hoofd
gewond was.
zich uit.
Wat scheelt u?” vroeg ik.
„Ik heb mijn pet verloren.”
Later moest ik om
Frau Rüger zat met de kinderen in bet
achtergedeelte van de boot. De oudste jongen
hield een laars in de hand, die hij pas later
op de //Breda” kon aandoen; de andere had
hij reeds op de //Tubantia” aangetrokken.
Het was vreeselijk moeilijk om de boot
van het schip af te houden. Elke golf gooide
ons weder terug. Een machinist en een kok
roeiden. Op eenigen afstand zagen wij nog
vier booten.
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
zien, maar
voor een
vernam, een
Ik had met alles afgedaan en
ik dichter bij den dood dan bij het leven
stond.
Plotseling weer
uit het water. De
dicht bij de sloep.
Wij hielden hem een stok voor, die hij
eehter niet kon grijpen. Te langen lesten
pakten drie mannen hem beet en tilden hem
in de sloep. Daar lag hij onder de banken.
De doodsangst scheen hem half gek te
hebben gemaakt. Hij greep naar Frau Rüger’s
reddingsgordel en trok haar met krampachtige
handen de mantel weg. Een man moest als
het ware zijn handen losbreken. Bij helder
weer dreven wij uur alvorens de redding
kwam opdagen. Toen zagen wij in de verte
lichten en de hoop ontwaakte opnieuw. Om
zes uur nam de Breda” een kleine nacht
boot, die tusschen Rotterdam en Engeland
vaart, ons op. Het touw dat van boven werd
geworpen kwam op mijn hoofd terecht. Telkens
als de golven ons tegen de //Breda” drukten,
greep men van boven af iemand beet en zoo
werden wij, de een na den ander, opgeheschen.
En toch verlangden wij naar een goed
woord. Ik zelf gevoelde mij zoo ziek en zoo
gedeprimeerd, dat ik naar den dood verlangde.
Telkens weer die medelijdende vragen en
blikken van de matrozen. Ieder kwam zijn
hulp aanbieden. Een matroos bracht mij zijn
deken, want wij hadden bijna allen bevroren
beenen. De lucht van de machine, en de
geuren, die uit de keuken opstegen, maakten
mij zoo ellendig, dat ik weggedragen en op
een hoop touw gelegd werd. Het leek mij een
bespotting, dat de zon te voorschijn kwam.
Naast mij lag een stoker. Hij kreunde als
een kind. Zijn voeten waren bevroren. In
zijn koorts trok hij mij voortdurend aan het
haar. Maar ook dat liet mij koud. In de
frissche lucht gevoelde ik mij ten slotte een
beetje beter. Allerlei gesprekken, die wij
verre van aangenaam vonden, werden gevoerd.
Hoe was de ramp gebeurd Het schip had
vier uur noodig gehad om te zinken. Toen
wij op de /Breda” stapten, hadden wij het
bovendek van de ,/Tubantia” nog gezien.
Bij de ontploffing had men niets van een
schok gevoeld, zooals men zich dat toch bij
een torpedeering voorstelt.
Desniettegenstaande gaven de meesten, zon
der eenige reden de Duitschers de schuld van
het gebeurde.
Een vrouw zei tegen mij
Duitschers gedaan.”
Ik verloochende mijn nationaliteit evenmin
als Frau Rüger, die men gevraagd had of zij
een Argentijnsche was.
Toen iemand mij vroeg //Hebben de Duit
schers nog soldaten antwoordde ik trotsch
//Zooveel soldaten als gras op het land.” Op
die manier maakte ik een einde aan het ge
sprek. Een Portugeesche jammerde luid
ffNatuurlijk, de Duitschers. Die bij de bande
Duitschers. Alles hebben zij vernield. Al mijn
juweelen zijn weg.”
Dat was
u blij dat
zijn.”
De oudste zoon schaamde zich over zijn
moeder en trachtte haar te kalmeeren.
Wij deden de reis op de „Breda”, die slechts
300 ton groot was, met 290 geredden aan
boord. De laatste sloep werd des ochtends te
acht uur opgenomen. Daarin waren de gezag
voerder, de marconist en eenige leden van de
bemanning. Toen werd definitief koers gezet
naar Rotterdam.
Des avonds te zes uur ongeveer kwamen
wij in Rotterdam aan, twee schipbreukelingen
zonder have en goed, slechts van de aller-