lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
No. 62.
Verscüijnt Donderdags en Zondags.
1916.
55ste Jaargang.
NA TWEE JAAR.
Donderdag 3 Augustus.
Uit Wonseradeel.
VOOR
Bolsvardsche Courant
afzonderlijke
alle betrokkenen
en
school
VERGADERING v./d. GEMEENTERAAD,
Zaterdag 29 Juli 1916. -:-
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
men
al zooveel geleden is,
van de massa zal
t aan deze zijde van
geleden wordt in de
en de sterkste ver
beelding kan zich daarvan toch maar een
voorstelling vormen, die vermoedelijk de werke
lijkheid niet nabij komt. Maar zoolang men
voortgaat, van hooger hand en in de pers
het geloof levendig te houden aan de eind
overwinning en vooral zoolang het volk voor
oogen gehouden kan worden, dat alleen door
zetten betere vredesvoorwaarden kan doen
verkrijgen, zooals in de landen der geallieerden
thans gebeurt, zoolang zal datzelfde volk niet
zijn meegaandheid van twee jaar wijzigen.
Dat wel te gelooven lijkt een utopie, misschien
een ideaal. Maar men heeft de twee laatste
jaren zooveel idealen zien verdwijnen, dat ook
dit daar nog wel bij kan, voor wie aan een
dergelijk verkregen einde gelooft. Men zal
nog meer willen en kunnen verdragen, omdat
men nog altijd gelooft te strijden en te lijden
voor een ideaal, voor de fameuze plaats onder
de zon, voor de versterking van het rijk en
de verdediging van het bestaan. En het lijkt
ons zeer onwaarschijnlijk, tenzij de geallieerden
de blokkade-politiek zoo kunnen maken, dat
er inderdaad niets meer doorgaat naar de
Centralen, dat de oeconomische druk een
einde aan den oorlog zal maken. Wanneer
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
nu, na twee jaren vechtens zonder beslissende
resultaten aan een der fronten, een gematigd
Engelsch blad als het weekblad Spectator, dat
in Engeland groot gezag heeft en herhaalde
lijk officieuze uitingen bevat, de volgende
vredesvoorwaarden bevat, dan begrijpt men
dat aan de andere zijde een storm van ver
ontwaardiging opgaat en dat de moed om
door te strijden misschien een moed der
wanhoop grooter nog wordt.
De Spectator publiceerde dan de volgende
vredesvoorwaarden
is, zoo gaat Spreker voort, dat wij de school
met schoolhuis niet mogen vervreemden. Deze
zijn in 1865 geschonken aan de Gemeente,
onder bepaling, dat daarin bij voortduring
Openbaar onderwijs zal moeten worden gegeven.
Spreker leest een uittreksel voor uit de
Notulen van de Raadsvergadering, gehouden
24 Augs. 1865, t.w. het afschrift eener acte,
gepasseerd voor notaris Verver, waarin duidelijk
blijkt, dat de schenking geschiedde onder be
paling, dat in die school bij voortduring
openbaar Staatsonderwijs zal wor
den gegeven. De Raad is daarmede
accoord gegaanmogen wij nu, vraagt de
heer Ypey, die school opheffen zoolang er
nog een aardig getal leerlingen is?
Alle woordvoerders uit den Raad kwamen
in actie. Van alle kanten werd de zaak be
keken, het moet gezegd, dat de bespre
kingen vrij wel alle in den goeden toon
bleven; men bleef zakelijk. Waarschuwende
stem was die van den beer Blanksma„Het
kan verkeeren, als de bevolking zich eens
wijzigt, daar te Idsegahuizen wonen veel
huurboerener kunnen andersdenkenden
komen wonen
Edoch... Cartago moest verwoest worden...
bij de stemming was het weer zuiver R.
tegen L. (12:3). De O. L. S. te Idsega
huizen verdwijnt met 1 Januari 1917 en
zoo mogelijk zullen school en onderwijzers-
woning worden verkocht ten behoeve der te
stichten Biz. school. (Als ’t nu eens niet
mag en de dan nieuw te stichten Chr. school,
op dat tijdstip is nog niet in orde, hoe dan
Vraag van een ingezeten^ van Wonseradeel.)
Verder werden op voorstel van het Dag.
Bestuur verhoogd de jaarwedden der telegram
bestellers te Witmarsum en te Lollum.
Aan de ambachtsteekenschool te Makkum
werd voor 1917 een subsidie toegekend van
125 gulden.
Dient nog even gezegd, dat de Gemeente-
rekening o'ver 1915, welke door het Dag.
Bestuur werd gepresenteerd, voorloopig is
vastgesteld. (Ontvangsten f 227.614.55.
uitgaven f 220.201.941/2.) Ws.
„In de eerste plaats”, zoo zegt het blad,
„moet Duitschland worden gedwongen, niet
alleen al het sedert Juli 1914 bezette grond
gebied terug te geven, doch tevens al wat
hij gedurende de laatste vijftig of zestig jaar
vermeesterde en onderdrukte”. En verder
„Naar men zegt, is er soms in Frankrijk
ongerustheid geweest, of het Engelsche volk
wel beseft, dat de teruggave der verloren
provincies in haar geheel besliste noodzakelijk
heid is, en dat het Fransche volk liever tot
den laatsten man toe zal blijven vechten,
dan de oorlog zonder de teruggave van Elzas-
Lotharingen te eindigen. Wij kunnen onzen
Franschen wapenbroeders verzekeren, dat het
Britsche volk dit beslist en volkomen beseft
en dat de gedachte verre er van is, om voor
te. stellen, dat Frankrijk in eenige omstandig
heden afstand zal doen van den rechtvaardigen
gewettigden eisch, den grond terug te ont
vangen, dien het bezat tot op 1871.
De volledige teruggave van België
Servië, is een even noodzakelijk punt, als
het herstel van Elzas Lotharingen, en dat
geldt ook van den afstand van heel Polen,
niet enkel het deel, dat tijdelijk door de
Duitschers en Oostenrijkers werd bezet, maar
tevens Posen en Galicië. Geen Poolsche grond
mag onder Duitschen of Oostenrijkschen druk
worden gelaten.
Italië zal natuurlijk de Italianen in Trentino
en het Italiaansch sprekend Tyrol van Oosten-
rijksche heerschappij verlossen. Garda zal ’n
geheel Italiaansch meer worden en geen deel
der Italiaansch sprekende bevolking der Itali-
aansche Alpen, zal in de macht van Oosten
rijk blijven. Triëst zal in Italiaansche handen
komen.
Verder zullen Duitschland en Oostenrijk
en Servië volledig schadeloos moeten
stellen voor hun verwoesting in die beide
koninkrijken”.
Voorts verklaart de Spectator dat de heer
schappij van het Ottomaansche Rijk moet ver
dwijnen en dat Konstantinopel aan Rusland
moet komen, evenals de Zee van Marmora
en de Dardanelles Wat de kolonies betreft,
zoo is het blad overtuigd, dat de Duitsche
vlag niet meer in Afrika wapperen zal.”
Och, bad toch elke Raadszaal een zand-
looper, zooals te Bolsward het geval is. Met
deze ontboezeming zet ik me, om onze lezers
’t meest belangrijke te gaan vertellen van wat
er is besproken en gedaan in de gemeente
raadszitting van Zaterdag j.l.
Er was eenig publiek. We zaten met zijn
negenen op de galerij. Er begint dus belang
stelling te komen. Flink zoo.
Van de Commissie van Beheer voor den
weg BolswardHarlingen was de begrooting
over 1917 ingekomen. De verschillende afdee-
lingen van de vereenigingen „Groene Kruis”
en „Wijkverpleging” in deze Gemeente, hadden
een adres ingediend, om aan elke afdeeling
een jaarlijksche subsidie van f 250 te ver-
leenen. Deze beide zaken zullen bij de behan
deling der Gemeente-begrooting voor 1917
worden behandeld.
Aan Mej. T. A. Nauta, onderwijzeres te
Makkum, is eervol ontslag als zoodanig ver
leend, in te gaan 1 Oct. a.s.
Verder deelde de Voorzitter nog mede, dat
aan den ambtenaar ter secretarie, H. de Bruin,
wegens benoeming naar elders, eervol ontslag
was verleend, onder dankbetuiging voor zijn
prestatiën in dienst der Gemeente. In zijne
plaats is door B. en W. benoemd H. Haitsma,
tijdelijk adjunct-commies 2de klasse ter
secretarie te Leeuwarden, (te voren volontair
ter secretarie van Wonseradeel).
Het eerste punt van behandeling was de
benoeming eener onderwijzeres aan de O. L.
School te Arum. Benoemd werd mej. C. Muller,
te Leeuwarden, met 10 van de 14 stemmen.
(Één lid stemde niet mee, wegens familie
betrekking met een der voorgedragenen). Met
de benoemde stonden op de voordracht de
dames A. D. Bergsma te Cornwerd, G. Buwalda,
te Arum, en G. A. Poortstra, te Franeker.
Punt 2 was: verzoek van D. Berger, Hoofd
der O. L. School te Édsegahuizen, om over
plaatsing als Hoofd naar Burgwerd. Hierbij
sloot zich aan punt 3: adres van eene voor-
loopige commissie voor de oprichting eener
Chr. school te Idsegahuizen om opheffing der
O. L. School aldaar en verkoop van
en schoolhuis aan die Commissie./
Over deze beide zaken is nog al wat gesproken.
Rechts en links waren het lang niet eens.
De beer Timmer, opheffing stellig ziende
aankomen, vroeg of B. en Wals de school
niet werd opgebeven, ook met een voorstel
tot inwilliging der gevraagde overplaatsing
zouden zijn gekomen. Hij is niet voor over
plaatsing.
Ook de heer Ypey was er op tegen. Blijft
de O. S. te Idsegahuizen bestaan, dan is het
in het belang dier school, dat de heer Berger
aldaar blijft.
Hij stelt voor, eerst te behandelen opheffen
of niet. Meerdere leden laten zich in dezen
hooren. Rechts zegt: het hoofd vraagt om
overplaatsing, het verzoek daartoe is er,
dus eerst deze zaak afdoen, straks komt
de kwestie der opdoeking.
Het voorstel Ypey: eerst de opheffing be
handelen, valt met 12 tegen 3 stemmen.
(R. tegen linke). Met hetzelfde stemmenaantal
wordt nu de heer Berger naar Burgwerd
overgeplaatst. Nu komt de finesse der affaire:
zal de O. S. te Idsegahuizen verdwijnen?
Het was vooruit te zien hoe het zou komen.
De commissie, die om opheffing en overname
der gebouwen vroeg, had de zaakjes in orde.
De ouders van schoolgaande kinders waren
al goed bewerkt. Slechts drie kinders zullen
het O. onderwijs blijven volgen en die kunnen
gemakkelijk naar Makkum ter schole gaan.
In een uitvoerig schrijven waren al deze
bijzonderheden door gezegde commissie aan
gevoerd. De Raad had gesneden brood op tafel.
De Voorzitter zegt, dat de districts school-
opziener groot bezwaar heeft tegen de op
heffing.
Er is nog geen Chr. school, alle kinders
bezoeken nog de Openbare, gaat het wel
aan om de toekomst vooruit te loopen en
te besluiten over zaken, die kunnen gebeuren.
De heer Zelvelder voert in zijn schrijven
gevallen aan, waarbij bij kon. besluit goed
keuring tot opheffing is geweigerd.
De heer Ypey heeft zich ter plaatse eens
op de hoogte gesteld en brengt dienaangaande
enkele dingen ter tafel. Een voornaam feit
levenssappen van alle betrokkenen voor zich
opeischt, dat in huisgezinnen, familiën en
staten voor tientallen van jaren rouw en
ellende heeft gebracht, dat haat heeft gezaaid,
die zal leven tot in lengte van geslachten,
onherstelbare vernielingen heeft veroorzaakt,
de meest wilde en woeste hartstochten van
den mensch heeft ontketend.
Twee jaar lang heeft dat meedoogeulooze
nu geduurd, twee jaar lang is de wereld ge
tuige geweest van een drama, waarvan elk
tafereel het vorige aan bloedigheid en krank
zinnigheid overtreft. Twee jaar lang en
hoe lang nog
Dat is de vraag, die allerwege gehoord
wordt, fluisterend in de landen der oorlog
voerenden, luid in die der neutralen, maar
zij is de alpha en omega van elke beschou
wing, het antwoordlooze einde van elk ge
sprek over den oorlog, zij is in vragenden
vorm de uiting van ieders bartgrondigen
wensch„moge het spoedig zijn”. En nu
mag gevraagd wordenis er kans op, dat
het einde spoedig komt? Niemand die het
met een schijn van zekerheid kan zeggen.
Want opgeklaard is thans noch de militaire,
noch de politieke toestand. We zijn nu in de
derde fase van den oorlog. De eerste was de
zegevierende opmarsch van het Duitsche leger,
geëindigd met den slag aan de Marnede
tweede de langdurige periode van stilstand,
waarin vooral op het Westelijk front de
bewegings-oorlog verstarde tot een positie-
oorlog; de derde is begonnen met het gelijk
tijdig offensief der geallieerden op de verschil
lende fronten. En aan die derde periode is
nog geen einde te voorzien. Zekerde be
rekening van den Duitschen generalen staf
om eerst Frankrijk neer te sabelen en dan
zich met alle macht tegen Rusland te keeren,
heeft gefaald de manmoedige, dappere tegen
stand van het Belgische leger, de zedelijke
kracht waarmee Joffre terugtrok tot het oogen-
blik van toeslaan was aangebroken, het feit
dat Engeland zich in den strijd wierp en dat
de Russische kolos bij den eersten stoot niet
om viel om niet weer op te staan, dat alles
heeft een streep gehaald door het Duitsche
plan. Maar het is in de afgeloopen maand
ook wel duidelijk gebleken, dat de Duitsche
legers een ongewoon taaien weerstand hebben,
als zij op het defensief zijn aangewezen en
dat de taak van de geallieerden om den muur België
van staal te doen wijken, ongemeen zwaar is.
Men behoeft er niet aan te twijfelen: uit
gebrek aan manschappen of munitie zal de
strijd niet spoedig worden opgegeven. Moet
zóó het einde komen, dan wacht de wereld
nog een menschenslachting, waarbij al het
voorafgaande nog maar een betrekkelijke
kleinigheid is geweest. Maar zoo zal het einde
vermoedelijk ook niet komen: Europa kan
toch wèlbewust en met de zekerheid dat te
doen, zichzelf niet uitmoorden, een toestand
scheppen, waarbij alle partijen krachteloos ter
neer liggen, waarbij niemand overwinnaar
is, omdat er geen overwonnene meer over
blijft
De economische toestand Als Duitschland
straks den oogst binnen heeft, gelooft
dan dat daar, waar nu
de weerstand van het volk,
breken. We weten niet
de grens boe en wat er
oorlogvoerende landen,
De Arnh. Courant schrijft:
Het was de eerste van de Duitsche mobi-
lisatiedagen in 1914, dat in een der stamp-
volle treinen van Mainz naar Keulen
stampvol. door vluchtende reizigers en zich
meldende militairen een jonge man, druk
en nerveus, zeer sterk onder den indruk van
de gebeurtenissen, zijn medereisgenooten ver
telde, dat hij zich naar zijn bataljon begaf.
Hij had geen afscheid genomen van zijn
ouders en verdere familieleden, alleen een
briefkaart geschreven met de woorden„Letzter
Gruss, Leb’ wohl”. En nu ging hij heen,
misschien om nooit terug te keeren, anders...
j/In elk geval, het is een korte affairewie
niet valt, is met Kerstmis weer thuis”.
Dat was geen alleenstaande meeningvelen,
misschien allen, behalve wellicht enkele zeer
ingewijden, dachten er zoo overdie meening
was een uiting van het gevoel, dat den
Duitscher bezielde, toen hem een dag vóór
de mobilisatie gevraagd werd „heeft Duitsch
land al gemobiliseerd” en hij antwoordde
„wir sind immer mobil”. Dat gereed zijn,
dat volkomen in orde hebben van de gansche,
veelomvattende organisatie, was de kracht van
het Duitsche volk, daaruit putte het zijn
oogenblikkelijk enthousiasme, dat eerst natuur
lijk was, later meer en meer kunstmatig aan
gekweekt, thans verdwenen is uit de ziel der
raenschen. En in dat gereed zijn, in het
weten beter gereed te zijn dan een zijner
tegenstanders, wortelde de overtuiging van
een spoedige en volledige overwinning. „Met
Kerstmis weer thuis”; „hoogstens een half
jaar” het waren de gangbare meeningen
bij den aanvang van het conflict, dat zou
worden een werelddrama van onvermoeden
omvang, van schier niet te omvatten afschuwe
lijkheid.
En nu die menschenslachting op zoo groote
schaal als in de geschiedenis geen tweede
voorbeeld is aan te wijzen, twee lange, lange
jaren geduurd heeft, nu moet de teleurstelling
voor allen, die aan een korten oorlog geloof
hechtten, wel gruwelijk zijn. Men kan thans
met alle zekerheid beweren, dat elke berekening
van voor den oorlog ten eenenmale gefaald
heeft, de „frischer, fröhlicher Krieg” is ge
worden een bestiaal bedrijf, dat de beste
En het blad voegde er nuchter aan toe,
wel te gelooven, dat het nog geruimen tijd
zou duren voor Duitschland geneigd zou zijn
op die voorwaarde over vrede te praten.
Maar als die voorwaarden vermeld moeten
worden, dan valt er over geen vrede te praten,
dan hebben zij, die ze stellen, ook eenvoudig
de macht ze voor te schrijven, zonder dat de
meening van de tegenpartij gevraagd wordt.
Is dat inderdaad het oorlogsdoel der gealli
eerden en uitlatingen van vooraanstaande
personen, zijn, ofschoon minder scherp om-
lijnd, toch op denzelfden toon gestemd
dan ziet de toekomst er nog niet opwekkend
uit voor wie naar vrede snakken.
Maar on mogelijk is het niet, dat ook hier
overvraagd wordt. Hetzelfde heeft zich in
Duitschland voorgedaan daar zijn heftige
artikelen, anonym èn openbaar over het oorlogs
doel geschreven, daar heeft de Rijkskanselier
zich eenige malen uitgelaten over wat hij
als einde van den oorlog zich dacht, daar
hebben de bekende zes oeconomische bonden
eischen van annexatie geformuleerd. Maar zij
zijn daarvan reeds voor een deel teruggekomen;
zij hebben hun eischen herzien en naderen
thans in hoofdzaak de formuleering van uit
breiding der grenzen in het Oosten en waar
borgen in het Westen. En daarnaast wil het
Duitsche Nationale comité in het Oosten
alleen oeconomische voordeelen voor de Cen
tralen in een zelfstandig Polen, mits de
Russen zekere bezette gebieden ontruimen en
„waarborgen” in het Westen, welke niet
zouden bestaan in vestingen, maar in een
internationale regeling, welke voor alle Staten
bindend zou zijn.
Zeer waarschijnlijk heeft het voorloopige