Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Theehandel Focke S. Klein, HARLINGEN. 1916. Verscnijnt Donderdags en Zondags. No. 69. 55ste Jaargang. |g Klokluiden hinderlijk voor zieken, ui VOORUITZICHTEN. FLOR A LIAFEEST, VRIJDAG I SEPTEMBER 1916. 2 VOOR Zondag 27 Augustus. i zoo aanstonds onzer groote BINNENLAND. er t er een het INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) R volkomen onbekend, heden is ernstig genoeg bezorgdheid te geven. Zou het niet mogelijk zijn, dat er eene eene begrafenis bijv, wordt een daad, hij is kreeg een schrijven vraag om onze bemiddeling, deelen wij voorraad, welke wij ter beschikking konden stellen van grossiers, geheel is gedistribueerd en wij dus aan uw aanvraag tot onzen spijt niet meer kunnen voldoen”. Dé vlsscherij-quaestie. Naar de Nieuwe Ilaagsche Courant ver neemt, ontving de burgemeester van een der visschersplaatsen Woensdagavond het volgende regeeringstelegram i/De minister van buitenlandsche zaken verwacht een beslissing over de visscherij- quaestie binnen een week. Als de beslissing ongunstig uitvalt zal de regeering tusschenbeide komen om den terugkeer der visschers te bewerken”. a.s. in in vele winkels verkrijgbaar. Voor wederverkoopers Bij Wed. J. Lemstra, Bolsward. W. v. d. Goot, Makkum. iemand, die mij wil aantoonen de noodzakelijk heid de wenschelijkheid van het luiden hier?” Dat ie eene vraag, waarop geen antwoord zal volgen. Er zijn nu eenmaal dingen, en daaronder behoort ook het klokluiden bij begrafenissen, waarvan men de noodzakelijkheid juist niet kan berekenen, en toch zal het wenschelijk zijn deze zaken te laten continueeren. A1 s onze wereld nog prozaischer, nog materialistischer zal zijn geworden... ja, dan kan er een tijd komen, dat ook de wensche- lijkheid van het klokluiden (misschien dan wel in zijn geheel) zal worden bepleit. Ws. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. .Franco per post 50 Cents. afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. bepaling werd gemaakt, dat bij niet langer dan een half uur geluid Op vele dorpen slaat, als de ure van be graven is aangebroken, de klok even aan. Wordt een man uitgedragen, dan luidt de groote klok even, brengt men eene vrouw „to hóf”, dan laat de kleine klok zich hooren. Dan zwijgt de klok straks, als de begrafenis stoet op weg gaat, (soms ook als hij dicht bij ’t kerkhof is,) gaan de klokken luiden, marcia funebris, om weer op te houden, als de sombere stoet het kerkhof heeft ver laten. Kan het in dezer voege ook niet te Bols ward, als er zieken zijn, die hinder hebben van ’t klokkengeluid? De heer Hiddema vraagt ook: Bovengenoemd feest, dat Vrijdag #de Doele”, 's avonds 8 uur, zal worden gehouden, wordt in de belangstelling der stadgenooten ten zeerste aanbevolen. De planten zijn ’s middags tusschen 2 en 4 uur tentoongesteld voor het publiek, alsook de ter uitreiking ontvangen prijzen. Leden en begunstigers'van „Floralia" hebben met hunne huisgenooten vrijen toegang tot deze tentoonstelling en niet-leden tegen betaling van 10 cent. Iedere bezoeker wordt dan in de gelegen heid gesteld een stem uit te brengen op de, naar zijn oordeel, mooiste collectie planten, en worden daarvoor briefjes uitgereikt, waarop ’t nummer vermeld kan worden. Buiten de gewone jury prijzen, hoopt het Bestuur ook hiervoor 2 h 3 prijzen beschik baar te stellen. Tevens wordt' dit jaar voor een ieder gelegenheid gegeven om mooie planten ter opluistering in te zenden. Door ’t Bestuur zullen deze planten worden beoordeeld en het doel is daarvoor een of meer kunstvoorwerpen uit te reiken. Des avonds 6 uur is de zaal geopend voor allen die bloemen hebben ingezonden en om 7 uur (voor zoover er plaats is) voor anderen boven 16 jaar a 10 ct. per persoon. Evenals voorgaande jaren doet het Bestuur weer een beroep op de medewerking der ingezetenen om prijzen beschikbaar te stellen voor de bekroonde planten. We hopen, dat ieder, zooveel mogelijk afzondere voor het goede doel, opdat de menschen op een gepaste wijze dit bescheiden feest kunnen vieren. Alle geschenken worden gaarne 31 Aug., 's avonds tusschen 7 en 9 uur door het Bestuur in ontvangst genomen. Het Bestuur der Vereeniging ,Floralia”: Dr. C. J. NIEMEIJER, Voorz. D. TERHENNE. A. BANNING. H. BEEKHUIS. J. BROUWERS. W. KEESTRA. C. CUPERUS-Taconis. C. KINGMA-Falkena. M. PLANTINGA-Levekland, Secr.-Penningm. Wat aangaat het klokkenkoor der twee R.K. kerkenja, dat is eene zaak, waarover de stadsregeering niet heeft te commandeeren. En toch kan het zich voordoen, dat onder het klokkengelui dier kerken ook zieke is, die hinder kan hebben van luiden. En yrecht voor allen”, niet waar ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgen» 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. Twee jaren van oorlog zijn voorbij. Nog ziet niemand het einde. Een deel van het menschdom heeft bij den aanvang van den wilden krijg gejuicht: de overwinning zou spoedig bevochten zijn. De geweren met bloemen versierd trok men ten strijde, uitgeleid door familie en vrienden. Een ander deel heeft gesidderd bij de gedachte aan de ellende, die zoo roekeloos over de menschen werd gebracht. Twee jaren zijn thans voorbij. Aan het juichen is een eind gekomen, de oorlogslust bestaat sinds lang niet meer. Doch ook het sidderen is voorbij. Er is sleur in den oorlog gekomen-. Millioenen menschenlevens zijn vernietigd; de levens van nog eens millioenen zijn voor goed gebroken. Het wee, dat over Europa is gebracht, is nameloos. Huisgezinnen zijn uit eengescheurd, kinderen eten het brood der liefdadigheid of zwerven verwilderd door de straten; geheele landen zijn verwoest. Dat alles roert ons bijna niet meer, omdat het gewoonte is geworden. Het is, zooals onlangs een bladen schreef: ’„Onze twintigste-eeuwsche Europeesche beschaving heeft haar eigen vonnis ge streken.” doelende op /t ambt dat hij tot nu toe bekleed had”. Maar zijn opvolger antwoordde droogjes: »’t is naar men daar aan tilt.” En om bij het tillen de meeste kracht uit te oefenen, moeten wij vereenigd tillen. De Zuivelcourant. Het zou een verbijsterende toestand kunnen heeten, waarin wij ons bevinden, wanneer er nog van verbijstering sprake kon zijn. Maar het abnormale is normaal geworden, schreven wij de vorige week, en zoo is het niet alleen om ons, maar ook in ons. Wij zijn geen menschen des vredes, wij zijn menschen van den oorlog en het is, of de voornaamste reden, waarom wij ons van den oorlog afwenden, deze is, dat hij zoo eentonig en saai is. Er worden geen heldendaden verricht, geen veldslagen gewonnen; er worden loopgraafgevechten geleverd, waarbij de men schen elkaar besluipen en met brandende vloeistoffen bestoken; er worden schepen getor pedeerd en uit de lucht laat men bommen vallen. Zoo is de oorlog geworden tot een sluipend, bloeddorstig monster. En de menschen, die het hebben losgelaten, zijn onmachtig het te beheerschen: het monster heeft zijn beheer- scher tot zijn slaaf en prooi gemaakt. Er moet onlangs in een vergadering van den Anti-oorlogsraad gezegd zijn, dat de oorlog, als hij blijft voortwoeden op de wijze als tot dusver, nog wel tien of twaalf jaar kan duren. Geld is er genoeg en menschen ookelk jaar vormt men een nieuwe lichting en als het noodig is, vormt men er twee in een jaar. Het is een griezelige berekening: Europa vermoordt per dag zooveel huisvaders; er hebben zooveel geboorten plaats. Ergo, na zooveel jaren pas is er geen menschenmateriaal om den oorlog nog langer voort te zetten. Maar als men de matemathiscbe gegevens goed heeft, dan kan de berekening juist zijn. Er is iets, dat men ethisch noemt. Eigenlijk schijnt dit met menschenmoord niets gemeen te hebben; zóó althans waren wij vóór den oorlog geneigd te meenen. Maar het kan wel zijn, dat om het woord in dit verband te gebruiken van ethisch standpunt gezien, bovenbedoelde berekening ook juist is. Dit kan dan misschien wel beteekenen, dat al ons praten, voorheen en thans, over ethische dingen phraseologie is geweest, maar aan de waarde der berekening doet het niets af. Sinds de B. C. (30 Juli j.l.), een inge zonden stukje opnam van den heer Hiddema, over het z. i. hinderlijke luiden bij begrafe nissen, hebben zich reeds meerderen geroepen gevoeld, daaromtrent hunne meening mede te deelen. 't Is opmerkelijk, dat allen het luiden willen zien bestendigd. Een inzender (de man van het stuk, waaruit we een gedeelte op namen,) is vóór een voortgaan op den ouden voet, echter: z/het luiden moet, noch mag lastig worden”. Tot nu toe staat de heer Hiddema nog alleenop zijn vraag „of het mogelijk is dat het klokluiden bij begrafenissen hier wordt afgeschaft of ingekort”, kwam geen antwoord bij ons in. En dat is ook zeer begrijpelijk. Eerstens, welke klokken bedoelt de heer Hiddema Die uit den toren der Groote kerk, of de klokken der beide R.K. kerken Ik veronderstel, en dat zullen met mij de meeste onzer lezers doen, dat hier moet worden gedacht aan de Groote kerk. De toren dier kerk behoort aan de Ge meente Bolsward, de beschikking over al of niet luiden is dus berustende in haaden van den Raad. Zal deze een besluit nemen, dat den klokken het zwijgen oplegt? We betwijfelen het ten zeerste. Wie lastig is, wordt het woord ontnomen, dat deed men in de vorige eeuw reeds met de klok, welke in 1618 werd gegoten. Men nam er eenvoudig den klepel uit, toen moest ze zwijgen. Eenige jaren geleden heeft men deze klok echter weer aan ’t woord laten komen. (De Bolswardsche Courant heeft daarover artikeltje eenige bizonderheden Suiker. De grossiers te Leiden beginnen, naar het L. D. meldt, gebrek te krijgen aan suiker, zonder dat er voor hen kans is, dat hun voorraad weer kan worden aangevuld. Van het Suikerdistributiekantoor te Amsterdam grossier namelijk het volgende „Naar aanleiding van uw aan suiker te mogen ontvangen door u mede, dat de Dit alles beteekent voor een toekomst, welke rooskleurig is, een toe- te dragen zwaar, te overwinnen zijn, het bedrijf een toen in een vermeld.) En nu weer een zwijgen op te leggen Ik denk dat de meeste Bolswarders daarmede niet accoord zullen gaan. Daar is ook eene traditie, die in den loop der eeuwen gemeente eigendom is geworden. Die aan te tasten is niet raadzaam. De toestand is thans zóó geworden, dat allen den oorlog ondergaan. Dit geldt voor de oorlogszuchtigen en voor de vredelievenden, voor de regeerders en voor de volken, voor de strijdenden en voor de neutralen. De oorlog is niet meer een toestand geworden. Men heeft voorwendsels gevonden om tot de oorlogsdaad te kunnen komen; men vindt er geen om uit den oorlogstoestand te geraken. Daarom moet men in dien toestand blijven voortleven. Hoelang nog? Dat weet niemand. Zij, die ondanks alles, in hun natuurlijk optimisme steeds blijven hopen, zeggen: de vrede kan onverwacht komen. Misschien hebben zij gelijk. Anderen, wier aanleg hen er toe brengt, alles van een objectief standpunt te zien, maken hun berekening als bij de kansen, die een schaakspel aanbiedt en zeggen met stoïcijnsche ongevoeligheid: de oorlog kan nog wel jaren duren. Misschien hebben dezen gelijk. Wat de komende tijden zullen brengen, is De toestand van het om reden tot groote De oorlogvoerenden zijn nog op verre na geen van allen uitgeput: er is geld, er is menschenmateriaal, er is voedsel. De middelen om den oorlog voort te zetten heeft men, terwijl men het middel om er een einde aan te maken, mist. Alle strijdenden zijn uitstekend georgani seerd; allen verkondigen luide, dat zij zullen volhouden tot de overwinning is bevochten. Misschien is, wat wij tot dusver gezien hebben, slechts de inleiding geweest van groote gebeurtenissen, welke in Europa zullen plaats vinden. De oorlogslust der volken moge plaats hebben gemaakt voor een dof gevoel van apathie; dè slavengeest der massa moge nog lang kanonnenvleesch in overvloed leveren; men heeft het meer beleefd, dat slaven tot opstand kwamen en met hun logge kracht het gebouw der maatschappelijke orde of wanorde deden ineenstorten. Loodzwaar drukt de aschgrauwe lucht van het heden op de menschbeid; in zwarte, ondoor dringbare nevelen gehuld ligt de toekomst vóór haar. Wij weten niet, wat er komen zal. Geen enkel teeken is er, dat wijst op een naderenden vrede. Aldus is de toestand, waarin wij ons bevinden en waarmede wij te rekenen hebben. Wat beteekent een verlenging van den oorlog, misschien gedurende jaren, voor ons? Wanneer de buitengewone omstandig heden, waaronder wij leven; wanneer de buiten gewone maatregelen, welke ons beletten onze krachten te ontplooien; wanneer de buiten gewone staatsbemoeienis bij ons en in andere rijken; wanneer al dat buitengewone gewoon wordt? Wanneer Staatsalmacht, die niet veel verschilt van Staatswillekeur, al het indivi- dueele dooddrukt? het particulier bedrijf het tegengestelde van stand, waarin de lasten om de moeilijkheden zwaar waarin de handhaving van zware taak zal zijn. Het is geenszins om te ontmoedigen, dat wij dit sombere beeld van de toekomst hebben opgehangen. Plicht is het, dat wij ons reken schap geven van onze positie. De tijden zijn er niet naar, en zullen er in de toekomst niet naar zijn, dat de parti culier gods water over gods akker kan laten loopen. Er dient gewaakt en gewerkt; men dient elkaar te steunen. Daarom herhalen wij, wat wij aan het slot van ons vorig artikel schreven, doch thans met het oog op de grootere moeilijkheden, welke de toekomst ons misschien zal brengen, met te meer nadruk: in vereeniging ligt onze kracht. ’t Is, zooals eens ,een gouverneur-generaal van onze Oost-Indische bezittingen bij het overhandigen der sleutels tot zijn opvolger zeide, „dat ze wat zwaar waren”, daarmede Bolswardsehe Courant 1I I I ïl «lis Klein s Thee, in ons pakjes thans 22 ct., in vierdel pakjes 27‘/2 ct. Gebro ken Thee ook per ons.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1916 | | pagina 1