OVERBUREN. DIENST DER TRAMMEN. (Zomerdienst.) Aangevangen 1 MEI 1916. GEMENGD NIEUWS. AHUM - F R A N E K E R - L E E U W A R D E N. LEEUWARDEN-FRANEKER ARUM. HARKEZIJL—MAKKUM. HARLINGEN BOLSWARD SNEEK. *2 QQ a o MAKKUM—HARKEZIJL. F J*9 Van 15 Mei tot 15 Sept. 4.10, V 1.— a. Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolsward. Leeuwarden V.P. Franeker Arum Sneek IJsbrechtum Nij land Bolsward Witmarsum Arum Kims werd Harlingen Harlingen Kimswerd Arum Witmarsum Bolsward N ij land IJsbrechtum Sneek 7.35 7.47 7.59 8.05 7.20 7.32 7.42 7.48 8.03 8.10 8.52 9.04 9.10 11.08 11.38 12.29 11.15 11.21 11.33 11.45 1.41 2.11 3.02 1.15 2.06 2.11* 2.41* 4.10 5.01 5.31 5.34 6.04 6.05 6.56 7.20* 7.50* 8.— 8.51 7.09 8.— 8.30 9.15 9.45 10.36 5.45* 5.51* 6.03* 6.15* 6.26* 7.01* 7.16* 7.18* 7.28* 7.39* 5.08 5.19 1.20 5.56* 1.30 6.06* 1.55 6.31* 8.10* 8.20* 7.45 7.51 8.03 8.15 8.22 8.57 9.12 9.15 9.25 9.36 8.55 9.05 9.30 a. v. a. 4.08 4.14 4.26 4.38 4.40 5.15 5.30 5.34 5.44 5.55 a. a. 2.50* 3.26* 3 41* 3.44* 3.51* 4.05* a. 7.20 7.26 7.38 7.50 7.55 8.32 8.47 8.50 9.— 9.12 8 34 9.25 9.30 10.— 12.15 12.21 12.33 12.45 1.22 1,37 1.39 1.49 o. verloren. Listig vrouwen zijn, onschuldigen een geheim toe i groote brief, van de liefde Arum Franeker Leeuwarden V.P. 6.40f 7-lOf 7.14* 8.05* 6.49* 8.04 7.—* 8.15 5.29 7.10* 8.25 7.20* 8.32 7.35* 8.47 9.22 8.32* 9.34 8.44* 9.46 8.50* 9.52 eens op vrouw naar reden waren plotseling de gebouwen vlammen. Waarschijnlijk 9.38 9 50 10.— 10.10 10.25 10.15* 11,_ 10.27* 11.12 12.42 10.39* 11.24 12.54 10.45* 11.30 In het huis tegenover mij wonen twee oude menschen. Naar het schijnt bemoeien zij zich met niemand ook kunnen zij niet goed buiten elkaar. ze politieke capaciteitenI ze is erg knap in het 6.25* 8 40 11.—* a. 6.50* 9.05 11.25* Uit een Provinciaal blad De dorpsschool hoofden zijn ijveriger dan die van Amsterdam de voorzitter zegde onderzoek toe, terwijl de heer Bakker den wensch uitsprak, dat bet hoofd der school, die de kachels aanmaakt, bij zijn onkosten- rekening, de nota’s zijner leveranciers overlegt. 1.35 2.20* 1.41 2.26* 1.53- 2.38* 2.05 N o c O. M Q0 P den man zich verbeeldt men geheven te zien, van zijn schat af hem opziet, ligt in lijker werd. onnatuurlijke oorzaak hunner verbintenis liet digende oplossing toe, daar geen den andere zijn verlangen tot schappelijke toenadering te 5.10 5.22 5.32 5.47 6.25 6.28 6.40 6.52 6.58 8.50 9.20 9.25 10.16 3 45* 4.15* 4.19 5.10 6.20 7.11 7.13 7.43 5.56 6.47* 7.16* Harkezijl v. 6.15* 8.30 10.50* Wons Makkum De electritche draad. Te Bergeijk (N.-Br.) is bij grenspaal 187 het 5-jarig jongetje van den landbouwer J. Wuijts door den electrischen draad gedood. De vader, die het ongel o k zag gebeuren, wilde het kind van den draad nemen, doch werd door eenige personen tegengehouden. Met behulp van een stok met gummie om wonden werd het kind van den draad gebaald. Eén armpje was reeds doorgebrand, zoodat het handje op den grond viel. De afrastering van den moordenden draad is stellig onvoldoende. N. v. d. D. Machtswaanzin Er is melding gemaakt van een incident te Mook. Daar zou een landweerloitenant op een soldaat, die weigerde een bevel op te volgen om zich naar zijn garnizoen te begeven, met zijn revolver geschoten hebben, met het gevolg, dat de man ’s avonds in het zieken huis te Nijmegen overleed. In Allen Weerbaar spreekt de heer W. Nierstrasz de hoop uit, dat de boofdzaak in dezen nl. dat een Nederlandsch officier in vredestijd zijn revol ver richtte op een Nederlandsch soldaat wegens eenig feit, onjuist zal blijken. Hij kan en wil voorbands niet gelooven, dat het waar is. Het zou blijk geven van zulk een verderfelijke, on-Nederlandsche Zabern-men- taliteit, dat niet ernstig genoeg op het gevaar déérvan zou kunnen gewezen worden. En dan vertelt de heer Nierstrasz verder Dezer dagen zaten wij toevallig in een tram te Amsterdam, te midden van een zestal soldaten, die het ^eval (naar de courantenberichten) bespraken. Een in fanterist zeideZoo’n officier moesten ze de sterren in z’n nek brandeneen tweede verklaarde, dat er discipline moest zijn maar, we zijn hier niet in Duitschland en dat verd... we, terwijl allen het er over eens waren, dat zóó’n knul zoo gauw als er weer manoeuvres waren, op een kogel kon rekenen, al plaatsen ze hem ook over. Mocht onverhoopt het courantenbericht juist blijken, dan verwachten wij, dat de militaire autoriteiten hier met kracht zullen optreden en dat daarvan het Nederlandsche volk, zoowel burgerij als leger, in kennis wordt gesteld. Zulke machtswellustelingen behooren niet in het Nederlandsche leger. Wij hebben aanvoerders noodig, die zich het vertrouwen en de gehoorzaamheid van hun ondergeschikten weten te verwerven door hun technische kennis en hun karakter als mensch. Worden officieren van het type van dezen landweerluitenant in onze weermacht gehandhaafd, dan is het in een minimum van tijd gedaan met de innerlijke kracht van ons leger. De Hollandscbe soldaat duldt dergelijke praktijken niet en te recht. Worden zij getolereerd in plaats van met ijzeren hand tegengegaan, dan zal men een geest in onze strijdmacht kweeken, welke ver nietigender ervoor zal zijn dan ooit het vijandelijke lood kan worden. Daarom blijkt het gerucht juist te zijn, dan moet hier in volle openbaarheid met de grootste gestrengheid recht gedaan worden en niet in benepen kleinzieligheid getracht worden het gezag te redden geen handeling van een ondergeschikte kan zoodanig zijn, dat een meerdere daarop met een kogel, met den dood, antwoordt, alleen in oorlogstijd kan zoo iets mogelijk en gerechtvaardigd zijnen is het niet juist, dan behoort met niet minder openbaarheid het Nederlandsche volk verklaard te worden, dat dergelijke averechtsche machtsbegrippen in ons officierskorps niet bestaan en ondenkbaar zijn. Het geldt hier een. zaak van bet allergrootste belang de verstandhouding van troep en aanvoering, d. w. z. de ziel van de weermacht. De Z/Onder de Streep"-schrijver van het Alg. H. schrijft: Prins en „de" Prins. In de üaagsche Post vinden wij het volgende verhaal op- gedischt van eene ontmoeting van Prins Hendrik op een tocht ergens in de Alpen. Z.K.H. ging met de tandradbaan den berg op en in den wagon, waarin hij met zijn adjudant had plaats genomen, zat ook een ander Nederlander, die, toen hij de vader- landsche taal hoorde spreken, on middellijk een praatje begon. Met het einde van het reisje in zicht, stelde de man zich voor. Z.K.H. bleef zwijgen. En hoe is uw naam? drong hij aan. Ik ben de Prins. Zoo? zeide ander, die het lidwoordje //de” blijkbaar niet gehoord had, en waar komt u vandaan? Uit den Haag. Ah en een heldere glans verlichtte het gelaat van den praatgragen Nederlander, bent u dan misschien familie van Winkler Prins? Dien ken ik héél goedZ.K.H. moest den uitbundigen reiziger helaas teleurstellen 10.42 10.48 11.— 11.12 Mw Sg- B Van 1 tot 15 Mei en van 15 Sept, tot 1 Oct. alléén Vrijdags, van Bolsward: v.m. 3.10, te Leeuwarden 6.13. Van 15 Mei tot 15 Sept. 4.10, 7.25. Vrijdags van Leeuwarden n.m. 1.45, te Bolsward 4.35. N 12.30 (Plaatseljjke Tjjd.) SNEEK BOLSWARD HARLINGEN. 8.25* 9.45 8.31* 9.51 8.43* 10.03 8'55* 10.15 10.50 11.05 11.08 11.18 11.30 5.36 5.51 4.40 626 4.52 6.38 5.04 6.50 5.10 6.56 Tim Mijn vrouw zou een goed Parle mentslid wezen. Tom Zoo Heeft Tim Neen. Maar indienen van nota’s. in plaats daarvan hoe langer hoe ondrage- De onwaarheid, de schijn, het er van drukte hen zwaar. De geen bevre- van beiden een vriend- kennen wilde geven, en zoo kwamen zij er ten slotte toe, zich te laten scheiden. De hiertoe noodige bescheiden waren reeds ter verzending gereed, toen de ritmeester een grooten brief ontving: zijn vrouw had door bankbreuk van een der eerste bankiers firma’s haar geheele vermogen verloren. Nu kon hij het onmogelijk over zich verkrijgen, haar in de wereld alleen te laten staan. Hij zeide dus, dat hij er nog eens over had nagedacht en dat het hem beter voorkwam, als zij bij elkaar bleven. De kleine vrouw wilde hiervan niets hooren. De ritmeester was nu in de grootste ver legenheid. De reden van dit veranderde besluit kon hij niet opgeven anders zou hij zijn edelmoedig spel dadelijk verloren hebben. Toen kwam er nogmaals een De vorst had andere bewijzen der vorstin voor den adjudant ontvangen. Daarom ontsloeg bij hem nu uit den dienst. Op dit oogenblik had het vrouwtje slechts één gedachte: dat zij den ongeinkkigen man voor het altaar trouw gezworen had in nood en dood. "Zachtjes naderde zij den man, die als een gebroken mensch op zijn stoel zat. Onwillekeurig zag hij haar aan, verbaasd over de uitdrukking van liefde en goedheid, die óp haar trekken lag, die trekken, welke tot nog toe zelden anders dan een gemaakt lachje of een bitteren trek vertoonden. Helmar, ik blijf bij je. Hij schudde het hoofd. Zeker, en je zoekt nieuwe bezigheid met behulp van mijn vermogen. Toen lachte hij bitter. En toen vernam de kleine teedere vrouw, welke slag pok haar had getroffen. Dus daarom, vroeg zij, bijna onhoorbaar. Hij bloosde. En nu ontdekte ook zij, hoe edel het karakter van haar man was, dien zij, naar bet scheen, voor het eerst zonder vooroordeel, met hoogachting en deelneming beschouwde. En nu zagen zij elkander aan, lang en innig, als wilden zij in elkanders ziel lezen. Wij blijven bij elkander, niet? vroeg hij, als kameraden, die hun gestrand levenschip weder vlot moeten maken. Helmar bezat het vierde deel van een familiegoed het overige gaven zijn neven hem in pacht. Daarmede begonnen de ver wende kinderen eener schitterende wereld een nieuwe toekomst. Ontmoetten tot dusverre de echtgenooten elkander slechts thuis bij de maaltijden, nu bracht de minste regeling in bet beheer der goederen mede, dat zij te zamen overlegden en gemeenschappelijk besloten. Als Liddie ’s avonds met haar ontvangst en uitgaven-rekening niet overweg kon, een plaats in de boeken over landbouw en vee teelt niet begreep, sprak het vanzelf, dat zij hem raadpleegde. Wanneer zij echte» wist, dat hij verdriet had, of onder zorgen gebogen aleer hij zijn de toekomst met 12.30 2.24* 12.41 2.35* 12.51 o 12.55 1.10 3.—* ^3.35* 2.02 3.47* 2.14 3.59* 2.20 4.05* ging, rustte zij niet voor en gemoed uitgestort had en rustiger blik afwachtte. Zoo kwam het dan vanzelf, dat de her innering aan de oorzaak, die ben te zamen bracht, verdween, en slechts de indrukken van het oogenblik zich lieten gelden. De eene had den andere noodig, zij hielpen elkaar, streden zij aan zij, en in stilte waren zij trotsch op elkaar als kameraden. Na verloop van eenige jaren hadden zij een aardige som ter zijde gelegd, waardoor zij hun zaken op groote schaal konden drijven. Destijds was de suiker-industrie in opkomst. Helmar dacht hiermede zijn voordeel te kunnen doen. Een fabriek werd gebouwd en eenige weken nog en het werk zou beginnen. Maar een dag, toen Helmar en z’n de hoofdstad der provincie ge- om inkoopen te doen stonden aan vier hoeken in was hier een brand stichter in het spel. De knechts hadden het hoofd verloren. Toen eindelijk de brand spuiten kwamen, was er geen water genoeg en moest Helmar de verwoesting machteloos aanzien. Na urenlange wanhopige inspanning stonden zij gelaten toe te zien, hoe de laatste vlammen uitsloegen en rook en puin de vrucht van vele* jaren arbeids aan het oog onttrokken. Toen legde hij zijn arm om baar heen, en zij legde het hoofd tegen zijn borst. Nog maals dezelfde innige blik. Zoolang wij te zamen zijn, zullen wij over niets klagen, klonk bet uit zijn mond en hun lippen ontmoetten elkaar in een kus, zooals men maar eens in zijn leven kust. Zij werkten opnieuw, nog ijveriger en be hooren sedert jaren tot de welvarendste familiën in den omtrek. Ge ziet, zei de graaf, als twee menschen maar standvastig blijven in edelmoedigheid en plicht, dan kunnen zij niet slechts een jeugdige dwaling boeten, maar ook kan het noodlot, dat niet altijd de zonnige liefde der jeugd bewaart, een bron worden van het grootste geluk. v. 5.10 5.16 5.28 a. 5.40 v. 5 41 6.19 6.34 6.44 a. 6.56 Als de forsche gestalte van buigt naar de kleine vrouw, zich onwillekeurig zijn arm om alle onheil en gevaar te weren. Als zij naar haar oog iets, wat aan de madonne herinnert, zoete, teedere bewondering, onuitputtelijk in gelukkige zorg, zooals een moeder die gevoelt voor haar kind. Wat moeten die gelukkig geweest zijn, toen zij jong waren, zeide ik den volgenden dag tegen graaf Lehrbach, die het echtpaar kende. Hij glimlacht. Wat zoudt ge wel zeggen, als ge het tegendeel vernaamt? En daar gé- u uit geheel andere beweegredenen dan de groote massa voor de lotgevallen der menschen interesseert, mag het geen indiscretie genoemd worden, als ik u iets van mijn vrienden vertel. Zooals bekend is, stond de vorst von... niet op den besten voet met zijn vrouw. Eindelijk kwam het zoover, dat zij verliefd werd op een zijngr adjudanten en niet rustte voor aleer zij wederliefde vond. Dat de verstandhouding nu de grenzen overschreden heeft van wat men noemt het geoorloofde geloof ik niet. Zij waren ongelukkig. Maar al te spoedig ontdekte de vorst hoe de zaken stonden, en verplaatste hij den statigen dragonder naar een ander garnizoen. De vorstin wilde nog afscheid van den geliefde nemen en Helmar, overmoedig genoeg, begaf zich na ontvangst van haar briefje nog laat in den avond, na het uitgaan van den schouw burg, naar de vertrekken der hooge vrouw. Nauwelijks echter was de portière achter den jongen man dichtgevallen, of daar verscheen ook de vorst, waarschijnlijk door een goeden of boozen vriend gewaarschuwd. De vorst werd hoogrood Helmar doods bleek. Een schandaal was niet te voorkomen de vorstin was verloren. Listig en bere kenend echler als dergelijke redde zij zich, door met een lach haar vorstelijken gemaal te vertrouwen, dat eerst eenige dagen later bekend zou worden, nl. dat ritmeester von Helmar gekomen was, om bij haar het jawoord van freule von Langen te vragen. Zelf had zij reeds langen tijd bij haar liefste hofdame op een verbintenis aangedrongen met den lievelingsadjudant van den vorst. Edel moedig tegenover de vrouw, die hij liefhad, edelmoedig tegenover baar vorstin, spraken noch Helmar noch Liddie von Langen dit tegen. Hetzij de vorst deze verklaring geloofde hetzij hij dit als een soort wraak be schouwde hij gaf terstond zijne toestemming tot de verloving, en bepaalde dat de bruiloft van het jonge paar binnen vier weken gevierd zou worden opv hoog bevel... en zoo’n hoog bevel komt den aan de hoflucht ge wenden steeds als iets onherroepelijks voor. De wereld zei buitendien, dat het een goede partij was. De ritmeester was van den oudsten adel. Liddie von Langen een rijke erfgename. Ge hebt mij een offer gebracht, zei Helmar zacht tot haar, die sedert eenige oogenblikken zijne echtgenoote was, toen zij de geluk- wenschen der bruiloftsgasten ontvingen. Wees er van overtuigd, dat ik hieraan indachtig, alle moeite zal doen om u het leven aan mijne zijde zoo aangenaam mogelijk te maken, en u nooit in uw vrijheid te belemmeren. Iets dergelijks had bij reeds bij de verloving gezegd. Het was goed gemeend en ridderlijk gedacht wellicht echter zou hier een ander woord beter op zijn plaats zijn geweest. De ritmeester gedroeg zich als een onbe rispelijk ridder tegenover zijne vrouw, hield zich onledig met dienstzaken, wedrennen en de jacht en verslond kranten en boeken als hij thuis was. Liddie schilderde en maakte muziek, dacht over haar toiletten, verscheen in gezelschappen en liet zich bewonderen, zooals jonge, schoone en voorname vrouwen altijd bewonderd worden. Zoo waren zij elkander bijna niet in den weg. Wonderlijk echter was het, dat hun deze verhouding niet tot een gewoonte, doch 11.29 12.20 12.50 Makkum v. 5.20 7.30* 9 50* 12 40 4.30* 8.15 Wons 5.45 7.55* 10.15* 1.05 4.55* 8.40 Harkezijl a. 5.55 8.05* 10.25* 1.15 5.05* 8.50 De met een geteekende trammen loopen Zondags niet en met een t geteekende alleen Vrijdags Kleermaker Zeldenpas. Waarde O. d. 8. Vermoedelijk zal het u interesseeren te hooren, dat er ergens buiten Haarlem een buisje staat, dat veimoedelijk reeds heel wat jaren prijkt met den naam van: Zeldenpas. Daar woont thans, blijkens het op de deur aangebrachte naambordje, iemand, die daar drijft een Heeren- en Dameskleermakerij. De vraag is nu: is de naam van het huis bedoeld als reclame voor de zaak! Men kan er dan bijvoorbeeld achter denken de drie woordjes: Maar Hier Altijd. Ook is een meer dan gewone bescheiden heid en zelfkennis misschien oorzaak van den naam geweest. Maar als de naam er eerder was dan de kleermaker, waarom giug deze dan juist in dit buis wonen. Gemengd oorlogsnieuws. De Kölnische Zeitung bericht, dat het Fransche blad Populaire du Centre, het orgaan van de socialistische partij in het departement Vienne een verklaring heeft gepubliceerd van den sociabstischen hoogleeraar Albert Turpain (van de universiteit van Poitiers), waarin het volgende wordt gezegd: Zonder een materieel bewijs, zonder een tastbaar, duidelijk en on- uitwischbaar spoor zal Duitschland geen leering ontvangen. Uit de catastrophe, welke het ont ketende, zal het alleen dit feit naar voren brengen, dat het twee jaar lang tegen een verbonden Europa tegenstand geboden en ge durende dien tijd uitgestrekte en rijke streken bezet gehouden beeft. Wat moet er dus ge beuren? Wij moeten naar Berliju oprukken. Ik ben er vast van overtuigd, dat het oogen blik gekomen is om dit nadrukkelijk te ver klaren, terwijl het geroep van: j/Naar Ber lijn!”, dat in Juli 1914 weerklonk, slechts een echo van de dwaze verwenschingen van Juli 1870 was. We moeten naar Berlijn oprukken; méér nog: we moeten Berlijn verwoesten; die stad, die op haar be schaving prat gaat en geen andere erkent, moet van den aardbodem worden weggevaagd. Berlijn moet worden verwoest, niet in een misdadige en gemeene plundering, maar nadat men te voren de bevolking heeft laten weg trekken, waarna het volkomen moet wórden vernietigd, zonder een spoor na te laten. In het middelpunt van Pruisen, het land van den hoogmoedswaan en van de zucht naar hooger op, moeten wij een rookenden puin hoop achterlaten. N. v. d. D. Hindenburg aan het westelijk front. De correspondent van de Köln. Ztg. aan het westelijk front zond op 8 September aan zijn blad een bericht over het eerste bezoek dat Hindenburg aan dat front heeft gebracht. Ik was aan het station, zoo schrijft hij, toen de trein aankwam. Eerst stapte de kroonprins er uit die Hindenburg een eindweegs tegemoet was gereisd en die de ter ontvangst aanwezige officieren begroette, daarna verliet Hindenburg den trein. Ik had hem nog nooit gezien en was verrast door den indruk, dien ik van hem kreeg. Een hooge, imponeerende gestalte, met een merkwaardige rust en zekerheid in al zijn bewegingeó, een type dat onmiddellijk aan Bismarck herinnerde. Hij leek mij ook veel jonger en krachtiger dan ik van iemand van zijn leeftijd gedacht had. Na de begroeting liepen dé" kroonprins en Hindenburg met de officieren van het gevolg door het station naar de buiten staande rijtuigen. De kroon prins liet als teeken van eerbied den gast aan zijn rechterzijde zitten en onder het ge juich van de troepen reden beiden stadwaarts. Nog dienzelfdemavond zette de veldmaarschalk zijn reis voort”.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1916 | | pagina 4