't
'1
EEN ZONDAG.
DIENST DER TRAMMEN. (Winterdienst.)
Aangevangen 1 OCTOBER 1916
1.1o3-36*
GEMENGD NIEUWS.
VOOR BOUCHAVESNES.
St}£
y
g
tot 15 Febr.
van 15
4.10,
V
1.—
a.
l
3
baar gelaat gloeide
willen, fluisterde zij, zonder op
gelukkig
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az. Bolsward.
Harlingen
Kimswerd
Arum
Witmarsum
Bolsward
N ij land
IJsbrechtum
Sneek
ters,
er
a.
v.
7.35
7.47
7.59
8.05
8.50
9.20
9.25
10.16
11.08
11.38
12.29
11.15
11.21
11.33
11.45
1.41
2.11
3.02
8.15
8.40
8.50
3 45*
4.15*
4.19
5.10
4.10
5.01
5.31
6.25* 8 35 11.—
a. 6.50* 9.— 11.25*
7.09
8.-
8.30
9.15
9.45
10.36
545*
5.51*
6.03*
6.15*
6.26*
7.01*
7.16*
7.18*
7.28*
7.39*
8.55
9.05
9.30
a.
v.
6.15
7 06
7.08
7.88
4.08
4.14
4.26
4.38
4.40
5.15
5.30
5.34
5.44
5.55
a.
v.
v.
a.
v.
7.18
7.30
7.40
7.43
7.58
8.35
8.47
8.59
9.05
2.20*
2.26*
2.38*
2.50*
3.26*
3 41*
3.44*
3.51*
4.05*
12.15
12.21
12.33
12.45
1.22
1.37
1.39
1.49
2.—
7.20*
7.50*
8.—
8.51
1.35
1.41
1.53
2.05
N
o
B
O.
TO
oo
p
9.38
9 50
10. —
10.10
10.25
11. -
7.20
7.26
7.38
7.50
8.27
8.42
8.45
8.55
9.07
834
9.25
9.30
10.-
a.
v.
a.
1Ö.-*
om zich over te geven,
boven af het schouwspel
wonderlijke beschrijving
en vertelt boe bij waar-
het monster zich in
een
daar holen
vinden was
Arum
Franeker
Leeuwarden V.P.
Leeuwarden V.P.
Franeker
Arum
6.38)
7,08t
7.14*
8.05’
1.15
2.06
2.11*
2.41*
7.45
7.51
8.03
8.15
8.22
8.57
9.12
9.15
9.25
9.36
v. 5.10
5.16
5.28
a. 5.40
v. 5 41
6.19
6.34
6.44
a. 6.56
verbrand Engelsch
en hutten,
en er was
10.43
10.49
11.01
11.13
Sg
ts
’s Morgens had ik in de citadel gevan
genen gezien, Fransche, Engelsche en kleur
lingen. Zooals altijd, de Franschen gingen huns
weegs en de Engelschen ook. De kleurlingen
wierpen verlangende blikken naar de veld
keuken en waren opgeruimd als kermisgangers.
naar de groote,
vroeg toen, waarom
met name den heer Lloyd George, die
in vroeger dagen zelf veel mee gewerkt
had, in verrukking bracht. Een aantal dames
werd alsnu in den arm genomen, zoodat bet
toestel kon onstaan in zijn primitieven vorm.
Want het behoeft geen geheim te zijn, dat
de volgende //tanks” er al weer geheel anders
zullen uitzien dan de eerste monsters. De
eigenlijke „Supertank” moet namelijk zoo
zijn ingericht, dat hij niet slechts huizen en
hoornen omver loopt en over granaattrechters
en loopgraven huppelt, maar hij moet in staat
zijn, alles wat hij op pijn weg tegenkomt op
te zuigen, juist als de stofzuigmacbines, welke
wij gebruiken. Een oogst van draadversper
ringen, oorlogs-materiaaal, gevangenen, en zoo
voort, en zoo voort, zal aldus in de geweldige
ingewanden van het monsterlijke gevaarte
worden verzameld. Door een ingenieuze vin
ding, in verwijderd verband staande tot onze
bekende kasregisters, zal dan automatisch op
den rug van den tank worden aangegeven
welke hoeveelheid krijgsbuit, eveneens auto
matisch verdeeld en geïnventariseerd, er be
haald is. En natuurlijk werkt daarbinnen
een draadloos toestel, dat met alle redactie-
buraux over de wereld, dus niet slechts met
dat van /Truth”, in verbinding staat, om
ons de overwinningsbulletins te kunnen doen
publiceeren.
1.20 5.56*
1.30 6.06*
1.55 6.31*
.2
'u
db
•o
N
12.30
10.12* 11.12 12 42
10.24* 11.24 12.54
10.30* 11.30
die kunnen zich toch niet zoo maar in een
handomdraaien bekwamen. En daarmede was
de jonge Engelschman afgedaan en vergeten.
De weg voer verder naar Nurlu. Een zeer
kleine plaats. Wij hielden ons daar slechts
een paar minuten op om naar het gevecht
van twee vliegtuigeskaders te kijken. De
Engelschen waren daar weder met nieuwe
toestellen, van beneden af nauwelijks te zien.
Deze blauw geverfde vliegtuigen leken veel
op schrapnell-wolken doch een daarvan
moest het in den strijd opgeven, nummer zes
dien dag en de anderen zochten hun heil in
de vlucht.
11.29
12.20
12.50 i
MAKKUM—HARKEZIJL.
v. 5.20 7.25* 9 50* 12 40 4.30*
5.45 7.50* 10.15* 1.05 4.55*
10.25* 1.15 5.05*
(Plaatselijke Tijd.)
SNEEK BOLSWARD HARLINGEN.
8.20* 9.45
8.26* 9.51
8.38* 10.03
8-5ü* 10.15
10,50
11.05
11.08
11.18
11.30
Slot..
Eerst toen zich nog een paartje bij hen
voegde, werd het merkwaardig genoeg weer
beter. Zoowel de eene als de andere partij
minnekoosde en niemand bekommerde zich
om haar. Maar met haar genoegen was het
uit. Zij vond het niet aangenaam, de gouden
glans was weg. En dan begon zij te peinzen.
Waarom had men haar zoo wantrouwend
aangezien, terwijl de komst der twee anderen
niet storend werkte? En bij dit peinzen werd
zij vuurrood. Haar hart begon koortsachtig
te slaan-. Waarom had zij ook geen verloofde
Zij betaalde, stond op en sloot zich buiten
bij de menigte aan, die als een karavaan aan
de oevers van het kleine meer verder trok.
Maar nu gevoelde zij duidelijk, dat zij niet
bij deze menschen behoorde. Zij keek om,
teneinde te zien of zich nog andere menschen
ook in hun eentje hier bevonden. Maar zij
ontdekte slechts familiën, paartjes en groepjes
jonge meisjes, die, door jonge mannen ver
gezeld, lachend en schijnbaar zeer
voorbijgingen. Maar niemand bekommerde
zich om haar of gunde haar maar één blik.
Dan gevoelde zij plotseling iets als berouw
en zij begon naar haar kamertje te verlangen,
naar haar werk en haar kanarievogel. Al die
Zondagsvreugd drukte haar als een berg op
het hart en weder vulden tranen hare oogen.
Achter Paulshorn werd het stiller. Het
woud werd dichter en de duisternis deed haar
goed. Zij verheugde zich over het mooie,
groene mostapijt onder de hooge pijnboomen
en hier en daar bleef zij staan en plukte
bloemen die zij tot een boeketje bond.
Toen was zij zoover gekomen, dat het onder
de bijna zwarte takken der pijnboomen
blonk als goud. Zij zag sidderend om. Nog
meer menschen kwamen er. De Havel, hoorde
zij roepen. En dan liep zij verder naar buiten
in het licht... en dan tnoest zij weder schreien.
Het was schoon... en treurig tegelijkertijd,
o zoo treurig I Het in de avondzon badend
Toen er echter een andere, goed in het uniform
gestoken Arabier uit de troep opdook, werden
ze ernstig en hoffelijken groetten den groenen
tulband die hij droeg en dien hem als nazaat
van den profeet stempelde/ De man stamde
uit een der driehonderd families in het Alge-
rijnsche land, wier stamboom teruggaat tot de
eerste Mohammedaansche tijdrekening en bet
geslacht van Mohammed. Hij zag er uit als
een Algerijnsche koopman, doch hij vertelde
in goed verstaanbaar Fransch, dat bij boer
was, onderdaan van de Fransche republiek
en trouw aan hare vaandels. Trotsch was hij
op zijn langen naam Oukrid Mortal ben
Mohammed Berkassim en legde duidelijk uit,
dat tusschen zijne waardigheid van Fransch
sergeant eenerzijds en het opgerolde groene
vaandel anderszijds geen diepe, misschien in
het geheel geen klove bestond.
Ik ging naar het front. Onderweg hield
ik halt bij eebe boerderij, waarin een En
gelsche vlieger gevangen zat. Een lange,
magere jongeling, omstreeks negentien jaar.
De officier ging naar bem toe. Het jongens
gezicht van den Engelschman bleef kalm,
bewoog zich niet en sprak op vroolijken toon.
De officier interesseerde mij, zijne oogen
schitterden en daar sprong de Engelschman
in de militaire houding.
Neergeschoten?
Ja.
Vliegtuig verbrand?
Ja, zelf brandwonden bekomen, alles
verbrand.
De Duitsche officier keek langs hem heen
en zeide tot ons:
Dat is vanmorgen reeds nummer vijf. Een
goede dag. Langzaam wordt het groote getal
steeds kleiner. Doch het gaat niet om de
toestellen, als wij de vliegeniers maar hebben
6.49* 8.04
7.—* 8.15
7.10* 8.25
7.20* 8.32
7.35* 8.47
8.10* 22
8.20* Z
8.32* 9.34
8.44* 9.46
8.50* 9.52
12.30 2.24*
12.41 2.35*
12.51 o 15*
12.55
1.10 3.—*
2.02 3.47*
2.14 3.59*
2.20 4.05*
Sneek
IJsbrechtum
Nijland
Bolsward
Witmarsum
Arum
Kimswerd
Harlingen
Alléén Vrijdags tot 15 Nov. en van 15 Febr. af, van Bolsward: v.m. 3.10, te Leeuwarden 6.13.
van 15 tot 15 Febr. 4.10, 7.25
Vrijdags van Leeuwarden n.m. 1.45, te Bolsward 4.35.
HARLINGEN BOLSWARD SNEEK.
5.10
5.22
5.32
5.47
6.25
6.28
6.40
6.52
6.58
ARÜ M - F R AN EK E R LEE U W A RD EN.
5.34
6.04
6.05
6.56
LEEUWARDEN FRANEKER—ARUM.
5.56
6.47*
7.16*
HARKEZIJL—MAKKUM.
Harkezijl v. 6.15* 8.25 10.50*
Wons
Makkum
geteekende trammen loopen Zondags niet en met een f geteekende alleen Vrijdags.
5.Oö
5.19
5.29
5.36
5.51
4.40 6,26
4.52 6.38
5.04 6.50
5.10 6.56
Brandkast, geforceerd.
Tot dusver onbekende daders hebben dezer
dagen bij mevr. B. in de Van Aerssenstraat
te ’s-Gravenhage door middel van koolzuur
een brandkast opengebrand en verder open
gebroken en zich met den inhoud ongeveer
f 1800 aan geldswaardig papier, verwijderd.
Er wordt verband vermoed tusschen dezen
diefstal en het op vrije voeten verkeeren van
eenige gevaarlijke inbrekers. Alg. H.
De aanval op een „tank".
De Times verhaalt in een beschrijving van
de verovering van Thiepval door de Engelsche
troepen van een der nieuwe //tanks” die van
den troep afgeraakt, op eenigen afstand van
het dorp door vijanden werd omzwermd. Er
haperde naar 't schijnt van binnen iets en
het gevaarte kon niet verder. De vijanden
ontdekten dit en kwamen als de liliputters
op Gulliver, van alle kanten op het ding af.
Ze schoten er op en enkele stoutmoedigen
klommen er zelfs boven op.
Intusscben had de Engelsche infanterie
den vijand uit het dorp verdreven en snelde
de //tank” te hulp, die als een reusachtige
buffel, door wolven besprongen, zich hard
nekkig verweerde. Er ontstond een verwoed
gevecht en toen de Duitschers waren terug
gedreven, lieten zij tusschen de 250 en 300
dooden op het terrein rondom de tank achter.
Deze bleek niet ernstig beschadigd, al was
hij ook gehavend, en de inwendige averij kon
zoo spoedig weer hersteld worden, dat hij nu
alweer dienst doet.
Toen dit gevaarte op zijn eigen houtje den
vijand aanviel, snelden de Duitschers uit een
van de voorste loopgraven verschrikt naar de
Engelsche linies toe
Een vlieger, die van
gadesloeg, gaf een
van dezen opmarsch
nam, dat overal waar
statige kalmte over bet veld bewoog, witte
zakdoeken begonnen te wuiven, ten teeken
dat de vijanden zich overgaven. Echter is
zoo’n tank er niet op ingericht om veel
krijgsgevangenen op te nemen en toen de
vijand zag, dat het gevaarte in moeilijkheid
verkeerde en niet verder kon, viel hij er op
aan, met het hierboven vermelde gevolg.
Een onklaar geraakte tank, die bij Gueude-
court tusschen de beide linies was blijven
liggen, is nu weer in ’t bezit der Engelschen
gekomen. N. v. d. D.
Dezen Zondag zal ik nooit vergeten. Ik denk,
dat wij samen zeer gelukkig zullen zijn. U
is de vrouw die ik noodig heb, en ik ben de
man, dien u noodig heeft. Over drie jaar, zoo
Go<^ wil over twee, kom ik terug, en dan
trouwen wij.
Zij deinsde terug, als had haar een zware
slag getroffen en dan grepen hare handen
krampachtig naar z’n schouders.
U gaat weg? stamelde zij.
Hij knikte slechts en streek liefkoozend
met z’n rechterhand over dat blonde kopje.
Het is noodig. Nu meer dan ooit. Want
als u eenmaal de mijne wordt, moet u ook
gelukkig kunnen leven. En zie... hoe verlaat
ik je... geloof je niet, dat ik je liefheb...
duizendmaal liever dan anderen hunne meisjes
hebben
Zij barstte in tranen los en zonk weder
aan z’n borst.
Ik zal op je wachten... al moest’t eeuwig
duren.
Dan gingen zij het bosch in op weg naar
het station. In de spoorwegcoupé spraken zij
geen woord, maar hunne oogen zochten elkaar
voortdurend. Voor haar huis kuste hij haar
nog eens. Ik zal je alle dagen schrijven,
zeide hij. En ik je ’s morgens vroeg en
’s avonds antwoordde zij snikkend. Dan
stonden zij nog een tijdlang stil... kusten
elkander nogmaals... en eindelijk ging hij
heen.
Zij eindelijk zag hem na, zoolang hij nog
te zien was, en toen eerst trad zij wankelend,
bijna bewusteloos haar woning binnen.
Sedert dien Zondag zijn vijf jaar verloopen,
en sedert twee jaar is Lise de vrouw van
onzen reiziger. Sedert twee jaar zeide zij
onlangs tot den verteller dezer geschiedenis
is het voor mij alle dagen Zondag.
En voor mij ook, zei haar man, terwijl hij
het blonde kopje tusschen z’n handen nam
en nadenkend in die lieve oogen zag...
Moislains is een groot dorp aan de Tortille.
Doch wat ziet alles er daar treurig uit: geen
enkelen schoorsteen ziet men rooken, geen
kinderen spelen langs den weg, geen hond
blaft. Hobbelige wegen, stinkende vuilnispoelen,
ineengestorte huizen. Eén groote ruïne, overal
kalkbrokstukken. Balken steken hier en daar
in de lucht, naakte kamerwanden, muren
buigen en krommen zich. De granaten doen
flink haar best, doch het is een heel werk
•om zulk een oord geheel tegen den grond
te schieten.
De weg, zuidelijk naar Allaines en westelijk
naar Bouchavesnes lag onder vuur. Het weer
was gunstig; de vliegers, die men overal
hoorde, konden weinig zien. In de nabijheid
van het boschje waarin wij den wagen opge
borgen hadden lag
vliegtuig. Hier en
waarin dekking te
slechts een enkele manschap te zien, doch
geen enkele wagen of paard, ’s Nachts, dan
bestookten de granaten straatwegen en veld-
paden en in zijne woede, gul met munitie,
bombardeerde de vijand de geheele streek.
En hoog in de lucht snorden de vliegmachines
en deze stalen vleermuizen wierpen ook hare
bommen uit en met de mitrailleuses als een
klaterregen besproeiden zij het terrein onder hen.
En wanneer de morgen aanbreekt, dan ligt
daar een dood paard, dat in de morgen
schemering niet meer voortkon. Een paar
kilometers verder wordt het dier door de dokters
verbonden. Eenige pas gedolven graven treffen
we ook aan. De muziek speelt daarbij een
psalmeen half uurtje van verdriet en dan
weer aan ’t werk, naar de paarden en de
motoren want de komende nacht zal wel
weer zwaar werk brengen. Men voelt weer
wat plicht en bevel verlangen.
Aan den kant van een landweg kruipen
twee telegrafisten uit een hol. Hier kunnen
de granaten niet inslaan. De jonge menschen
zijn zeer opgewekt en ik maak een praatje
met hen. Onderwijl zijn ze bezig hun schuil
plaats dieper uit te graven. Het is niet ge
makkelijk, want ’t gaat in vette, taaie klei.
Ik ga door en bereik Bouchavesnes. Een
boerendorpje, niets meer, doch aardig ligt
het daar, kleine huizen, omringd door tuinen
of boomgaarden. De vijand gaf veel munitie
uit om die buizen plat te schieten en alle
wegen met puinhoopen te versperren.
Branden laaien op en worden weer gedoofd
door daarop neerkomende huizenresten. Daken
storten ineen, de balken vallen mee naar
beneden en muren bezwijken. En wanneer het
zware geschut zijne werking doet, vliegen
steenen en kalk ver het weiland in.
Zoo stierf Bouchavesnes.
Berl. Tageblatt.
De //Onder de 8treep"-schrijver van
het Alg. H. schrijft:
De „Ubertank". Ook de Engelsche
Truth houdt er redactioneele vrienden op na,
die zich beijveren, evenals dit geschiedt bij
elke wel geoutilleerde krant, om belangrijke
berichten aan haar redactie te komen appor-
teeren. 1
Op deze wijze vernam onze Londensche
collega het volgende over de aan de Sorome
gebruikte //tanks” of //landdreadnoughts”.
Het denkbeeld ontstond in een kabinets
vergadering, waar toevallig een der minis-
ters-vrouwen bij tegenwoordig was. Toen
deze vernam welk vaag plan bij de Engel
sche regeeringsmannen bestond, om fiet nu
eens voor goed met de Duitschers klaar te
spelen, gaf zij feitelijk vorm aan het zwe
vende idee en sprak het woord /vacuum
cleaner” uit, hetgeen onmiddellijk alle minis-
landschap drong haar als een lieve betoovering
in ’t hart, maar hoe langer zij daarnaar bleef
zien, hoe treuriger zij werd en ofschoon zij
overal menschen zag, die onder de boomen
zaten of de zandhoopen op- en afgingen, of
beneden op den witten straatweg wandelden
zij gevoelde zich nu eenzamer dan ooit... in
een vreemde wereld... alsof daar ginder haar
in het avondrood verdwijnende vaderland lag,
ver... ver... o, zoo ver.
Plotseling ritselde er iets achter haar, en
toen zij zich omwendde, zag zij een jongen
man, geheel in ’t grijs, in reiscostuum, met
een klein stroohoedj'e op het hoofd.
Mag ik u deze waterlelie aanbieden voor
uw boeketje, juffrouw? vroeg hij. Ik heb haar
zooeven met veel moeite uit den Havel
gevischt.
Zij zag met verbazing
vreemdsoortige bloem en
hij die niet zelf hield.
Ik ga morgen weg naar Amerika. En
ik ben zoo weinig sentimenteel, dat ik bloemen
op reis als ballast beschouw.
Nu eerst zag zij hem aan, met een soort
medelijden. Amerika dat was nog verder
dan de oever, die zich in de verte verloor.
Naar Amerika riep zij uit. Moet u dan
zóó ver?
Een vluchtig glimlachje vloog over dat
energieke eenigszins bittere gezicht.
ik heb een kleine uitvinding gedaan, ant
woordde hij, die mij slechts daar geld kan
opbrengen. Gelukt het mij, dan ben ik in
twee, drie jaren een welgesteld man eu kan
dan m’n eigen zaak beginnen. Ik wil niet
rijk zijn, en ook niet ledig loopen, maar ik
kan slecht ondergeschikt zijn. Dat zit in het
bloed. M’n ouders waren ongelukkig en
daarom moest ik in de leer. Ik ben sloten
maker en mechanicus, en werk, zooals ik zeg,
gaarne, maar zooals ik het zelf wil. Waar
gaat u eigenlijk naar toe, juffrouw
Zij zeide, dat het haar hetzelfde was en
zonder veel omslag sloegen zij samen den
boschweg naar Schildhorn in.
Toen zij daar waren, kende zij zijne levens-
geschiedenis en hij de hare. Hij wist hoe haar
kanarie zong, wat voor bloemen aan haar
venster bloeiden en wat m’nheer Wagner haar
gezegd had. En zij wist hoe de strijd om het
bestaan hem honderdmaal zwaarder viel dan
haar, en dat ook hij nooit een Zondag gehad
had, juist, omdat hij zich om z’n vrijheid
ontberingen oplegde. Ik ben niet zoo goed
als u, juffrouw, zei hij, ik ben niet week
hartig, ik kan niemand boven mij zien, en
zoo aardig heeft ook nog nimmer een meester
tol mij gesproken als uw patroon tot u.
In Schildhorn klonk hun reeds uit het
eerste restaurant dansmuziek tegemoet en van
de straat uit zagen zij door de wijdgeopende
deuren en vensters der zaal de vroolijk rond
zwierende paren.
Lise was blijven staan en beiden bleven
er een tijdlang naar kijken.
Heeft m’nheer Wagner ook niet gezegd,
dat u dansen moest vroeg haar geleider
toen lachend.
Het meisje sidderde en
als vuur.
Als u zou
te zien.
Zoo gingen zij binnen en dansten.
Lise was zoo opgewonden, dat men het
hier en daar merkte. Men geloofde dat zij te
veel gedronken had en lachtte er om. Haar
danser daarentegen was steels ernstiger ge
worden, z’n gezicht stond strak en slechts
in z’n oogen lag eenige uitdrukking.
Eindelijk verlangde Lise naar lucht.
Zij verlieten de zaal en toen ook het
restaurant. De maneschijn lokte hen naar den
oever van den vloed, en toen zij daar geheel
alleen stonden in de plechtige stilte, die
slechts verbroken werd door het droomerig
klateren der golven en de dansmuziek in de
verte, toen hoorde Lise plotseling een stem,
die zij nauwelijks herkende. Zulk een zware
strijd, zooveel onzekers lag er in die stem
Juffrouw Lise, geef mij een kus, maar één.
Een afscheidskus.
In het volgende oogenblik lag zij aan z’n
borst,.. Juffrouw Lise, zei bij sidderend.
Makkum
Wons
Harkezijl a. 5.55 8.
De met een
7.25*