Dames! Cadeaux voor Hoeren i K. MOL, hoek Schildwijk. I I H.H. Rookers! Sigaren-Magazijn „FRISIA". St. Nicolaas-Cadeaux. O. AUKEMA, Hoek Appelmarkt. WESTERBAAN PEKEMA. J tl I 1 1 VELE ARTIKELEN, K. Falkena Bz. - Boekhandel, tegenover het Stadhuis, BOLSWARD. Telefoon No. 33, bericht dat de Etalage voor SINT-N1COLAAS gereed is. Ruime collectie Luxe-Artikelen. in den BOEKHANDEL van Wilt U een DROGE en BELEGEN SIGAAR, bezoekt dan het Ruime keuze voor APPELMARKT, BOLSWARD. (TELEFOON 40.) vindt men in ruime keuze in het HEEREN-MODEMAGAZIJN van EEN KLEINE HELD. 9 Beleefd aanbevelend. Bestellingen worden op het verlangde uur aan huis bezorgd. Beleefd aanbevelend, Behoudens goedkeuring van den Burgemeester ST. NICOLAASAVOND BALWERPEN om SIGAREN. Boekwerken voor Dames en Heeren, voor Jongens en Meisjes alles in keurige prachtbanden. DOOZEN LUXE-POST, BRIEFKAART-ALBUMS, POÉZIE-ALBUMS, SCHRIJFMAPPEN. Dit jaar een geheel Nieuwe Sorteering Spellen in Doozen, Borduur- en Fröbeldoozen, enz. enz. Oroote voorraad Vulpenhouders in diverse prijzen. Beleefd houdt hij zich voor een bezoek aanbevolen. De pakjes worden St. Nicolaas avond op 't verlangde uur bezorgd. ¥oor St. Nicolaas-Cadeaux P.S. toen dat nog eens gebeurde, Stoomdruk Firma B. Cuperns Az. Bo)sward. DU erg en zijn arm om van den knaap, die met om de lippen, weldra insliep. niets van. Als de jongen oogen, jongen lang tein hem kind was. warme dekens, rand van pijn, ’t Is toch niet meer dan natuurlijk dat ik daarover eens een hartig woordje met hem gesproken heb. We willen toch een degelijk man van hem maken, nietwaar? O, zeker, daartoe zullen we ons best doen. Wat zei hij wel? Eerst heelemaa) niets, maar toen ik hem vroeg of hij niets te zeggen had, beloofde hij zijn best te zullen doen. Ik begrijp er maar niet ziek is Ziek? Wel neen, kind! Dat is het niet. Maar komaan, laat ons nu eens over iets anders praten. Je denkt veel te veel over alles na! Zóó erg is het toch waarachtig niet Wat een aardig jurkje maak je daar. Is dat voor kleine Lise? De kapitein vroolijkte zijn vrouw wat op, door de mooie kinderjurk te bewonderen, maar toch bleven beider gedachten verwijlen bij bun oudsten lieveling, een flinke, vroolijke jongen van een jaar of twaalf. Hoe kwam het toch, dat de vroeger zoo vlijtige jongen ineens zoo veranderd was? Geen van beiden kon het gissen. Maar Max zelf wist ’t heel goed. Ziehier wat er gebeurd was. ’t Was nu bijna acht dagen geleden Max was dien avond vroeger dan gewoonlijk naar bed gegaan. Hij had met zijn makkers oorlog gespeeldhij was de aanvoerder geweest van ’t eene leger en met zijn kleinen troep had bij alle vijanden gevangen genomen of op de vlucht gedreven. Een heerlijk spel! Maar, je wordt er moe van hoor! Reeds onder het soupe was Max bijna ingedommeld en toen hij zijn boterhammen op had, troonde mama hem dadelijk nöar bed. Hij droomde van oorlog, niet van een ge ïmproviseerde, maar van een echte, heusche oorlogOp een moedig melkwit ras gezeten draafde hij aan het hoofd van een leger op ’t Was een koude, regenachtige Octoberdag. Eentonig kletterde de regen, nu eens in dikke druppels, dan weer fijn als stof, tegen de ramen der gezellige huiskamer van kapitein Eberts, en het leek wel of het sombere weer ook zijn invloed deed gelden op de stemming der beide personen, die zich daar binnen bevonden. De kapitein, een flinke krachtige man, keek met een ernstig gelaat peinzend naar buiten en zijn nog betrekkelijk jonge vrouw, die bij het raam zat en ijverig aan een kinder jurkje naaide, stonden zelfs de tranen in de vriendelijke oogen. Je bent toch niet te hard tegen hem ge weest? vroeg ze zacht. Hij zag doodsbleek toen hij van je vandaan kwam. De jongen is zoo gevoelig. Te hard Ik heb hem eens flink onder handen genomen natuurlijk antwoordde de kapitein driftig. Jij zou zeker willen, dat ik hem nooit iets zei, dat ik een fat, een nietsdoener van hem maakte! Mevrouw zweeg en de kapitein, die dadelijk berouw had over zijn uitval, liep op haar toe, waarbij bet opviel, dat zijn rechterbeen stijf was. Hij kuste haar de tranen uit de oogen en vervolgde op veel zachter toon ’t Was niet boos gemeend, hoor vrouwtje! We houden immers allebei zooveel van onzen Max. Tot dusverre hebben we ook niets dan plezier aan hem beleefd. Hij was de beste leerling van de heele school daar was ik altijd zoo trotsch op zie je, en dan nu te moeten hooren, dat hij den laatsten tijd zoo lui is, dat hij op school in slaap valt en nauwelijks let op wat de onderwijzer zegt dat doet me den vijand los. Hij draafde over heggen en struiken, altijd door totdat plotseling zijn paard in den afgrond stortte. Met een schrik werd hij wakker en al speet’t hem eigenlijk slechts te hebben gedroomd, toch constateerde hij met genoegen, dat hij in plaats van in eeu afgrond in zijn eigen zacht, zindelijk bedje lag. In de huiskamer daarnaast hoorde hij papa en mama in een druk gesprek. Hij lette er niet op, totdat hij zijn moeder zacht hoorde snikken. Vermoedelijk sprong hij toen overeind en luisterde met ingebouden adem. O God, hoorde hij baar zeggen Als je niets meer met vertalen kunt verdienen, dan weet ik geen raadVan je pensioen alleen kunnen we onmogelijk rond komen met ons groote huishouden. Ik moest toch al zoo tobben. Maar, zie je werkelijk geen kans om zonder fouten te schrijven? Ik heb ’t je al gezegd, Anna, mijn laatste vertaling heb ik tweemaalovergelezen, maar ik kon er geen enkele fout in vinden. En toch zegt mijnheer Verbaaf, dat ze wemelt van fouten, en dat hij me geen werk meer kan geven, als de roman, waaraan ik begonnen ben, niet beter wordt. Hij was uit z’n humeur en op mijn vriendelijk verzoek, om me dan toch die fouten te willen aanwijzen, opdat ik ze een volgenden keer zou kunnen vermijden, antwoordde hij, of ik dacht, dat. bij een onderwijzer was. Iemand die niet korrect kon schrijven, moest liever niet ver talen er waren er meer dan genoeg, die heel graag voor hem zouden vertalen, en die geen fouten zouden maken, enz. enz. O, ’t is om er gek van te worden Hoe kon ik voor een paar jaar ook zoo dom zijn om van mijn paard te vallen! Als ik mijn volle tractement nog had, zouden wij het heel goed hebben. Zie je, het kan me soms zoo’n pijn doen, als jij nog tot laat in den nacht zit te werken aan kleeren voor de kinderen... O, wat dat betreft, dat beteekent niets En overigens, ’t is ook heel verkeerd van me, om dadelijk zoo ’t hoofd te laten hangen. Weet je, ik kan zoo goed borduren ik zal zien, dat ik wat werk krijg voor den een of anderen winkel. Niemand hoeft er immers van te tfeten. M’n goed vrouwtje Ja, jij zou ter wille van ons, met alle plezier je oogen gaan zitten bederven aan zulk peuterwerk. Maar dat zal niet gebeuren. Jij hebt meer dan genoeg werk voor je eigen huishouden. En toch zouden we ons niet kunnen bekrimpen onze kinderen moeten volgens hun stand worden opgevoed. Weet je wat, ik zal zien, dat ik een betrekking krijg op een kantoor. Dan waren we in eens geholpen. Den heelen dag op een kantoor zitten, neen, beste, dat zou je nooit uitbouden. Maar we zullen er toch wel wat op vinden. Eigenlijk hebben wij niet eens zooveel reden tot klagen. Kijk eens, als jij tengevolge van dien val van je paard, gestorven was ik was daar aanvankelijk bang genoeg voor wat zou er dan van mij en de kinderen ge worden zijn? Nu heb ik jou toch nog, en samen zullen we ons best doen, om alle moeilijkheden te overwinnen, niet waar? Mijn lieve Anna Max hoorde niets meer; blijkbaar waren zijn ouders naar hun slaapkamer gegaan. Nadenkend bleef bij liggen. Voor ’t eerst in zijn jong leven had hij van zorgen hooren spreken. Die goeie, lieve ma!-Ze moest zoo tobben, had ze gezegd, en toch kon ze hem altijd zoo vriendelijk toelachen, toch kon ze zoo vroolijk spelen en stoeien met de kleintjes. En pa dan, zijn papa, waarop hij zoo trotsch was, wat moest die niet ’n verdriet hebben Misschien zou hij hem wel kunnen helpen hij was zeer knap in de Hollandsche taal, en gisteren nog had de onderwijzer gezegd, dat niemand in de heele klas zoo korrect schreef als hij. Maar, ondanks zijn wildheid, was Max zeer fijn gevoelig, en hem, die nooit builde om eenige lichamelijke pijn, konden de tranen in de oogen springen om een hard woord, hem toegevoegd door iemand dien hij liefhad. Zou ’t papa niet onaangenaam aandoen, als hij zag, dat zijn zoontje nog beter kon schrijven dan bij? Neen, dat mocht niet; dan wist Max er nog wel wat beters op. Alle slaap was ineens geweken, maar stil bleef hij liggen, een kwartier, een half uur lang. Toen- was ’t doodstil in huis; allen schenen te slapen. Voorzichtig sloop Max uit ’t bed en op zijn bloote voeten liep hij zachtjes naar de huis kamer. Gedruischloos ontstak hij de kleine lamp, die altijd op papa’s lessenaar stond, en ging er voor zitten. Bovenaan lagen netjes gerangschikt de losse bladen, die pa vandaag bad volgeschreven. Ja, er waren nog al veel fouten in, kleine spelfouten allemaal. Max zag woord voor woord na en corrigeerde alles, waar dat noodig bleek, de hand van zijn vader netjes namakend, ’t Werk hield nog al lang op, langer dan Max gedacht had, maar toen hij eindelijk klaar was, was bij dan ook zeer over zichzelf tevreden, en terwijl hij alles weer precies zóó legde, als hij ’t gevonden had, de lamp uitblies en zonder gedruisch weer zijn bedje opzocht, deed hij zich zelf de belofte, om voortaan eiken nacht in stilte pa’s werk te corrigeeren. Wat zou ’t die goeie pa dan een genoegen doen, als meneer Verbaaf voortaan tevreden was met zijn werk De eerste dag ging alles goed, maar de tweede dag kreeg Max op school,een onweer staanbare lust tot slapen. Met aanwending van al zijn wilskracht, gelukte het hem wakker te blijven, maar hij had maar half begrepen wat de onderwijzer uitlegde en dien avond maakte hij voor ’t eerst zijn huiswerk tamelijk slecht. De derde dag viel bij op school in slaap en J-‘ -uJ- en nog eens, achtte de onderwijzer het zijn plicht, om kapitein Eberts op de verregaacde luiheid van zijn zoontje opmerkzaam te maken. Max had ’t heel hard gevonden, toen papa hem daarover onder handen nam, maar nog dienzelfden avond werd bij voor zijn opoffering beloond. De kapitein had den vorigen dag het eerste gedeelte van zijn vertaling afgeleverd en ontving nu een briefje van den heer Ver- haaf, waarin deze zijn tevredenheid over die vertaling uitdrukte. En toen Max hoorde, hoe de kapitein, stralend van blijdschap, het briefje aan zijn vrouw voorlas, en hij mama’s blijden glimlach zag, voelde bij zich over gelukkig. Eenige dagen later was de kapitein jarig. Op tafel stonden twee groote schalen met chocolade en suikerwerk, dat na den eten onder de kinderen werd rondgedeeld. De kleintjes kregen eerst hun deel, maar toen de beurt aan Max kwam, zei de kapitein ernstig: ’t Spijt me wel, Max, maar jou mag ik niets geven; van morgen sprak ik je onderwijzer, die me vertelde, dat je hoe langer hoe meer achteruit gaat, dat je meer dan lui bent. Foei schaam jij je niet, op school te zitten slapenJouw deel is voor de kleintjes; die niet wil leeren en werken, mag ook geen extraatje hebben. Max sprangen de tranen in de oogen en als om-hulp-zoekend vloog zijn blik naar mama, die hem met een droevig-verwijtenden blik aanzag. Hoe kan je ons toch zoo’n verdriet aandoen, zei ze zacht. O God, dat was te veelMax voelde bijna berouw over wat hij gedaan had. Zou hij alles bekennen Maar daar hoorde hij den kapitein, die zoo spoedig mogelijk van ’t onaangename onderwerp wilde afstappen, zeggen Ik moet nog lachen, als ik om die meneer Verbaal denk Hij had bepaald een heel slechte bui, toen ik de laatste keer bij hem was, en de onheusche woorden van toen, wil hij nu zeker weer goed maken door dit briefje, ’t Zou toch ook een beetje erg zijn, als ik niet eens meer mijn eigen taal kon schrijven Mocht hij hem die illusie wel ontrooven Neen, neen, dan liever alles verdragenhij was eenmaal begonnen, hij wilde ook voleindigen. De broertjes en zusjes aten ondertusschen hel lekkers, dat hun echter niet half zoo goed smaakte, nu .de groote broer er niets van mocht hebben. Liesje, de kleinste, pakte jubelend haar heelen buil in haar schortje om haar schatten aan de keukenmeid te gaan toonen. Bij de deur bleef ze echter staan, want haar blik viel op Max, die stil en zonder lekkers bij de tafel zat. Zachtjes ^loop ze naar hem toe, en terwijl ze hem een paar stukjes suikergoed in de hand stopte, fluisterde ze hem troostend toe: Dat’s voor Mats/Mats is toch zoete jonne 1 Die eenvoudige woordjes der lieve kleine deden Max innig goed, en terwijl hij het suikergoed weer ongemerkt in haar schortje liet vallen, kuste hij haar hartelijk. Dien avond was Max zoo moe, als hij ’t nog nooit geweest was. Zou bij maar eens een keer rustig slapen? Maar neen, dan kon bij den volgenden nacht misschien niet klaar komen; en dan alsi pa morgen weer eens een gedeelte van zijn vertaling afleverde, dan zou zijn bedrog aan ’t licht komen. Dat mocht niet gebeuren. Neen, hij mocht geen enkelen, geen enkelen nacht over slaan. Ontelbare malen moest Max dien avond zijn oogen bevochtigen, om wakker te kunnen blijven en toen hij eindelijk weer voor den lessenaar zat, kon hij de letters bijna niet zien van den slaap. De arme jongen deed zijn uiterste best om die lastige slaap te overmannen, maar eindelijk toch behaalde de natuur de overwinning over zijn wil. De loodzware oogleden sloten zich en het moede hoofd viel op den lessenaar. In zijn slaap maakte Max een beweging met de armen, waar door een stapel boeken, die op een kant van de lessenaar lagen, op den grond viel. Verschrikt werd bij wakker, luisterde even of niemand door het geraas gewekt was, en toen alles in huis stil bleef, begon hij opnieuw ijverig te werken. Mijn beste, brave jongenklonk plotseling een bewogen stem achter hem. De kapitein had het gedruisch gehoord en denkende dat er dieven in huis waren, was hij met een revolver gewapend zacht naar de huiskamer gesneld. Tot zijn grootste verbazing zag hij daar zijn oudste zoontje, die met den rug naar hem gekeerd, voor den lessenaar zat. Op zijn teenen sloop hij nader, keek- over zijn schouder en begreep alles. Verschrikt sprong Max op. Pa, lieve pa, weest u niet boos op me; ik heb ’t zoo goed gemeend, snikte hij, maar de kapitein liet hem nauwelijks uitspreken. Ik boos op je wezen antwoordde hij met tranen in de stem. Mijn edele, dappere jongen, ik ben alleen maar boos op me zelf, omdat ik ,je zoo miskend heb. Toen bracht hij hem naar zijn vrouw. Mama, hier breng ik onzen Max, dien we voor ongehoorzaam en lui hielden, terwijl die kleine held eiken nacht in stilte mijn ver talingen corrigeerde Met tranen van geluk en trots in de kuste mevrouw Eberts haar lieven en innig. Toen droeg de kapi- naar bed alsof bij nog een klein Hij stopte hem lekker onder de en ging toen zelf op den het bedje zitten, met de kleine handen in de zijne en zijn arm om het blonde hoofdje van den knaap, die met een gelukkig lachje

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1916 | | pagina 6