en Advertentieblad
ïieuws-
Bolsward en Wonseradeel.
1917.
56st8 Jaargang.
Versctujnt Donderdags en Zondags.
No. 4.
Donderdag 11 Januari.
1
VOOR
Afzonderlijke
OVERZICHT 1916.
III.
P.
P.
P.
P.
met je?
Th. Zeg
Ik
P.
P.
P.
P.
P.
P.
Ik
niet
P.
BINNENLAND.
ik,
Thomasvabr.
Och
Maar Thomas, al die athletiek
Wordt dat geen wildeboel
’k Ben ’t ook gaan zien, doch zeg ronduit
Dat ik er niets voor voel.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
vrouw, de jonkheid wil toch wat,
Beweging is gezond,
Laat vrij de jeugd zich oef’nen gaan,
En springen wat in 't rond.
dan voor:
naar,
Voor jongens, ja, geeft het misschien
Van kracht en oef'ning blijk,
Maar meisjes deden ook al mee,
Aan jongens haast gelijk.
Workum. 8 Jan. Een vreemdeling, waar
schijnlijk Duitsch deserteur, zooals uit de
gevonden papieren viel op te maken, is heden*
morgen op droevige wijze omgekomen. Hij
wilde de spoorbrug over het Vliet overgaan,
toen er juist een trein passeerde. De onge
lukkige is door de zuiging van de lucht of
op andere wijze te water geraakt en ver
dronken. Een paar uur later is bet lijk door
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 60 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
I
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 60 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
onze gemeente-politie opgevischt. Hel, bleek
toen, dat de man niet in aanraking met den
trein was geweest, daar er geen verwonding
geconstateerd kon worden.
Wonseradeel, 8 Jan. Vele landbouwers
alhier hebben plan ruim één derde gedeelte
hunner landerijen met aardappelen en boonen
te beplanten. Boeren, die het vorige jaar
15 a 20 pondemaat vlas verbouwden, mogen
thans slechts een kierde gedeelte er mee be
zaaien. Ook suikerbietenbouw is dit jaar
slechts tot een beperkte hoeveelheid toegestaan.
Lemmer, 8 Jan. In de afgeloopen week
is alhier in ’t geheel 12000 pond spiering
aangevoerd, waarvoor 8 cts. per pond werd
besomd. Haring werd in ’f geheel niet aan
gevoerd, daar onze visschers ten gevolge van
het stormachtige weer, niet ter haringvisscherij
konden uitzeilen.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Snoek, 9 Jan. De Raad besloot op voor
stel van den heer IJtsma (8.D.A.P.) B. en
W. op te dragen, met éèn verordening te
komen op «vervroegde winkelsluiting”.
Sneek,. 9 Jan. De heer J. Pottinga, vroeger
te Bolsward; thans hoofdcommies ter secretarie
alhier, is alszoodanig benoemd te Hengelo.
Voor onze secretarie is ’t heengaan van
den- heer P. een groot verlies, niet alleen
omdat hij hier onder collega’s en publiek zeer
bemind is, maar- ook, wijl hij als werkkracht
hoog staat aangeschreven.
Snoek, 9 Jan. 't Is een wijze voorziening
dat thans, nu de regeerings bruine boonen
er zijn, men niet meer dan 1 kilo per week
kan krijgen en niet eer, of de naam van den
haler moet door den winkelier genoteerd zijn.
Een vorigen winter moet er hier nog al
vrijwat misbruik van zijn gemaakt, toen men
gedeeltelijk in dat halen beperkt was. Hier
en daar en ginds ging men toen aan het
opslaaij van bedoelde boonenzoodat ze be
trekkelijk spoedig van de baan waren. Thans
heeft men daar wijselijk een bordje voor
geschoten.
Snoek, 9 Jan. ’t Was vandaag hier de
jaarlijksche schippersdag (Schipperscompact).
Aan Chefs ontbrak ’t allerminst, vraag was
er in overvloed. Maar ’t aanbod liet zeer veel
te wenschen, weinige, zeer weinige jonge man-
nen waren op ’t appèl, om zich voor een
knechtsplaats disponibel te stellen.
De weinige krachten, die konden worden
gewonnen, kregen voor de buitenvaart f450
tot f 550. Volwassen knechts voor de bin
nenvaart lieten zich met f 400 tot f 500
betalen. Halfwas, 18 en 19 jaar, durfde f 400
boven kost te vragen, een jongmensch uit
Oudega tenminste werd op die voorwaarden
gewonnen. Jongens van 15, 16 en 17 jaar
brachten ’t tot f 275 en f 300. Menige
schipper ging ongetroost huiswaarts met de
verzuchting: "Den moate de froulie er mar
wer oan waege wirde”.
Sneek. Toen een paar kinderen wandelden,
zagen ze in ’t slootje aan den spoorweg voor-*
langs de Korte Vreugde iets drijven, waf
bun vreemd voor kwam. Het was een vrou-
wenschort, waarin een zakdoek met twee
broeken verpakt waren, waarop bloedvlekken
aangetroffen werden. Ook werd een mes ge
vonden met bloedvlekken. Een politie-agent,
daar aangekomen, nam het een en ander in
beslag. De politie zal trachten deze zaak
tot klaarheid te brengen, O. N.
Tijdens de laatste zitting van het kan
tongerecht te Harlingen zou worden behan
deld de zaak tegen drie Achlumer jongens,
waarvan een op den laten avond een dienst
bode zou verschrikt maken door in een wit
laken gehuld op haar toe te komen.
Tegen den dader werden de twee anderen
als getuigen gehoord, waarvan een verklaarde
dat deze de dader was; ten slotte viel hij
echter door den mand en bekende dat hij de
dader was en niet de persoon, die hiervoor
geverbaliseerd was.
Tegen dezen getuige, de 18-jarige J. d. V.,
werd proces-verbaal opgemaakt wegens mein
eed hij werd in arrest genomen en ’s na
middags gevankelijk naar Leeuwarden getrans
porteerd. z N. H. Ct.
In een der bladen biedt een «nette
dame”, deftigen stand, zich aan tot bet geven
van onderricht in fijne manieren aan dames
en heeren, «die zulks, door de omstandigheden,
wenschen aan te leeren”. Stipte geheimhou
ding wordt hun verzekerd... Owee.
men bier op 't oog,
men soldaatjes graag,
Als ik mij niet bedroog.
Tb. Ja, meesters worden gedresseerd
Als leiders van hel spel,
En schielijk wordt de jeugd gedrild,
Ja vrouwje ziet het wèl I
O zeker is er onderscheid
Met nu en in ons tijd,
Gehoorzaamheid aan het gezag
Dat raakt men nu meer kwijt.
was een echte jongen toen,
En ’k zeg het, waar ’t .pp staat,
Doch ’k mocht nooit, als het donker werd,
Des avonds nog op straat.
Politie hoefde toen nog
Gereorganiseerd,
De jongens waren zoo al mak,
’t Werd thuis hun wel geleerd.
De straat bederft de jeugd te veel,
Moreel en ook physiek,
Dat is de kwaal van dezen tijd,
Daar helpt geen athletiek.
Toch prijs ik gaarne, dat men hier
Zich oefent in het spel,
De jongeling, die daaraan doet,
Die redt zich later wel.
Ontspanning, vind ik, moet er zijn,
Ik gun der jonkheid vreugd,
’k Vertrouw de stille waters niet,
Acht vroolijkheid een deugd.
Ik weet, dat in ons jongen tijd
Men daaraan ook wel deê;
Wij liepen, sprongen om het best,
En ik deed dapper mee.
Wij worstelden vaak met elkaar,
Geen ernst, maar voor de lol,
En op de tochtjes buiten uit
Was ik destijds ook dol.
Wij stonden voor geen breede sloot,
En hadden nooit ons zin,
Wanneer wij waren in het land,
Of er moest eerst een in.
En werpen konden wij ook goed,
Als maar de sneeuw er was,
Wij zeepten graag elkander in
Of buitelden in ’t gras.
En ’s Zondags, buiten de Blauwpoort
Daar slingerden wij koek,
Op ’t grasveld, nu Harlingerstraat,
Daar weerden wij ons kloek.
En loopen 't Ging toen even goed,
Dat heb ik afgeloerd
'k Liep ’t hardst, als men mij achter zat,
En ’k wat had uitgevoerd.
Wij speelden veel in open lucht
En hielden daarvan veel,
Doch onder leiding ging ’t toen niet,
’t Was meer occaasjoneel.
De jeugd van thans, dat denk ik vaak,
Leeft anders dan voorheen,
Toch maakten w' ook ons padje schoon,
’t Scheelt niet zoo veel, naar ’k meen.
Ja Thomasdat je een platje was,
Dat weet ik ook nog wel,
Maar jij ziet ook wel onderscheid
Bij nu en ’t vroeg’re spel
’t Is ’t Duitsche weerbaarheidsysteem
Dat heeft
Op school vormt
De stad nam daarna ’t plein ter hand
En maakte dat gereed,
Het heeft een deftig aanzien nu,
Zooals een ieder weet.
Doch slechts één week in ’t heele jaar,
Brengt ’t plein nog wat profijt,
En moet nu, om wat ’k noem een gril,
De stad dat voordeel kwijt?
Want ik weet toch geen and’re plaats
Voor ’t caroussel dan daar,
Doch 'k denk, het blijft wel zoo het was,
En vind dat ’t beste maar.
Spreek liever van wat anders man!
Daar ben ik op gesteld.
’t Is nu geen tijd van feestlijkheên,
Dat heb ik reeds verteld.
Th. Nu dan, er kwam wat vreemds dit jaar,
Dat was de nieuwe tijd,
Men was de zon een uur vooruit,
Nu zijn we dat weer kwijt.
’t Was de heer Rese te Hameln
Die zomertijd ons bracht,
Een leukert is die Duitscher toch,
Die dat heeft uitgedacht.
Nu, ’k zeg, de tijd gaat met de zon,
’t Was eigenlijk bedrog,
Ons haan kraaide op den ouden tijd,
En doet dit nu ook nog.
Voor stadslui, die lang slapen, ja,
Was het een uur gewin,
Maar boeren leven met de zon,
Zij zien geen heil er in.
Th. Ik we), en hoop voor ’t nieuwe jaar
Dat men het weer zoo doet,
Den heelen dag wat vroeger zijn,
Voldeed mij werk’lijk goed.
Ik vind den dag al lang genoeg,
Des zomers toch vooral,
Men moest des winters zoo iets doen,
Als het wat helpen zal.
Vooral nu met dat dure gas,
Nu was ’t een mooie zaak,
Je moet niet denken, dat ik mij
Er ’s zomers druk om maak.
Th. Dat dure gas, smaal daar niet op,
Dat komt van booger hand,
Gedwongen door den kolennood
Moet ’t zoo in ’t heele land.
Ik dacht ook vrouw, dat je wel wist
Dat alles thans is duur...
JVel lieve tijd! Of ik dat weet!
Geloof dat maar sekuur.
Tb. Maar toch de gas van de fabriek
Bleef nog op d’ouden prijs,
Dat was een voorrecht voor de stad
Waarop ik gaarne wijs.
Men kreeg 't nog steeds voor zeven cent,
Wij muntjeslui voor acht,
Maar ’k had door hooger kolenprijs
Verhöoging lang verwacht.
Nu met December moest dat ook,
't Ging zelfs op hoog bevel,
Op ’t gas moet men nu zuinig zijn,
De prijs dwingt daartoe wel.
Nu zuinig zijn, ja wis, dat moet,
Dat leert je wel de weg,
Niet slechts op gas, op alles, man!
Begrijp toch wat ik zeg.
Ik was al zuinig ook met gas,
Maar ’t eten moet toch gaar!
Als je regeeringsboonen hadt,
Nou menschen! kook dan maar.
Tb. Niet boos zijn, vrouw, wij sparen al
Want ik doe met je mee,
Ik schrijf dit vers uit zuinigheid
Bij ’t lichtje van de thee.
Slot volgt.
Maar vrouw, nu van wat anders nog,
’t Kwam bij den Raad er door,
Dat men dit jaar weer kermis kreeg,
Men was daar nu weer voor.
Na twee jaar rust kwam ’t nu toch weer,
’t Was wel op 't kantje af,
Wijl slechts - en zoo was ’t vroeger ook -
Eén stem den doorslag gaf.
Ik heb al vroeger reeds gezegd
Mijn meening in deez’ zaak:
Ik gun, al doe ’k er niet aan mee,
Een ieder dat vermaak.
Och Thomas, ja ik ken je wel,
’k Weet, hoe je altijd was,
Maar ’k vind den tijd te ernstig nog,
Voor feest geeft bet geen pas.
Die thans zich overgeeft aan pret,
Die danst op een v.ulkaan,
Want d’ oorlogskans dreigt eiken dag,
Daar kan je vast op aan.
Th. Och Nel! je weet toch zeker ook,
Dat doet er niets aan toe f
Dat- ’t volk ontspanning zoekt, is toch
Een waarheid als een koe.
In d’ oorlogslanden ziet men zelfs
De zucht naar feesten nog,
Daar is de toestand meer critiek,
Doch uitgaan doet men toch.
Je weet toch, man 1 wat erge ramp
Bij ’t kaatsfeest is geschied
Hoe je nu nog voor kermis pleit,
Begrijp ik waarlijk niet,
vrouw! hoe heb ik ’t nu
Sla daaruit toch geen munt!
wou je wijzer hebben, mensch
Ik vat niet, hoe je ’t kunt!
Het mag dan wezen zoo het wil,
Ik zeg en blijf er bij,
Feest geeft geen pas, al laat ik dan
Een ander daarin vrij.
Maar ’t drietal leden van den Raad,
Die stellen nu toch voor,
De kermis maar te doen aan kant...
Th. Maar dat komt er niet door!
De meerderheid, dat voel ik wel,
Die schaft geen kermis af,
Zij gunnen ’t volk dit jaarfeest wel,
Wijl ’t nog niets beters gaf.
De kermis heeft eenmaal den vloek
Van zeek’re richting beet,
Het feest wordt als de pest geschuwd,
Als het maar kermis heet.
Wie ’t werk’lijk meent in zijn gemoed,
Acht ’k daarom toch wel hoog,
Geen veinzer, die in het geniep
De menigte bedroog.
In eigen plaats geeft men
Meh vindt die feesten
Doch neemt, waant men zich buiten schot,
Wel graag een kansje waar.
Een goed geloof met kurken ziel,
’t Is vast dat men dan drijft,
En, Thomas! hij is thans al knap
Die boven Jan nog blijft.
Th. En d’ Evangelisatiebond
Schijnt ook wel in te zien,
Dat ’t dooden van het kermisfeest
Hier nog niet kan geschiên.
Die legt nu als reserve graag
Beslag op 't Hengstepad;
Zoo dat men daar voor hunne kerk
Dan heel geen tenten had.
’k Zou zeggen, als men ’t niet wil zien,
Sla dan de oogen neer,
Of zie zoo lang naar d’andren kant,
Dan hindert ’t niet zoo zeer.
Th. Ei, ’k zag de leden van die kerk
Gewoonlijk vooraan bij,
Zoo door de week op ’t kermisplein,
Zien ze evengoed als wij.
Dat kerkgenootschap moest, meen
Tevreden zijn wel deeg,
Wijl ’t voor een appel en een ei
Dien schoonen tempel kreeg.
Het Rijk heeft eerst dat oud gebouw
Geheel weer opgeknapt,
Die restauratie kostte wat,
Daar wordt niet van gesnapt.
Bolswardsche Courant
PlETERNEL.