en Advertentieblad
ïïienws-
Bolsward en Wonseradeel.
Theehandel Focke S. Klein,
HARLINGEN.
No. 43.
VersciDjnt Donderdags en Zondags.
1917.
56ste Jaargang.
IS THANS
VOORUIT.
VOOR
Zondag 27 Mei.
BINNENLAND.
27 ct. p. ons, 34 ct. p. vierdel,
In vele winkels verkrijgbaar.
Voor wederverkoopers
Te Bolsward bij Firma Lemstra.
Makkum W. v. d. Goot.
STADSNIEUWS.
Op de voordracht.
Liefdadigheidswedstrijd.
Gebrs. Mispelblom Beijer.
- «rr.
1
Bolswardsche Courant
KLEIN S THEE
v.
artikel
zeggen
een netto bedrag van f 65,
de Vacantiekoloniea is afge-
oprichting van
Friesche Bank”, te vestigen te Leeuwarden,
met bijkantoren op alle plaatsen
kantoren der C. V. Gebrs. Mispelblom Beijer
zijn gevestigd.
en duif
waar bij-
toestand, moet de tijd leeren. Maar dit is
zeker, niemand onzer had vóór een paar jaar
kunnen voorzeggen, dat de wereldoorlog het
economisch leven op ons eilandje zoodanig
zou ontwrichten, dat wij Terschellingers voor
onbepaalden tijd geen lamp zouden kunnen
branden, noch op de gewone wijze het thee
water tot koken brengen, om van andere
ontberingen en ongeriefelijkheden, die de oorlog
brengt, nu maar te zwijgen. N. Hart. Ct.
Burgemeesters in Limburg.
Naar het Zuiden verneemt, zouden in Lim
burg niet minder dan twintig burgemeesters
ernstig er over nadenken, om hun ambt neer
te leggen, omdat het ambt hun te zwaar wordt.
Is* de rnensch, het pronkstuk der schep
ping, het sluitstuk van ’t scheppingswerk,
op den zesden der scheppingsdagen door God
geschapen, eerst de man en daarna de vrouw?
Was de eerste rnensch rein en zonder zonde
een korte poos en viel hij daarna van 't
hooge voetstuk, waarop hij geplaatst was, de
heerscher over alles wat leeft op en boven
en in de aarde? En moeten wij, afstamme
lingen van hem na 6000 jaren nog voor dien
val boeten en gaan wij nog gebukt onder
den vloek, die hem toen trof?
Of is de rnensch langs den weg der evolutie,
Op de voordracht voor leeraar in de gym
nastiek aan de 5de Hoogere Burgerschool met
3 jarigen cursus te Amsterdam komt als no.
1 voor, de heer G. H. Sutherland Roijaards
alhier.
ADVERTENTIEPRIJSJ.7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Den geheelen zomer
van bet najaar bleef de
ons vorig verslag ge-
wij ook met het
er op bedacht
Naar wij vernemen heeft de op Hemel
vaartsdag alhier gehouden liefdadigheidswed
strijd opgebracht
welke som aan
dragen.
Aan het verslag over 1916 der C. V. Gebrs.
Mispelblom Beijer, gevestigd te Leeuwarden,
ontleeuen wij het volgende
Het jaar 1916 was voor bankzaken in het
algemeen een voorspoedig jaarook wij mogen
op goede resultaten wijzen. De brutowinst
steeg tot f 250.184.461/2, tegen f 207.958.98
over 1915 en f 177.203.22 over 1914. Dit
hoogere cijfer is uitsluitend te danken aan
meerdere winst, geboekt onder het hoofd
provisie; de rentewinst bleef nog iets be
neden die van 1915.
en een groot deel
geldruimte, waarvan
waagt, aanhouden en waren
oog op de tijdsomstandigheden
steeds zeer ruime contante middelen te houden.
Tegen eind October kwam daar verandering
in, mede door stijgende vraag naar credieten,
waaronder vele en belangrijke, die verband
hielden met de levensmiddelenvoorziening en
met de moeilijkheden, die de export van
enkele stapelproducten, zooals kaas, ondervond.
Over het geheel genomen gaf 1916 een
regelmatige uitbreiding van zaken en relaties
met stijgende omzetten op de meeste rekeningen,
waartoe door de bijkantoren, die zich bevre
digend blijven ontwikkelen, voor een belang
rijk deel werd bijgedragen.
De hierboven genoemde extra credieten,
verleend in de laatste maanden van 1916,
komen tot uitdrukking in de balans onder
het hoofd debiteuren, waarvan het totaal
bedrag steeg van circa 3t/2 millioen tot bijna
5 millioen.
De reserve stond op 31 December 1915
te boek voor f 102.576.(M1^, zij vermeer
derde door gekweekte rente met f 4027.27
en door koerswinst der belegde reserves met
f 2444.80, terwijl de bijdrage over 1916
bedraagt f 21.749.801/2, zoodat zij thans op
de balans voorkomt met f 130.797.92.
Op 2 Januari 1917 werd zij nog gecredi
teerd voor het agio, verkregen bij de uitgifte
der 200 commanditaire aandeelen, zoodat zij
thans ruim f 140.000 bedraagt.
Het bedrag der deposito’s was op 31 Dec.
1916 f 1.461.470, tegen f 1.243.799 op31
Dec. 1915.
De netto-winst bedr. over'16 f 120.942.55J/2
(vorig jaar f 102.300) en wordt als volgt ver
deeld6x/2 pCt. dividend (evenals vorig jaar)
over de in geld gestorte f 600.000 f 39.000,
21/2 pCt. over de in effecten gestorte f 180.000
f 4500.
Reservefonds f 21.749.801/2, beheerende
vennooten, commissarissen en winstaandeel
personeel f 52.800, inkomstenbel. f 2982.75.
Als naschrift wordt melding gemaakt van
de plannen tot fusie met de Friesche Handels
bank en dat om verschillende redenen reeds
in deze maand zal worden overgegaan tot de
de N. V. genaamd „De
hemel of begon de lucht in 't oosten rood
te worden als een hoopvol teeken, dat daar
straks de zon te voorschijn zou komen om
licht en warmte, leven en blijdschap te
brengen. Dan was het leed vergeten, dan
stond men verheugd op en toog met moed
aan den arbeid om mede te helpen geluk en
vrede te brengen aan allen, die er behoefte
aan hadden en er naar verlangden.
Maar dan ook waren de booze machten
wakker om het licht te bestrijden, om de
stoere edele strijders tegen te werken, dan
stond Satan klaar om God te bestrijden en
het goede tegen te gaan. Zoo is ’t al de
eeuwen doorgegaan, steeds worstelen en vechten
en strijden van_de zwakke liefde tegen de
sterke baat. Maar zij die gelooven, die zijn
sterk, en aan hen is de toekomst. Ziet naar
de groote mannen en vrouwen van ons ge
slacht en Van hoopt niet, gij strijders van den
goeden strijd. Aan u is de zege in het eind 1
Eens zal het licht over de duisternis zege
vieren. Frisia.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar A 5 Cent.
der groeiende volmaking voortgekomen uit
wezens van lagere orde en ligt het tijdstip
van zijn komen op aarde wel in 't duister,
maar is het veel verder achter ons dan dat
van den Bijbelschen Adam En was die
eerste rnensch in alles maar pas de meerdere
van het gedierte des velds, vaak nog zelfs
de mindere, vooral in lichaamskracht, en waren
de begrippen goed en kwaad nog slechts
onbekend voor hem
Over al die vragen zouden we lang kunnen
spreken, twisten misschien wel, ook in dit
zou ’k er het mijne van kunnen
en ten slotte zou geen van ons één
hebben overtuigd of overgehaald van links
naar rechts of andersom. Ook ik zie daar
in zoo’n kort bestek geen kans toe en daarom
ga ’k er ook niet verder op in. Ik laat al
deze vragen rusten ieder mag er voor zich
zelf een antwoord op geven, zoo hij kan.
Maar toch wensch ik u terug te voeren naar
dat grijze verleden, toen alles nog zoo heel
anders was dan 't nu is, toen de menechheid
nog in zijn kindsheid verkeerde.
Geschapen door God bf wel als oermensch,
verkeerden de eerste menschen in geheel
anderen toestand dan wij. Ze waren verstoken
van schier alles, wat ons leven veraangenaamt
en vergemakkelijkt, wat ons licht en vreugde
verschaft, wat ons tot heil en zegen kan zijn,
maar ook wat ons vaak ten verderve is
en een vloek wordt. Geen werktuigen om
zware lasten te verplaatsen, geen wapens om
tegen ’t wild gedierte te strijden, geen kleeren
haast en geen woning om zich te beschermen
tegen ’t ruwe weder, geen licht in den langen
duisteren avond en geen vuur in den kouden
winter. Geen voertuig om lasten te, vervoeren,
geen rijtuig om van de eene plaats naar de
andere te reizen. Geen... och, niets was er
voor die eerstelingen, niets van dat alles,
waar wij nu aan gewend zijn, waar wij niet
meer buiten kunnen.
Maar klein waren ook hun behoeften en
met weinig waren ze tevreden. Ze kenden
niet, wat wij nu hebben, ze hadden er niet
’t flauwste vermoeden van en konden er dus
ook niet naar verlangen. Een dierenvel was
hun genoeg als kleed; mode was er niet en
dus ook geen pronkzucht en opschik en
ijdelheid, al duurde ’t niet heel lang of deze
en gene sierde zich al eens op met een mooie
schelp en schitterenden steen en gaven tand van
een dier of iets dergelijks.
Het hol in den grond, een eenvoudige
hut, die de koude wind en de sneeuwjacht
althans voor een deel buitensloot en be
veiligde tegen ’t roofgedierte, was hen even
lief als ons onze geriefelijke woning, die vol
aardige of overbodige versiering is. Een stuk
halfgaar vleesch, wat vruchten van boom of
veld, een visch en een teug melk, meer be
geerden ze niet voor de maag.
Leeuwarden, 24 Mei. Donderdag 14 Juni,
’s middags 2 uur, zal een buitengewone
zitting van de Prov. Staten plaats hebben
voor de verkiezing van vier leden der Eerste
Kamer.
Witmarsum, 23 Mei. Bij wijze van proef
is dit jaar geen zitplaatsverhuring gehouden
in de Gereformeerde kerk alhier. Ieder kan
zich een plaats kiezen en daarvoor een zeker
bedrag toezeggen.
Sneek, 24 Mei. Alhier is opgericht een
afdeeling van den Bond van Christen Socia
listen. Penningmeester werd het raadslid, de
heer L. Bakker Wzv die thans zijn mandaat
ter beschikking van de S.D.A.P. heeft gesteld.
Sloten, 24 Mei. Een landbouwer uit
Idaarderadeel is met Mei verhuisd naar onze
gemeente. Dat verhuizen beviel den hond
zoo slecht, dat hij ontvluchtte en zijn vroegere
woonplaats weer wist te bereiken. Terzelfder
tijd had ook een duif van den boer dit
kunstje vertoond. Thans zijn hond
bij den eigenaar teruggebracht.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Het Blldt. Onder St. Jacob is een kleine,
jonge haai gevangen, ruim een meter lang,
en ongeveer 30 pond zwaar. Zulke afge
dwaalde, ongenoode gasten kunnen wij in
onze wateren best missen. O. N.
De leuze „laat' zitten, wat zit” bij de
a.s. Kamerverkiezing, zoodat alles afloopt met
enkele candidaatstelling,-zal behalvein Dokkum
in Friesland nergens toegepast kunnen worden.
De S. D. P. (niet te verwisselen met de
S. D. A. P.) zal in samenwerking met de
Chr. Socialisten met de volgende candidaten
uitkomen: voor Leeuwarden met ds.de Jong,
voor Tietjerksteradeel met ds. Van Wij he voor
Franeker met ds. De Baan, voor Weststel-
lingwerf met ds. Kruyt, voor Schoterland met
L. Visser, voor Harlingen met Sterringa en
voor Sneek met Luteraan. O. N.
Van O.-Terschelling wordt gemeld:
Een menigte burgers hier, die zich de
weelde van een badkuur voor langen tijd te
Baden-Baden of een verblijf gedurende den
a.s. zomer in het Rhöne-dal niet kunnen ver
oorloven, zullen het op Terschelling warm
krijgen, afgezien ervan of de komende zomer
maanden heet, minder heet of zelfs koel zijn,
wat toch is het geval?
Tal van inwoners op het eiland zijn zoo
danig gehuisvest, dat in het winterhalfjaar
de kachel de eênige stookgelegenheid is en
des zomers de petroleumtoestellen den dienst
van de kachel moeten vervangen. Nu er
op het eiland geen petroleum is te verkrijgen,
dan alleen voor industrie of bedrijf, moet de
kachel ook van den zomer branden, en dat
zou zich nog wel schikken, wanneer ten minste
de woninginrichting zóó was, dat men de
kamer, waar gestookt wordt,konde ontvluchten
en men ’t bivouac vermocht op te slaan in
een ander vertrek. Maar helaas, onder de
misdeelden, wat de woning betreft, zijn er
velen, die een éénkamerwoning hebben, een
huis dus, waar in één en dezelfde kamer
wordt geslapen, gegeten, gewoond en gestookt.
Dat al die menschen een tropischen zomer
tegemoet gaan, ook al is overigens de komende
zomer koel, dat spreekt. En welken invloed
het ongerief, geen petroleum te kunnen stoken,
zal hebben op den algemeenen gezondheids-
Kunsten en wetenschappen, wat wisten ze
er van. Iets is er van gevonden hier en daar,
iets zeer primitiefs, dat ons iets vertelt van
’t leven der holenmenschen en de bewoners
der paalwoningen. Iets, dat als de voorlooper
van onze kunsten en wetenschappen, van
schilderen en beeldhouwen, van schrijven en
muziek kon worden beschouwd; ’t eerste licht
puntje in de dikke duisternis, waarin de
menechheid nog gehuld was.
Klein was ’t begin, nietig en niemand had
eenig vermoeden, dat het kinderachtig ge
peuter van dien onhandigen knutselaar nog
eens zou worden het wonder der techniek
van onze dagen. Dat eerste ruwe, eenvoudige
rolwagentje van ruwe, kantige stukken, wie
ziet daarin de voorlooper van de nieuw.er-
wetsche gemakkelijke auto? Die onhandig
neergekraste lijnen, ziet ge daarin iets van
Rembrandt’s meesterwerken Die weggeslin-
gerde steen, is die heusch de wegbereider
van de moderne moordtuigen?
Geslachten kwamen en gingen en ieder
droeg een steentje aan om het gebouw grooter
en fraaier en doelmatiger te maken. Soms
stond het werk stil of wel, het opgebouwde
werd omvergehaald, omdat het niet deugde,
of vertrapt en verbrijzeld, omdat er een booze
geest in de menschen was gevaren. Maar dan
kwamen wêer anderen en begonnen het be-
dorvene te herstellen, te verbeteren, het neer-
geworpene op te richten en verder te vol
tooien. Niet langs een rechte lijn ging de
volmaking van kunsten en wetenschappen,
maar volgens een zig-zag; niet steeds hooger
op ging bet over vlakke geëffende wegen,
maar over bergen en door dalen, langs af
gronden en soms met duizelingwekkende snel
heid naar beneden.
Ruw geweld heerschte in de grijze oudheid.
De strijd tegen de natuur, tegen ’t gedierte
des velds sterkte zijn spieren en de schrale
buit deed hem met afgunstige oogen naar
den gelukkigen buurman zien. Voor den
zwakke was geen mededoogen en niemand
sprong voor den benadeelde in de bres. Maar
er kwamen er die dit afkeurden, die zachter
van inborst waren en liefde predikten, 't Was
een zware taak, die op hun schouders rustte,
een onbegonnen werk vol moeite, dat zij be
gonnen. Maar evenals de gestadige drup den
hardsten steen uitholt en de aanhoudende
golfslag den 'granietrots tenslotte verbrijzelt,
zoo bleek eindelijk het zachte woord der liefde
invloed te verkrijgen op het meest verharde
gemoed.
Velen hebben er aan medegewerkt om de
ruwheid te verzachten, om de ongebreidelde
hartstochten aan< ketenen te leggen, om het
recht van den sterkste te knotten en de
liefde op den troon te zetten, de liefde met
baar trawanten: vergeving en hulpvaardigheid.
Velen, wier namen zijn opgeteekend droegen
steenen aan om dit schoone gebouw, de trots
der menschheid, mede op te trekken en te
voltooien, meerderen nog, wier namen ver
geten zijn, maar wier arbeid, als was hij
gering, toch nuttig en onmisbaar was. Boed
dha en Socrates, Mozes en Christus, geliefd
en geprezen en aangebeden door hun volge
lingen, hoog gewaardeerd ook door anderen,
hun werk was bovenmenschelijk zwaar, doornig
was hun pad, klein soms hun loon, maar
groot hun moed en vast hun geloof. En die
hun voetstappen drukken, al waren ze kleiner
en minder sterk dan de voorgangers, zij zetten
voort het werk, dat aan de handen der meesters
was ontvallen en werkten naar de mate hunner
krachten om den rnensch werkelijk tot rnensch
te maken.
Maar ook hier weer die zig-zaglijn, dien
weg over bergen en door donkere dalen, dat
tegenwerken en verguizen, dat moedwillig
beschadigen en vernielen. Maar dan kwamen
weer anderen, om het neergeworpene op te
richten, het beschadigde te herstellen, het
gebrekkige te verbeteren.
Op elk gebied dus een gestadigen vooruit
gang, soms langzaam, dat men in een eeuw
bijna niets is gevorderd, dan weer stilstand
voor langen tijd, straks achteruitgang, maar
daarna weer vooruitgang, soms met duizeling
wekkende snelheid, als om den verloren tijd
zoo spoedig mogelijk in te halen en al den
achterstand in één dag aan te vullen.
Donkere tijden heeft de menschheid door
gemaakt, waarin alles koud was en duister,
waarin geen enkel lichtje aan den zwarten
hemel was te bespeuren en ieder vreesde, dat
’t nooit weer licht zou worden. Maar dan,
eindelijk, kwam er een ster der hópe aan den