Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 1917. No. 50. Verschijnt Donderdags en Zondags. 56ste Jaargang. 'I J Donderdag 21 Juni. IN DE BIOSCOOP. Marcel Level in Le Journal. aJR VOOR Afzonderlijke een Redactie Bolsw. Cl. BINNENLAND. Groote jongens Afschaffing van Nachtarbeid. den oorlog, moeder nu I Ik wil beginnen, met te verklaren, dat ik voorstander ben van afschaffing van gedwongen nacht- sterker INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) doet goed volgen”, zegt het mogelijk is om krijgen, wanneer vergaderen, is twijfelachtig een in luidde: ,/De voorschriften niet van M. de Red.! Naar aanleiding van Uw Raadsoverzicht van j.l. 14 Juni ben ik zoo vrij UEd. te verzoeken, mijn opinie daarnaast te leggen. Bij voorbaat dan mijn dank. «...Men heeft ook slechts de meeste dier gedwongen «Za^slapers aan te zien, om U te overtuigen, dat zij schade aan hun gezondheid lijden... Geloof mij als medicus, dat de afschaffing van arbeid een gezonder geslacht en burgers zal vormen. De. Broees van Heekeren. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 8 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. Wonseradeel, 18 Junk In drie dagen tijds van gras tot hooi, ’t Is te Pingjum vertoond bij den veehouder P. H. Maandag werd het gras gemaaid. Woensdags werd het hooi binnengehaald. En voedergebrek nood zaakte den boer de melkkoeien reeds des Donderdags weer in dit afgemaaide land te jagen. Frieslands Westhoek, 18 Juni. De hooi oogst levert in deze omgeving gemiddeld de helft minder op dan het vorige jaar, doch de kwaliteit van het hooi is best. De boeren behoeven nu natuurlijk niet zooveel werkvolk, want de werkzaamheden zijn spoediger afge- loopen. In den de opbrengst en van het en een en In korte eenvoudige zinnetjes, zooals men een verhaal doet dat men reeds eenige malen gedaan heeft, vertelde het nog jonge vrouwtje in diepen rouw hare geschiedenis aan hare buurvrouw, in de pauze van de bioscoop. In deze oorlogsdagen gaat men spoedig eene verbintenis aan; het verdriet dat men ondervindt is slechts een brokje van de groote smart die de geheele wereld heeft. /zJa, mevrouw, het is nu reeds twee jaar dat ik mijn man heb verloren mijn echtgenoot, den vader van mijn kind. Spoedig is hij gesneuveld, aan bet begin van den oorlog”. «Wanneer hij dan toch moest heengaan, was het beter geweest, dat hij niet zoovele maanden had moeten lijden”. //Misschien wel, misschien niet.Want op zijn minst zou ik hem terugzien, hem kunnen schrijven... En mijn kind, hetherinnert zich nauwelijks zijn vader meer. Denkt U eens na Mijn man werd in de eerste dagen opgeroepen hij was nauwelijks twintig jaar. En voortdurend verzekerde hij mij: »Het is oorlog, doch je zult me terugzien! Maar het is mij gegaan als al die anderenik kon het niet gelooven...” op den arbeid van ander wanneer van het bedrijf plaats heeft”. Zoo zien wij dan, dat de kleine patroons zelf den dagarbeid wenschten beschermd te zien. Het zijn juist de groote fabrikanten, met hun groot personeel, die argumenten tegen dit ontwerp hebben gebruikt/ welke zij niet deugdelijk kunnen weerleggen. Het is het grootkapitaal met enkele be- ginselmenschen die minister Talma’s wets ontwerp hebben doen vallen, maar niet hunne argumenten. Wanneer wijlen Z.Ex. de minister Talma het persoonlijke vrijheidsart. uit de wet had willen lichten, dan zou zijn wetsontwerp tot wet zijn verheven, maar trots de lage beschuldigingen van het grootbedrijf, hebben de kleine patroons bij Z.Ex. aangedrongen deze alinea niet te doen vervallen. Deze vrijheidsbeperking van nachtarbeid is een eisch van 80 pCt. der bakkerijslaven. Dat een wet nu alle bedrijven op dezelfde wijze zou moeten vastleggen noemt U conse quent, maar wie zal nu nachtarbeid verrichten als dit niet noodzaak is In de bakkerij is bet beslist geen noodzaak, daar wordt men door publiek en concurrentiegeest en woede, gedwongen. Dat er enkelen zijn, zooals Mr. Blaupot ten Gate, Secretaris van het Comité tegen A. v. N. die verklaarde, dat hij als journalist des nachts heeft gearbeid en nooit zoo aan genaam heeft gewerkt. Sic!! «Goed voorbeeld van dit hoofdstuk zijn toepassing op den arbeid hoofd of den bestuurder van een bedrijf diens echtgenoote, die arbeid in of ten behoeve nachtarbeid in bakkerijen, en daarom verheug ik mij, dat het voorstel van B. en W. met zulk een groote meerderheid tot wet is aan genomen. Wanneer een beginselpersoon verklaart, tegenstander te zijn van die gedwongen bakkers- nachtarbeid, omdat hij den druk op de bakkers niet wil vermeerderen, wensch ik hem de verklaring te geven, dat wel 20000 bakkers- nachtslaven deze vrijheidsbeperking van huis arbeid er gaarne op den koop bij doen. Dat er steeds enkelen zijn, die, hetzij uit over tuiging of persoonlijk belang, deze arbeids- vrijheid in eigen huis niet kunnen goedkeuren, ligt voor de hand; er is geen wet die niet indruischt tegen den een of ander zijn beginsel of persoonlijk belang. Particuliere afschaffing is gebleken op te losse gronden te staan. Enkele patroons te dezer stede, welke den nachtarbeid uit hunne bakkerijen hebben verbannen, hebben beslist schade aan hunne zaken, daar er altijd publiek is, dat versch brood wenscht. Toen voor eenige jaren de Bolswardsche bakkerspatroonsver. op verzoek van de gezellen vrij gaf om de Paasch- en Pinksterdagen geen arbeid te doen verrichten, was des Maandags een stormloop van dienstmeisjes om versch brood bij dien eenen collega, die des Maandags der feestdagen, wel werkte. Dus één vrije dag wenschte het publiek zich niet te schikken, doch de bakkers hebben volgehouden en overwonnen. Zoo moest het ook gaan met de afsch v. N., maar overal is dit op een fiasco uitgeloopen. Waar nu een 80 pCt. gaarne de nacht arbeid in hunne zaken zag verdwijnen, is dan de gedwongen afschaffing v. N. niet denk beeldig? Nu wordt 20 pCt. gedwongen, doch ten bate van de 80 pCt. voorstanders, die zonder wettelijke regeling, gedwongen waren den nachtarbeid vol te houden. Gedwongen ten bate van bedrijf en levensonderhoud en dat is ten onrechte. «In theorie valt er tegen A. v. N. niet veel in te brengen; mannen van de praktijk hebben indertijd echter door hunne argumenten bij de Tweede Kamer een gelijkluidend voorstel doen stranden”. Mijnh. de Red., ik zou U de vraag willen stellen óf U de bewijzen daar voor kunt overleggen. Nog nimmer is het de tegenstanders gelukt voldoende argumenten te overleggen, want dan had nooit of te nimmer een minister, als wijlen Z.Ex. Talma, zulk een wetsontwerp ingediend. «Uw vraag of wel voldoende rekening is gehouden met de kleine patroons, en of daar wel op gelet is geworden Hierbij durf ik U de verklaring wel geven, dat op aandringen van de kleine patroons de wet op de A. v. N. is ingediend, wanneer hel patroonsverbod ook bleef gehandhaafd. Menig collega kwam op tegen artikel 266a het wetsontwerp van Dr. Kuyper, welke meer Zuidelijken greidhoek moet van den oogst veel beter zijn daar worden arbeiders voor 10 weken in de booiïng aangenomen ad f 30 per week plus de kost. Wonseradeel, 17 Juni. worden alhier voor wieden beloond met 12 a 15 cent per uur, bepaald een goed loon. Toch nemen ze vaak zoo ma^r hun ontslag. De 15-jarigen hooren gezellen praten over aannemen van wieden per pondemaat en waarlijk het gelukt hun van boeren hetzelfde gedaan te krijgen. Zoo hooren we, dat een paar knapen deze week op één dag elk f 5 met wieden hebben verdiend. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Snoek. De aankomst van den dienstwei geraar P. v. d. Veen had Zondagavond een kalm verloop. Op zijn eigen verzoek werd noch aan het station, noch langs den weg gezongen. Geestverwanten waren aan het station ter verwelkoming aanwezig en boden hem een ruiker aan, waarna het per rijtuig in optocht ging naar «De Toekomst” op het Grootzand. Daar kon men den «martelaar” die er wel wat bleek uitzag, begroeten. Een hechtenis van 30 dagen wacht hem nog wegens het verspreiden van een dienst- weigerings-manifest. de Banier. Een oude grafkelder. In de kerk der Ned. Herv. Gemeente te Dronrijp is een grafkelder ontdekt. Onder een steen, waarop het wapen der familie van Beijma en het jaartal 1667, vond men de overblijfselen van een drietal lijken. Besloten is, dat door kerkvoogden een nader onderzoek zal ingesteld worden. Alg. H. boomen, afgescheurd tot op den grond, waarvan de resten her- en derwaarts lagen verspreid. Op de doode stronken trilden de bladeren in den wind. -i- En dat, wat is dat nu?, vroeg het kind. Buiten op het veld, vent Dat... en er is niets... Vroeger was het er mooi, zeide de moeder, en haar stem trilde, doch de Duitschers hebben alles verwoest. Het kind keek in de richting van den soldaat. Maar nu, op een andere filmplaat, defileerden troepen; bet stortregende en de cavalerie, in gestrekten draf, rende over het terrein, over steenenhoopen en door water plassen. En men kon zien hoe de ruiters zich in de zadels omkeerden, en de toe schouwers in de zaal toewuifden. Wat is dat, vroeg de kleine. Een achtervolging, jongen, stotterde de moeder voor zich heen. Gaan ze nu de Bocbes gevangen nemen vroeg het kind. Zij stamelde, bijna weenende: Ja mijn schat. En ’t was haar of al die soldaten, die daar voorbij trokken, geleken op hem, die zoo plotseling verdwenen was; overal zag ze hem, in hunne geledere^, onder elke soldatenpet, aan iedere beweging herkende ze hem; alleen hij was ’t dien ze zag. En de kleine jongen, moediger, doch ernstig, zeide heel zachtjes: Leek diè niet op papa 1 Toen gingen de artillerie voorbij, de cave- lerie, lange rijen van infanterie, en een menigte gevangenen. En men zag ze ook vluchten voor het vuur van hun eigen kanonnen, naar de Fransche linie; vervolgens in de gevangen kampen, in dicht op elkaar gedrongen groepen om hunne koffieketels. En er waren zeer jonge en ook zeer oude bij; dezen met domme gezichten, droevig terneerzittend, als wezenloos voor zich uitstarendanderen lagen op den grond, geheel bemodderd, vermagerd. En de moeder snikte Daar zijn ze nu, bekijk ze nu maar goed, mijn jongen, dat zijn de Duischers. En het kind herhaalde, in gespannen aan dacht Dat zijn de Duitschers. En de film draaide gestadig door. O neen, ze waren niet mooi die mannen, geen flinke kerels. Loom, afgemat, verdrongen ze zich om een franschen soldaat die haar levensmiddelen uitdeelde en wanneer ze hun portie ontvangen hadden, verwijderden zij zich om ’t lusteloos te verorberen. “Zijn dat soldaten? vroeg het kind. Doch de moeder weende te hevig, dan dat ze haar kind' kon antwoorden. En plotseling, tusschen al deze angstig uitziende mannen, verscheen een opgewekte, doch brutale figuur; een flinke kerel, de muts op één oor, en die met het gezicht naar het publiek met half gesloten oogen, bolle wangen, gulzig in zijn soldatenbrood hapte. Oh, mama, riep het kind uit, moeder zie eens, wat een schurk van een kerel! En de moeder, die door hare dikke tranen heen, had toegekeken, stootte een kreet uit, een verschrikkeljjken gil, hartverscheurend. Want die stevige Duitscher, die man die tegen de heele zaal glunder lachte, dat was haar man, haar echtgenoot, en dien zij gesneu veld waande in de Fransche gelederen. //Op een avond, toen hij van zijn kantoor kwam, zei hij me: «Daar is’t, vannacht moet ik vertrekken”. Ik haastte me eenige kleeding- stukken voor hem bij elkaar te pakken, linnen goed, doch hij was gehaast, hij luisterde nauwelijks naar me. In dergelijke oogenblikken is het of niets meer vat op de mannen heeft. Ik bracht mijn kind naar bed; hij omhelsde het, hij beeft ’t mij gedaan, en toen snelde hij de trap af weg! Op straat keerde bij zich nog even om en wuifde me toe toen sprong hij in een rijtuig. Dat was de 31 Juli. Sindsdien heb ik nooit weer eenig bericht van hem gehad. O, ik geloof zeker, dat hij gesneuveld is, in den eersten veldslag. En ik weet niet waar, niet hoe, noch of men hem begraven heeft niets!” //Misschien is hij wel gevangen genomen. Men kan het niet weten. Ik ken er, die eindelijk na heel wat maanden bericht kregen. O, ik heb alle hoop opgegeven. Meer dan twee jaar, bedenk dat eens! En dat moest nu mijn lot zijn. Maar ik heb nog mijn jongen en die zal me wel helpen. Arm ventje, zijne kinderjaren zijn ook al heel droevig. Altijd een bedroefde moeder te moeten zien, immer roodgeweende oogen. Tot vandaag wilde ik mijn huis niet verlaten, tot ik plot seling besloot met hem eens naar de bioscoop te gaan om hem wat afleiding te geven. De bioscoop is geen theater en daar kun je in den rouw wel heengaan. De muziek begon weer te spelen en de toeschouwers namen hunne plaatsen weer in. Een soldaat ging langs hunne zitplaatsen; hij droeg een militaire onderscheiding, het Oorlogskruis, en bet kind, dat zich tegen zijne moeder had gevleid, vroeg: Lijkt hij niet op papa? Zij streelde zijne haren. Ja, vent! Ook met die medailles? Voor een kind, nietwaar, moet een dappere altijd medailles dragen. Dé moeder antwoordde: Zeker mijn kind. En ’t hoofd omgewend, zijn handje op die van zijne moeder, keek het kind den soldaat langen tijd aan. Het licht in de zaal werd gedoofd en op den filmdoek verscheen de titel: «De oorlog van 1914”. Krijgen wij vroeg het kind. Ja, jongen, kijk maar goed! Eerst waren het straten, een chaos van vernielde huizen met naakt uitstekende ge broken balken, gescheurde en afgebrokkelde muren, een vormlooze massa. Wat is dat, vroeg het kind. Een dorp. Dat?... Er is niets... Maar een hond, die op de puinhoopen liep te snuffelen, dat vond hij toch wel leuk en ook dien kleinen jongen, die over de steen klompen trachtte te klauteren. Daarna kwam een uitgestrekte vlakte. De houwitsers hadden er ontzaggelijke gaten geslagen en langs den geheelen weg, zóó ver het oog reikte, tot aan den horizont, waar dikke rookwolken opstegen, zag men niets dan versplinterde men dan, doch dat onzen Raad voltallig te deze op den middag zou en dan zou zulk voorbeeld schadelijke gevolgen kunnen hebben. De vrije beschikbare tijd onzer vroede vaderen is te beperkt, want het is een neven baantje. Dat het particulier initiatief bij de bakkers zoo boog moest staan, dat geen verordening hen moest dwingen, apprecieer ik, doch de vele voorbeelden uit de praktijk hebben ons geleerd, dat het een «nietje in de loterij” is en hou dan je lieve centjes maar in je beurs. Nogmaals M. de Red., nachtarbeid in bak kerijen is overbodig. Concurrentiewoede der groote zaken om het brood vroeg genoeg over de provincie’s te doen verspreiden, is de drijfveer, en anders niets, en daarom wensch ik een woord van hulde te brengen aan voor stellers en voorstemmers in onzen Raad voor den «dwang?” ons bakkers, alhier opgelegd, EEN BAKKER. Met genoegen plaatsen wij bovenstaande, omdat daardoor de stem gehoord wordt van een man uit de praktijk en nog wel van een vurigen voorstander van het aangenomen voorstel. Misschien dat thans ook een der collega’s, die tegenstander van het voorstel is, naar de pen grijpt en zijn standpunt uiteenzet. Wij twijfelen niet of B. en W. hebben alvorens met hun plan bij den raad te komen, het advies der bakkers gevraagd, maar toch trok het onze attentie, dat noch van de- patroons noch van de gezellen adressen bij den raad inkwamen om tot afschaffing van nachtarbeid te geraken. De praktijk zal wel leeren wie het bij het juiste einde heeft. In Sneek, waar afschaffing reeds is ingevoerd, circuleert al weer een adres om het besluit in te trekken. m1 I Bolsvardsclie Courant i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1917 | | pagina 1