ïïieuws-
en Advertentieblad
Bolsward en WonseradeeL
.1
No. 62.
Versciiijnt Donderdags en Zondags.
1917.
56ste Jaargang.
k
Donderdag 2 Augustus.
Quousque Tandem?
VOOR
Afzonderlijke
wfchiig verande-
land ziet
BINNENLAND.
1
deze natuurlanden moeten eigenlijk flink diep
onder water en sommige hebben er pas
halverwege ingezeten. Sommige stukken nagras-
landen leveren intnsschen heden flink op, van
andere is de oogst zeer gering. Over ’t geheel
is tot nog toe de oogst totaal ontoereikend
voor den veestapel.
Hennaarderadeei, 28 Juli. In de heden
gehouden Raadsvergadering werd o.m. besloten
den prijs van het petroleumgas te brengen
op 1 gulden per kub. M., een maximum
verbruik te stellen van 50 procent en te
verbieden het gasverbruik ’s avonds na halfacht
in winkels etc.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
Sneak. De maximum prijzen voor turf
zijn Steenwijker turf fl.30, Groninger- of
Drentsche turf f 1.25, Friesche turf f 1.05
en lange turf f 1.30 alles per 100 stuks.
Klachten omtrent overschrijding dezer prijzen
richte men tot het Brandstoffen bureau Prins
Hendrikkade 130. O. N.
Sneek, 30 Juli. Voor eenige dagen is door
de marechaussee te Leeuwarden ingerekend
A. Spaanstra, die zich ruim een week geleden
als boeierheer gekleed vertoonde in ’t hotel
„De Wijnberg” aldaar, 4 kamers voor 4
personen bestelde en meedeelde dat hij hier
zeilde met ’t vaartuig „Novum”.
De zich zeer beschaafd voordoendeboeierheer,
die in voornoemd hotel werd genoteerd met
den naam Kouwe, bestelde bij de firma Bervoets
een wit vest, een dito sporthemd, een boord
en een strik. Hij verzocht ’t pakket af te
geven aan ’t hotel „De Wijnberg” en...
betaalde niet. Aldaar werden genoemde goederen
door hem in ontvangst genomen. Kort daarna
was de boeierheer verdwenen.
Sneek, 30 Juli. De bakkerspatroons-
vereeniging alhier heeft besloten, aan eiken
patroon, die daartoe genegen is, het centrali-
seeren van zijn bakkersbedrijf vrij te laten.
Frieslands Greidhoek, 30 Juli. De ver
wachting dat na den veelvuldigen regen van
onlangs een ruimere najaarsoogst van vele
greidlanden kon afgebaald worden, zal nog
weer tegenvallen. Nachtvorsten hebben veel
kwaad gedaan, vooral aan lager gelegen landen.
In de blauwgrasvelden is nu de eerste hooi
oogst druk aan den gang, doch ook daar is
de opbrengst kleiner dan vorige jaren. De
lage waterstand in den vorigen winter moet
daarvan als oorzaak worden beschouwd, want
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
duurt als die andere oorlog, die aldoor maar
meer menscbenlevens kost, maar de menschheid
geen stap nader brengt tot het einde.
Zoo gaat de wereld den vierden oorlogs
winter in, tenzij er voor dien tijd een wonder
gebeurt, waaraan wel niemand meer gelooft.
Alle Ministers van Buitenlandeche Zaken in
de oorlogvoerende landen, die in 1914 hebben
meegewerkt tot het uitbreken van den oorlog,
zijn van het tooneel verdwenen, maar hun
erfenissen zijn aanvaard door anderen, die
hun heillooze werk voortzetten op dezelfde
wijze en die onder schoon-scbijnende leuzen
voortgaan met het laten vermoorden van
duizenden en duizenden, zonder dat een hunner
het woord weet te vinden, dat aan dit alles
een einde maakt. En onder de menschen
groeit en stijgt het brandend verlangen om
aan dezen gruwel te ontkomen; de ellende
neemt met den dag toe,, de rouw en wanhoop
die overal gebracht wordt, neemt ontzagwek
kende afmetingen aan, de schade die wordt
toegebracht aan eigendommen van oorlog
voerenden en neutralen, is niet meer te
schatten, de waarde die aan kunstvoorwerpen
hopeloos vernield is, vertegenwoordigt een
kapitaal van niet te taxeeren grootte. Maar
wat doet dit alles er toe, waar het de bedoeling
is een volk ten onder te brengen Wat komt
het er op aan, dat alle idealisme en alle
ethisch gevoel vermoord wordt, dat zij die
terugkeeren uit het bloedbad verwilderd en
verruwd hun plaats in de ontredderde maat
schappij moeten zoeken, dat alle begrip van
recht en menschelijkheid met voeten wordt
getreden, dat al datgene waaraan geslachten
moeizaam hebben gearbeid, in een oogwenk
wordt vernield, dat van deze maatschappij
een ruïne, een puinhoop wordt gemaakt
„Durch halten” heet het hier, vechten tot
een knock-out” roept men aan de andere zijde.
En men bedenkt niet, dat daarmede Europa
reddeloos langs een hellend vlak naar den
afgrond wordt gevoerd, dat dood, ellende en
hongersnood zullen triomfeeren, wanneer de
menschen het misdadig krankzinnige van hun
bedrijf zullen inzien, wellicht te laat om het
aangerichte kwaad nog te herstellen.
Want als men de balans van bet derde
oorlogsjaar opmaakt, is het resultaat, dat de
„machtsvraag” blijft heerschen over de „rede”.
En zoolang dat het geval is, zal de wereld
gedoemd blijven getuige te zijn van het
wreedste en afschuwelijkste drama, dat de
geschiedenis te aanschouwen heeft gegeven,
zal de wereld in al zijn wreedheid en hard
heid moeten ondervinden de waarheid van
het dichterwoord: „Das schrecklichste der
Schrecken, ist der Mensch in seinem Wahn”.
De Arnh. Crt. schrijft:
Nog enkele dagen en de menschheid staat
voor het in Augustus 1914 als absoluut onbe
staanbaar geoordeelde feit, dat de menschont-
eerende oorlog drie volle jaren duurt! Toen
in de laatste Juli-dagen van 1914 de waanzin
over een deel van Europa lossloeg en in een
paar maal vier en twintig uur het uitbreken
van den wereldoorlog een voldongen feit was
geworden, was men vrijwel algemeen van
oordeel, dat het een kort drama zou wezen.
Duitschers, die toen beweerden: „Met Kerst
mis zijn we weer thuis”, werden volstrekt
niet beschouwd als overdreven optimisten.
Maar’ Kerstmis werd in de loopgraven gevierd
nadat de paar eerste maanden van den oorlog
al bewezen hadden, dat de hoop op een snel
beëindigen van den krijg een fatale misrekening
was. Toen, nadat de eerste oorlogswinter was
doorgesukkeld, is de zomer van 19.15 gekomen
hevig is er gevochten, maar geen beslissing
werd verkregen. En dat js zoo doorgegaan,
thans reeds drie zomers en drie winters lang,
in een stage opeenvolging van moord en
doodslag, vernieling en verkrachting, in een
steeds erger wordend miskennen van al wat
recht heette, met een aldoor krachtiger en
cynischer ter zijde stellen van wat de wetten
van menschelijkheid de geschreven en de
ongeschreven wetten bevatten als de grond
stellingen waarop het gebouw der moderne
maatschappij was opgericht, met een angst
wekkend toenemend verlangen om zooveel
mogelijk aan levend en dood materiaal van
den aardbodem weg te vagen. De militaire
plannen hebben schipbreuk geleden aan allen
kant, beslissingen zijn niet bevochten, in hel
derde zoomin als in het tweede oorlogsjaar,
en dat heeft geleid tot een systeem van
oorlogvoeren, dat in zijn koele wreedheid, in
zijn berekende moorddadigheid feitelijk veel
erger is dan de toch al misdadige oorlog
voering op zich zelf. Want bij dat systeem
worden niet alleen de oorlogvoerenden getroffen,
ook zij die krachtens internationale bepalingen
en geratifieerde verdragen moesten blijven
buiten het eigenlijke oorlogsbedrijf, worden
de wreedgetroffen slachtoffers van dit bedrijf.
Het systeem van oorlogvoeren dat nu wordt
toegepast is veel sterker en veel meer dan
een militair gevoerde oorlog zou kunnen
wezen, de dood voor de Europeesche bescha
ving, de haatverwekker bij komende geslachten,
die niet kunnen vergeten al het wreede en
wanstaltige, dat in deze jaren is bedreven.
Voorspellingen van ernstige mannen hadden
de hoop gevestigd, dat het dezen zomer
gedaan zou raken. Verleden zomer was men
immers nog niet voldoende gereed, aan de
zijde der Entente had men geen leger, vol
doende sterk aan mannen en materiaal, vol
doende geoefend ook, om den strijd met
succes op te nemen tegen de jarenlang
geoefende troepen van Europa’s middenstaten.
Maar in 1917 zou dat alles anders worden,
dan zou het groote gemeenschappelijke offen
sief losbarsten en dan zou de strijd beslecht
worden. Dat is gedurende den geheelen
afgeloopen winter zóó herhaaldelijk en zóó
nadrukkelijk verzekerd, dat men het wel
moest gaan gelooven. Maar men kan thans,
midden in den zomer van 1917, al wel met
vrij groote zekerheid zeggen, dat ook van
deze voorspelling niets zal uitkomen: vaneen
gemeenschappelijk offensief was en is geen
sprake, en elk afzonderlijk offensief bleek
tot mislukking gedoemd in zooverre, dat het
geen beslissing heeft bewerkt. Wij behoeven
de oorlogsgebeurtenissen van het afgeloopen
jaar niet afzonderlijk na te gaanhet is wel
volkomen duidelijk, dat geen der partijen aan
geen der fronten een succes heeft behaald,
dat de militaire toestand dermate heeft gewij
zigd, dat daarvan een einde aan den oorlog
te verwachten is. En dat is teekenend voor
de geschiedenis van het derde oorlogsjaar
de .gebleken impotentie van beide partijen
om de tegenpartij er onder te krijgen, een
impotentie die ongeacht alle ontwikkelde
kracht en energie, nu in het afgeloopen jaar
even sterk, zoo niet sterker is gebleken dan
in de beide voorafgaande jaren het geval was.
Zonderen we het Russische front, waar de
laatste weken dingen gebeuren, die uit een
militair oogpunt bezien, van strategisch geringe
beteekenis zijn (al kunnen zij, nu zij ver;
moedelijk tot een dèb&cle leiden, uit anderen
hoofde van het grootste belang worden) uit,
dan is er aan de fronten zoo wfehiig verande
ring te constateeren, dat het vechten zelve
al heel weinig invloed blijkt gehad te hebben
op den gang van zaken, dat er daarmede
nog maar een heel kleine stap is gezet op
den weg, die naar het einde moet voeren.
Want wanneer de beide oorlogsmethodes, die
thans bij voorkeur door de beide oorlogvoe
rende partijen worden toegepast van
Engelsche zijde het zooveel mogelijk dooden
van Duitschers, van Duitschen kant het zoo
veel mogelijk onbruikbaar maken van scheeps-
ruimte de beslissing moeten brengen, dan
kan het nog een geruimen tijd duren voor
er een einde is te zien. Zelfs mag de vraag
gesteld of dat op die wijze is te krijgen.
Andere factoren, die dit jaar van grooten
invloed hadden kannen zijn op een naderend
einde van den oorlog, hebben tot dusverre
evenmin hun invloed in die richting voldoende
krachtig geopenbaard. De Russische revolutie
en de daaruit voorgevloeide openlijke erkenning
van een verlangen naar democratiseering in
Duitschland en Oostenrijk zijn ongetwijfeld
factoren, die in de toekomst hun invloed
zullen doen gelden, maar de toestand in Rus
land is nog zoo in windselen gehuld, dat met
geen enkele mogelijkheid is te voorspellen,
wat daaruit zal worden. Of de buitenlandeche
invloed inderdaad groot genoeg zal wezen om
binnen korter of langer tijd het Russische
leger zijn taak als aanvallend of krachtig
verdedigend instrument opnieuw te doen ver
vullen, of dat de ontaarding van het leger
als zoodanig zal doorgaan, en Rusland zal
moeten worden uitgeschakeld als actief aan
oorlog deelnemend lid van de Entente, is niet
te voorzien. Of het Duitsche volk zich zal
neerleggen bij de halfslachtige verklaringen
van den Rijkskanselier en niet zal aandringen
op meer duidelijkheid dan uit zijn eerste rede
bleek wie zal het zeggen? Of de vredes-
stemming in Oostenrijk niet hand over hand
zal toenemen en eindelijk tot een beslissenden
stap zal leiden wie vermag het te voor
spellen? De Russische revolutie en de politieke
crisis in Duitschland zijn beide een oogenblik
factoren geweest, die de hoop op een spoedigen
vrede levendig deden worden, maar zij zijn
toch geen van beide van een zoo groote
kracht gebleken, dat die hoop thans nog
gekoesterd mag worden.
En de beide andere factoren, die in het
afgeloopen oorlogsjaar op den voorgrond zijn
getreden: de duikbootoorlog en Amerika’s
meedoen? Omtrent het effect van den duik
bootoorlog loopen de meeningen precies zoo
uiteen als over alle andere oorlogsaangelegen-
heden: in Duitschland blijft men gelooven,
dat de duikbooten Engeland ten onder zullen
brengen, in Engeland blijft men van meening,
dat zij, nu ja, wel last en hinder veroorzaken,
maar nimmer de beslissing kunnen brengen.
En zoo is dan aan de zijde der Entente de
hoop alleen nog maar gevestigd op het mee
doen van Amerika, op de Amerikaansche hulp
in geld, oorlogsmaterieel en menschen. Maar
hoelang zal het nog duren voor die Ameri
kaansche hulp in menschen werkelijk een
beslissenden invloed heeft? De oud-minister
Colijn heeft dezer dagen in een interview als
zijn meening te kennen gegeven, dat die hulp
in 1918 nog niet zoo groot zou kunnen wezen,
dat zij beslissend^ werd. En het lijkt wel, dat
er voor die meening zeer veel te zeggen is.
Hoe wil men een millioenen-leger over den
Oceaan brengen, hoe al wat dat leger noodig
heeft vervoeren en blijven vervoeren? Dat zijn
vragen, waarop zelfs de practische Amerikanen
moeilijk het antwoord zullen weten te geven.
Eu zoo blijft, hoeveel nieuwe factoren zich
in het afgeloopen jaar ook hebben voorgedaan,
de toestand, in groote lijnen feitelijk dezelfde.
Aan beide zijden hetzelfde vertrouwen op den
einduitslag, aan beide zijde dezelfde verklaringen
van bereidheid tot den vrede, maar aan geen
van beide zijden het verlossende woord. Toe
nadering is er eigenlijk niet, wantrouwen
heerscht nog in onverminderde mate, een dui
delijke, klare, onomwonden, niet voor twee
uitleggingen vatbare verklaring van wat men
wil, wordt niet gegeven. Engeland blijft ver
trouwen op de aanvallende kracht van zijn
leger en op de hulp van Amerika, Duitschland
op het moreel van zijn troepen, die, waar ze
in het defensief teruggedrongen zijn, even goede
qualiteiten toonen als toen ze aanvielen, en
op zijn duikbooten. Michaëlis praat en Lloyd
George praat, maar de heeren praten langs
elkaar heen; zij leveren beiden stof voor den
„papieren oorlog”, die even woedend voort-
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Hedenmorgen gingen te Harlingen drie
jongens de 17-jarige Th. van Dnmmelen, de
14-jarige Adr. van Drimmelen, benevens de
14-jarige J. de Jong, uit Bolnes die bij eerst-
genoemden was te logeeren, uit zeilen op zee.
Bij den stroomleidenden dam sloeg het
bootje „om, met het noodlottig gevolg, dat
twee jongens verdronken, terwijl de oudste
van het drietal zich zoolang boven water
wist te houden, totdat de passeerende tjalk
„Hendrikje,” schipper Pais, hem opmerkte
en redde.
Nadat uit' den mond van den geredden
knaap eindelijk vernomen was wat bad plaats
gehad, gingen eenige vaartuigen en een sleep
boot naar buiten om te zoeken.
De sleepboot bracht het vol water drijvende
bootje aan, doch van de jongens werd niets
ontdekt.
Het droeve voorval wekte diepe deernis
bij iedereen. Voor de ouders een zeer zware
slag. N. H. Crt.
Nog minder kolen?
Met de kolen voorziening in ons
het er niet te best uit. Het Rijkskolen-
distributie-bureau neemt steeds strengere maat
regelen om onjuiste opgaven te voorkomen
en deelt in de jongste circulaire mede, dat op
dit oogenblik nog niet kan worden overzien,
of §n zoo ja, hoeveel kolen voor Augustus
kunnen worden toegeweien. In ieder geval
hebben de brandstoffencommissies ook, indien
zij bijkans of in het geheel geen voorraden
hebben, zich toch slechts op eene zeer geringe
toewijzing voor te bereiden.
Het gerucht gaat, dat deze mededeeling in
verband staat met hoog ernstige tijdingen
betreffende vermindering van den aanvoer uit
Duitschland.
Een correspondent van de Tel. verneemt,
dat door de Duitsche leveranciers van steen
kool aan de Rijkskolendistributie is mede
gedeeld, dat in Augustus aanzienlijk minder
brandstof zal worden geleverd dan in de afge
loopen maanden. Hoogstens zal 250.000 ton,
dus 100.000 ton minder dan in de maanden
Mei en Juli, worden geïmporteerd. Voorts is
bereids verklaard, dat de Duitsche mijnindustrie
in September zelfs dit quantum niet zal
kunnen verstrekken, zoodat de import dus
vermoedelijk beneden 200.000 ton zal dalen.
De Rijkskolendistributie heeft onmiddellijk
stappen gedaan om te pogen alsnog de levering
van de eertijds overeengekomen hoeveelheid
ad 350.000 ton te verkrijgen.
Hopen we, dat dit gelukken moge.
Gelukt het niet, dan ziet het er voor onze
industrie zeer slecht uit. O. N.
Een nasleep van den watersnood.
Dit den polder de Blijkmeer bij Holysloot
(N.-H.), groot 50 H.A., moest tijdens den
watersnood de eigenaar T. Breedijk vluchten,
met achterlating van 45 koeien, die in den
stal verdronken.
Thans is de lage ringdijk verbroken door
het zandspuiten aan den Waterlandschen dijk.
De vloeibare massa verspreidt zich over het
land en bedreigt de beide daarin staande
boerderijen met verwoesting. Deze waren
nog slechts kort geleden van de watersnood-
schade hersteld. N. v. d. D,
Bitterkoekjes met chinine.
Dezer dagen vervoegde zich bij den Hilver-
sumschen keuringsdienst een familie, die
zich nh het gebruik van bitterkoekjes onwel
gevoelde. Na onderzoek van het overschot
constateerde dr. Polak, de directeur van den
keuringsdienst, dat in de koekjes chinine
aanwezig was. De verkooper bekende dat
hij dit geneesmiddel door zijn deeg had
gemengd om den bitteren smaak er aan te
gevenhij had dit middel van zijn patroon
geleerd. Arnh. Clt
Bolswardsche Courant
i
I
t