Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
No. 3.
VerscHijnt Donderdags en Zondags.
1918.
57ste Jaargang.
Donderdag 10 Januari.
HET JAAR 1917.
VOOR
Th.
p.
ii.
niet meer voor het
voor
wensch,
P.
EEN TURFPRAATJE.
Th.
Th.
zoo zeer
p.
Th.
P.
P.
Th.
P.
P.
P.
Ja,
P.
EEN WERKMAN.
Aan Heeren Patroons,
P.
geld,
Brandstofbesparing en de sluiting der
registratiekantoren op Zaterdagmiddag.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
wat in de schuld,
wel weer kwijt.
van vele handelkantoren etc., den vrijen
Zaterdag-middag te verschaffen. Het totaal
aantal werkuren per week vermindert boven
dien niet; de vrije uren van den Zaterdag
middag moeten de andere werkdagen worden
ingehaald. Hieruit volgt te meer, dat geen
brandstofbesparing voorzit.
Summa summarum dus: Het kantoor der
registratie te Bolsward is ook vóór 1 Maart
’s Zaterdags na 1 uur
publiek toegankelijk.
Bij voorbaat dankend voor de plaatsing,
W. H. HOUWING,
Ontvanger der Registratie en Domeinen.
Bolsward, 7 Jan. 1918.
M.
In eene lezing, welke Prof. Is. P. de Vooys
het vorige jaar te Amsterdam hield, zeide hij
Z/De eigenlijke belooning is niet het geld,
maar dat wat de arbeider zich met het ver
diende geld kan verschaffen. Dit is waarop
het ten slotte aankomt, wanneer b.v. de
algemeene billijkheid van het loon beoordeeld
wordt, wanneer de nood- of de welstand der
arbeiders aan de orde is, en waarop gedoeld
wordt, wanneer in ’t algemeen gesproken
wordt van arbeiderstoestanden”.
Dit is eene zeer logische waarheid, welke
van wege haar onomstootbaarheid in deze
tijden dan ook tot levende practijk moet
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 8 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Geachte Heer Redacteur!
In het vorig Dommer van Uw blad komt
onder „Gemengd nieuws” een berichtje voor: i
//Brandstofbesparing”, waarin wordt meegedeeld
dat de kantoren der registratie ’s Zaterdags 1
1 uur ’s namiddags voor het publiek gesloten
zullen worden en dat deze maatregel eerst
1 Maart 1918 zal ingaan. „Summasummarum”
luidt de gevolgtrekking, //komt er van eenige
brandstof- en lichtbesparing dan zoo goed als
niets terecht”.
Daar de lezers van Uw blad er misschien 1
belang bij hebben te vernemen hoe en waarom
bedoelde maarregel is genomen, acht ik ’t niet
ondienstig, hen den juisten stand van zaken
mee te deelen. Uw mededeeliffg toch is in
haar algemeenheid onjuist. Velen zullen eruit
affeiden, dat b.v. mijn kantoor thans nog niet
’s Zaterdags om 1 uur is gesloten.
Wat is echter het geval? Sinds Juli j.l.,
in een tijd dus, dat van brandstofbesparing
geen sprake behoeft te zijn, beslaat de 1 uur's
sluiting op Zaterdag, eerst bij wijze van proef,
later bij resolutie van den Minister dd. 24
November 1917 definitief ingevoerd, aan
die kantoren (waaronder dat te Bolsward),
waar- de dienst het toelaat. De maatregel is
trouwens niet genomen om daarmee eenige
brandstof te besparen deze besparing toch
zou niet noemenswaard zijn maar uit
sluitend om het personeel, zulks in navolging
Die hield de koord der beurs wel strak,
En rekende het voor,
Dat wie meer uitgeeft dan hij wint,
Gaat op den duur te loor.
Maar Thomas, zeg mij, zie je dan
In ’t Stadsbeleid gevaar?
’k Zei al, de tijd is anders toch
Dan voor een veertig jaar.
Ik breng den Burgemeester lof,
Aan Mijnheer Oberman;
Al gaat niet alles steeds naar
Hij doet toch wat hij kan.
Ik weet wel aan ons klein gezin,
Wat zorgen het thans geeft,
Te meer, die heel de zorg der stad
Thans op zijn schouders heeft.
O ja, vrouw 1 ’k stem hier met je in,
Die distributiezorg
Is hier in goede handen wel,
Daarvoor sta ik je borg.
Dat het soms hier ook hapert nog
Daarvan, ’k vermeld het graag,
Ligt niet de schuld in onze stad,
Dat zit meest in Den Haag.
Ons Burgervader geeft wel blijk
Van echte koopmansgeest,
’t Moet elders vaak een janboel zijn,
Zooals men dikwijls leest.
Neen, mijn bezwaar geldt niet
Deez’ abnormalen tijd,
Al brengt die ons
Dat raakt men
Ik ben en blijf conservatief!
Men wordt hier overtroefd,
- Want ’k meen, dat de belasting hier
Te hoog werd opgeschroefd.
Ja Bolsward zat aan lager wal
Als 't geen Gestichten had,
Die houden ons nog in balans
En ’t schippert nog zoo wat.
Maar man 1 hoe moet ik dat verstaan
De crisis tel je niet?
Doch het beleid van onze stad
Doet dat je zoo’n verdriet?
Ja, vroeger woonde men goedkoop,
Was stadsbelasting laag,
Maar ’t koopje ging er lang al af,
De omslag steeg gestaag.
Nu ja, maar dat komt wel te recht,
Al kunnen w’er niet bij,
De centen rollen vlugger nu,
Gevaar is daar niet bij
Het beeld van de gerechtigheid,
Op d’ ingang van ’t stadhuis,
Staat als devies daar buitendeur,
Maar ’t is er in ook thuis.
Wordt vervolgd.
In de vorige week stond een advertentie
in de Bolswardsche Courant, waarin werd
aankondigd, dat er goedkoope cokes, turf en
petroleum beschikbaar werden gesteld, waar
voor men zijn bonnetje kon laten afstempelen.
Velen togen dan ook ten Stadhuize om
hiervan te profiteeren en al spoedig stond de
voorhal met een bijeengedrongen massa bij-
elkander om toegelaten te worden voor datgene
wat men verlangde.
Aan het hoofd van den stoet stond een
orde-bewaarder om te zorgen voor den
geleidelijken gang van zaken en ook dat er geen
Babylonische spraakverwarring zou ontstaan.
De groep bestond uit vrouwen, mannen en
kinderen. Dat er bij zulk wachten menig
woordje over de lippen ging, geen wonder.
De vrouwen ze hadden het druk over bun
huishouding, dat ze er zoo maar tusschenuit
geloopen waren, bij velen moesten zich de
kinderen maar voor een poosje behelpen. Weder
anderen zaten in den brand hoe de pot van
twaalf voor elkaar zou komen voor dat de
man thuis kwam. Vele mannen kauwden in
hunne verveling lustig-op hun „tabakje”,
weder anderen smookten hun pijpje tabak,
waarvan de geuren niet direct aangenaam
waren.
Over het geheel genomen was men nieuws
gierig welke turf men zou krijgen, een enkele
onder hen zeide dan ook: „goedkoop is duur
koop;” anderen redeneerden weder, wij moeten
de zaak niet vooruit loopen, want de heeren
meenen het goed met ons.
Den volgenden dag werd aangekondigd
waar de turf gehaald kon wordende turf
voorraad bij Wildschut moest gesloten blijven,
daar zat de beste. Kreeg men dan de beste
niet voor 90 cent de 100 En dan heet het
nog goedkoop, dat beteekent nog al iets voor
iemand die niet ruim bij kas is, want ging
hij zijn éénheid daarmee verspelen, dan kostte
het hem met bezorging er bij gerekend, 7 gulden.
Bedrogen zijn dan ook diegenen uitgekomen,
die van die turf hebben geprofiteerd, want
zij is bijna niet te gebruiken om de verkleumde
ledematen er mede te verwarmen, neen, alleen
kan de kachel er mede aangemaakt worden,
vooral niet meer. Ze vlogen door den schoor
steen waarvan men kan zeggen: „Zoo zie je me,
zoo zie je me niet.”
Nu zal de Commissie met deze turf opge
scheept zitten, ik geloof het gaarne, maar
met den niet-bezittende, die elke cent moet
omkeeren voor dat zij wordt uitgegeven, diende
men toch een beetje anders te handelen. Ik
hoop en vertrouw dan ook wel van de Com
missie, dat zij zich aan zulke aanbiedingen
van goedkoope turf niet weder zal wagen om
die aan de minder bevoorrechten toe te
dienen. Wil men den werkman te hulp
komen, doe het dan goed! Velen zullen er
dankbaar voor zijn.
Ja, handel en ’t publiek belang
Die botsen met elkaar,
En wie van beiden ’t even knelt,
Heeft gauw een noodkreet klaar.
Er wordt geschacherd hier en daar,
En meest nog wel in ’t groot,
Men flapt graag vogels onder ’t net,
Waar ’t maar een kansje bood.
De zedeleer lijdt schipbreuk vaak,
Men denkt maar voor zich heen
De eigen zak moet eerst gespekt,
Gaat voor bij ’t algemeen.
Ja, Thomas, och, wij worden oud,
Ons levenspad loopt af,
Wij kunnen met deez’ tijd niet mee
Het gaat ons veel te straf.
Wat vroeger onrechtvaardig was,
Is nog niet eerlijk, neen!
Die nu met goed'ren speculeert,
Besteelt het algemeen
Neen, vrouw! ik voel mij krachtig nog,
Al wordt mijn haar erg grijs,
Toch zing ’k als dokter Halbertsma
Nog graag naar oude wijs:
„Und noch recht sich mit Adlers Schwung
„Der vaderlandsche Geist,
„Und noch lebt die Begeisterung
„Die alle Ketten'reiszt”.
Ik schep dus steeds weer nieuwen moed,
En wanhoop nog maar niet,
Al heb ’k om veel, wat nu gebeurt,
Ook in mijn hart verdriet.
De politiek verwatert snel,
’t Is lang niet als weleer,
’t Glijdt alles weg, wij hadden zelfs
Geen raadsverkiezing meer.
Verkiezing wel, doch stemming niet!
In vacature Vis
Werd één slechts candidaat gesteld,
En die kwam er dus wis.
Ja juist, die werkmans-candidaat
Gleed er toen zoo maar door;
Ik vraag, wat heeft men daar nu aan?
Is men daar kiezer voor?
Nou, die partij kwam dat wel toe,
Die had geen zetel nog!
Daarom kwam hij er zonder strijd,
’t Is hier „Gods vrede” toch!
Th. Nu ja, ik gun, dat weet je wel,
Dien man den zetel graag;
Om de partij die ’t loodje lei,
Zit het mij in de maag.
Want ’t offer bracht juist die partij,
Die zelf niet heeft haar deel.
„Gelijk vertegenwoordigd zijn!”
Och meuschen, dat scheelt veel!
De kleinste fractie, zoo is ’t hier,
Gaat strijken met den buit,
Door handigheid en vroom beleid,
Deelt zij de lakens uit.
Ook had er weer geen stemming plaats
Voor d’afgetreden vier,
Elk zit op die manier gerust,
En ’t kiesrycht geeft geen sier,
zoo ’t hier ging, ik zeg het rond,
Kan 't op den duur niet gaan,
Doch wippen, och, dat voel ik wel,
Daar is geen denken aan.
Ja, ’t oude zuurdeeg gaat te loor,
De raad verliest zijn pit,
Dat is ’t gevolg van het systeem:
„Laat zitten maar wat zit!”
Th. Wij raken in den onderwal,
Geloof dat maar secuur,
Men legt het hier te grootscheeps aan,
En huishoudt wat te duur.
’k Bedoel den crisistoestand niet,
Daar is niets aan te doen,
Die vordert thans een berg van
Dat is niet te verhoên.
Maar in de laatste tijden gaat
’t Budget maar steeds omhoog,
Daarmee houdt de ontvangst geen tred,
Men spant te sterk den boog.
Gelijk Minister Treub voor ’t land,
Zag ’k graag voor onze stad,
Dat men op geldelijk gebied,
Ook hier zoo’n meester had.
Thomasvaêr.
Ja, vrouw, de tijd is droef en bang,
Veel staat thans op rantsoen,
Doch vroolijkheid gaat niet op bons;
Daar is niets aan te doen
De oorlogswinst bracht geld in ’t land,
Al krijgt niet elk zijn deel,
Er werd toch hee.l wat winst gemaakt,
Er profiteerden veel.
De handelsstand, die lapt het maar,
't Wordt telkens duurder nog,
De koopwaar gaat maar steeds omhoog,
Genomen wordt het toch.
Die niet een achterdeurtje heeft,
Of kans ook op gewin,
Raakt tegenwoordig in de klem,
En gaat den kelder in.
Van voedsel, kleeding, brandstof ook,
Klimt staag de prijs ten top;
En menigeen houdt moeilijk nu,
Zijn stand nog zoowat op.
Th. Met ambtenaren valt het mee,
Hun klagen is bekend,
Maar zie, zij beuren toch op tijd
Hun vaste tractement.
En menigeen werd zelfs verhoogd,
Daarvoor is ’t nu ’t getij,
Dat geeft een steuntje in den rug,
En daar nog toeslag bij.
De ambachtsstand zit niet zoo vast,
Heeft veel meer risico,
Al zijn er wel, die ’t goed nog gaat,
Bij velen is ’tzoo, zoo
Veel neringdoenden in de stad,
Zijn minder er aan toe,
Zij moeten van hun vak bestaan,
Doch weten thans niet hoe.
De distributie is voor vast
Heel goed in ’t algemeen,
Toch ging voor menig winkelier
Een deel der nering heen.
Ja, neem vooreerst de bakkers maar,
Daar is de invloed groot,
Die 't brood voor and’ren bakken moet,
Heeft nu vaak zelf geen brood.
Dan kom ’k ook op de renteniers,
Daarmee gaat het ook raar,
Die juist van renten leven kon,
Wordt d’oorlog wel gewaar.
Th. Hé ja, men zegt, papier wordt duur,
En ’t zal ook wel zoo zijn.
Doch die zijn geld heeft in papier,
Zit vrij wat in de pijn.
Van sommig buitenlandsch papier
Blijft rente thans absent,
En menig kleine rentenier
Geeft ’t baantje graag present.
Ja, wij op onzen ouden dag,
Dat mag wel zijn bekend,
Wij kunnen ook ons vreugd wel op,
Wij worden niet verwend.
Drie gulden voor ons bei per week
Komt wel van ’t postkantoor,
Maar ’k vraag aan ied’re huisvrouw nu
Wat koop je thans daar voor?
Th. Och, spreek daarvan nu liever niet,
Dat helpt ons toch niet, vrouw
Neen ’k hang het ook niet aan de klok,
Ik zeg ’t hier maar aan jou.
Die ’t hardste roept en ’t meeste klaagt,
Heeft ’t lang het ergste niet;
Heel veel wordt er geleden vaak,
Dat het publiek niet ziet.
En ’t comité in onze stad
Doet waarlijk heel veel goed,
Doch ’t komt, men weet het zelf ook wel,
Niet altijd waar het moet.
En land en stad doen ook hun best,
Men belpt zoo veel men kan,
Maar roeien tegen wind en stroom,
Dat is zwaar werken, man!
Bolswardsche Courant
PlËTERNEL.