1918. 57ste Jaargang. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 28. Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 5; Zondag 7 April. I HET VRAAGSTUK DER PRODUCTIE. BINNENLAND. De hond als indirecte ziekte-oorzaak voor den mensch. INGEZONDEN. DE VOEDSELNOOD. 'Hl Bolswardsche Courant VOOR lever, ja zelfs in de hersenen. winkelier heel veel April 1918. 3 De Zuivelcourant. 'I aardappelen, aanstaanden (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) meer Dat heeft i schenen van bevindendat Vrij algemeen heerscht de meening, dat een al te intieme omgang met den hond bij den mensch oorzaak van lintwormziekte kan worden. Dit is in het algemeen gesproken niet waar. Bijna alle lintwormen, die bij de honden voorkomen, zijn zonder gevaar voor den mensch, uitgezonderd -één de kleinste nog wel een worpje, dat slechts enkele millimeters lang is. De eieren van dit wormpje kunnen bij den mensch blazen veroorzaken, die met vocht zijn gevold en die zich meestal zetelen in de ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Gts. Vervolgens 10 Gts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. men veel meer aan en hebben. Wij plattelands- maar niet begrijpen, zoo laksch optreedt, daar toch de reden van zijn? is het al weer te laat. De tijd winterkoren is al weer voorbij en gaan we de nachtschuit in, tot aan bijna hongersnood, indien er geene ver andering in den treurigen toestand komt. Een Ambachtsman in de Roeksche Waard. over het aanstaande dreigende tekort aan broodkoren. Ik werk als ambachtsman in de Hoeksche Waard bij boeren met 50, 60 tot 70 H.A. bouw- en weiland, en nu wil ik U oprecht verklaren, dat ik reeds verleden jaar en nu weer ver scheidene boeren heb hooren verklaren: we kunnen niet begrijpen, dat de Regee- ring ons niet dwingt, om meer tarwe te zaaien, maar wat doen ze, ze zaaien, wat het meeste geeft en dat is hun niet kwalijk te nemen. Nu worden er weer reusacbtig veel aardappelen gepoot, om dat ze fiuanciëel daar beter bij varen; maar wat heeft men aan als men van den zomer en winter geen vet heeft? We moeten hebben brood, boter en kaas, daar heeft dat kunnen we 1 menscben knnnen dat de Regeering wat zou En nu voor zoo I ,/Het wordt hoog tijd, dat wij onze pro ductie van levensmiddelen er op inrichten, om ons zooveel mogelijk zelf te helpen.” Deze woorden van den schrijver der Landbouw- Kroniek in de Leeuwarder Courant schijnt de Regeering thans tot de hare te willen maken, althans van de ministerstafel is on langs mededeeling gedaan, dat de productie van levensmiddelen mede in verband met de jongste gebeurtenissen tot het hoogst moge lijke peil zal worden opgevoerd. De toevoe ging: mede in verband met de jongste ge beurtenissen, werpt een eigenaardig licht op de zaak. Het schijnt, alsof de bedoeling is te zeggen, dat, wanneer de jongste gebeurte nissen zich niet hadden voorgedaan, de pro- ductie-opvoering minder, misschien in het geheel niet de aandacht der Regeering zou hebben gehad. Als dat de beteekenis dezer bijvoeging is, dan mogen wij de geassociëerde mogendheden dankbaar zijn, dat zij door hun optreden tegenover ons land onze Regeering aan haar plicht betreffende de voedselproduc tie hebben herinnerd. We zullen nu moeten afwachten op welke wijze de Regeering zal trachten tot de beloofde productievermeerdering te geraken. We kunnen hieromtrent nog niets mededeelen. We weten niet, of er reeds, zij het wellicht in grove lijnen, eenig plan bij de Regeering bestond, toen zij hare belofte deed. Waar echter Zoo stellig werd toegezegd: opvoering der produc tie tot het hoogst mogelijke peil, komt het ons voor, dat deze woorden recht geven te vertrouwen op het bestaan van een werkplan destijds. Indien dit zoo is, moet het boven dien in het belang der productievermeerdering worden geacht, dat van dit plan heel spoedig iets bekend worde gemaakt. Niets is beang stigender dan een toestand, waarin ons volk geleidelijk is geraakt: voortdurend bedreigd door hongersnood, zonder dat men wist hoe ver of hoe dichtbij het gevaar was en vol slagen onbekend met de maatregelen van tegenweer, die genomen werden. Dit weten we nu de omstandigheden hebben het te onzer kennis gebracht dat bet gevaar dichtbij ie; we dienen ook te weten, volgens welk plan de Regeering zal trachten het te bezweren. Mag ik u verzoeken het onderstaande in Uw blad op te nemen? Veel wordt er in den laatsten tijd op allerlei manier en door middel van ingezonden stukken geschreven over de levensmiddelenkwestie, in het bijzonder ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 8 maanden. Franco per post Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. longen en Zij geven dan aanleiding tot ernstige ziekte toestanden, waarvan heel gevaarlijke operaties dikwijls het gevolg zijn. Merkwaardig nu is, dat deze blaasworm- ziekte bij den mensch lang niet overal even veelvuldig voorkomt. Naast streken, waar men er nooit van hoort, komen weer andere voor, waar men de ziekte dikwijls waarneemt. In Ijsland b.v., in Mecklenburg en volgens de laatste onderzoekingen ook in Friesland (vooral in het noorden van de provincie) wordt de ziekte dikwijls aangetroffen. Nu dit eenmaal vast staat, is het van het grootste belang, dat er een onderzoek wordt ingesteld naar bet voorkomen van den gevaar lijken lintworm bij de honden in Friesland. Als we dat weten, is misschien na te gaan hoe de besmetting plaats vindt en zijn er mogelijk maatregelen te nemen om deze ziekte in de provincie tegen te gaan. Hiervoor is het onderzoeken van gestorven of afgemaakte honden en katten (vermoedelijk komt de lintworm hierbij ook voor) gewenscht. De tijd is hiervoor gunstig; voedseischaarschte noodzaakt heel veel honden liefhebbers zich van hun viervoeters te ontdoen. Het zou ondergeteekenden, die zich dit onderzoek tot taak hebben gesteld, buitenge woon aangenaam zijn, al die honden en katten te kunnen onderzoeken en waar de burge meesters der gemeenten zich bereid verklaard hebben te bevorderen, dat eventueel gestorven of afgemaakte dieren worden verzonden aan het adres van den Rijkskauringsdienst, Wees huisstraat No. 10 te Harlingen, verzoeken ook ondergeteekenden dringend aan de door de Heeren Burgemeesters in de bladen ge plaatste advertentie volle aandacht te willen schenken. C. TENHAEFF, Districts-veearts, Leeuwarden. Dr. 8. FERWERDA, Rijkskeurmeester, Harlingen. Joure. Een brutale inbraak heeft in den nacht van Dinsdag op Woensdag plaats gehad in den goudsmidswinkel van den heer G. Span- ninga alhier. De dief of de dieven hadden door het opscbuiven van een keukenraam zich toegang tot het achterhuis weten te verschaffen en daarna met ’t oog op den terugtocht de buitendeur van slot en ketting losgemaakt. Om nu het voorhuis te kunnen bereiken, moest nog een binnendeur, waarvoor een zwaar houten ^blind”, geopend worden, wat ook gelukte en toen was langs de gang de winkel spoedig bereikt. ’t Was omstreeks één uur toen de heer Spanninga door de op ’n kier staande schuif deur, vanaf zijn slaapstee licht in den winkel zag en, meenende dat er een zijner kinderen was, begon hij te roepen. Toen er echter niemand nader kwam, vreesde bij onraad, wat dan ook bij direct onderzoek bleek. Er werd gelukkig niets vermist. Daar het pand van den heer Spanninga achter volkomen door de naastliggende afgesloten ligt, is het hoogst waarschijnlijk, dat er gebruik gemaakt is van het bootje van den heer J. v. d. Velde. Zekerheid daaromtrent bestaat echter niet en sporen, die tot eenige aanwijzing kunnen leiden, werden niet ontdekt. Jouster Ct. Sneek, 5 April. Gisterenavond was de groote zaal van »Amicitia” gevuld met hon derden belangstellenden bij de oprichting van een Tuinbouwvereeniging. ’t Plan tot die oprichting was ontworpen door een voorloopige commissie, wie men in Bolsward de noodige gegevens welwillend had verschaft. Nadat de voorloopige voorzitter, de heer L. Bakker Wz. het doel der oprichting, de kosten daaraan verbonden en de voordeelen ervan had uiteengezet, werden de aanwezigen in de gelegenheid gesteld hun oordeel in deze uit te spreken. ’t Slot van de verschillende overwegingen was, dat bijna alle aanwezigen zich door ^ópstaan” voor de oprichting van een Tuin bouwvereeniging alhier verklaarden. De voorzitter verzocht daarna, zich vóór Zondag bij een der bestuursleden als lid op te geven. ’t Inleggeld bedraagt f 5. Sneek, 5 April. Een bakker alhier, die zonder bon een hongerigen huisvader aan een bruinbroodje hielp,-is er voor f 50.inge- loopen. Een hart van steen is bij een tegenwoordig onmisbaar. Sneek, 5 April. Zaterdagavond j.l. was men hier in de gelegenheid, thee (geen surrogaat) te koopen tegen... f 7.per pond. Men doe maar. Beetsterzwaag, 3 April. Aan den berm van den weg werd hier heden een omstreeks 21-jarige jongeling gevonden, geheel bewusteloos Nadat bij in de wachtkamer van het gemeente huis was gebracat, constateerde de dokter vergiftiging. Dit vermoeden werd bevestigd, doordat hij een zakje met zwaar vergif bij zich had. Door den geneesheer werden maat regelen genomen en verder werd gedurende den nacht de wacbt bij hem gehouden. Hedenmorgen was hij weder genoegzaam her steld om per fists te vertrekken. Voorspoedig voorjaar.- Friaslands graidhoek, 4 April. Deteekenen wijzen er op, dat het wel eens een voorlijke „maitiid” kan worden. Iets wat voor memgen veehouder een opluchting zijn zal, want de reeds lang gerekte hooivoorraad- is overal zoo goed als opgevoederd. Als we eenige dagen van groeizaam weder krijgen, zal weldra, althans het jongvee, waarvan nu al eenige koppels zijn losgelaten, den stal voor de weide kunnen verruilen. De greidlandeu, en in ’t bijzonder de kleiweidestreek, staan ,/in den grond” goed bezet. De vele regen van het vroege voorjaar heeft deze landen volgedrenkt, wat van heilzamen invloed is geweest. Daarbij heeft Maart zich onderscheiden door droogte zonder buitensporige nachtvorst, zoodat op ’t moment de landerijen zich in volle kracht kunnen ontwikkelen. Wat voor den greidhoek van belang is, dat is van nog grooter belang voor de bouw- streek, daar het menschelijk voedsel al even scbaarsch, wellicht nog scbaarscher zal worden dan het veevoeder’. Een voorspoedig voorjaar is dus van bet -hoogste belang. Oudeh&ske, 3 April. Onze huismoeders hadden juist hare wasch op de bleek, toen plotseling een windhoos verschillende stukken mee de lucht in voerde. Tot op tien minuten afstand kon men het linnen door de lucht zien dwarrelen en her en der weder neerkomen. Leeuwarden, 5 April. Alhier is opgericht een afd. Leeuwarden van den Economischen Bond, 60 leden en 10 buitenleden traden toe. Amsterdam, 5 April. Heden zijn opnieuw op verschillende bakkerskarren aanvallen ge daan, zoodat de politie moest ingrijpen. Ook werd in bakkerswinkels zonder betaling brood weggenomen. Naar aanleiding van het verkoo- pen van brood zonder bons onder politietoezicht heeft de hoofdcommissaris er op gewezen dat dit volstrekt ontoelaatbaar is. De politie heeft order krachtdadig op te.treden tegen plundering. Heplc. Nieuwsbl. v. Fr. Dure eieren. Men schrijft uit Barneveld Vóór den oorlog was de prijs der eieren gewoonlijk enkele weken na Pascben het laagst, van welke gelegenheid de bakkers en ook tal van particulieren gebruik maakten om hun wintervoorraad in te slaan. Gisteren golden daarentegen de eitjes tot 131/2 cent per stuk, en toch werden zij reeds, speciaal voor den kalk-inleg, aangekocht, daar verwacht wordt, dat de prijzen dezen zomer steeds zullen stijgen en in den aanstaanden winter tot minstens een kwartje zullen op- loopen. Deze abnormaal booge prijs staat in verband met de groote opruiming van kippen en dientengevolge met den steeds geringer wordenden aanvoer van eieren. Alg. H. Zondagavond had men wagens en karren van den veehouder Gj. 8. te Broek onder Akkerwoude in een vaart gereden. De bandieten werden evenwel ontdekt en gesommeerd den anderen dag deze voertuigen weer op den wal te brengen. Indien dit niet plaats bad, zou men de politie kennis van het geval geven. En aangezien men dit liever niet had, haalde men weer uit het water water, even te voren moedwillig ingereden was. Adv. BI. v. Kollum. Het eikeldrogen in de Wouden heeft thans weer een einde genomen. Het heeft eenigen tijd aan vele handen werk gegeven, Hoewel wij ons in het algemeen onthouden van critiek op het R^geeringsbeleid, hebben wij niet kunnen nalaten als onze meening uit te spreken, dat de economische politiek van het huidige Ministerie van Landbouw niet ten volle beantwoordt aan de behoeften van het land onder de tegenwoordige omstandig heden. Die politiek n.l. heeft zich tot dusverre bijna uitsluitend bezig gehouden met het vraagstuk der distributie. Maar wat geeft het, aldus vroegen wij eu vragen wij nog, of men zich het hoofd breekt met de vraag, hoe de distributie geregeld moet worden, als er niets te verdeelen zal zijn? ons altijd het ernstigste toege- den toestand, waarin wij ons er binnenkort niet meer te eten zal zijn en wij hebben nooit eene ver klaring kunnen vinden voor hel opmerkelijke feit, dat èn de Regeering èa de volksver tegenwoordiging hieraan niet hunne eerste en voornaamste aandacht schenen te schenken. Wij hoorden wel eens beweringen als: er zijn groote voorraden door sommige hamsteraars opgehoopt. Maar wanneer wij de simpele vraag stelden, hoe groot de portie voor elk huisgezin zou zijn, wanneer al die voorraden over de geheele bevolking werden omgeslagen, dan bemerkten wij, dat ook bij hen, die zoo geruststellend over die hoeveelheden hadden gesproken, eenige twijfel rees. Zij weten niet, hoe weinig wij nog hebben dachten wij wel eens, en zij schijnen niet te rekenen. Intusschen drong zich meermalen ’t bewustzijn aan ons op, dat wij zelf evenmin bekend waren met de hoeveelheid voedsel, die nog in ons land aanwezig is. Zijn wij misschien te pessimistisch? dachten wij wel eens. Immers de Regeering is op de hoogte van den toestand, zij weet, dat op aan voer niet te rekenen valt en dat het hoogstens als een meevaller moet moet worden beschouwd, wanneer Amerika nog wat graan loslaat; voor haar is bet niet minder duidelijk dan voor ons, dat de oorlog niet spoedig ten einde is en dat na den oorlog de toestand nog zeer groote zorg zal vereischen. Maar toch deze overwegingen konden wij niet rijmen met de lichtvaardigheid, waarmee men over het productievraagstuk heenliep. Thans is de toestand in zooverre veranderd, dat de geassocieerde mogendheden ons wat graan hebben toegezegd. Als dat graan nu ook inderdaad komt, daü is dat een meevaller, waarover wij ons mogen verheugen. De bittere pil, die wij daarbij te slikken hebben gekregen zullen wij maar onbesproken laten de buiten- landsche politiek is niet het terrein waarop wij ons bij voorkeur bewegen. Het kan wel als tamelijk vaststaand worden aangenomen, dat ons land voor de voedsel voorziening op zijn eigen productie is aange wezen, ons ontbreken de middelen, om het buitenland er toe te brengen, ons een deel af te staan van hetgeen het zelf noode kan of niet wil missen. Deze toestand nu is lang te voorzien geweest en juist daarom verwondert het ons dat het eenige middel om voor ons volk aan voedsel te komen, n.l. het zelf te produceeren, tot dusverre zoo verwaarloosd is. Dat de binnenlandsche voedselproductie in 1918 niet grooter of noemenswaard grooter zal zijn dan in vorige jaren staat vast. Toch heeft het niet ontbroken aan waarschuwende stemmen. We behoeven slechts te herinneren aan de inleiding van den heer Nobel op het Nederlandsch Landhuishoudkundig congres in het vorige jaar. Had men toen de zaak aan gepakt, das had men zeker heel wat kunnen bereiken. Maar men pakte niet aan, liet integendeel de zaak aan het toeval over, ja, erger, wij hebben zelfs den indruk gekregen dat ongevraagd advies, ook al kwam het van bevoegde zijde, niet welkom was. Wij zouden dit niet schrijven, wanneer ons niet met onbetwistbare zekerheid feiten bekend waren, die dezen indruk wettigen. Dat ook anderen gelijke ervaringen opdeden blijkt uit het volgende ingezonden stukje, dat wij in de Nieuwe Rotterdamsche Courant lazen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1918 | | pagina 1