ïïieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
No. 55.
Verschijnt Donderdags en Zondags
57ste Jaargang.
1918
Donderdag 11 Juli.
Voor het Kantongerecht.
De Schoolstrijd.
VOOR
BINNENLAND.
en weer en kan er
INGEZONDEN.
Bolswardsclie Courant
Bolsward, 9 Juli 1918.
bekl.
r
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 8 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
f1) De heer Kremer schrijft, dat de vrienden
van den spreker aldus optraden. Dit is wellicht
een lapsus calami?
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Set bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
weet men ft weer eens over
over gepraat worden.
land waren van
er geen pad; zoolang
ze het maar laten
Repk. Nieuwsbl, v. Fr.
Klein gedoe.
Rel Folk meende aan de groote klok te
moeten hangen, dat mevr. Cort van der Lin
den en mevr. Posthuma boven maximumprijs
eetwaren koopen.
„Het is natuurlijk te waardeeren, zegt een
inzender in de N. Cl., dat Bet Volk op
dergelijke kleine zonden attent maakt; wellicht
is het dan tevens van algemeen belang dat
eens vermeld wordt, <ïat schrijver dezes dezer
dagen in een restaurant ergens in Noord-
Brabant zat en aldaar bijwoonde, dat de heer
J. Oudegeest, 1ste candidaat der 8. D. A. P.
'in de Zuidelijke kieskringen, zich een door
clandestiene slachting verkregen hoeveelheid
vleesch wel liet smaken.
Zie zoo, nu
Zitting van Vrijdag 5 Juli 1918.
Mocht ik nog niet overtuigd zijn (maar
wie zou dat nu nog niet zijn?) dan geeft de
heer Kremer mij den raad om een vergadering
te beleggen. Na U, waag ik te zeggen. De
beurt om een openbare vergadering te beleggen
is aan de partij van den beer Kremer. Is
men aan zijn kant bang voor berrie? Er is
eens (in de vorige eeuw bier ter stede een
vergadering geweest waar stok en vuist debat
teerden (1). Och kom, laat men uitkomen
met een fatsoenlijk man, dan kan de politie
beusch wel thuis blijven.
Met dank voor de plaatsruimte,
H.-EISMA.
Frieslands Greidhoek, 7 Juli. Een droge
zomer als deze behoort niet tot de zeldzaam
heden, maar wel zeldzaam is de daarbij
gepaard gaande lage temperatuur. Menschen,
die in de vroegte naar ’t werk gaan, ver
klaren dat het bijna alle nachten vriest. Het
directe gevolg hiervan is dan ook duidelijk
merkbaar. Het weinige gras, dat nog op de
hooggelegen landen aanwezig was, is als ’t
ware weggekrompen, en de beesten moeten
den ganschen dag in beweging zijn om eenig
voedsel machtig te worden. Als er niet zeer
spoedig regen valt en er geen mildere weers
gesteldheid aanbreekt, is er van een tweede
snede hooi zoo goed als niets te verwachten.
Het indirect gevolg van deze weersgesteld
heid zal zijn, dat het gewone landwerk spoedig
verloo.pt er is nu al werkeloosheid
en dat het er niets rooskleurig voorstaat,
vooral niet in die streken, waar van buiten
gewone werkzaamheden veelal geen sprake is.
Als men echter wil, is er voorshands nog
wel werk te vinden met velerlei slatwerk,
waarvoor een zomer als deze met lagen water
stand bijzonder gunstig is.
Heerenveen, 8 Juli. Een boeren-deputatie
uit deze omgeving was ergens heengereisd,
om een molen te bezichtigen. Op de boerderij
gekomen, waartoe de moten behoorde, werden
ze door de boerin allervriendelijkst ontvangen.
Of ze den molen even mochten bezichtigen
„De molen! Ja ziet u, de molen? ja, nee,
o zeker wel, waarom niet? maar willen de
heeren dan even vijf minuten wachten?"
Die vijf minuten duurden wat lang, waarom
een der heeren de vrijheid nam even om een
hoekje te kijken. Boer en boerin zwoegden
in ’t zweet huns aanschijns om zwaar gevulde
zakken uit den molen over te brengen naar
de schuur, en pekelwater droop uit de zakken,
hun bij den rug neer.
Wat was het geval? De boer had zich
pas schuldig gemaakt aan een sluikslachting
en het vleesch in den pekel gezet, toen men
in de verte de vreemde heeren had zien aan
komen. Dat zouden er wel van de controle
zijn, dacht men, waarom men inderhaast het
vleesch in zakken had gedaan en weggestopt
in den molen. En nu wilde het geval, dat
de heeren juist naar den molen vroegen. De
zaak was dus verraden, meenden de boer en
de boerin, en nu trachtten ze nog te redden,
wat er te redden viel.
Toen de distributieheeren zoo ongeveer begre
pen hoe de vork aan den steel zat en zich bekend
maakten als dood-onschuldige bezoekers, die
zelf ook wel eens... enfin, toen gaf dat een
heele verlichting. Maar was me dat schrikken
geweest
Er was ditmaal meer belangstelling dan
gewoonlijk in den zomertijd. Onder het publiek
merkten wij verscheidene slagers op. Deze
hebben tegenwoordig schoon den tijd om eens
te komen luisteren en daar er enkele over
treders van het slachtverbod moesten voor
komen, trok het natuurlijk hunne attentie
en was ’t meteen voor hen leerzaam ook.
Er werd echter van de wachtenden nog al
wat geduld gevorderd, want al begint om half
elf de zitting, die is dadelijk niet openbaar. De
kinderzaken worden eerst behandeld en daar
ging deze keer haast anderhalf uur mee heen.
T Was alzoo dicht bij twaalven voor ’t publiek
mocht komen luisteren en werd al direct bun
geduldoefenen beloond want daar eenige
beklaagden afwezig waren kwam ’t eerst een
frauduleus slachtzaakje aan de orde en wel
tegen J. H. te Workum, dien we bij de vorige
zitting ook vermelden moesten.
Bekl. is aanwezig en bekent dat bij, om
wat te verdienen, het weer gewaagd heeft, en
betrapt werd.
De rijksveldwachter geeft van deze bekeuring
een wel interessant verhaal ’t welk eenigszius
verkort zoo luidt: Ik liet mij (aldus de rijks
veldwachter) op 16 Mei met mijn bootje op
surveillance zijnde, sleepen achter de stoomboot
van Faber, toen op den hoek bij de rolpaal
iemand in een bootje de bootslui wenkte om
te stoppen. Ik zag het personeel van de boot
zoowat glimlachen en dat trok mijn bijzondere
aandacht, ik wilde eens weten wat uil dat
bootje op de stoomboot moest, maar toen ik
mij vertoonde riep de persoon dadelijkneen,
vooruit maar! ga maar door! en hij ging met
zijn roeiboot haastig zich verwijderen. Toen
begreep ik wel wat er te doen was, doch bij
achtervolging met mijn boot haalde ik hem
niet in. !k Ging daarom aan wal, leende een fiets
en was eerder in Workum dan hij er met zijn
bootje kon zijn. Bij ’t tolhuis wachtte ik
hem op, maar hij was al eerder aan wal gegaan
en droeg wat in een zak waar hij bet erf
van H. de Boer mee opging. Toen ’k daar
kwam, was hij al vertrokken, daar ik ook zag,
dat hij zonder zak zich haastig verwijderde.
Ik had evenwel nu zekerheid dat het F. de
Vries was. ’k Vroeg de vrouw van De Boer
wat de Vries haar gebracht had. Zij wist
van niets af, maar met een collega van de
gemeente-politie, die terloops onderweg met
het geval in kennis was gesteld, vonden we
in den koestal den zak met een bout schaap-
vleesch. Hiermee zijn we naar de Vries
gegaan, maar dit was niet van hem. ’t Was
van bekl. voor wien hij het moest bezorgen,
’t Was uit een watermolen afkomstig. Daarop
toen los, en ja, daar was beklaagde nog bezig.
Een schaap was geslacht en reeds in stukken
gehakt. Kop, hartslag en huid werden ook
nog opgespoord.
Als getuige moest nu voorkomen, de man
die ’t schaapvleesch in een zak naar de stoom
boot zou brengen, n.l. F. de Vries. Deze
wordt beëedigd en bekent, dat hij wat voor
bekl. moest wegbrengen, maar wat er in den
zak zat wist hij niet.
Dit laatste komt ongeloofwaardig voor,
getuige wordt op ’t gewicht van den eed
gewezen, en hem aangeraden, ,/de waarheid
en niets dan de waarheid" te zeggen. Getuige
volhardt evenwel bij zijn verklaring dat hij
niet wist wat er in den zak was, en om die
verklaring kracht bij te zetten, steekt hij
andermaal zijn twee voorste vingers omhoog,
ten bewijze dus dat hij op zijn stuk blijft
staan.
De behandeling wordt nu klemmend en
ernstig. De rijksveldwachter had zelfs er op
gewezen dat de zak niet toegebonden was,
en er een punt van het schapebout buiten
uitstak.
Nadat de heer Kantonrechter nogmaals
vruchteloos beklaagde had vermaand, toch
wel te beseffen, dat het afleggen van een
valsche verklaring onder eede ernstige gevolgen
kan hebben, neemt de heer Ambtenaar het
woord en gelast dat de verklaring van dezen
getuige op schrift gesteld zal worden, en dan
proces verbaal tegen deze getuigenis moet
worden opgemaakt, ja toen viel bij door
de korf en bekende wel te weten dat er
vleesch in was.
Na een ernstige reprimande werd hem nog
gevraagd waarom bij dit vleesch niet op de
boot afgaf en daar werd als reden voor
opgegeven dat de boot al te vlug den hoek
om was en bij ’t daarom maar zelf zou
brengen. Ook bracht hij 't niet aan ’t eigen
lijke adres waar ’t wezen moest, maar er
werd hem maar geen verdere verklaring ge
vraagd. De man stotterde wat bij zijn spreken,
mmmaar hhij wwist ssoms zelf niet, wwwat
hij zei tenminste dien indruk kreeg men
haast, want al zijn draaierij gaf voor beklaagde,
die trouwens ook volledig bekend had, toch
niet.
De heer Ambtenaar wijst op het gewicht
der overtreding van beklaagde, en eischt weer,
wat ook in de vorige zitting tegen hem is
gevraagd f 100 boete of 14 dagen hechtenis,
met verbeurdverklaring van de opbrengst van
’t in beslag genomen vleesch.
Bekl. vindt het al een treurige toestand.
Hij moet wat verdienen voor zijn gezin, het
brood is hem ontnomen, en nu krijgt hij
zoo zware boete dat hij die niet kan betalen.
De heeren Rechters wijzen bekl. er opdat
de verbodsbepaling is gesteld' in ’t belang
van ’t algemeen, en streng gehandhaafd dient
te worden.
Het volgende zaakje was alweer een der
gelijke overtreding, ook te Workum. Het
betrof E. K. die in den nacht van 21 op 22
Mei een kalf slachtte in zijn huiskamer.
Bekl. bekent maar ’t was een noodslachting.
Hij zou bet vleesch weggeven aan de armen,
en den volgenden morgen zou hij er den
veearts ook kennis van gegeven hebben, maar
de politie was hem voor geweest.
De politie geeft ook van dit geval een heel
andere lezing. Zij hoorden dat op de boot een
kalf bulkte, en dat was voor hun een sein
om op te letten, ’t Kalf was in den vroegen
avond reeds met de boot aangekomen, doch
’t W3rd niet afgehaald, ’s Nachts omstreeks
twaalf uur kwam iemand per fiets eens bij
de boot langs, blijkbaar om te verkennen of
er ook onraad was, en een poos later kwamen
twee mannen het kalf afhalen. De politie
volgde op een afstand om te weten waar het
heen ging om niet gehoord te worden,
werden de schoenen uitgetrokken. En zoo
zagen ze dat het naar beklaagdes huis werd
gebracht. Builen hield de politie nu de wacht
en toen een poosje later een der mannen de
deur losmaakte, omdat hij even naar buiten
moest, stapten de mannen der wet binnen en
vonden zoo letterlijk de levende bij de doode.
Deze beklaagde had het kalf reeds gedood en
was bezig het te villen, in de huiskamer nog
wel.
De zaak werd in beslag genomen. De
verklaring dat het een noodslachting was,
neemt de politie voor geen goede munt aan,
en ook de gedachte dat het vleesch aan de
armen zou worden rondgedeeld, schijnt later
opgekomen, want ’s nachts bekende de man
dat bij het deed om brood en het plan had
het vleesch voor 60 cent per pond af te
leveren.
Beklaagde houdt vol dat het kalf kromme
pooten had en niet kon leven, waarop de
politie, die ’s avonds te voren het dier gezien
heeft, verklaart, dat het althans niet dien
nacht behoefde geslaeht te worden, zoodat
den volgenden morgen wel eerst aan
gifte bij den veearts had kunnen doen.
De beer Ambtenaar ziet in de geheim
zinnigheid waaronder dit kalf in den nacht
en in de huiskamer nog wel geslacht werd
alle teekenen dat hier het slachtverbod is
overtreden. Wel wil bij eenige rekening
houden met het verweer, maar meent toch
een ernstige straf te moeten vragen. De eisch
luidt f 50 boete of 14 dagen hechtenis met
verbeurdverklaringvan het vleesch of de
opbrengst er van.
Beklaagde herhaalt dat het noodslachting
was, hij kreeg ’s nachts pas bericht dat het
kalf er was. Hij is altoos de slachter in der
gelijke gevallen van nood, en vindt het treurig
dat de politie niet beter oordeelen kan over
de toestand van het vee.
De volgende zaak betrof het loopen over
land, zonder daartoe gerechtigd te zijn. Het
betrof B. V. te Workum, die 2 maal bekeurd
is te hebben geloopen over land van 8. Jager.
Bekl. bekent daar 25 Mei en 2 Juni geloopen
te hebben, maar er is pad over dat land, en
hij heeft er altoos over geloopen. Ook anderen
gebruiken dagelijks dat pad.
Getuige S. Jager verklaart dat er vroeger
pad was toen daar een pan bakkerij was, en
die fabriek en land waren van één eigenaar.
Maar het publiek heeft
’t weiland was hebben
gaan, doch dit jaar werd het als hooiland
gebruikt en wilden ze het gras niet vertrapt
hebben, zij hebben dezen beklaagde ook ge
waarschuwd, maar die wil ’t niet laten, daarom
hebben ze aan de politie verzocht er op te
letten.
De politie heeft op de secretarie geïnfor
meerd, doch ’t pad staat niet op den legger
van openbare voetpaden en wegen.
De heer Ambtenaar acht niet bewezen dat
beklaagde over dat land mocht loopen en
eischt schuldig verklaring, echter zal hij deze
maal een lichte straf vragen n.l. 2 X f 1
boete of 1 dag.
Beklaagde wil ’t hooger bezoeken en neemt
geen straf aan, zegt hij. Daarop volgde weer
een slachlzaak, 8. P. en P. P. hebben gezamen
lijk een schaap geslacht in een hok van M.
de Boer op 29 Mei. Beklaagden bekennen.
Eisch voor ieder f 60 of 20 d. hechtenis.
Deze eisch komt beklaagden wat te hard
aan naar ’t schijnt. Zij betoonen zich verstoord
en roepen nijdig uit: de kleine lui moeten
in de bus, en de grooteren, die de zaak in 't
groot doen, loopen vrij rond. Daar doet de
politie „niks” aan, hoewel ze het wel weten
dat die het ook doen. De beide agenten achten
zich door die zijdelingsche beschuldiging van
plichtverzuim beleedigd en zouden graag het
bewijs geleverd zien, van die beschuldiging,
’t Is waar, verklaren de agenten, wij vermoeden
wel dat er ook bij anderen geslacht wordt,
maar ze leggen ’t zoo slim aan, dal ze nog
niet bekeurd konden worden, doch er wordt
wei degelijk op geloerd.
De heer Kantonrechter vermaant beklaagden
zich niet zoo verstoord te toonen, en al waren
ook die anderen gesnapt, dit strekt hen vol
strekt niet tot verschooning.
Nog een slachtzaak kwam aan de orde,
maar de beklaagde was afwezig zoodat wij
weinig ijijzonderheden vernamen. Het betrof
W. Z. te Bolsward, bij wien de politie een
nog aanwezig gedeelte van een varken heeft in
beslag genomen op grond van overtreding
van het slachtverbod.
De eisch luidt f 100 boete of 14 dagen
met verbeurdverklaring van de opbrengst van
’t in beslag genomen varkensvleesch.
Daarna moest terecht staan E. B. te Bols
ward omdat hij 30 Mei door de politie werd
ontmoet rijdende op een fiets waarop hij nog
iemand achter zich vervoerde. Dit is verboden
op een fiets, die slechts voor één persoon is
ingericht.
Beklaagde bekent, doch hij, wist niet dat het
niet mocht. Had hij het geweten, hij zou 't niet
gedaan hebben.
Eisch f 1 of 1 dag.
De laatste zaak die behandeld werd, ging
tegen B. B. te Koudum, wiens kippen losliepen.
De bekl. is afwezig, maar de getuigen N.
Roosje en P. Ferwerda bevestigen bet ten
laste gelegde.
Eisch f 6 of 3 dagen.
De overige zaken van de niet verschenen
beklaagden zijn behandeld bij verstek.
Uitspraak over 14 dagen zijnde 19 Juli a.s.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
M. de R.,
Nu ben ik den heer Kremer toch wel zeer
dankbaar, dat hij zich de móeite getroost
heeft om zulk een lang stuk te schrijven.
En nog wel zulk een leerzaam stuk
Want ten eerste weten wij nu, dat men
wel van alles en nog wat overhoop kan halen
en dat men wel om het door mij geopperde
bezwaar tegen het voorstel Lohman, met heel
veel poespas heen kan draaien, maar dat
daarmee het bezwaar zelf niet wordt aange
tast, veel minder weerlegd.
En in de tweede plaats weten wij, voor
standers der openbare school, thans, dat wij
ongeloovig zijn in bijbelschen zin. Welk een
kostelijke vondstAlleen wie den bijbel be
schouwt zooals de heer Kremer dat doet, is
geloovig. Wie het niet met den heer Kremer
eens is, is ongeloovig. Dat is toch wel zeer
duidelijk. Omgekeerd mogen wij dus ook
zeggen: de heer Kremer heeft naar onze over
tuiging een volslagen averecbtsche bijbelbe
schouwing, dus is ook bij ongeloovig,
’t Is bepaald amusant, als men bedenkt,
dat bij wederkeerig ijdel gebruik van het
woord ongeloovig, er ten slotte niemand meer
geloovig is.