ïïieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Donderdag 17 October. No. 83. 1918. Verschijnt Donderdags en Zondags 57ste Jaargang. OER DITTEN EN DATTEN. BINNENLAND. VERHOOGING DER PRODUCTIE. SrZ VOOR den land en oar mar It is ailinne in unrjucht Bolswardsehe Courant los to krijen as it spil Gaasterland, 13 Oct. De opbrengst van onze aardappelakkers overtreft de verwachting. Men vreesde, dat de droogte tijdens den groei te langdorig zou zijn geweest, maar ’t valt mee: de knollen blijken flink van stuk en de kwaliteit is prima. Clandestien gaan er veel aardappelen voor f 4 per korf van de hand. Fraude te constateeren is zeer moeilijk, aangezien de hooge Gaasterlandsche bodem conserveert als de beste kelder. Deersum, 14 Oct. We spraken iemand, die pas terugkeerde uit Duitschland, waar hij zes weken had gewerkt op de Kruppfabrieken te Essen. Hij vertelde ons, dat thans nog een 34000 Nederlanders op genoemde fabrieken werken en gehuisvest zijn in barakken. De voeding was voor de munitiearbeiders uitstekend of goed te noemen. Spek, boter en kaas werd in voldoende hoeveelheid verstrekt. Maar aangrijpend was ’t te hooren, hoe’s avonds aan de barakken de arme invaliden om eten kwamen bedelen. Onze zegsman zou na kort verlof weer naar Duitschland terugkeeren. Hepk. Nieuwsbl. v, Fr, toe gebracht in denzelfden zin werkzaam te zijn; kunstmatig zijn de prijzen laag, dikwijls te laag gehouden. De regelende werking van vraag en aanbod is uitgeschakeld; heel het Nederlandsche volk eet ten koste van de Staatskas. Het is duidelijk, dat vroeger of later liefst zoo spoedig mogelijk dit den vorigen Minister bestaan, systeem moet worden losgelaten. ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. ons volk zoo goed mogelijk verzekerd met de veranderde omstandigheden zal wijziging in de productiewijze gepaard is niet gemakkelijk. Er zijn er, die beweren, dat het voor den tegenwoordigen Minister gemakkelijk is: hij kan, zeggen ze, voort bouwen op hetgeen zijn voorganger deed. Zulk beweren getuigt» naar het ons voor komt, dat men aan de distributie van waren en hierin heeft bijna uitsluitend het crisis- werk van een te groote beteekenis toekent. Wij onthouden ons van eene beantwoording der vraag, of het distributie-systeem, of beter, de distributie-systemen, van den vorigen Minister voldoende of onvoldoende waren. Wij hebben het eerder gezegd: de distributie is niet het voornaamste: de productie behoort daarboven gesteld te worden. Hetgeen te dezen opzichte gedaan moet worden is nagenoeg alles, want er is zoo goed als niets gedaan. Doch de moeilijkheid der taak is nog in iets anders gelegen en wel hierin, dat land bouw en nijverheid alleen in vrijheid kunnen bloeien en die vrijheid alzoo eerste voorwaarde is voor de bereiking van het doel, hetgeen er door de Regeering onder de veranderde omstandigheden mede beoogd wordt: de voort brenging in ons eigen land van datgene, wat voor ons volk noodig is. Zoo staat zij dus voor de oplossing van het probleem om deze beide takken van ons volksbestaan, die, wortelende in het voor goed afgedane verleden, aan zich zelve over gelaten niet genoeg voortbrengen om in onze behoeften te voorzien, door verstandige leiding geschikt te maken om die vruchten in voldoende hoeveelheid voort te brengen, welke voorzien in onze behoefte. Er zal heel wat met den boom moeten gebeuren: veel waardeloos hout zal moeten weggesnoeid, terwijl het goede vruchthout met zorg moet worden behandeld, opdat zijn groei begunstigd wordt. Met opzet kozen wij dit beeld uit het plantenleven om de beteekenis aan te geven van het vraagstuk der productievermeerdering. Zoo weinig als de mensch het eigenlijke groei proces beheerscht, maar slechts in staat is de groeivoorwaarden te begunstigen, zoo weinig is een Regeering in staat door dwangmaat regelen een noemenswaarde vermeerdering der productie tet stand te brengen; ze kan slechts wegnemen de belemmeringen, die landbouw en industrie verhinderen in de gewenschte richting te groeien. Zoo is de taak, welke de Regeering als de hare heeft erkend, teruggebracht tot de beant woording der tweeledige vraag: welke zijn de beletselen, welke landbouw en nijverheid ver hinderen datgene in voldoende hoeveelheid voort te brengen, hetwelk ons volk voor zijn levensonderhoud noodig heeft en hoe kunnen die beletselen worden weggenomen? Bij het zoeken naar eene regeling der pro ductie, gelijk wij die behoeven, dient er rekening mede te worden gehouden, dat het niet enkel de nood van het oogenblik is, welke voorziening noodig maakt. Ook dan, wanneer de oorlog tot het verleden behoort, zullen wij voor onze benoodigdheden nog langen tijd op ons zelve zijn aangewezen. Het is niet de vraag, of men een dergelijken toestand de meest verkieselijke vindt; zij, die zich deze vraag stellen, verkeeren nog onder den invloed van den toestand voor den oorlog. Destijds kon het zijn nut hebben te discus- sieeren over deze vraag, zoo nauw samenhan gende met de kwestie: protectie of vrijhandel. Thans kunnen aanhangers van beide rich tingen in volkomen eensgezindheid zeggen: de noodzakelijkheid gebiedt ons voor ons zelve te zorgen. Wanneer de wensch vervuld zal worden, dat de landbouw produceert voor het binnen land, dan kan niemand eischen, dat dit met opofferingen gepaard zal gaan. Men kan schimpen op den landbouwenden stand zooveel men wil, er bestaat geen enkele wet, geschreven noch ongeschreven, volgens welke de landbouwer de plicht is voorgeschreven ten koste van opofferingen voor het Neder landsche volk te zorgen. Zoo goed als iedere andere stand als eerste doel nastreeft eigen voordeel, zoo goed heeft de landbouwende stand het recht hetzelfde te doen. Het is zelfs zijn plicht niet anders te doen, want juist op die manier kan hij het algemeen welzijn dienen. De eerste voorwaarde alzoo, om bouw er toe te brengen vrijwillig te produ- ceeren voor binnenlandsch verbruik, bestaat hierin, dat het binnenland genoeg betaalt. Wil het binnenland niet genoeg betalen, dan zal deze onwil als een ongunstige factor op den landbouw inwerken. De prijzen dienen even hoog te zijn als het buitenland zou vragen, wanneer dit dezelfde waren leverde. Wij willen niet ontkennen, dat er moeilijk heden zullen blijven. Zoo denken wij ons het geval, dat iemand met meer voordeel een product zou kunnen voortbrengen, dat voor binnenlandsch verbruik geen waarde, doch voor het buitenland een bijzonder hooge waarde heeft. Moet in zulk een geval de Regeering dwingend optreden? Wij gelooven niet, dat het goed zou zijn, voor dergelijke gevallen een algemeene gedragslijn vast te stellen. Liever beoordeele men ieder geval op zich zelf. Bovendien zullen deze moeilijkheden zich waarschijnlijk minder vaak voordoen, dan men vreest. Ook het buitenland heeft, in niet mindere mate dan het onze, behoefte aan de eerste levensbenoodigdheden ea in het alge meen zal datgene, wat voor het eerste van hooge waarde is, even hoog in het binnenland gewaardeerd worden. Eén zaak is er, waaraan men niet zal kunnen ontkomen: het is deze, dat de prijzen algemeen hoog zullen zijn. Velen zullen deze zaak wellicht onder de moeilijkheden rang schikken, wij meenen echter ten onrechte. De gewijzigde conjunctuur in onze samenleving heeft tot kenmerk, dat de waarde van het geld aanzienlijk gedaald, die van waren belangrijk gestegen is. Als gevolg daarvan is ook de waarde van den arbeid, die onmisbare producten schept, aanzienlijk toegenomen. Onder deze omstandigheden zal er geen ont komen aan zijn, dat duurte intreedt. Maar men vergete niet, dat juist de duurte de prikkel is, welke tot verhoogde productie zal aansporen. Ook in deze zaak is het goed minder te zien naar de tijden vóór den oorlog tijden, die nog maar zoo kort achter ons liggen maar vooral acht te geven op den toestand van heden. De Zuivelcourant. De vorige week maakten wij melding van het feit, dat door den nieuwen Minister van Landbouw is ingesteld een lichaam, hetwelk tot taak heeft de regeling der productie. Wij bedoelen het Algemeen Secretariaat voor de Productie, met als hoofd een Secretaris-Generaal, den heer Dr. H. J. Lovink. Hoenel ons eene omschrijving van de taak van dit nieuwe Regeeringsorgaan tot dusverre niet onder de oogen kwam, mogen wij toch wel aan nemen, dat deze behoorlijk zal zijn vastgesteld. Het komt ons niet ongewenscht voor eenige beschouwingen te wijden aan de taak, welke aan het nieuwe lichaam is opgedragen. De tijdens en door den oorlog in het leven geroepen omstandigheden hebben een volkomen ommekeer in ons economisch leven veroorzaakt. Hadden landbouw, handel en nijverheid als bronnen van bestaan zich vóór den oorlog automatisch er op ingericht, dat het bestaan ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 3 maanden. Franco per post 62r/2 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. van was, eene moeten gaan. De oude productiewijze is niet meer in staat in onze volksbehoeften te voorzien; de verandering is niet het gevolg van een langzaam zich ontwikkelend proces, maar geheel onverwacht door de geweldige catastrophe in het leven geroepen. Het is vooral dit laatste, dat den toestand verre van gemakkelijk maakt. De nieuwe productiewijze kan zich niet geleidelijk aan passen aan veranderde behoeftenzij moet bewust en plotseling, als het resultaat van nauwkeurige bestudeering van den toestand, worden vastgesteld. De regelende werking eener uitwisseling van producten tegen voort brengselen uit andere landen heeft een goed deel barer waarde voor ons volksbestaan ver loren hoofdzaak is geworden, dat Nederland moet trachten langs directen weg in zijne eigene behoeften te voorzien. Langs directen wegDit wil zeggen, dat wij zullen moeten trachten zelf voort te brengen, wat wij noodig hebben. Vóór den oorlog waren landbouw en handel de hoofdbronnen van ons bestaan. De land bouw, met inbegrip van den tuinbouw, werd echter voor een zeer belangrijk deel uitge oefend ten behoeve van den export en stond dus in het nauwste verband met onzen uitge- breiden handel op het buitenland. Onze industrie, hoewel geleidelijk toenemende in beteekenis, stond ver achter bij handel en landbouw en ook zij werkte voor een belangrijk deel voor de buitenlandsche markt. Die toestand kan niet bestendigd worden. Het buitenland is niet langer in staat ons datgene te verschaffen, wat voor ons onderhoud noodig is. Landbouw en industrie beide hebben voor ons bestaan een andere beteekenis ver kregen: zij moeten in nieuwe banen worden geleid, waarlangs het mogelijk is, dat zij dat gene voortbrengen, wat wij zelf noodig hebben. Dank zij vooral onze koloniën, zal ook in de naaste toekomst de handel nog wel een groote beteekenis behouden; echter zullen de beide andere takken van bestaan aan betee kenis winnen. Het vraagstuk, hoe in het vervolg landbouw industrie in dienst van ons volksbestaan kunnen worden gesteld, is een nationaal vraagstukhet gaat er om, onzen honger te stillen en verder datgene verkrijgbaar te stellen, wat wij niet kunnen missen ter bevre diging van onze eerste levensbehoeften. Juist daarom achten wij het zoo goed gezien van het nieuwe hoofd van ons land- bouwdepartement, dat hij een orgaan in het leven heeft geroepen, ter oplossing van dit probleem, althans om leiding te geven bij het zoeken naar den juisten weg. Zeker, het te bereiken einddoel zal velen den nieuwen koers aangeven, maar dit beteekent nog niet, dat de weg, welke betreden moet worden, reeds is afgebakend. De ruim vier jaren oorlog, die wij hebben beleefd en waarvan, ons volk de gevolgen met zooveel belang stelling heeft gadegeslagen, heeft de Regeering laten voorbijgaan zonder op de noodzakelijkheid van koersverandering acht te slaan. Het is steeds haar duidelijk uitgesproken streven geweest om den wagen in het oude spoor te houden. Dat de geweldige stroom, welke de oorlog heeft losgelaten, de oude sporen diep uitholde, den weg onbegaanbaar maakte en eindelijk geheel ondermijnde en wegvaagde, scheen haar geheel te ontgaan. Bij al den goeden wil, waarvan zij ruimschoots blijken gaf, en die volle waardeering verdient, moet haar deze kortzichtigheid, waardoor zij niet in staat bleek, de groote gebeurtenissen van den tegenwoordigen tijd anders te zien dan als een voorbijgaand iets, als een ernstige fout worden aangerekend. Zij handelde met baar tal van verboden, geboden, maximum prijzen en andere door haar toegepaste maat regelen als de conducteur van een trein, die, wanneer de spoorbaan door het water is weg gespoeld en de trein verongelukt, de in doodsgevaar verkeerende passagiers in een niet- rooken coupé waarschuwt niet te rooken, de voeten niet op de bank tegenover hen te leggen, enz. zulks op poene van boete en van uit den trein te worden gezet. De nieuwe taak, welke de Minister van Landbouw als een belangrijk deel van hetgeen gedaan moet worden: leiding te geven aan een veranderde productiewijze, heeft erkend, Der wirdt dan doch ris wer oer de frede praet, en mear as oan nou ta bigjint it er ek hwet op to lykjen, en de hoop op frede docht by de minsken it hert redder klopjen, it fitert hjar oan ta nije libbensmoed, en mei langstme wirdt er longere nei de dei hwerop men de oarlochsellinde to boppe kommescii. Mar sa stiet it net mei alle minsken, ek net mei alle minsken yn ós lan. Der binne to folie, dy ’t fen dizze bange oarlochstiid, ten koste fen in oar, hjar eigen btlse sadanisch smarden, dat se by hjar seis tochten lit de frede mar lang wei bliuwe, de oarlochstiid is for ós de béste. Men kin ’t yen wol bigripe, dat sok soarte ljue nou just net fen’e bésten binne, ljue dy ’t yn hiel hjar libben toane, fen 't tinkbield ut to gean dat se alhiel ailinne for hjar seis op ’e wrald binne, dy ’t in oar der graech oan weagje wolle, as hja it mar ta hjarren klauwe kinne. Hja geane der op lit, om fen alles dat mar is, op te keapjen om it dan letter, nearne mear is to bisetten, tsjin unbiroaide hege prizen to forkeapjen. As in earme hflahalding it iene ef it oare brek hat, by de sanaemde kettinghannel is ’t wol to krijen, mar, der moatte sinten op it kleed komme, en as men ek noch safolle holbrekken bat om yn dizze tiden er sahwet lans to kommen, de kettingman wit fen gjin meilijen, bitelje, en oars giet de keap mar oer. om eigen büse to dwaen, om feardige woekerwinst to meitsjen, en de keapers steane der machteleas tsjin oer. Der wirdt wol ris sein, dat de oarloch alle minsken min makke bat, en dat elkenien nei him tahelle safolle as er mar kin. Mar sok sizzen rint yn ieneu to fier. It mei wier wêze dat in hopen minsken in elestiken geweten krigen ha, dat tige wiid utsette kin, it is ek wier, dat er minsken binne, dy ’t, as it kin, earlik troch de wrald wolle, al is ’t ek, dat se der for ’t each net in bytsje skea by lije. Om mar ris hwet to neamen For fytsbannen, waerd koartiyn fiifentritich goune for ’t stik bean. Mar mannich fytskeapman hie noch safolle earlik keapmansbloed yn syn ieren, dat er de bieders de doar ótstjflrde en syn bannen oan ’e klanten forkoft for folie leger priis. Mei 't stopjern gyng it krektlyk; der wieme opkeapers dy ’t fjouwer goune for in reaf jaen woene, en mannichien dy’tjernyn foarrie hie, koe de forlieding net wearstean, en die ’t spil fen 'e han, mar der wierne dochs ek noch winkeiljue, dy ’t to folie moederaesje hiene mei de hol lebrek kende klanten, en hja lieten de grouwelige winsten farre, om tsjin billijker prizen de klanten ut ’e need to redden. Mar in hopen ketting- hanlers hawwe fen alles by elkoarren sleept, en tinke non by hjar seis, lit nou de frede noch mar hwet wei bliuwe, oars bliuwe wy mei ós greate foarrie sitten, en der moat earst noch in goede hael mei dien wirde. Né, net alle minsken sjugge nei frede ut. Der binne ek baentsjeljue. De oarloch hat ek forskate minsken oan in fet beantsje holpen, en jonge as hja dat mei de komst fen ’e frede nou ris wer farre litte moatte, ei ja, men seit it wol net, mar der wirdt dan dochs wol ris tocht, lit it dan noch mar hwet oarloch bliuwe. Lit ós hoopje dat it mei gauens frede wirde mei, en dat de ljue fen ’t oarlochbaentsje dan mar in fredeposje krije meije, dat noch mear leannet. Frisia. Dat onze landbouw vroeger voor den export produceerde, bewijst, dat hetgeen wij uit het buitenland betrokken, op die wijze goedkooper door ons werd verkregen dan wanneer wij het zelve verbouwden. Er was dus voordeel aan dat stelsel verbonden. Wanneer het even voordeehg was geweest, producten voor bin nenlandsch verbruik te verbouwen, zou de landbouw zich daar wel op hebben toegelegd. Deze eenvoudige waarheid geeft den weg aan, die moet worden ingeslagen. De voort brenging van waren, voor binnenlandsch verbruik thans tot aoodzakelijkbeid geworden moet met voordeel kunnen geschieden. Het werken voor en het koopen op de buitenlandsche markt heeft ons volk gewend aan betrekkelijk lage prijzen voor de inge voerde levensbehoeften. De noodtoestand gedurende den oorlog heeft de Regeering er

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1918 | | pagina 1