lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en WonseradeeL
Zondag 27 October.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
1918
No. 86.
57ste Jaargang.
r a
'3^
DE REKENING.
VOOR
BINNENLAND.
4
Hem. Oldeph. c.a., 23 Oct. Voor de
fietsers breekt weer een moeilijke tijd aan, nu
de begrinting der wegen aan de orde komt.
Vorig jaar werden de wegzijden beurtelings
behandeld, waardoor althans één kant te
gebruiken viel. Deze maatregel dient nu vooral
toegepast, omdat het bandenmateriaal zoo
slecht is.
Bolswardsclie Courant.
over
het vraagstuk der
den arbeidsduur de
om de
partij
’t vleesch volgde nu en
een in ’t dorp wonenden
men ’t corpus delicti naar
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 60 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Als de oorlog voorbij is, wat nu naar
menschelijke berekening wel binnen niet te
langen tijd het geval zal zijn, zal in alle
landen, die hetzij als oorlogvoerende, hetzij
als door den oorlog tot mobilisatie en tot
toeslagen op de levensmiddelenprijzen ge
dwongen neutrale Staten onder den oorlog
gebukt zijn geweest, één vraagstuk de geheele
binnenlandsche politiek jaren lang beheerschen,
n.l. het vraagstuk hoe de ontzaglijke financieele
lasten, die de Staat in deze vijftig maanden
op zich heeft moeten nemen, afgelost zullen
moeten worden. Er zal dan overal een heftige
strijd tusschen de verschillende maatschap
pelijke klassen ontbranden over de wijze van
verdeeling dier lasten. Eenerzijds zal geprobeerd
worden om de lasten over een zoo groot mogalijk
aantal jaren te verspreiden, zoodat de druk
in ieder jaar zoo gering mogeiijk wordt.
Anderzijds zal daarnaast het streven opkomen,
om zoo spoedig mogelijk van alle geldelijke
oorlogslasten vrij te komen, ten einde de
Staatsinkomsten vrij te krijgen voor de talrijke
hervormingen die thans met krachtiger aandrang
dan ooit geëischt zullen worden. Maar meer
nog zal de strijd loopen over de vraag, of
tot het opbrengen der zware belastingen, die
noodig zullen zijn, alleen de welgestelden
aangesproken zullen worden, dan wel of ook
de behoeftige bevolkingsgroepen een deel
daarvan zullen hebben op te brengen. Daar
naast zal dan een scherp omstreden keuze
staan tusschen een vermeerdering derdirekte
belastingen, van vermogen en inkomen geheven
en een verhooging der indirekte belastingen,
als invoerrechten, accijnzen en wat dies meer
zij. En daarbij zal dan ook de vraag aan de
orde komen, of niet de versterking der Rijks-
inkomsten voor een deel gezocht moet worden
in het stichten van Staatsbedrijven, van Staats
monopolies.
Het heeft ons wel eenigszins verwonderd,
dat dit gezichtspunt niet het beheerschende
is geweest bij de behandeling van de kwestie
der Staatsmonopolies in de Vereeniging van
de Staathuishoudkunde en de Statistiek. Toch
wees het vraagpunt, zooals het door het
bestuur gesteld werd, duidelijk in die richting.
De vraag was of invoering van Staatsmonopolie
ter versterking van Staatsinkomsten wenschelijk
is, en, zoo ja, welke Monopolies daarvoor dan
in aanmerking zouden komen. De drie uit-
genoodigde prae-adviseurs echter, de huidige
minister Aalberse, de oud-minister Van Gijn
en de Amsterdamsche wethouder Wibaut,
hebben zich alle drie veel meer bezighouden
met de algemeene sociaal-ekonomische kwestie
der meerdere of mindere wenschelijkheid van
Staatsmonopolies, dan met de fioancieele zijde
van het vraagstuk. En het natuurlijk gevolg
van deze opvatting is geweest, dat ook de
diskussie over de prae-adviezen in de algemeene
vergadering der vereeniging veel meer een
diskussie over ekonomische wenschelijkheden
dan over financieele noodzakelijkheden ge
worden is.
De eerste prae-adviseur, de heer Aalberse,
maakt het in dit opzicht het bontst. Hij
zoekt; volgens zijn gewoonte, naar een ethisch
kriterium. Zooals hij voor een tiental jaren
bij de behandeling van
wettelijke beperking van
ontdekking van een ethisch maximum deed
en dit op tien uur per dag stelde, zoo
construeert hij nu een ethische veroordeeling
van het fiskale monopolie. Tot fiskale mono
polies heeft naar zijne uitspraak de Staat niet
het recht, zelfs niet wanneer het op geen
andere rechtmatige wijze mogelijk blijkt, zich
de noodige gelden te verschaffen, aangezien
ieder fiscaal monopolie door een evenwijdige
verbruiksbelasting vervangen kan worden, het
alkohoimonopolie door den alkoholaccijns, het
verzekeringsmonopolie weer door een zegel-
belasting op polissen en kwitanties enz. Geen
sterk standpunt, dunkt ons, waar immer meer
het adagium aanvaard wordt dat de Staat
zooveel recht heeft als bij macht bezit. Geen
vruchtbaar standpunt ook, omdat allerminst
de belastingwetgever, de verzorger van de
schatkistbelangen, zich uitsluitend door rechts
vragen kan laten leiden, maar de nood der
schatkist steeds voor hem het uitgangspunt
zal blijven bij zijn bij uitstek opportunistisch
werk.
De heer Aalberse heeft dan ook wel begrepen
dat hij er met zijn ethische rechtstheorie niet
komt en heeft de behoefte gevoeld, om deze
te absoluut stelsel van ministrieele verant
woordelijkheid, waarmee een economische gang
van zaken geremd zou worden, voor alle
gevallen, waarin de staat als ondernemer op
treedt, voorkomen zou moeten worden door
zelfbeperking van de volksvertegenwoordiging.
Evenwel wil het ons voorkomen dat zoowel
de wijze waarop het staatsmijn bedrijf beheerd
wordt, als het stelsel dat ten opzichte van
de provinciale electriciteitsbedrijven is inge
voerd, zoomede de ervaring die met tal van
gemeentebedrijven is opgedaan, aantoonen dat
de ongetwijfeld aanwezige bezwaren in dit
opzicht zeer wel te ondervangen zijn.
Het zal niemand verwonderen dat de derde
prae-adviseur, de heer Wibaut, zich een
pricipieel voorstander van staatsmonopolies
toont, gelijk uit zijn gansche economische
richting te begrijpen is. Het zou ons te ver
voeren om zijne argumentatie hier te onder
zoeken. Wij volstaan ons dus met de vermelding
van de lijst der bedrijven, die hij voor
monopoliseering van staatswege geschikt en
rijp acht. Hij noemt den handel in graan en
meel, de meelfabricage, de inelkvoorziening,
de margarinefabricage, da visscherij, het mijn
bedrijf en de verdere delfstofwinning, het
transportbedrijf met inbegrip van binnen-
landsche scheepvaart, groote stoomvaartlijnen
en oceaanvervoer, de spoorwegen, de exploitatie
van havens, los- en laadwerktuigen en pak
huizen, de opwekking en voortleiding van
electriciteit, het hoogovenbedrijf, het opnemen
van kleinere deposito’s en het verleenen van
kleinere kredieten, en ten slotte de brand
verzekering.
Genoeg om te doen zien, voor welke groote
problemen de wetgever, in dezen tijd van
brandenden financieelen oorlogsnood, zich
gesteld ziet. Handelsbelangen.
door praktische overwegingen te steunen. Hij
redeneert hiertoe aldus, dat wel-is-waar de
Staat bij invoering van een fiscaal monopolie,
behalve de belasting-opbrengst, levens de anders
door de burgers gemaakte winsten ontvangst,
maar dan dient daarvan toch te worden
afgetrokken: le. de rente en aflossing der’bij
de monopolie-invoering te betalen schade
vergoedingen 2e. de door die burgers minder
betaalde belastingen3a. de grootere kosten,
die in verschillende gevallen de Staats
exploitatie, vergeleken met de vroegere
particuliere exploitatie, zal eischen. Na aftrek
van dat alles zal, zoo betuigt deze prae-
adviseur, de geaccapareerde winst onmogelijk
zulk een aanzienlijk bedrag vormen, dat dit
bedrag, over alle andere belastingen omgeslagen,
niet nog door de burgers zou kunnen worden
opgebracht, ook al werd geen monopolie
ingevoerd. Een dergelijke belastingverhooging
moet dan zóó zijn, dat het belastingstelsel als
geheel tevens ethisch, sociaal-ekonomisch en
technisch, afgezieu van de nade.elen, aan iedere
belastingverhooging noodzakelijk verbonden,
er beter op wordt.
Wij betwijfelen ten zeerste, of des heeren
Aalberse’s collega van het departement van
financiën, de beer De Vries, aan deze belasting-
theoretische uiteenzetting veel zal hebben en
kunnen ons begrijpen, dat bij in zijn orgaan
De Amsterdammer reeds heeft laten verluiden,
hoe hij door zijn ervaring als Amsterdamsch
wethouder, zoowel voor de financiën als voor
de gemeente-bedrijven, de groote fiskale voor-
deelen van openbare monopolies dermate heeft
leeran kennen, dat hij ernstig overweegt de
Rijksfinanciën dergelijke voordeelen te laten
genieten. Het zal hem ook niet moeilijk
vallen, aanstonds het zwakke punt in de
redeneering van den heer Aalberse te ont
dekken, hierin gelegen, dat deze, de monopolie-
winst door een belasting tot gelijk bedrag
willende vervangen, verzuimt te bedenken, dat
ook zonder monopolie de bedrijfswinst ten
slotte door de verbruikers moet worden
opgebracht en dat dezen dan nog daarenboven
de belasting hebben te betalen, waardoor de
heer Aalberse de monopoliewinst vervangen wil.
Een heel wat reëeler kijk heeft de tweede
prae-adviseur, de heer Van Gijn, op de kwestie.
Zeker toont ook deze zich geenszins een
geestdriftig voorstander van staatsmonopolies
en geeft hij een serie van ervaringen weer,
waaruit hij afleidt, dat monopolies, bij gelijken
druk op de bevolking, niet noemenswaard
grootere baten aan de schatkist kunnen toe
voeren dan eenvoudige belasting der onder
havige artikelen. Maar zijn kracht schuilt
hierin, dat bij de zaak uit psychologisch
oogpunt bekeken heeft, een katagorie van
overwegingen, waaraan de wetgever in het
algemeen veel te weinig aandacht pleegt te
wijden en die toch wel, vooral voor den
belastingwetgever, bij de keuze zijner middelen
veel gewicht in de schaal behoort te leggen.
De demokratische arbeiders, zoo verzekert de
heer Van Gijn ons, gelooft gaarne, dat het
hoofdzakelijk gevolg is van het goedkooper
werken van den Staat van het bemachtigen
der particuliere patroonsverdiensten, wanneer
uit een monopolie groote winsten worden
gemaakt en betaalt gelaten de hoogere prijzen
die voor de artikelen gesteld zouden kunnen
worden, overtuigd, dat deze verboogingen
maar weinig bijdragen aan do winsten en dat
de duurte bijv, uit duurdere grondstoffen
voorkomt. Wij laten nu daar, in hoeverre
men hierop, bij de steeds meerdere openbaar
heid der staatszaken, waarop de voortschrijdende
democratiseering aanstuurt, al te vast zou
kunnen rekenen. Maar een onbetwistbaar feit
is het zeker, dat weinig staatsburgers zich
er van bewust zijn, dat zij reeds in den prijs
van suiker, van jenever, van vleesch, een
belangrijk bedrag aan accijns betalen, zooals
zij ook in den prijs van het gas in bijna alle
gemeenten een niet te onderschatten bedrag
van uit het bedrijf in de gemeentekas over
gehevelde winst opbrengen. En een feit is
het evenzeer, dat wanneer men den lieden
deze goocheltoer duidelijk maakt, het groote
meerendeel er niettemin de voorkeur aan geeft
om aldus ^ongemerkt” de openbare kas te
helpen vullen, dan wanneer zij den zwaren
gang naar den belasting-ontvanger hebben
af te leggen.-
Intusscben verdient, naar onze opvatting,
uit het prae-advies toch vooral belangstelling
het betoog, dat, indien tot invoering van
staatsmonopolies mocht worden overgegaan,
wel bedacht zal moeten worden, dat een al
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 3 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
Leeuwarden, 22 Oct. Door den Prov.
keuringsdienst is procesverbaal opgemaakt
tegen H. S. te Makkum en D. v.d.M. teBolsward
wegens verkoop van melk van ondeugdelijke
samenstelling (vermenging met water). Verder
tegen P. H. te de Schrans, B. de J. te Stiens,
J. L. Br. te Huizum en D. K. te Wommels,
allen bakkers, wegens het ten verkoop voor
handen hebben van wittebrood, dat liet aan
het vereischte gewicht bleek te voldoen.
Repk. Nieuwsbl. v. Fr.
Sneak, 25 Oct. De Spaansche griep begint
ook hier onrustbarend ta heerschen.
Op de verschillende inrichtingen van
onderwijs worden leerlingen es onderwijzers
reeds in erge mate door de ziekte van den
dag bezocht.
In vele gezinnen liggen bijna allen reed»
te bed. De geneesheeren hebben ’t over
stelpend druk, het is hun bijna niet mogelijk
de patiënten op tijd te bedienen.
£en romantisch avontuur.
Sneek, 25 Oct. ’t Was Dinsdagnacht,
tegen eenen, dat een paar ijverige jonge
ambtenaren der Rijksbelasting alhier, koers
zetten naar IJsbrechtum, wijl men vermoedde
dat daar iets was te halen. Halfweg misschien
kwamen de fietsrijders een paar slagers van
hier tegen die na gedanen arbeid zich in
Morpheus armen zouden begeven. De mannen
der Wet herkenden de beide heeren terstond,
deze echter zagen niet dat ’t verdacht gezel
schap was.
De commiezen werden nu nog meer in den
waan versterkt, dat er in IJ. een slag was
te slaan.
Even vóór ’t dorp zagen de heeren dat
terzijde van de pastorie een lichtje brandde
voor een klein raampje, dat men jammer
genoeg had vergeten te bedekken.
En of ’t toeval moest spreken, bij nader
tien viel ’t oog naar binnen op een reeds
aan den balk hangend geslacht rund. Weinige
oogenblikken daarna had men van den burge
meester van Wijmbritseradeel machtiging
gekregen met behulp van den veldwachter
v.d. Goot van Nyland bedoeld rund in beslag
te nemen.
Bij den eigenaar der woning, waarin 't
koebeest was geslacht, een zekere G. H.,
werd daarop aangeklopt.
En H. die stellig meende dat de slagers
weer terug waren om ’t vleesch te halen,
antwoordde: Kom maar in, de deur is los.
Intusscben was H., halfdronken van slaap,
opgestaan om de oude bekenden binnen te
leiden. Nog zag H. niet in ’t schijnsel van
’t licht, dat er verkeerd volk zijn woning
binnentrad. Maar de blinkende knoopen van
den veldwachter deden hem opeens vreeselijk
schrikken, zóó dat de man geen woord uit
kon brengen. Maar zich onschuldig gevoelende,
de man wist op een vraag van de commiezen,
van God geen kwaad, herstelde hij zich vrij
spoedig en antwoordde schijnbaar kalm op de
hem gedane vragen.
Inbeslagname van
met behulp van
wegwerker, bracht
Wijmbritseradeel’s centrale slachtplaats alhier.
Den volgenden dag was den arbeiders van
IJ. een buitenkansje bereid; ’t vleesch werd
namelijk onder hen gedistribueerd tegen... 50
cent per pond.
De slagers 8p. en A. alhier werden daarna
in hun nachtrust gestoord door de boodschap
of de hb. zoo goed wilden zijn op ’t politie
bureau aan de Veemarkt te komen.
Van Sp. kon men niet gewaar worden, wie
de eigenaar van de koe was. Maar de slager
A., die het dier had gedood, bekende terstond
dat hij de koe had geslaeht op last van 8p.
’t Zal wel spoedig blijken, hoe hier de vork
in den steel zit en welke personen, (want er
moeten er wel minstens drie zijn), als eigenaars
van het rund moeten worden genoteerd.
Morgen, deelt men ons mee, komt de
landbouwer voor ’t front, van wien het
geslachte dier moet afkomstig zijn.
De nog aanwezige huid nl. zal hem worden
getoond, om te kunnen verklaren of ’t dier
hem al dan niet heeft behoord.
Sneek, 25 Oct. Niettegenstaande het
toezicht op den smokkel- en kettinghandel
steeds strenger en strenger wordt, schijnt het
kwaad, vooral hier, steeds erger en erger te
worden.
Alle list wordt te baat genomen
Hermandads te misleiden. Onder een
fuiken nb., in oude meubelen, in melkemmers,
onder galanteriewaren, in nieuwe klompen, in
weitasschen met een paar wilde eenden er
boven op, ja, in alle mogelijke voorwerpen,
waarvan men allerminst kan vermoeden dat
er verdachte waar in zit, brengt men je de
dure waar, vaak midden op den dag, thuis.
Maar tegen prijzen alssago, een pakje
f 1.60, rijst f 1.70, schaapvleesch f 1.60 tot
f 1.70, meel f 1.35, thee f 15, alles per pond.
Gelukkig beginnen velen reeds voor de
aanbieding te bedanken. Moge hun voorbeeld
navolging vinden.
Jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman.
Naar het Fad. verneemt, is jhr. mr. A.
F. de Savornin Lohman, die wegens onge
steldheid eenige dagen de Kamerzittingen niet
bijwoonde, lijdende aan een lichte bronchitis.
De patiënt moet het bed houden.
Spaansche griep.
B. en W. van Enschedé hebben aan ver
lof- en vergunninghouders medegedeold, dat
zij, waar de aldaar heerschende ziekte nog
steeds niet afneemt, gehoord den betrokken
inspecteur der Volksgezondheid, met het oog
op de beteugeling dier ziekte, hebben
bepaald, dat de café’», herbergen, tapperijen,
enz. ter plaatse, ingaande Zaterdag 26 Oct.
a.s., van af des avonds 8r/2 uur moeten ge
sloten zijn.
Als uitzondering hierop geldt, dat reizigers,
mits geen ingezetenen van Enschedé of Lon-
neker, tot bet gewone sluitingsuur (10 uur
's avonds) tot bedoelde inrichtingen kunnen
worden toegelaten.
De vergiftiging in ,,’t Zand”.
Anna Vader, die naar hel huis van be
waring te Alkmaar was overgebracht, be
schuldigd van haar broer en zustar door ver
giftiging van het leven te hebben beroofd,
is onder geneeskundige behandeling gesteld,
om rapport uit te brengen over haar geest
vermogens.
De waarschijnlijkheid is groot, dat bare
zaak niet voor de rechtbank in behandeling
zal komen, wijl de toestand van patiënte
sedert hare preventieve hechtenis zeer is ver
ergerd en volslagen krankzinnigheid er wel
het gevolg van zal zijn.