Slews- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
i
15
I
I
Verschijnt tijdelijk alleen Zondags
58ste Jaargang.
1919.
Redenaties van 'n Leeuwarder.
No. 39.
Zondag 21 September.
d
I
r
■■WH
VOOR
Raad van Arbeid te Sneek.
plaat
f
-
de
u
1
nu toch in de tijden van
’t volgende verhaal zal
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
i het orgel niet
Zeker, het zal
van
vergankelijkheid op den Oudejaarsavond,
eiken Zondag wordt het bespeeld, ter eere
ADVERTENTIEPRIJS17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
en hen
meer eigen Hollandsch werk
„werk” wordt uitgegeven in
waarvan er nu 8 het licht
STADSNIEUWS.
Groote Kerk Bolsward.
Orgelbespelingen, A. Alt.
Seizoen 1919.
VIII.
Voor ’t laatst in dit jaar. Voorbij, die
mooie zomertijd, met al zijn pracht voorbij
ook de tijd, waarin kon worden genoten van
de orgelbespelingen in de Groote Kerk. Zeker,
de leden der Hervormde Gemeente te Bolsward
kunnen van het spel van hunnen eminenten
organist genieten, eiken Zondag weer. En,
dienstbaar gemaakt aan Gemeente-stichting en
Gemeente-zang, is dat ook een factor, dien
wij de Bolswarders benijden.
In zijn grootheid zal men
meer hooren van ’t jaar.
jubelen op Kerstmia-morgen, spreken
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 8 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
alle krachten vergde, zoodat je de blaren in
de handen kreeg.
Als hij dan zoo
liggen, vond hij dat zoo
oefenen toch eigenlijk maar
zijn kleine schouw zag
de watersport be-
lapwerk was. En
hij besloot bij zichzelf wanneer er een ge
schikte gelegenheid kwam om van zijn spaar-
duiten een tjottertje te koopen. ’t Toonde wat
meer op ’t water dan een roeischouw en zoo
als gezegd, was zeilen toch wel zoo aangenaam
dan dat eeuwig getrek aan de riemen.
Eu er kwam een gelegenheid om voor een
prijsje een kleine, tjotter te koopen en die
gelegenheid liet de timmermansknecht niet
voorbijgaan; hij kocht de tjotter en verkocht
zijn eigengemaakte roeischouw.
Zoo zeilde hij af, toe wanneer hij gelegen
heid had, met de tjotter op het meer bij
Waterland, ’t Bootje liep goed, ’t vervelend
getrek aan de riemen was over, ja dat was
nu eerst eens genieten van de watersport.
Terwijl hij daar op een mooien Zondag
zoo zeilde op het meer bij Waterland, hoorde
hij achter zich ’t gebruisch van brekend boeg
water en omkijkend zag hij een groote boeier,
die hem spoedig inhaalde en eenigen tijd
later uit het oog verdwenen was. Hij zag nog
voor zich de groote, smetteloos witte zeilen,
de hooge lenige mast, ’t blinkende koper op
de zwaarden en op het roer, het snijwerk
binnen in en buiten aan de boot, de boeier-
knechten met hunne scheepstruien aan
en bij keek naar zijn tjottertje met de kleine
zwaarden, ’t kleine mastje, de lang niet witte
zeilen met hier en daar een lap en hij vond
dat dit toch eigenlijk maar een surrogaat van
de watersport was.
Telkens als hij weer een groote boeier zag
of een coquette motorboot, dan voelde hij
zich erg armzalig in zijn kleine tjotter en ’t
geluk was weg. 't Is ook niet teruggekomen
want geld om een boeier te koopen had hij
niet, hij zeilde Zondags nog wel, maar de
rechte vreugde was er niet meer, want tel
kens zag hij mooie groote boeiers en coquette
motorbooten en hij vond zich zelf dan erg
armzalig.
Wanneer ik af en toe eens een pittig
woordje tegenkom, knip ik dat uit of schrijf
het op en zoo vond ik in mijn kleine verza
meling twee spreuken. De eerste spreuk was:
zoek uw geluk binnen de kleinste grenzen.
En de tweede: Een weinig hout doet mijn
kachel gloeien, waarom zou ik dan morren,
dat niet alle bosschen mijn eigendom zijn?
Woorden, woorden, zult u zeggen, niets
dan woorden; de praktijk spot met dergelijke
gedachten.
Zeker, ik ontken niets, ik ontken niet dat
er voldoende hout moet wezen om de kachel
te doen gloeien; maar feit is ’t, dat wij te
veel voorbij zien, wat ons toch ook reden tot
tevredenheid kan geven. Feit is ’t dat tegen
woordig zeer velen de naargeestigheid, de
ontevredenheid stelselmatig bij zich zelve
aankweeken. Feit is ’t, dat tegenwoordig alles
wat met goede bedoelingen gebeurt met kwade
bedoelingen wordt uitgelegd en verklaard. De
tijd is beroerd, is ellendig, ik geef ’t u toe,
maar is ’t daarom noodig die druk der tijden
nog te vermeerderen, door ons zelf voortdu
rend voor te houden, dat de tijden zoo slecht
zijn? Kunnen we dan niet naar verbetering
streven met een vroolijk gemoed? Moet dat
altijd even zuur en argwanend gebeuren?
Wat winnen wij er bij als de ontevredenheid
op ons gezicht staat te lezen? Wat winnen
wij er bij als in onze huishouding en in onze
omgeving een atmosfeer van gedruktheid en
kortzichtigheid wordt geschapen? Gaat daar
mede de boel vooruit, is dat het middel om
betere toestanden te scheppen?
Ik vraag geen luchthartigheid in ernstige
zaken, maar wel vraag ik een beetje optimisme,
een beetje vroolijkheid, een beetje vertrouwen,
een beetje goede wil om gelukkig te willen
zijn. Zeker, de omstandigheden vormen den
menseb, maar als mensch behoort men toch
ook voldoende zelfstandigheid, voldoende
geestkracht te bezitten om zich als het noodig
is boven de omstandigheden te plaatsen.
En die noodzakelijkheid moet vooral in
deze tijden door iedereen worden beseft.
in portefeuille waren
de hand, dat men
toire van 1919, dat
stijl” was.
Eerst „Ruwe stormen mogen woeden”, met
het daarop volgende Bachje „koraalvoorspel”
over Jesu, meines Lebens Leben”.
De Bach-Koraalbewerkingen wekken meer
den zin voor stemmen-voering en harmonie
dan alle mogelijke breedsprakige uiteenzetting.
Al die gespeelde koralen brengen ons tot
het weten van het groote feit: „welk een
volheid van geloofsovertuiging, welk een vol
heid van melodie-kapitaal is er aanwezig
in den schat van ons Protestantsch Kerkgezang”
Toen Reger, opus 57, ook zeer onlangs
gespeeld. Mijn indruk blijft nog dezelfde:
„door nacht tot licht, na den moeilijken
zwerftocht door de woestijn het beloofde
landdat zien tenminste”. Want ook van
af Nebo’s hoogen top dat land te mogen
zien, is al veel, heel veel.
Nu die vier betrekkelijk kleinere werkjes
Pastorale van César Franck. Welk een
pracht-voordracht, wat pracht spel. En daarop
volgende Rachmaninoff’s Prélude (sur une
ville damnée.) Het oude volk, biddende aan
den klaagmuur. Dan „Hora mystica” en
„Hora gaudiosa”, van Bossi.
Ontroerend schoon, elk dezer vier werken
op zich zelf, ook het spel van concertgever.
Nog weer voor ’n enkele maal te genieten
van die toon-juweeltjes, die geschitterd hadden
op de programma’s der voorbije bespelingen.
Nog eens te beluisteren dat orgel, met al
die prachtklanken, al die combinaties, bewerk
stelligd door meesterhand.
Twee, hier nog niet gespeelde nommers
vroegen nu de aandacht. Eerst „Improvi
sation”, over „Nearer my God to Thee”, van
Karg-Elert, eene soms vreemd aandoende
compositie, hoog nieuw, waarin af en
toe wonder mooie momenten voorkomen.
„Pastorale”, in F, van Rijp, is een stuk,
uit de verzameling „Nederlandsche Orgel
muziek”. Eenige Nederlandsche organisten
en componisten hebben zich in den laatsten
tjjd beijverd, om onze vaderlandsche compo
nisten meer bekend te doen worden. Door
middel van „Het Organisten-blad”, (uitgave J.
Zwart, Zaandam,) trachten zij de organisten,
overal in den lande te bereiken,
aan te sporen
te spelen. Dat
z.g. „boeken”,
hebben gezien.
De „Pastorale” van Rijp komt voor in
Boek 10 was ook nieuw voor het audi
torium.
Het nornmer is wat gerekt, kon iets
korter zijn, maar zal voor menig organist een
gewild speel-opus worden.
Lemmens had het laatste woord met „Fan
fare” in sol majeur, een aardig, vlot ding.
Dat de heer Alt dit laatste orgel-recital in
1919 met bizondere toewijding zou spelen,
was te verwachten, hij heeft het gedaan,
’t Was een prachtavond, in één woord.
Ws,
Gods dat is het gewijde orgelspel, het
„kerkelijk” werk van den organist. En velen
zullen zich telkens weer opmaken, te gaan
naar des Heeren buis, om, na woord van
vermaning en bemoediging, met het orgel
mee te juichen in lofgezang, mee te ver
trouwen in zoo menig lied, als „wachters in
den morgen”.
Maar als concertorgel zullen we niet kunnen
bewonderen, dat kostelijke instrument. Eerst
zal de herfst komen, dan wordt het winter
als ’t zijn mag, zullen we in het voorjaar
weer het herleven der natuur mogen bewon
deren, dan, „quand reviendront les hirondelles”,
dan roept men weer op ter orgelbespeling.
Zullen ook wij dan weer mogen en kunnen gaan
Voor ’t laatst in dit jaar, Maandag 15
September 1919 de 8ste orgelbespeling
met een programma, geheel bestaande uit
verzoeknummers.
Dit zoo zeldzaam mooi saamgestelde pro
gramma spreekt van den kunstzin van het
meerendeel der geregelde bezoekers. Van het
meerendeel.
Of getuigt het niet van kunstzin, als daar
„op verzoek” wordt gespeeld een tal van
wonder mooie obligaten. Behalve het kleine
nornmer, dat als „Finale” het programma
afsloot, alles groot werk, alles modern werk.
Aangezien in dit speelseizoen de klassieken
gebleven, ligt het voor
ging vragen uit het reper-
vrij wel alles „nieuwe
Wij lezen in de Friesche Courant:
Laatst vond ik in een tijdschrift een
gemaakt naar een foto van een beeldhouw
werk. Zij stelde een man voor, ’t hoofd bij
de kin gesteund op de tot een vuist gebalde
band, de oogen strak voor zich uitstarend
met de scherpe trekken van ingespannen
denken om den mond, waardoor het gezicht
de uitdrukking van innerlijke ontevredenheid
kreeg. En er onder stond: Zijt gij gelukkig,
evenbeeld Gods?
In dit treffende beeldhouwwerk vond ik
uitgedrukt de ziekte die vooral tegenwoordig
onder de menschheid heerscht: Gebrek aan
geluk.
Wat is geluk of liever wat is zich gelukkig
gevoelen? Wanneer men bij een gevoelige
weegschaal een klein tikje op een der uit
einden geeft, blijft de balans zoolang links
en rechts uitslaan, totdat de kracht, die de
schommeling veroorzaakte, uitgeput is en de
wijzer weer in volkomen rqst precies staat
op het daarvoor bestemde streepje.
Wij zelf zijn de balans en hoe gevoeliger
wij geconstrueerd zijn, des te moeilijker zal
het ons vallen om het evenwichtpunt te
hernemen. Juist, dat is het... evenwicht is
geluk.
En al zijn we als een balans, toch hebben
we dit op het instrument voor, dat aan ons
zelf staat om meer of minder spoedig ons
evenwicht te hernemen.
Indien we namelijk er naar willen streven
om die evenwichtstoestand zoo weinig mogelijk
te verliezen en als ’t al gebeurt haar zoo
spoedig mogelijk te herwinnen
Zeker, ik weet wel, dat de tegenwoordige
tijden en de omstandigheden niet de meest
geschikte zijn ons evenwichtig, ons gelukkig
te houden of te maken. Maar ook te dezen
opzichte is het 'niet van belang ontbloot 't
gezond verstand een woordje te laten mee
spreken. Ik geef u toe, dat er tegenwoordig
heel veel ellendigs gevonden wordt. Daarover
dus niet. Maar wel zou ik uwe aandacht
willen verzoeken bij de vraag: wat is beter
voor den mensch dat hij zich gelukkig gevoelt,
dan wel dat hij hier rondwandelt met de
ontevredenheid en de haat in zijn oogen en
in zijn gelaatsuitdrukking?
O ja, ik hoor velen zeggen: dat is onzin.
Natuurlijk is het beter zich gelukkig te
voelen, ik had er een mooi ding voor over
als ik gelukkig kon wezen.
Precies mijn idéé, maar ik zou u willen
vragen, wat doen we eigenlijk om ons zelf
gelukkig te gevoelen.
We hebben bezwaren. Zeker, velen soms
zeer groote. En hoe doen we met die bezwaren
Die zetten we voor ons neer en die gaan
we van alle kanten bekijken. Dat duurt heel
lang en ’t vestigt bij ons den indruk, dat die
bezwaren inderdaad heel groot zijn, anders
zou 't beschouwen niet zoo lang duren.
En met die bezwaren gaan we zeer zorgzaam
om. Niet alleen, dat we ze in ’t leven houden,
we gaan ze terdege voeden, ’t Beste is niet
goed genoeg. En ’t gevolg is dat de bezwaren
in onze oogen althans, grooter en grooter
worden. Ze groeien als kool, die hard groeit.
Zijn we eenmaal maar zoover dat de be
zwaren op bergen gaan gelijken, dan rollen
die dingen boven op ons en dan zijn we
geheel in de verdrukking.
Wij leven
watersport en
misschien interesseeren.
Er woonde in Waterland een timmerknecht.
Wat hij verdiende was niet buitengewoon
veel, maar zijn behoeften waren ook niet groot
en zijn vrouw was pienter, zoodat de huis
houding liep. In zijn vrije uren timmerde hij
zich een schouw en toen die schouw klaar
was en bleek goed op het water te liggen en
gemakkelijk te roeien, voelde hij zich geluk
kig zulk knap werk te hebben gemaakt. En
hij genoot, vooral als hij met vrouw en kin
deren op het meer bij Waterland uit roeien
ging-
Totdat op zekeren dag terwijl hij zoo met
zijn gezin op het meer roeide, een kleine
tjotter met volle zeilen hem passeerde, zoodat
het zogwater hoog opspatte tegen de boeg-
plank van de schouw.
En hij zeide tot zijn vrouw, dat zeilen
toch een heel wat aangenamer bezigheid was
dan roeien. De wind zorgde wel dat je thuis
kwam, terwijl roeien langzaam opschoot en
Geachte Redactie!
Ik zal het zeer op prijs stellen indien U
goedvindt door dit ingezonden stuk de alge-
meene aandacht van de ingezetenen van het
gebied Sneek van den Raad van Arbeid te
vestigen op mijne aankondiging per adver
tentie in dit nummer.
De aanstaande invoering van de Invali
diteitswet, d.w.z. de verplichte verzekering
van nagenoeg allen die in loondienst zijn,
tegen invaliditeit (arbeidsongeschiktheid) en
tegen ouderdom, met annexe weezenrente en
in uitzicht gestelde weduwrente, wórdt voor
die allen in de toekomst van zóó groote
beteekenis dat niemand verzuime zoo spoedig
mogelijk te worden beschreven. Ook lijdelijke
ambtenaren in openbaren dienst (ook de losse
arbeiders in openbaren dienst) zijn allen ver-
zekeringsplichlig.
In alle gemeenten van het gebied Sneek
zijn aan de mij bekende adressen aanmeldings
formulieren verzonden.
Een ieder is verplicht tot invulling van
een ontvangen formulier. Oordeelt men niet
in loondienst te zijn, dan moet men dit op
het formulier vraag 4a verklaren, maar men
doet -goed onder het woord„opmerkingen”
op de tweede bladzijde van het formulier de
reden aan te geven waarom men oordeelt
niet in loondienst te zijn. Per slot beslist
de Raad van Arbeid.
Hen overigens die nog geen formulier be
kwamen en toch meenen in loondienst te
zijn, raad ik ernstig aan, zich ten spoedigste
tot mij te wenden met opgaaf van voornamen,
naam, beroep, ouderdom en woonplaats en
ik doe hen alsnog een formulier toekomen.
Het heeft mijn aandacht getrokken dat vele
werkgevers van losse arbeiders niet bereid zijn
de werkgevers-verklaring op het formulier in
te vullen en te teekenen, vermoedelijk omdat
zij meenen dat zij zich daardoor verbinden
tot premiebetaling voor hen, die thans in
lossen dienst bij hen zijn. Die vrees is geheel
ongegrond. Bij het geven van die verklaring
staan zij er alléén voor in dat de betrokkene
op den dag van invulling bij hen in loondienst
is tegen het loon ook door den werkgever
op te geven, zonder dat daaruit eenig gevolg
voor hen voortvloeit.
Zeer veel prijs stel ik er op contact te
bekomen met organisaties van patroons en
werklieden en ook met vereenigingen die zich
overigens onledig houden metdesociale voorzorg.
Geen organisatie blijve in gebreke mij de
in dit nummer voorkomende aankondigings-
advertentie gevraagde gegevens te verstrekken.
Een ieder, wonende binnen het gebied Sneek
wende zich gerust schriftelijk of mondeling
tot mij om voorlichting en ik zal deze gaarne
verstrekken.
Port is door niemand, die mij gegevens
verstrekt of met mij correspondeert, verschul
digd, mits men op het couvert boven linkerhoek -
plaatst
Dienst, portvrij, verzekeringswetten en in
beneden, linkerhoek naam, woonplaats afzender.
Adres: Voorzitter Raad van Arbeid te Sneek.
Sneek, den 17 September 1919.
De Voorzitter v./d. Raad van Arbeid te SNEEK,
J. H. H. PICCARDT.
I
■i
Bolswardsclie Courant
V
I