lieuwsh en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
58ste Jaargang.
1919.
Verschijnt tijdelijk alleen Zondags
No. 50.
Redenaties van 'n Leeuwarder.
Zondag 6 December.
INGEZONDEN.
Een lasterlijk gerucht.
VOOR
BINNENLAND.
die
I
van
STADSNIEUWS.
S»
voor
we
tijd,
wel,
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 8 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
van de
de gemeenschap,
’t met
was dit
het allegro
voelt die productie
voeren ten dienste
Wat we
zoo onfortuinlijk is.
een geslacht, dat alles terug-
en tot persoonlijk voordeel,
meer waar de eerlijkheid
de oneerlijkheid begint.
Concert, negen Gebroeders de Rook.
Maandag 1 December 1919.
Het Ensemble »Gebr. de Rook” heeft te
Bolsward al vrijwel het burgerrecht gekregen.
De verschijning van dit negental muziciens
is een periodiek iets, steeds in het winterseizoen.
Ieder laar minstens één maal komen de
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur!
Mag ik de hulp van uw geëerd blad in
roepen om een lasterlijk gerucht op zijn ver-
derfelijken weg te stuiten? Door verschil
lende personen werd onlangs alhier met ver
ontwaardiging gesproken over onze transport
arbeiders, omdat zij, ofschoon werkloos, bij
den laatsten sneeuwval zouden geweigerd
hebben in te gaan op het aanbod van het
Dagelijksch Bestuur der gemeentede sneeuw
weg te ruimen tegen vijftig cents per uur.
Zii zouden n.l. één gulden per uur geëischt
Ongeluk.
Dinsdagavond is te Harlingen een hoogst
ernstig ongeluk gebeurd. Terwijl de wissel-
wachter J. Kuipers bij de goederenloods met
een wagen aan het rangeeren was, bleef
zijn voet tusschen de rails bekneld zitten,
zoodanig, dat hij hem niet bijtijds kon los
krijgen. Zijn gegil werd blijkbaar door zijn
kameraad Nagel, die den waggon voortduwde,
niet gehoord, met het gevolg, dat deze over
hem heen reed. Zijn arm en voet bleken
afgereden te zijn, terwijl hij nog verwondingen
aan hoofd en schouder opliep. In hoogst
ernstigen toestand werd hij per draagbaar
naar het Ziekenhuis vervoerd en aldaar opge
nomen. N. H. Ct.
moeten we weer trachten menschen te worden
met zedelijke beginselen. We moeten weer
de goederen ons eigen maken, waarvoor we
niets kunnen koopen, dan een evenwichtig
leven in ons en rondom ons. We moeten
eerlijkheid als no. 1 vooropstellen. We dienen
weer in ons de greep van ons geweten te
voelen zoodra we overhellen naar het onge
oorloofde.
Niet enkelen, neen duizenden, honderd
duizenden, millioenen moeten ontwaken tot
het besef dat rechtschapenheid, eerlijkheid,
mededoogen, goede trouw oneindig meer waard
is dan de vermeerdering van bezit, ontstaan
uit een uegeering van die onstoffelijke dingen.
We gevoelen ’t, dat de maatschappij in het
verkeerde spoor is en als we dat gevoelen,
laten wij ons zelf dan afvragen of ook wij
meegeholpen hebben om de maatschappij dien
doolhof in te voeren. Te onderzoeken of ook
onze handelingen bij het onverbiddelijk licht
der zelfkritiek den toets kunnen doorstaan.
Zoolang we niet den moed hebben ons eigen
karakter bloot te leggen en de fouten daarin
op te sporen, zoolang heeft ’t ook geen zin
dat we kwasi-buiverend spreken over den weg
des verderfs waarop de maatschappij veortholt.
En we behoeven niet te wanhopen aan
den adel der menschelijke natuur. Ge weet,
dat deze week bij Noordwijk een logger is
gestrand, waarvan de bemanning in de mast
den dood verbeidde. Toen ging de reddingboot
uit, maar dicht bij het gestrande schip sloeg
een grondzee de reddingboot om. Drie mannen
verdronken, de anderen konden zwemmend
’t land bereiken. De reddingboot dreef weer
aan den wal. En toen de schipper Jan van
Kam zag, dat de schipbreukelingen zich in
het water wilden laten zakken als laatste
wanhoopsdaad, toen riep bij vrijwilligers op
om nog eenmaal een poging te wagen. De
boot werd opgericht en er boden zich vol
doende mannen aan, waarbij totaal ongeschool
den, maar die hun leven wilden wagen om dat
van anderen te redden. En in zijn druipnatte
plunje, gekregen op den eersten tocht, voerde
Jan van Kam ten tweeden male de reddingboot
door de branding en ’t waagstuk gelukte.
Op één na, die door ontbering reeds was
overleden, werden allen gered.
Is het niet als een sprookje uit een
lang, zeer lang geleden? Beseffen we
dat die mannen hun leven niet behoefden
te wagen? Beseffen wij, dat ze ook thuis
vrouw en kinderen hadden? En toen de boot
was omgeslagen en de zee drie krachtige
mannen tot offer had gevraagd, toen waren
er nog andere mannen, hoog en laag van
rang en stand, maar één in hun prachtig
menschzijn, die op hunne beurt zonder dat
ze ’t behoefden te doen, hun leven in de
waagschaal gingen stellen om dat van anderen
te redden.
Waar zoo nog de menschenliefde wordt
gevonden, zoo zuiver, zoo gaaf, daar behoeven
we niet te vreezen, dat ons land zich niet
meer zal kunnen oprichten uit den poel der
degeneratie, waarin een afschuwelijke draaikolk
ons heeft medegezogen. Maar we moeten goed
willen zijn eerlijk willen zijn, trouw aan
de onzichtbare dingen dezer wereld, waarvoor
men niets kan koopen dan een rustig hart,
een onbevreesd gemoed en onbevlekt karakter.
De burgemeester van Noordwijk aan Zee
belast zich met de ontvangst der gelden,
bestemd om de weduwen der omgekomen zee
lieden te steunen.
Laat ons deze eereschuld delgen!
De familie is dan voor ’n enkele maal compleet.
Dan wordt er geconcerteerd, natuurlijk eerst
in hun geboorteplaats, Lemmer, vervolgens
komen eenige steden in de nabijheid in aan
merking daarvoor. Bolsward wordt niet ver
geten, daar woont één hunner, de stads-kapel-
meester J. H. de Rook.
Zoo was het ook weer j.l. Maandagavond,
niet vol, de Doele-zaal kon meer publiek
bevatten, maar, ’t was voor buitenmenschen
haast ondoenlijk om naar Bolsward te komen
wegens het slechte weer, en dan, St. Nicolaas
op komende weg. Twee omstandigheden die
hun invloed hadden laten gelden.
Er werd aangevangen met de bekende
ouverture Dichter und Bauer”. Prettig om
naar te luisteren, als er zoo’n nommer gespeeld
wordt, dat indertijd een vaste plaats op eigen
programma innam. De ouverture werd knap
gegeven, in ’t begin was er geen éénheid in
het tempo, dit werd goed toen de cello solo
intrad.
Het Adagio” uit Beethoven’s ^Sonate
Pathetique” dat wellicht voor velen een
^lekkerbiss” was, bekoorde me niet zoo heel
bizonder. Er zat niet genoeg in, ’t was maar
cello-solo, in de herhaling had ik de melodie
gaarne door een ander instrument hoeren
overnemen.
Evenwel er werd met aandacht geluisterd.
Die Pathetique is ook zóó mooi.
Eene ^Legende Pastorale” van Benjamin
Godard, gaf den jongsten der broers gelegen
heid zich te toonen als een oboe-blazer met
prachtigen toon, vooral in de hooge tonen.
Welk een wonderbaar pakkend geluid haalt
deze kunstenaar uit zijn instrument.
De hierna gegeven »Kirchen-Aria” van
Alessandro Aradella, werd geblazen op een
Engelsche Hoorn, een instrument dat voor de
meesten stellig een onbekend iets was.
Het blijft de vraag of dit soort instrumen
ten bizonder geschikt is voor soloblazen met
piano of huisorgel begeleiding. Ik voor mij
vermeen dat de ^Corno Inglese” het mooist
zal zijn in ’t orkest, waar het eigenaardig
geluid zich vermengt met dat van de andere
hout-instrumemen, waardoor schitterende
klank-combinaties worden gevormd.
Dat de cellist ons zou vergasten op een
solo, sprak haast van zelf. We hoorden een
Sonate, die wel in ouden stijl gecomponeerd
of uit den tijd van Correlli kon zijn.
Een kort muziekwerk, met twee mooie,
langzame onderdeelen en twee vluggere, deel
2 en 3 waren heel, heel mooi en werden ook
best gespeeld. Bien merci.
Een stafmuzikant, trombonist bij ’t vierde,
en dan geen solo blazendat ging niet
op. Het ^Concert van David”, door hem
voorgedragen, kwam heel goed tot zijn recht.
Iemand met zoo’n goeden toon als deze
solist, moet zich toeleggen op het blazen
liederen, dat past beter in de zaal.
En hoe men een lied, bijv. xles Rameaux”
kan blazen op de Trombone, vraagt dat
eens aan dezen of genen, die indertijd den
tegenwoordigen kapelmeester van het 10e Reg.
Inf. te Haarlem, als Solo-trombonist heeft
gekend, ’t Is dan een genot, zelfs in eene
niet groote zaal, naar den trombonist te
luisteren.
Dit natuurlijk tusschen twee haakjes,
het Concert voor Trombone, ’n lastig ding,
met allerlei moeilijkheden, werd kranig ge
blazen. Het d bravo”, vanaf het tooneel was
verdiend.
Als Ensemble-nommers werden nog gespeeld
»Melodiën”, uit Lohengrin, Ouverture
^Egmond”, - ^militair marsch” van Schubert
en een Wals van Oscar Petras.
Af en toe bespeurde men dat er verschil
in opvatting was. Meermalen was
de maat niet in orde, hinderlijk
bij Lohengrin en in ’t begin van
finale der Egmond ouverture.
Repeteeren doen de h.h. de Rook natuurlijk
heel weinig, ze wonen zoo ver van elkander
af en komen zoo zelden allen bijeen... best,
maar als men concerteert heeft men de
zedelijke verplichting zich goed voor te be
reiden, het publiek heeft recht op een
goed verzorgde uitvoering.
De Finale ^Barcarolle Wals” van Fetras
was een mooi besluit. Het motief voor dezen
wals is bepaald ontleend aan de Barcarolle
uit ^Hoffmans Erzablungen” van Offenbach.
Voor afwisseling werd er gezongen,
Friesche- en Hollandsche liedjes kregen we
Een vriéndelijke kapitein.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag,
omstreeks 12 uur, kwam bericht van den vuur
toren te Huisduinen, nabij Den Helder, dat
in de richting van het Westgat een lichtsein
was opgemerkt. De reddingboot der Noord
en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij werd
aanstonds in gereedheid gebracht ten einde
hulp te bieden. Wegens het ruwe weer en
het nachtelijk uur kostte het den schipper
dier boot, den heer C. Bot, zeer veel moeite
de noodige mannen bijeen te krijgen. Ten
slotte gelukte het en de reddingboot voer
omstreeks één uur met een bemanning, be
staande uit J. Riedeman, P. de Jong, F. Kwast,
A. Jonkman, A. Arend, J. Veenstra, M. van
’t Hert, K. Gieling, J. van Dok, A. Sieu-
wertsen en C. Bot, schipper.
Op de plaats aangekomen vanwaar de licht
seinen waren opgemerkt vond men daar in
het Westgat een boot, de „Mannheim”, die
bereids achter haar anker lag in vlot water.
Langszij komend, was de eerste begroeting
van den gezagvoerder, dat hij niets met de
mannen van de reddingboot wilde te maken
hebben. Niemand hunner liet hij aan boord
toe, zelfs mocht geen lijn worden vastgemaakt,
en ten slotte liepen de nog op de brug staande
opvarenden allen weg, de reddingboot en haar
bemanning aan haar lot overlatend.
Er zat dus voor de menschen niets anders
op dan weder huiswaarts te gaan. De gezag
voerder, die een loods had gevraagd, weigerde
ook dezen te ontvangen, toen hij bij het aan
breken van den dag kwam opdagen.
De buitengewoon hondsche ontvangst, die
deze kapitein den mannen van de redding
boot, die niet meer deden dan voldoen aan
een door hem zelf gedaan verzoek, bereidde,
is frappant en mag hier wel eens vermeld
worden. Gelukkig komt een dergelijke behan
deling zelden voor. Alg. H.
Verlaging tabaksprijzen.
Met 1 December hebben de grootste tabaks
fabrikanten te Groningen de tabaksprijzen
aanmerkelijk verlaagd, terwijl het plan bestaat,
de prijzen met ingang van 1 Januari opnieuw
te verlagen.
woord waar Het Dagelijksch Bestuur heeft
geen aanbod voor sneeuwruimen gedaan, het
kon dus ook niet van de hand gewezen worden.
Daarenboven, het door de vakorganisaties der
transportarbeiders vastgesteld tarief is: vijftig
cents per uur, zij waren dus verplicht ook
voor de gemeente tegen dit tarief te werken.
Maar zooals gezegd: het is een lasterlijk
gerucht, waartegen wij, die prijs stellen op
eer en goeden naam, hierbij met klem protes-
teeren, vooral ook omdat de fout van een
groep arbeiders of zelfs van eenen enkele
zoo licht den ganschen arbeidersstand wordt
aangewreven.
mijnheer de Redacteur beleefd dankend
voor verleende plaatsruimte.
De afdeeling Bolsward van den Nederl.
R. K. Bond van Transportarbeiders
»8T. BONIFACIUS”.
Bolsward, 27 Nov. 1919.
Wij lezen in de Eriesche Courant:
Onze maatschappij is ziek, heel erg ziek.
En ieder verwacht alleen beterschap van
groote geneesmiddelen. Allen zien uit naar
groote persoonlijkheden, die een diagnose
zullen weten aan te geven, waardoor de ziekte
zooal niet overwonnen, dan toch gebreideld
kan worden, zoodat er geen vrees voor nog
grootere uitbreiding behoeft te bestaan. We
hooren spreken van opvoering der productie,
van uiterste spaarzaamheid, van socialisatie.
Weer anderen gelooven eerst dan een betere
maatschappij te kunnen stichten, als de oude
en nog bestaande is omvergeworpen. Bijna
iedereen zoekt de maatschappelijke verandering
en verbetering buiten de menschen om te
kunnen volbrengen. Nieuwe wetten, anders
verdeelde belastingen, gewijzigde groepeering
van de aardbewoners, alles wordt uitgedacht,
neergeschreven en becritiseerd... maar bij
het begin te beginnen, dat komt maar heel
weinigen in de gedachte. En die weinigen
zijn nog gewoonlijk de timiden, de terug-
getrekkenen, die er niet toe kunnen komen
hunne stem krachtig en waarschuwend te
laten hooren, omdat ’t hun aard niet is op
den voorgrond te treden en hun stem krachtig
te verheffen.
Wij moeten bij ons zelf beginnen. Wat
geeft het of de wetten rechtvaardigheid be-
oogen en de menschen doen alles om
rechtvaardigheid ongedaan te maken?
Wat geeft socialisatie, ’t brengen
vruchten der productie aan
indien de mensch niet in zich de roeping
zoo hoog mogelijk op te
van de algemeene zaak I
noodig hebben, zijn menschen,
die de grootste waarde hechten aan de waarde-
looze dingen. Niet één mensch, niet honderd,
niet duizend, maar millioenen. Millioenen
moeten opnieuw waarde gaan hechten aan
die onzichtbare eigenschappen, waarvoor niets
kan worden gekocht. Nog geen hemd aan
’t lijf, geen mat over de vloer, geen schrapje
margarine zelfs op ’t brood. Dat totaal waar-
delooze in den zin waarmede men ’t
de waarde gebruikt, dat juist hebben
noodig.
Ik denk aan de eerlijkheid. Wees eerlijk
en ’t gevolg is, dat je ’t uit een maatschap
pelijk oogpunt aflegt tegen den oneerlijke,
zoo zegt de menigte. En zij vindt daarin
de aansporing om ’t met de eerlijkheid niet
te nauw te nemen. Zeker ’t is mogelijk,
dat de oneerlijkheid materieele voordeelen op
levert en wie nu van de onderstelling uitgaat,
dat een goed gevulde beurs toch maar alles
is in de wereld, zal zich moeilijk aan de
omarming der misdaad kunnen onttrekken.
Want oneerlijkheid is misdadigheid, ook al
zien we kans buiten de handen van het gerecht
te blijven.
Uit oneerlijkheid is de toestand geboren
waarin we thans verkeeren. Er is niemand
bij de regeeringen geweest, die, toen het nog
tijd was, in vlammende taal recht op den
man af, de waarheid heeft gezegd. Ieder
heeft het zich als plicht voorgehouden onmo
gelijke taal te spreken, die diende om de
gedachte te verbergen en die evengoed ten
kwade als ten goede kon worden verklaard.
En de oneerlijkheid heeft in de oorlogs
jaren hoogtij gevierd. Wie ’t meest geraf
fineerd oneerlijk was, voelde zich zelf als
een man van beteekenis. De oneerlijkheid
werd gediend, zooals men vroeger een goede
zaak diende.
Wat is ’t gevolg geweest P Dat we overal
en in ieder een bedrieger meenen te zien,
waarvoor we op ons hoede dienen te zijn.
De maatschappij gelooft niet meer aan eerlijk
heid, omdat ze zoo onfortuinlijk is. We
zijn afgedaald tot
brengt tot cijfers
We voelen niet
ophoudt en waar
De norm is er uit
Maar wat we wel gevoelen en gelukkig,
dat we ’t gevoelen, is de zekerheid, dat ’t
zoo niet goed is. Waar gaat ’t heen met
de wereld is de algemeene vraag. Wat
moet er van terecht komen Is er dan niets
dan zelfzucht en koud egoïsme?
Jawel, ’t is er wel, maar we moeten afstand
doen ons hart te zetten op alles wat we in
broers allemaal naar het ouderlijk buis om
hunnen hoog bejaarden vader op te zoeken.
waarde kunnen uitdrukken. Willen we de
maatschappij weer veerkracht verleenen, dan
te hooren. Dat gaf geen aanleiding tot bizon-
dere bespreking. Ws.
hebben.
Nu is van deze heele geschiedenis geen
Bolswardsclie Courant
i