lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
/N
1920.
Verschijnt tijdelijk alleen Zondags.
59ste Jaargang.
No. 2.
Zondag 11 Januari.
OVERZICHT 1919.
VOOR
-
BINNENLAND.
Mijn schreden hield ik eensklaps in
Op ’t ongewoon gerucht,
I. INLEIDING.
1
Bolswardsclie Courant
zoo snel
(Wordt vervolgd.}
SUB
Ik liep langs de Bagijnestraat,
Maar toen 'k ben bij de kerk,
Was ’t of ik boven in de lacht
Een vreemd gebrom bemerk.
O vreemde nacht, die klaarder waart
Dan menig donk're dag!
Ik knielde haast op 't witte pad,
Waar toch geen mensch mij zag.
Ik dacht, dat het een vliegschip was,
Verdwaald bij donk’re lucht.
Ik zag de zware torentop,
Vergrysd van ouderdom,
Die stond met witte pluimmuts op,
En 'k staarde daar rondom.
Hij bromde soms in vreemde taal,
Ik dacht, wat kan dat zijn
’k Verstond er somtijds niets haast van,
Dat was misschien latyn.
Klok nummer een is mannenklok,
Hij sprak met zware stem,
Hij speelt daar boven nog de baas,
’t Gezag berust bij hem.
Er werd een druk gesprek gevoerd,
’t Was op dien dag hun feest,
Want 11 November hoorde ik,
Was ’t altoos zoo geweest.
Ik wist warempel zelf haast niet,
Hoe lang ’k daar heb gestaan,
Daar sloeg het eensklaps middernacht,
En toen was het gedaan.
Ik hield mij of ik weldra sliep,
En toen verging haar lust,
Zij merkte, ’t had toch geen effect,
En kwam in zoete rust.
Ik stond dan ook met hoofdpijn op,
En sag misschien wat raar,
Want daad’lijk voer mijn vrouw weer uit:
,Nu zie ’k je kater klaar I”
Ik zei: »’k Ben met mijn vriend gegaan,
Heb klokken toen geboord.
Maar phu! zij lachte er wat om,
Geloofde niet mijn woord.
Maar zelf heb ik den heelen nacht
Geen oog haast dicht gedaan,
Het klokkenlied zat mij in ’t hoofd,
Toen leerde ik ’t pas verstaan.
f0 zoo! die vriend heeft getracteerd,
r’k Begrijp de zaak wel, hoor!
»Foei! schaam je wat, jij oude man!
»Je hebt een snee in ’t oor!”
Zij leek mij wijs in eigen oog,
Een jonge meisjesgril,
Gevoelt zich zelf van hoogen stand,
Drijft door haar eigen wil.
De boomen waren nog niet kaal,
En toch had men reeds sneeuw,
Maar er gebeurt meer ongewoons
In deze twintigste eeuw.
Ik had daarna bij Sint-Janspoort
Een vriend bezoek gebracht,
Wij hadden samen druk gepraat,
’t Werd later dan ik dacht.
Maar ik sprak weer van 't klokkenlied
Dat ik echt bad gehoord...
Jij hebt een zwaren droom gehad
Was toen haar wederwoord.
Zij kregen in den loop des tijds
Op alles goeden kijk,
Zij deden veel ervaring op,
’t Gesprek gaf daarvan blijk.
En wat ook zijn gewoonte was,
Ik heb dat goed gehoord,
Als hij wat zei, herhaalde hij
Altoos het laatste woord.
Maar nummer twee is vrouwsnklok,
Men weet, wat dat beduidt:
Zij babbelde op vluggen toon,
Met snibbiger geluid.
Doch toen ik 't ernstig haar bezwoer,
Haar tekst en uitleg gaf,
Zag zij op ’t laatst haar dwaling in,
En dreef de bui weer af.
Dat klonk dan dreunend in mijn oor,
Met zware klokkentoon,
’t Leek of hij daar de klem op lag,
’t. Was eigenaardig schoon.
Ik was dien avond blij gestemd,
Er was muziek geweest,
En daarvan houd ik altoos veel,
’t Werkt heilzaam op mijn geest.
Mijn moede hart scheen mij te klein,
En toch was ’t leven groot;
Ik voelde, naast het kerkhof daar,
De adem van den dood.
Nu snap ik wel, hoe klokkentoon
Soms blij in d’ ooren klinkt,
En dan ook weer ons droevig stemt,
Als ons de moed ontzinkt.
'k Geloof, mijn hart stond bijna stil
Op ’t hooren van dien toon,
De klokken spraken met elkaar,
In klanken vreemd, doch schoon.
Eerst past er een verklaring nog
Van ’t viertal dat er sprak,
En op den laten avondstond
De stilte zoo verbrak.
En dan de laatste, nummer vier,
Die klok is jonge maagd,
Die deftig, afgemeten spreekt,
Blijkbaar zich zelf behaagt.
Ik luisterde met open oor
Naar ’t ongewone lied,
*t Ging over velerhande zaak,
’k Begreep lang alles niet.
Doch nummer drie, de jongeling,
Die zei, vond ik, niet veel.
Hij had een beetje heesche stem.
De baard nog in de keel?
Een sneeuwkleed dekte veld en stad,
't Was aardig winterweer,
Een weinig sneeuw viel af en toe
In zachte vlokjes neer.
En wat was nu der klokken lied
Wat hebben zij verteld
Zoo goed ik kan en het begreep,
Wordt 't hier op schrift gesteld.
den rompslemp veel
de »domme” boer beroept er
op, dat hij uit de voorschriften
Dat is trouwens
ADVERTENTIEPRIJS1—7 regels 50 Gts. Vervolgen
10 Gts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4
Die klokken slaan de menschen ga
Van uit hun hooge stee,
Zy letten op ons daagsch bedryf,
En leven met ons mee.
Ik heb er 't zwijgen toe gedaan,
Kroop gauw maar in de wol;
Doch daarmee was het nog niet uit,
’t Gemoed zat haar te vol.
Zoo als ge west, komt het gedicht
Dit jaar van mij alleen,
Al is het wat een zware toer,
’k Sla er my wel doorheen.
Het spreken viel hem blijkbaar zwaar,
Misschien een spraakgebrek,
Hij sprak als met een vreemde tong,
’t Klonk soms een beetje gek.
Geen maan of sterren in de lucht,
Doch ’t veld in wit babyt;
’t Was treffend wat ik daar vernam
Van oud- en nieuwen tyd.
Maar o! wat werd ik vreemd gestemd,
Toen ’k stemmen daar vernam,
Er werd gevoerd een druk discours
Dat uit den toren kwam.
Sint Maarten is hun schutspatroon,
Dat is van ouden dag,
’k Begreep, dat op dien feestdag elk
Zijn meening zeggen mag.
Elk van dat viertal daar omhoog,
Had op zijn beurt het woord;
Zij spraken over oud en nieuw,
Ik heb heel wat gehoord!
De stortbui moest eerst van het hart,
Daar was niets aan te doen,
Maar ik gaf toch heel weinig acht
Op ’t ernstig bedsermoen.
Doch wijd en wijder vlood deez’ tijd
Uit mijn gedachten heen,
Rondom mij voelde ik ijdelheid,
’k Was beelemaal alleen.
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Gents per 3 maanden.
Franco per post 621/s Cents.
Afzonderlyke nos. van dit Blad zyn verkrygbaar i 5 Cent.
Het luist’ren gaf nu niets mij meer,
En ik, verstijfd van kou,
Ben haastig toen naar huisgegaan,
En kwam weer bij mijn vrouw.
De maan zat achter ’t wolkenfloers,
Maar toch was ’t licht genoeg,
Men zag natuur in wintertooi,
Al was dat wat te vroeg.
De mond stond haar maar zelden stil,
Het ging van rik-tik-tak;
En 't tempo werd nog eens
Als men haar tegensprak.
't Gebeurde, had een ander ’t woord,
Dat zij dan ook begon,
Die andere in de rede viel,
Wijl zij niet zwijgen kon.
Maar brrr! wat was het daar slecht weer I
Wat stond de muts verkeerd!*
Het hielp geen sier, wat ik haar zei,
Hoe ’k eerst mij heb verweerd.
Dan bad hij last van stot’ren ook,
Van tong is hij niet glad,
Herhaalde driemaal ’t laatste woord,
Als hij gesproken had.
De middenstand.
Verschenen is het eerste no. van het Alg.
Weekblad De Middenstandsbond, ’t nieuwe
middenstandsbod.
Uit den Proloog” halen we ’t volgende aan:
#Zoo was eigenlijk alles in de laatste jaren
tegen ons. En afen-toe zijn we een beetje
nerveus geworden en we dachteno groote
grutten, zou die geachte mijnheer Karl Marx
toch nog gelijk krijgen Zou de Middenstand
dan eindelijk, eindelijk zijn doodsklok hooren
luiden Zullen onze tegenstanders ons scal-
peeren? Of een rondedans zingen: en Pier
lala leit in de kist, al met z’n billetjes bloot F
Maar neen, het is zoo ver nog niet. Spring
levend zijn we nog. En is het wonder? Kunt
u zich waarlijk en waarempel een maatschappij
denken, zonder Middenstand? In de eerste
plaats zou dat al een vrij onprettige maat
schappij zijn. Want de dames zouden eigenlijk
niet kunnen winkelen, en denkt u dat in.
Daar kwam subiet een revolutie uit. Maar
economisch zou de boel al even prettig in
het honderd Joopen. Voor verstandige men-
schen behoeft dit geen nader betoog. Een
Maatschappij zonder Middenstand is als erwten
soep zonder erwten en zonder kluif. Ais
een stoomboot zonder machine. Als een lucht
schip zonder motor.”
Verzet tegen de Invaliditeitsverzekering
Een der correspondenten van het N. v.
d. Dag, die den laatsten tijd verschillende
landbouwstreken in ons vaderland bezocht
en de boeren goed kent, deelde het volgende
mee inzake de uitvoering der Ouderdomswet.
Met het zegeltjes-plakken ten plattelands
is het te eenemale treurig gesteld. De meeste
boeren doen er niet aan en wachten kalm
af de dingen die komen zullen. Men kon
reeds lezen in de bladen, dat in Friesland
zoo iets van een georganiseerd verzet tegen
de uitvoering van deze wet wordt gepleegd;
ik verzeker u, dat het in verschillende andere
deelen _van het land niet veel beter gesteld
is. Stellig zal men tot verrassende resultaten
komen, wanneer men er toe over gaat om
controle uit te oefenen op de naleving. Iemand,
die de Zuid-Hollandsche eilanden door en
door kent verzekerde mij, dat geen vierde deel
van de landbouwers deed aan zegeltjes plakken.
Allerlei trucs worden nu uitgedacht om den
dans te ontspringenzoo laten vele boeren
nu in ffhet aangenomen” werken, dan zijn
ze vrij, beweren ze.
Algemeen vindt men
te groot en
zich maar
niet wijs weet te worden,
het goedkoopst, weet u I
Of het op den duur zal zijn vol te houden
We zien er met belangstelling naar uit, maar
we vreezen, dat het nog lang zal duren eer
deze wet behoorlijk wordt nageleefd.
Wat de boerenbevolking, die uit haar aard
zoo zuinig is, het meest grieft, dat zijn de
verhalen over de kostbare gebouwen, dure
meubileering, lucratieve inrichting der ge
bouwen, de hooge salarissen der hoogere ambte
naren, enz. Dat is den boeren een doorn
in het oog.
Gisteravond ruim half tien, werd brand
ontdekt in het schoolgebouw aan de Vlietstraat
te ’s-Gravenhage. De brandweer was met eenige
stralen op de waterleiding de vlammen spoedig
meester. Maar hiermede zat het werk er voor
de brandweerlieden nog geenszins op. De
brand was namelijk ontstaan door het door
branden van den vloer onder de kachel in
een der boven schoollokalen. Toen de vloer
eenmaal was doorgebrand, vond het vuur daar
tusschen de zoldering van de benedenlokalen
en de buitlaag van de bovenvertrekken voedsel
in het zeegras dat daar voor geluiddemping
was aangebracht. Er moesten dus hier en daar
gaten in de vloeren worden gehakt om het
zeegras te verwijderen, om te voorkomen dat
er nog een vuurtje bleef smeulen. Een paar
bovenlokalen beliepen brandschade, terwijl ook
leermiddelen als kaarten enz., een prooi der
vlammen werden.
In de eerstvolgende dagen zullen de scho
lieren dus wel vrijaf hebben, want ook de
benedenvertrekken zijn niet te gebruiken. Zij
staan geheel onder water. Alg. H.
Uit Zaltbommel:
Het water blijft langzaam vallende. De
vaart voor stoom booten is weer geopend. Op
de scheepswerf zal het werk heden weer
kunnen beginnen. Een geregelde dijkwacht
is door den Dijkstoel ingesteld,
Ik had, dit zeg ik daad’lijk maar,
Een wonder avontuur;
Toen 'k onlangs mij naar huis begaf
Was ’t byna reeds elf uur.
Joure. Heden Donderdag geen hardrijderij.
Tot driemaal toe is alzoo ,/Vlecke Joure”
teleurgesteld. De aardigheid om zoodra de
winter ’t puntje van z’n neus heeft laten zien,
een wedstrijd uit te schrijven, gaat er zoo
wel wat af. Hij kan zich dan ook nog té
gemakkelijk en vlug terug trekken.
Een der bestuursleden zei ons teleurgesteld
vanmorgen, dat het ijs eersteen handbree dik
moest zijn, voor hij weer aan hardrijden wou
denken.
Of hij in dat besluit zal volharden
De heer Mr. A. W. Kamp te’s-Hage,
bekend Nutsspreker, kreeg bezoek van on-
genoede gasten toen hij te Joure bij familie
vertoefde. In den nacht van 1 op 2 Januari
werd zijn heele woning overhoop gebaald. In
kleerkasten en op kapstokken was later niets
meer te vinden en dan miste er alle zilver
werk etc. etc. Men meent dat de dieven de
brutaliteit hebben gehad de buit op een wagen
te laden en zoo te vervoeren. Jouster Cl.
Op 1 Januari waren in de strafge
vangenis te Leeuwarden 255 mannen gede
tineerd, waarvan 7 tot levenslange gevangenis
straf zijn veroordeeld.
In de verschillende Roomsche kerken
te Breda werd Zondag voor de Weensche
kinderen f 1500 gecollecteerd.
Reeds eerder is veel geld en een wagon
levensmiddelen vandaar afgezonden, thans
staat weer een wagon levensmiddelen gereed
voor verzending.
Door de hooge loonen.
Een werkgever te Delft, die geen kans
ziet de eischen zijner arbeiders om hooger
loon en korter arbeidsduur in te willigen,
zonder daardoor zelf te gronde te gaan, heeft
besloten zijn zaak te liquideeren en allen
oatslag aangezegd.
Al droomen zij van vroeger tijd,
Ook ’t nu ontgaat hun niet,
Zij zien en hooren daar omhoog,
Wat in de stad geschiedt.