Meuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
C. CUPERUS-Tacoöis.
4
zal worden voortgezet onder
den bestaanden firmanaam.
No. 6.
59ste Jaargang.
Verschijnt tijdelijk alleen Zondags.
1920.
VOOR
Zondag 8 Februari.
OVERZICHT 1919.
I
I
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Ondergeteekende
deelt hierdoor mede,
dat de zaak, tot dusverre
gedreven door wijlen haren
echtgenoot, geheel op den-
zeifden voet
Zij geeft hierbij de verzekering,
dat evenals voorheen, de meest
mogelijke zorg zal worden be
steed aan alles wat met de
uitgave van dit Blad in verband
staat.
Bolswardsche Courant
k
I
één
IV.
weer.
nu:
pleizier
Het is
d
Klok II.
Maar dat getal is dun gezaaid,
Dat stem je mij toch toe?
Zeer velen trachten naar bezit,
Doch vragen niet naar ’t hoe.
Klok IV.
Zoo erg is ’t niet, je overdrijft:
Als ik het goed beschouw,
Zijn er wel flinke werklui nog,
Die vlijtig zijn en trouw.
Klok I.
De gilden maakten toen dat elk
Veel lust had in zijn vak,
Nu is geen handenwerk in tel,
Elk zoekt gemak, gemak.
Klok II.
Juist, zus! en daarop doelde ik,
Men viert te hoogen staat,
En op den duur, je weet het ook,
Dat het niet goed dan gaat.
Klok III.
Ja, tegenwoordig is er veel
Dat noodig anders moet,
En zoo het oudtijds dikwerf ging,
Was 't ook niet goed, goed, goed!
Klok II.
Maar d’ oorlog is zoo’n erge ramp,
Dat leerde deze tijd,
Ook, wie den teugel houdt te stijf
Die raakt het stuur gauw kwijt.
Het uiterste houdt nooit lang stand,
Zoo is ’t op elk gebiedje
Wie overdrijft, bedriegt zich zelf,
Bereikt het doelwit niet.
Beneden is ’t ook wel bekend,
Dat droomen zijn bedrog,
Maar heel veel menschen doen er aan,
Gewis, zij droomen toch
Klok I.
Er was door alle eeuwen strijd,
Zoowel bij groot als klein,
En dat verdwijnt zoo niet op eens,
Dat kan niet zijn, niet zijn!
’k Hoop maar dat velen in gaan zien,
Dat ’t thans niet goed kan gaan
Door vlijt en trouw en broedermin,
Kan voorspoed slechts ontstaan.
Klok IV.
Als allen goeden wil bezielt,
Houdt men den nijd in toom.
Maar och, komt dat wel werk’lijk zoo?
Is dat geen toekomst-droom
Maar onderstand heeft tot gevolg,
En ’t is al vaak gezeid,
Dat men er vast op reek’nen gaat,
Niet denkt aan dankbaarheid.
Klok I.
Juist, vroeger was er ook wel wat,
Dat stof tot treurnis bood,
Als ’k wik en weeg, welnu, dan is
’t Verschil niet groot, niet groot!
Want hij, die dwaze wenschen voedt,
Vindt zelden goed besluit,
En hij, die luchtkasteelen bouwt,
Komt vast bedrogen uit.
De werker, die zijn vak verstaat,
Vindt daarin ook zijn troost,
Hij spant zich in, vervult zijn taak
Met lust voor vrouw en kroost.
Ik prijs het, dat in bangen tijd,
Tot leniging van nood,
Men hier, en over ’t beele land,
Gul ondersteuning bood
Een droom des nachts beteekent niets,
Die schudden zij weer af,
Maar velen droomden ook des daags,
Wat later zorgen gaf.
De wereldvrede! Menschen, och!
Maak daarvan nog geen lied,
Neen zonder strijd en krijgsgeweld!
Dat gaat nog niet, nog niet!
een plaatsje in
En dus na zware worsteling
Wordt dit nu het besluit:
Er komt een volk’renbond tot stand
Die deelt de lakens uit.
De oorzaak van den volk’renkrijg
Is jalouzie geweest,
De ware reden van den strijd
Was concurrentiegeest.
De nieuwe tijd kan beter zijn
Dan veel van ’t oude is,
Maar is ’t niet goed, dan gauw terug,
Of het loopt mis, mis, mis.
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Bet bureau ran dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Men dacht, nu dat gebouw er was,
Verdween de krijg voor goed,
En zie, het was maar pas voltooid,
Of d’ oorlog kwam, verwoed.
Den plicht steeds in het oog gevat,
Zoowel door baas als knecht,
Als beiden dit beseffen, dan
Heeft elk zijn recht, zijn recht!
In loondienst zijn is handelszaak,
Want het is zoo gesteld,
Dat de gevraagde werkkracht wordt
Betaald met geld, met geld!
Bediende en patroon zijn dus
Eikaars partij geheel,
En geen van twee moet bang zijn, dat
Hij geeft te veel, te veel!
Ik zag veel vroomheid metterdaad,
Doch zeer veel ook in schijn,
Zoo is het heel ons tijd geweest,
En ’t zal wel steeds zoo zijn.
Een ware wereldbrand brak uit,
Zoo erg als nooit voorheen,
’t Was of de leer van ’t Christendom,
Zoo maar in eens verdween.
Woudsbnd, 4 Februari 1920.
Aan de Redactie vjd. Bolswardsche Courant.
Geachte Redactie!
Gelieve voor onderstaande
Uw veelgelezen blad:
Onder het hoofd ^Stadsnieuws” komt in
Uw blad van 1 Februari j.l. een soort verslag
voor, van een lezing, gehouden door den
Weled. Heer de Kruiff, directeur v./d. Prov.
Keuringsdienst, voor het ^Nuts-departement”
Bolsward op 29 Jan. Vergun mij eenige
kantteekeningen te maken, op het door den
heer de Kruiff gesprokene op die vergadering.
En dit wel speciaal over dit gedeelte van
des heeren de Kruiff’s rede, waar Z.Ed. be
handelt de vervalschingen van bakkerswaren.
En dat niet omdat ik datgene wat de
Directeur v./d. Pr. K. brandmerkte, als ver
valschingen van bakkerswaren, geconstateerd
in bescherming zou willen nemen. Integendeel.
Het overgroote deel van de bakkers, zal van
harte toejuichen die maatregelen, die kunnen
leiden tot een toestand, waardoor het publiek
gewaarborgd is een goed en smakelijk stuk
brood of koek te kunnen koopen.
In zooverre kan de Prov. K. zijn een ge
zegende instelling. Doch wanneer wij, gezien
de toestanden die vier lange jaren hebben
gebeerscht, gezien de levensmiddelennood, die
de regeering noodzaakte, ook voor de bakkers
een zak meel te distribueeren, bestaande uit
allerlei mengsels; en helaas vaak van half
bedorven ingrediënten, hetzy dan noodgedwon
gen of niet, kan het van dien kant beschouwd,
niet heeten een onpartijdig oordeel van de
zijde van den Keuringsdienst. Als ik mij
niet vergis, is het instituut van den Keurings
dienst in onze Provincie, ongeveer tegelijk
ingesteld met het uitbreken van den Wereld
oorlog; dus in een abnormalen tijd. En wanneer
men het van de zijde van de Overheid noodig
acht het publiek te wijzen op minderwaardige
eetwaren of genotmiddelen, dan moet men
onpartijdigheidshalve ook het licht laten vallen
op bijkomstige dingen.
Dan verricht men nuttig werk,
b.v. onder de bakkers bekend genoeg, en
ook aan een gedeelte van het buitenstaande
publiek, hoe daar de oorlogsjaren, door een
der grootste meelfabrieken in ons land, vaak
een zak meel aan de bakkers is geleverd,
zoo slecht, dat het meermalen door hen ge
weigerd is te accepteeren. En dat is meer
malen gebeurd, terwijl de regeering eene
Klok II.
Als plicht en eer zijn nummer
Op wederzijdsch terrein,
Dan komt er ook waardeering
Dat zou een zegen zijn!
Want d’ een begnibbelt o zoo graag
Op het gevraagde loon,
Terwijl de werkman vaak den tijd
Zich gunt heel sehoon, heel schoon!
De invloed van deez’ grooten bond,
En ook de macht der vrouw,
Die keeren later d’ oorlog wel
’t Zal uit zijn, naar ’k vertrouw.
Klok II.
Toon echter uw karakter ook,
Ja, sta desnoods alleen!
Laat, wat gij echt voor waarheid houdt,
Ook niet met voeten treên.
Want wie zich op dat standpunt plaatst,
En naar beneden ziet,
Dan treffen hem de spatten toch
Van uit de laagte niet.
ABONNEMENTSPRIJS: 50 Cents per 3 maanden.
Franco per post 621/2 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar k 5 Cent.
Klok IV.
Maar ’k zag toch dikwerf bij den mensch,
Dat, nam hij een besluit,
Hij ’t meestal zoo te plooien wist,
Dat ’t draaide op voordeel uit.
Wie echter stroom en tegenstroom
In ééne bedding leidt,
Komt beter tot goed resultaat,
Is winnaar van het pleit.
De heksen en de spokerij
Zijn vrijwel heel aan kant,
Maar 'k zag iets ergers komen
Men heeft aan ’t werk het land.
Vooral de jeugd doet aan
Leeft enkel haast voor pret,
Men fietst en doet aan alles mee,
Op ’t werk wordt niet gelet.
Op uitgaan, pretjes en vermaak
Is thans het zin gesteld,
Maar deugdzaam zijn, bij noeste vlijt,
Wordt weinig meer geteld.
Nu wordt het niet om dank gedaan,
Maar toch, zooals ik zie,
Is een gevolg van onderstand
Het doodt de energie.
Veel vrije tijd brengt ook gevaar,
Want ieder weet gewis,
Dat ledigheid een kussen vormt,
Dat van den duivel is.
Wie vlijtig ploegt en zaait en wiedt,
Dus goed bewerkt zijn land,
Heeft alle kans op rijken oogst,
Het loon van nijv’re hand.
Werk’ ieder maar, zoo goed hij kan,
Voorwaarts gestreefd met moed!
Geluk kleeft graag aan noeste vlijt,
Gods zegen maakt het goed
(Daar sloeg het unr van middernacht
Met statig hel geluid,
En daarna waren allen stil...
Dus daarmee was bet uit).
Slot volgt.
Klok II.
Ja, hooger loon en minder doen
Is thans het ideaal,
De ontevredenheid wint veld,
Het moppert allemaal.
Klok I.
Een rein gemoed geeft levenslust,
Dat maakt gezond en sterk,
Vol moed den arbeid aangevat,
O mensch, aan 't werk, aan ’twerk!
Men sprak wel soms van geel gevaar,
Daarvoor was men beducht,
Maar o, de kwaal zat naderbij,
Zat eig’Jijk in de lucht.
Klok II.
Aan droomen doen wij hier niet meer,
Wij staan daarvoor te hoog;
De tijd bracht ons ervaring aan,
Wy zien met helder oog.
Klok IV.
Neen, werken valt niet in den smaak,
Dat lijkt thans echt een straf,
Men weet niet meer wat rein genot
Voorheen de arbeid gaf.
Klok I.
Een ruiter, die voor zich op ’t pad
Een breeden afgrond ziet,
Wendt vlug zijn ros en waagt gewis
Den sprong liefst niet, liefst niet!
Niet van der waap’nen zegepraal
Op 't bloedig oorlogsveld,
Verwachte men de ware eer,
Zulks wordt niet meer geteld.
De zegepraal, gekocht met bloed,
Noem ik een nederlaag,
En ’t stemt niet met het schoon paleis,
Dat plaats kreeg in Den Haag.
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van de rede van den
heer de Kruiff, over de werking van den
Provincialen Keuringsdienst, gehouden Don
derdag 29 Jan. in de Doele, waarvan het verslag
voorkwam in uw blad van de vorige week,
verzoek ik u beleefd eenige plaatsruimte, en
wel om krachtig te protesteeren tegen dat
deel der rede ’t welk aan de bakkers was gewijd.
Door uitdrukkingen als: Met het gewicht
van het brood is het hier treurig gesteld
Bolsward staat met zwart krijt bij ons aan-
geteekend, enz., heeft de heer de Kruiff bij
het publiek den indruk gevestigd dat het is
overgeleverd aan een bende knoeiers. Wanneer
echter bij een bakker geconstateerd wordt dat
zijn brood te licht is, dan behoeft daarbij toch
lang niet altijd geknoei in ’t spel te zijn.
Dat kan de beste wel eens overkomen. Allerlei
omstandigheden buiten zyn schuld, b.v. een
niet al te heeten oven, of slechte grondstoffen,
zooals ze ons in de oorlogsjaren en soms nog
wel door de regeering worden verstrekt, kunnen
daarop van invloed zijn.
Bij ondergeteekende is echter vanwege den
keuringsdienst nog nooit een enkele opmerking
gemaakt over het gewicht en de kwaliteit van
't brood, integendeel altijd alles zeer voldoende
bevonden, en zoo zullen er wel meerdere
bakkers zijn.
Door te generaliseeren heeft de heer de
Kruiff de dingen onvolledig en daardoor onjuist
voorgesteld, waardoor hij een smet heeft ge
worpen op de eer en den goeden naam van
verschillende bakkers. Ik verwacht dan ook
van hem, dat hij zoo eerlijk zal zijn, dat
openlijk te erkennen en te verklaren dat bij,
door te veel in ’t algemeen te spreken,
verschillende bakkers ten onrechte heeft
beschuldigd.
Dankend voor de plaatsing,
S. I. FABER,
Groote Markt, Bolsward.
De oorlog heeft, zooals ik zei,
Al heel wat kwaad gedaan,
De krijg moet niet meer mooglijk zijn.
Zal ’t weer voorspoedig gaan.