Officiéél Orgaan der Gemeente Boisward Uit bet leven van een edelen Fries. Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Boisward - Telefoon No. 4 No. 29 Woensdag 12 Juli 1922 61ste Jaargang Verkiezings-ailerlei. 102-jarige PRAATHOEKJE. JOOST. vrouwtje opgetogen hemel op volledige bij het overreiken biljet, dat er wat zenuwachtigheid Wij zagen ook Wij namen zooala wij die bovenstaande levensschets lazen in het Hbl. gaarne over, omdat ook wij de eer hadden dezen edelen, nobelen mensch te hebben gekend en weten hoe machtig veel door dezen man, bijgestaan door zijn lieve vrouw, is gedaan ter leniging van ellende en verdriet. En wie kende hem niet in de hoofdstad? Den man met den prachtigen, nobelen kop, den man met het sympathieke gebaar in het krachtige, maar vriendelijke woord. Zij allen, die hem hebben gekend, zullen hem niet vergeten. Overal werd zijn raad gevraagd; altijd was hij bereid, dien raad te geven, maar Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief. dankbaarheid en van „een de cadet vindt er nooit plaatste hij zich op den voorgrond, noch op vergaderingen, noch in andere bijeenkomsten waar onderwerpen werden besproken, die hij volkomen beheerschte, waarin hij zelfs expert was. Men zag hem gaarne in besturen en commissies; men wist, dat, wat hij aanpakte, con amore geschiedde. Dank zij zijn jaren- langen, practischen arbeid op het, voor hem schier onbegrensde terrein der lief dadigheid, was bij de vraagbaak van dui zenden in den lande. Zij zullen hem missen, maar véél meer nog zal het gemis gevoeld worden door de breede schare van mis deelden, wier steun en toeverlaat hij onder alle omstandigheden trachtte te zijn. Wier hulp hij zoo ontelbare malen is geweest. Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. Wat de vrouwen betreft, in het algemeen gedroegen zij zich, volgens de N. Rt. Ct., alsof zij haar leven lang al aan de stemming hadden deelgenomen, al toonde bij velen het „ongekunstelde” lachje van haar oproepings- deze eerste maal nog wel was. een blinden man, die ter stembus kwam. Hij werd geleid door een vrouw, die echter niet lezen of schrijven kon. Het tweetal was daarbij vergezeld van een schrander jongetje, die wel tot lezen en schrijven in staat was. Edoch, de kleine geleider mocht zijn hulp niet ver- leenen. En met de meest huipelooze uitdrukking op het gezicht vouwden de oudjes, wel eenigszins verontwaardigd, hun stembiljetten maar blanco toe. In het stembureau aan den Wester- singelte R’dam werd ’n 100-tal patiënten op draagbaren binnengebracht. De draagbaar werd voor het stemhokje neergezet en een verpleegster vulde voor de patiënten het stembiljet in. (Art. 78 van de kieswet bepaalt„Wanneer blijkt, dat een kiezer lichamelijk hulpbehoevend is, kan de voor zitter van het stembureau toestaan, dat hij zich doet bijstaan”.) Aan het stembureau Biijenburgh te Den Haag ontstond Woensdagmorgen om half elf, toen de komst van de Koningin- Moeder werd aangekondigd, een groote oploop van nieuwsgierigen. Nadat men eerst de Koningin den verkeerden ingang had binnengeleid, wat nog al eenige ver warring en ontsteltenis wekte onder de autoriteiten, wist men ten slotte het stem lokaal te vinden. Een groot aantal rechercheurs, agenten en hofpersoneel maakten ruim baan. In het stemlokaal waren op dit moment een honderdtal stemlustigen in de rij geschaard, die echter na de mededeeling van den voorzitter van het stembureau, den heer J. W. F. Biegelaar, de Koningin-Moeder en baar gevolg vóór lieten gaan. Een leuk incidentje deed zich voor, toen zij het lokaal wilde binnengaan. Een vurig propagandist van de S. D. A. P. was juist van plan de vorstelijke bezoekster een fel-rood stembiljet voor K. ter Laan in de hand te drukken, toen de politie ingreep en den man terughield 1 Bij de komst in het lokaal verhief het geheele stembureau zich van zijn zetels, waarop de Koningin haar oproepingskaart overreikte aan den voorzitter, haar stemkaart kreeg en stemde. De oudste ingezetene van Winschoten mej. de wed. Lubbers-Dietermau, die ruim 101 jaren telt, heeft met opgewektheid haar kiezersplicht vervuld. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62’/2 cent per 3 maanden Dat kleine, schijnbaar onbeteekenende dingen laten zien, dat de man al leeft in het kind en dat toevalligheden richting geven kunnen aan een geheel menschen- leven, bewijst de loopbaan van Tjitte Jonker, die enkele dagen geleden heengegaan is, na een leven gewijd aan de belangen van hen, die hulp noodig hebben, en dien we de vader der hulpbehoevenden zouden kunnen noemen. Het toeval, neen, niet het blinde toeval, maar zyn gemoed dreef hem als kind van acht jaren al op den weg, die zijn verder leven zou zijn. In zijn woonplaats Dokkum, waar hij op 30 December 1866 geboren werd, zag hij als 8-jarig kind eens een orgeldraaier, die een volkomen verwaarloosd kind bij zich had. Hy nam het mee naar zijn ouderlijke huis en vroeg zijn moeder, het kind te willen reinigen en betere kleeren te geven, aan welk verlangen zij voldeed. Dit was de eerste uiting van liefde voor de menschen, de grondsteen van een grootschen bouw van naastenliefde, die Tjitte Jonker gesticht heeft en die zijn zal voor hem „een gedenksteen duurzamer dan erts”. Na zijn schooljaren was hij tot zijn achttiende jaar werkzaam in de handelszaak van zijn vader en zooals we lezen in De Heilsoldaat, het eerste Nederlandsche orgaan van het Leger des Heils, gevoelde hij zich toen tot het werk van het heilsleger aan getrokken. In een nummer van November 1887 schrijft de cadet Tj. Jonker over „Myn eerste week in de kweekschool”, bedoeld wordt de opleidingsschool voor officieren voor het Heilsleger op de Lijn- baansgracht 203 in Amsterdam, waar hij in October was opgenomen. Het artikel straalt van liefde, het spreekt aarde”, en vergoeding voor den smaad en den spot, die de pioniers van het Leger des Heils hier te verduren hadden. Onder leiding van kapitein Ranke moesten ze veel en velerlei dingen leeren doen, schrobben, boenen, waschvrouw spelen, koken, maar ook en vooral toespraken houden. Na een aantal weken van voorbereiding verliet Tjitte Jonker de kweekschool op 20 November om het leven, dat in die dagen verre van gemakkelijk was voor het Heilsleger, in te gaan. Hoe de mannen, die, gedreven door de liefde, vervolgd werden, blijke b.v. uit hetgeen kapitein Jonker, die naar Nunspeet vertrokken was, vandaaruit in De Heilsoldaat schreef„De bevolking is verre van rustig, men heeft bij ons 24 ruiten ingegooid, maar op ons werk rust regenwe hebben 18 harten gewonnen”. Welk een bodemloos optimisme, dat menigeen hem moet benijden, spreekt uit die enkele regels. Op 4 Maart 1888 vertrekt hij naar Haarlem om dienst te doen in het tweede corps. Hij neemt een jongetje aan, dat hij heelemaal opvoedt en dat nu kortgeleden als volwassen man, directeur van een cocos- plantage in Australië is overleden, net toen hij met den heer Jonker de emigratie van Nederlanders naar Australië zou regelen. Daarom was hij in Amsterdam werkzaam. Achttien maanden nadat hij in het Heilsleger was opgenomen, werd hij als kapitein naar Afrika gestuurd, waar hij op den eersten Kerstdag 1888 aankwam, en tot zijn verwondering zag, dat het kerstfeest er in de open lucht gevierd werd met een pic nic. In het orgaan van 4 Mei 1889 vertelt hij, dat hij de week te voren een dag in de gevangenis heeft doorgebracht wegens... het zingen op straat. Gedurende zijn verblijf in Afrika kreeg hij dissenterie, die het begin was van de ingewandsziekte, die hem nu enkele dagen geleden aan zijn werk, aan zijn leven ont rukte, en zeker niet minder van dezen officier, dan van een die met de sabel in de hand sterft op het slagveld, moet van Jonker gezegd worden, dat hij op het veld van eer gesneuveld is, gestorven aan een ziekte in en door den dienst opgedaan. Hij heeft in Engeland gewerkt en ook eenigen tijd onder de melaatschen op een der eilanden, we meenen Madeira. In Afrika heeft hij vyf jaren doorgebracht en heeft veel gedaan voor de organisatie van het Heilsleger. Op 30 Juni 1898 huwde hy met Jean- „Een woordde de burgemeester, waarna kiezeres het stembureau verliet. Tn een der Overyselsche gemeenten kwam een landbouwer in het hekje van het stembureau. Bij het invullen van zijn stembiljet bemerkte hij een rood potlood in de hand te hebben. Hij vervoegde zich dadelyk bij de leden van het stembureau en maakte bezwaar tegen zorfn rood potlood, want hij wilde niet rood stemmen. Hoe het stembureau hem ook aan het verstand bracht, dat dit potlood bij de wet voorgeschreven was en dat ieder rood stemde, hij bleef protesteeren. De voorz. van het stembureau was toevallig een 8. D. A. P.-raadslid. Hij vertrouwde het zaakje niet. Hij zou zijn eigen zwart potlood dan maar gebruiken en of de voorzitter hem ook opmerkzaam maakte dat zijn biljet dan ongeldig was, hij wilde dit niet gelooven. Hij heeft de heeren lekker verschalkt, want... hij heeft zwart gestemd. nette Clauzer, die officier bij het Leger was en toen beiden adjudant waren, werd in Utrecht, waar ze woonden, hun oudste zoon geboren. Kort daarop verlieten ze het leger, om zelfstandig maatschappelijk werk te gaan doen en de heer Jonker werd onderdirecteur van een vereeniging voor Maatschappelijk werk, die onder leiding stond van Jhr. Tindal en gevestigd was in de Zwanen burgstraat. Toen het werk daar georgani seerd was, ontstonden er strubbelingen, die tot gevolg hadden, dat de heer Jonker met een aantal verpleegden en personeel de inrichting verliet. Korten tijd daarna liqui deerde die vereeniging en de heer Jonker nam haar nu over. Van nu af organiseerde hij met krachtige hand het maatschappelijk werk. In 1904 stichtten hij en zijn echtgenoote het eerste tehuis, een toevlucht voor vrouwen en kinderen, die sliepen in portieken, op stoepen van huizen, onder bruggen enz. Zelf ging hij er des nachts op uit,-om die dakloozen op te zoeken en hen mede te nemen. Ongeveer in denzelfden tijd stichtte het echtpaar een nachtasyl voor mannen, Haarlemmerhouttuinen 15, voor logies en ontbijt moest 15 cent per persoon betaald worden. De vereeniging bestond alleen van contributies en schenkingen. Toen uitbreiding dringend noodig werd, verkreeg de vereeniging voor Onbehuisden, zooals we ze maar kortweg noemen, de beschikking over het oude buitengasthuis, aan „de Constantijn Huijgensstraat”, dat twaalf jaren leeg had gestaan. In den eersten tijd was het te groot, maar heel gauw al was het te kleiner werden toen buitenafdeelingen opgericht, a. het jongens huis Prins Hendrikkade 165 en 166 voor jongens die op ambachtsscholen enz. gaan, b. Jeanette-oord te Houten bij Utrecht voor meisjes boven den schoolleeftijd, met Folminapavillioen voor voogdijmeisjes, c. het observatiehuis voor Jongens aan de Vosmaerstraat te Amsterdam, d. het her stellingsoord te Nunspeet, e. een jongens- kolonie te Appelscha voor landarbeid met ontepanningslokaal, tevens geheelonthou- derskoffiehuis voor volwassenen. Zelf bestuurde het echtpaar Jonker al deze inrichtingen, van den ochtend tot den avond waren ze er voor bezig, elke week werden de inrichtingen bezocht en menigmaal stroopte mevrouw Jonker zelf haar mouwen op, om bij het baden te helpen als een bijzonder geval dit wensche- lijk maakte, want niemand wordt in mannen of vrouwennachtasyl opgenomen, alvorens degelijk gebaad te zijn, zelf ging ze iederen dag met den dokter rond, zelf hoorde ze al de klachten, al de vragen om hulp aan. Jonker was lid van het steuncomité, stelde zijn inrichtingen open voor de Bsigische vluchtelingen, waarvan hij er herhaaldelijk 500 opnam, om hen te baden, te voeden en te verzorgen, en ook bij de watersnood ramp nam hij massa’s vluchtelingen op Jonker is zonder geld begonnen, hij is heengegaan uit dit leven zonder geld en er zal een tijd komen daj ouden van dagen tot zijn kleinkinderen zeggen zullen: „Wij hebben uw grootvader gekend”. Er is droefnis in de huizen, waarvan hij de vader was en met dankbaren eerbied zullen velen den man gedenken, die tot levenstaak had hongerenden te voeden, naakten te kleeden, dakloozen onderdak te geven. De jongste zoon van den overledene, dien we gesproken hebben, had de uniform van den Heilsoldaat aan als hierin een symbool te zien is, dat het werk van den vader door de kinderen zal worden over genomen, dan heeft het schoone voorbeeld van Tjitte Jonker ook in dit opzicht vrucht gedragen. Ja, ja, „het komt in de bus”, neen maar, „het is in de bus” hoor, hoe vaak als we dat Woensdag niet hebben gehoord, och menschen daar is het eind van weg. Zelfs mijn oudje zei met een glunder ge zicht, toen ze voor de eerste maal in haar leven haar stem door het gleufje had gedrukt: „Ziezoo vader, die is in de bas”. Nou, ik zei direct, dat lijkt me goed vrouwke ik heb je stem nu al zooveel jaren gehoord, laat die nu maar stil in die bus eens een paar dagen rust nemen. En wat had mijn wederhelft een schik dat ze stemmen mocht, daar was het eind van weg. Dat ze nou op haar 74e jaar nog met mij gelyk kwam te staan weet je, dat stand haar geloof ik nog het aller meest aan, het was haar al die jaren wel in den weg geweest, dat ze nooit eens mee praten mocht over de politiek, want ik zal hier even stiekum vertellen, dat ze o zoo graag praten mag, trouwens alle vrouwen zyn krekt zoo. Woensdagmorgen halfzeven, dat is geen smoesje, was Kieke al in de pronk, de stijve flodder op en het beste jak aan. Ik dacht niet eens over die heele stemmerij en in mijn onschuld zeg ik, wel oudje hoe heb ik het nu met je, er is toch geen verjaardag wel? Toen kwam het er dan uit dat ze maar vroeg klaar wezen wou voor de verkiezing. Ja en mij dunkt wij moesten vandaag maar „postroo” eten dat is gauw klaar, dan kan ik mij alles wat beter aan tijd doen. Ik zei, moet dat nou zoo, dat kiezen heeft tijd tot 5 uur en de zon is nog maar pas aan den hemel, dus mij dunkt, er is nog wel genoeg tijd om het dagelyksche potje klaar te maken. Nee hoor, dat gebeurt niet, het komt mij al haast nooit over om in de week eens van honk te gaan, vroeger zat ik altijd in de kleine kinders en nou in de verkiezing en daarom maak ik er een halve Zondag van. Namiddag moet ik Triensje even halen en die is min op ’e gang en die wil ook wel eens stemmen, dat stumper heeft ook al niet te veel en dan gaan we naar Tjallings Antje om een bakje thee. Als jou dan in de stad eens op snor gaat of er al bekend is, dan kan je ons dat mooi eens komen vertellen. Och ik ging er maar niet meer tegen inleggen, het mopperen heb ik in de krapan 40 jaar dat we „boaske binne” wel afgeleerd. Toen we trouwden, zei de ambtenaar tegen me zoo achter de hand weg, denk er om Joost nou ben jij voortaan de baas. Dat durfde hij toen al niet luid op te zeggen, want zijn vrouw zat er ook bij weet je. Maar toen wij zoo in trouwen op een goeden dag eens een klein heibeltje hadden en tegen Kieke zei dat ik de baas was, toen was ze deksels gauw klaar met haar ant woord: „Ja, dou bist de baas, maar ik heb het te zeggen”. Dan sta je wel even verbouwereerd. Later in trouwen heb ik dat ook wel voor goed ondervonden, maar nou je ouder bent laten die dingen je koud nou. Het kiezen was vroeger veel gezelliger, maar toch heb ik Woensdag nog danig plezier gehad. Jonge ja, mijn ega, die om half zeven al klaar was, had toch nog lekker vergeten haar tweede paar oogen mee te nemen en dan is ze er toch zoo lekker glad af. We moesten elk in een hokje en daar hoor ik plotseling een stem naast me: „Joost mijn potlood wil niet”. Ik zei maak het maar wat nat met de tong dat heb ik ook gedaan. Even later hoorde ik ze alweer brommen, en ik dacht Joost zal wel weer helpen moeten. Ik Te Enk buizen is een kiezer, die zeer ernstig ziek was, met een auto naar het stemlokaal gebracht. Voordat hij zijn biljet had ingevuld, zakte hij ineen, en hij stierf op den terugweg naar huis. Te Slikkerveer is een man in het stembureau, nadat hy gestemd had, dood neergevallen. lu Den Haag heeft een dame gestemd. Op een bureau in het Bezuidenhout- kwartier in Den Haag kwam een arbeiders vrouw, die den voorzitter mededeelde, dat baar man persé wilde dat ze stemde, doch dat ze dit alleen kon, als hy zoolang daarvoor zorgde. Dat „daarvoor” was baby, die ze had medegebracht. De voorzitter knikte gemoedeiyk. En zoo kon men den voorzitter vaderlyk baby in zijn armen zien wiegen, terwijl de moeder in het stem hokje was. Baby lachte vriendely'k. Een Franschman, die niet genaturali seerd is, stond wel op de kiezerslijst. Hij heeft Woensdag gestemd. In Den Haag heeft een Duitsche dienstbode een biljet ontvangen. In Rijswyk heeft een dame twee biljetten ontvangen, die baar in staat gesteld hebben twee stemmen uit te brengen een in Den Haag en een te Rijswyk. De burgemeester van Weesp bood de eerste vrouw die te Weesp van haar stemrecht gebruik maakte, de 84-jarige Toontje Rumpt, verpleegde in een gasthuis, een ruiker theerozen aan. Een oud moedertje te Lemmer kwam aan een der stem bureaux om aan haar stemplicht te voldoen. Na een kaart van de voorzitter ontvangen en deze ingevuld te hebben, zou ze met die kaart 't lekaal weer verlaten. Op de vraag van den voorz. aan haar gedaan „Waar zal u naar toe moedertje?” kreeg deze van haar ten antwoord „Naar het postkantoor, mynheer, die kaart moet immers in de bus?” Een verkiezingscandidaat hield het staat in de Maasb. op ’t platteland een propaganda-rede en schilderde zijn kiezers het gelukkigste leven, dat zij zouden krijgen, als zij hem naar de Kamer zouden zenden. Niemand van jullie heeft twee bunder laad en een koe, maar dat komt nog wel, riep hy enthousiast uit. Jullie hebt ook nog geen tehuis voor ouden van dagen, maar dat komt nog wel. Toen ging hij over tot de bespreking van de verbetering van ’t gevangeniswezen. Ik heb eerlijk bekend, zeide hij lachend, van dergelijke inrichtingen weinig verstand en ondervinding. Toen riep een stem uit het publiek O, dat komt nog wel 1 Te Kwadyk kwatn een vrouwtje stemmen. De voorzitter van het stembureau riep haar nummer van de kiezerslijst af en reikte haar een stembiljet over. Toen het moedertje gestemd had en het stembiljet in de bus had gedeponeerd, kwam zij even later weer terug met de mededeeling dat zij zich vergist had. Zij had gestemd op de lijst met het nummer (38) dat de voorzitter (burge meester) had afgevoepen en nu zei de veld wachter haar, dat zij niet naar de burge meester moest luisteren. Mag ik nu over stemmen”? volgende keer vrouwtje”, ant- de burgemeester, waarna de loerde om het hoekje en wat hadden ze haar lekker te pakken, de punt miste royaal van het potlood en met dat ze de verrekijker vergeten had, bemerkte ze dat ook niet zoo gauw. Nou lagen die potlooden daar net als een hiemdog aan een ketting en dus moest ik wel even in haar hokje gaan om die zaak op te knappen. Maar jawel, daar komt die mijnheer naar ons toe en die zegt: Joost je mag mekaar niet helpen. Nou mijnheer dat is toch zeker een leugen, mijn plicht is toch om een die verlegen is bij te staan. Het tegen woordig geslacht zegt wel dat ieder zich zelf maar moet redden, maar van jongsaf is ons geleerd elkaar te steunen en dus moet mynheer maar weer naar zijn tafel gaan, wij knappen dat hier wel op. Kieke was ook lang niet min, die zei: nou dan ga ik in mijn man zijn hokje. De wereld verandert toch nog met den dag als je mekaar al niet eens meer behulpzaam mag zijn. Bij ons in het dorp hadden wij een buur die sukkelig was, nou maar wij molken alle dagen zijn geit hoor. Stel je dat eens anders voor. Er was ook nog een geweest te stemmen die had al een half uur in het stemhokje gestaan en toen de voorzitter hem vroeg hoe ver hij was, omdat de anderen ook wel opschieten wilden, zei hij: Nog twee mijnheer, dan heb ik alle vakjes rood, maar het is een karwei, er zijn ook zoo veel meer dan vroeger. Over vier jaar hopen wij hier weer eens over te praten. Bolswardsche Couran

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1922 | | pagina 1