der Gemeente Bolsward Officiéél Orgaan LASTIG dat hoesten. Hpnpnpn Woensdag 8 November 1922 No. 62 61ste Jaargang MOED HOUDEN! OUD-BOLSWARD. Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4 J T Hoest-Pastilles. TROMP, SNEEK i OBSERVATOR. Voor de kinderen. Het - 4 eigenlijk te hoog goed op te nemen, men Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief. SINT MAARTEN Er zijn van die oude, echt gezellige feesten, die in vroeger dagen aan jong en oud heel wat prettige uren bezorgden en zoo bij uitstek geschikt waren om het geluk om eigen haard te verhoogen. De kinderen verlangden er naar en den ouders was het een genot zich te verheugen in de vreugde hunner kleinen. Die feesten maakten den familieband sterker en het familieleven zooveel mooier dan het thans in vele ge zinnen jammer genoeg is. In de groote steden wordt aan die oude feesten zelfs niet meer gedacht, laat staan gevierd. Op het platteland is dat nog wel eenigs- zins anders gesteld. Daar worden er nog wel enkele in eere gehouden, al worden zij ook niet meer gevierd zooals dat in vroeger jaren werd gedaan. versiering droeg. Het en antiek bewerkt. Wij wenschen het elkaar in gevallen van tegenspoed of over ons gekomen rampen. Hier en overal zingt men het zelfs. Het «houdt den moed er maar in” klinkt over de geheele wereld, wel teekenend voorden algemeenen toestand. Wij kunnen echter niet anders dan moed houden en wij doen ook niet anders. Daar zorgt immers het leven zelf wel voor. Het is als een dwang, die niet aflaat en ons toestaat neer te zitten in moedeloosheid. Wij moeten vooruit. En omdat we vooruit moeten, moeten we, of we willen of niet, moed houden. Voor u als voor ons, voor iedereen is het leven vol tegenslagen en teleurstellingen. Het lijkt wel eens anders. Bij sommigen schijnt het als van een leien dakje te gaan. Maar wie de uiterlijke tegenslagen niet kennen, kennen de innerlijke, die bitterder vaak zijn en ook wreeder. Maar de meesten kennen ze allebei. Het is wel grootendeels onze eigen schuld. We verwachten te veel. Dat is geen kwaad. Het leven is gelukkig door de verwachtingen die wij er van hebben. Maar de tegenstelling moeten we dan ook op den koop toe nemen. Hoe meer iemand verwacht en hoopt, des te gelukkiger zal hij zich voelen. Maar ook des te ongelukkiger voelt hij zich straks, wanneer de verwachtingen ijdel blijken. Daar mag hij feitelijk niet over klagen. Met de verwachting schept bij zich zelven de mogelijkheid van, de kans op teleurstelling. Is het dan het beste zonder verwachtingen door het leven te gaan? Misschien. De bitterheid der ontgoocheling zou be spaard blijven. Maar ook de zaligheid van het verlangen, het verwachten. Zou iemand de lente willen missen, omdat de zomer wel eens teleurstelt en omdat straks de herfst komt en de dood van den winter? Maar we kunnen ons deze overwegingen feitelijk sparen. Het leven laat geen keus, het schept telkens opnieuw verwachtingen, het dringt ze ons op. En het is daarom ook niet de vraag, of we verwachtingen zullen hebben of niet, maar of we veel of weinig, sterke of zwakke verwachtingen zullen hebben. Dat hangt ook niet van onze keus af, maar van onze persoonlijkheid. Alleen, we kunnen er door wilsoefening wat af en wat toe doen. In zooverre kunnen we dus vragenZullen we verwachtingen trachten te wekken, ze kweeken en er ons heel sterk in leven of zullen we ze bestrijden Maar het antwoord op deze vraag wordt bepaald door een andere. Wat is het gelukkigst, waardoor wordt ons leven het heerlijkst, maar ook het mooist en het nuttigst: door hoogtepunten van zaligheid en geluk en laagtepunten van teleurstelling en depressie of door de gelijkmatigheid van de vlakte. Het is niet in het algemeen te zeggen. Maar dit kunnen we wel zeggen, dat ieder mensch ook de prikkel van de geestdrift noodig heeft en dat alleen onder de werking van dien prikkel het hoogste kan worden tot stand gebracht, dat dus vlakke gelijkmatigheid, het zich nooit laten meevoeren door verwachtingen en verruk kingen uit vrees voor den terugslag, doodend werkt op alle werkelijk leven en doodend in de eerste plaats op iedere geestesproductie. Zoo we dus moeten trachten ons innerlijk evenwicht te bewaren, het welslagen van die poging moet niet gekocht worden met innerlijke afstomping, die op het zwak reageeren op het leven, op het afwijzen van de verheffingen en verwachtingen op den duur volgen moet. De verwachtingen, die het leven ons in de hand legt, moeten we aanvaarden als geluk- brengsters. En de teleurstellingen en tegen slagen, die haar onvermijdelijke gevolgen zijn, hebben we dan ook goedmoedig te dragen. We kunnen het te gemakkelijker, naarmate we de verwachtingen te blijder verwelkomen. Want dit is immers onloochen baar, dat op iedere tegenslag, iedere teleur stelling een nieuwe verwachting volgt. Het kan soms vreemd lijken, dat U en wij, wij allemaal meer van het leven ver wachten dan het geeft en geven kan. Het lijkt verspilling van energie. Maar het is niet zoo. Onze geest- en onze daadkracht blijven levend alleen onder de voortdurende wisselwerking van tegenslagen en verwach tingen. Niet om den inhoud dier verwach tingen dringt het leven ze ons in de hand, XV. Is er door mij op gewezen in ’t vorig nummer, dat bij de verbouwing van het Weeshuis een versiering uit den voorgevel werd verplaatst naar een zijmuur, men maakte mij er op attent, dat het met een ander beeldhouwwerk in onze stad evenzoo is gegaan. Aan de Appelmarkt werd ook een fraaie versiering uit den voorgevel naar den zijkant verdrongen. Dit betreft het huis der Firma Herman Oosterbaan. Dat hooge winkelhuis der genoemde Firma maakte oudtijds ééa geheel uit met het naaste perceel, thans ook bij dezelfde Firma in eigendom en gebruik, maar ook het huis daarachter aan de Koe markt, van den beer J. Elzinga Mz., behoorde er vroeger bij. Daar heeft, volgens de overlevering, een deftig magistraatspersoon gewoond, en de achterzijde aan de Koemarkt diende toen vermoedelijk als koetshuis, stalling voor de paarden en als woning voor den koetsier. In vroegere tijden bracht de rang en stand van sommige waardigheidsbekleeders mee, dat zij er eigen rijderij op na hielden. Ouden van dagen weten mij nog te ver- Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62‘/2 cent per 3 maanden een teekening van gemaakt door den heer Martin van Leeuwarden, die destijds hier leeraar aan de stadsteekenschool was. Die teekening wordt, naar men mij verzekerde, bewaard in het Provinciaal Archief. Een en ander is wel een bewijs,, dunkt mij, dat er kunstwaarde in zat, trouwens wat er nog van over is, getuigt dit ook wel degelijk. Wij weten allen, dat de steeg, die Appel markt en Koemarkt verbindt, den naam draagt: Lombardsteeg. Dit is nog afkomstig uit den tijd, toen hier in ’t door mij beschreven hoekhuis de Bank van Leening was gevestigd. De naam Lombard of Lommerd is ontstaan, doordat koop lieden uit Lombardye het eerst in Europa zulke banken oprichten, waar men koop waren en allerlei goederen kon beleenen tegen «klinkende specie”. De Bank van Leening was hier in dit pand, men moest een deur in de steeg in en langs een steenen tsap eenige treden opwaarts om ’t kantoor te bereiken. Die steeuen trap, binnenshuis aangebracht, is nog niet eens zoo heel lang geleden, weg gebroken. Dat de Lombard daarna gevestigd is in ’t voormalige «Proveniershuis” op den hoek van Heeremastraat en Nieuwe Hofstraat, en dat deze inrichting eindelijk in 't Waaggebouw is te niet gegaan, hoop ik later meer in bijzonderheden na te gaan. Ik wensch mij heden te bepalen bij het perceel tusschen Appelmarkt en Nieuw- markt. Het hoekhuis op de Appelmarkt is ook bewoond geworden door den notaris C. C. Ledeboer, die in 1866 naar Makkum ging en toen van standplaats wisselde met notaris Verwer. In dat zelfde jaar werd het geheele pand in drie perceelen publiek verkocht. De uitslag der finale veiling kon ik niet vinden, doch bij provisionelen verkoop is er op de drie perceelen samen f 6611.geboden en wel perceel I het hoekhuis f 2700.het winkelhuis er naast f 2305.en de koemelkerij aan de Koemarkt f 1606.Dit is volgens onze dagen al heel laag te noemen voor zulke flinke pande», op besten stand en elk met een Hinken tuin Maar men deed een halve eeuw geleden met een betrekkelijk kleine som heel wat, vergeleken bij nu. Het eerste perceel is toen aangekocht door wijlen den heer Herman Oosterbaan, de vader en grondlegger der tegenwoordige firma van dien naam. Het huis is toen ingericht tot winkelhuis, en de rijzige gevel die er tóen kwam, is er nog. Wie kooper werd van 't huis er naast, weet ik niet, doch in 1872 werd het bewoond door den heer Rienk KI. Feenstra, timmerman en architect; later woonde er de heer L. Vos, en toen die naar de Kade verhuisde, is het buis overgegaan aan de Firma er naast, die sedert beide winkels exploiteert. Het 3e perceel, toen koemelkerij is in 1866 aangekocht door wijlen den heer M. J. Kramer, die het als woonhuis en schilderswerkplaats heeft ingericht. Daarna woonde er diens zoon, den heer Jobs. Kramer Mz., die het later heeft overgedaan aan den tegenwoordigen bewoner, den heer Elzinga. Daar mijn causerie over de buste in de Lombardsteeg nog al een heele verhandeling is geworden, moet ik heden het hierbij laten. In 't volgend nummer iets van anderen aard. Gegroet: «’t Is begonnen, Maar niet gewonnen, Al ten spijt Van die ’t benijdt”. Wat men thans nog aan den zijmuur ziet, is slechts een klein deel van wat die gevel eertijds aan geheel was artistiek Voor men tot slooping overging is er op order van het Oudheidkundig Genootschap Een van die feesten is dat van St. Maarten op 11 November. Wij gelooven niet dat ook dit feest nog in veel gezinnen in huiselijken kring gevierd wordt. «Sinter de Maarten, wat is 't koud 1 Geef me 'n turtle of ’n hout”, dat hooren wij nog wel zingen op den avond van den Hen November of zooals de kinderen hier in Bolsward zingen Sinte de Maarten, keugeltje Draagt zoo’n rnooi, mooi reugeltje Draagt zoo’n mooi, mooi rokje Sinte de Maarten op ’n stokje O Sinte de Maarten O Sinte de Maarten. De kinderen loopen dan met lampions of uitgeholde wortels en bieten met ’n kaarsje er in en zingen daarbij hun liedje, en als het uit is beginnen zij maar weer van voren af aan. Dat is alles wat er nog over is van een prettig oud feest, dat vroeger in heel Nederland werd gevierd en waarvan wij jelui eens zullen vertellen hoe dat vroeger werd gedaan. Wij herinneren ons dat eens gelezen te hebben van Aletta Hoog en vinden het wel aardig dit nu eens te pas te brengen. Vier veken 'óór Sint Maarten kwam vader thuis met een magere gans. Die werd in een hokje gezet en vet gemest, en op 10 November werd ze geslacht. Wat verheugen de kinderen zich den volgenden dag als zij uit school komen op ’t feestmaal dat hen wacht! Hoera! Daar staat ze al op tafel, de St. Maartens-gans, gebraden en gevuld met kastanjes en omringd door lichtjes! Aan weerskanten staat een schaal dampende aardappelen en een schotel appelmoes met krenten. Oplettend kijken allen toe als vader de gans opensnijdt, want een rood borstbeen voorspelt een harden winter en een wit-doorschijnend borstbeen een kwakkelwinter. Dan deelt vader rond. En nu aan ’t smullen! Als Gerritje, de oudste dochter, haar portie op heeft, gaat zij naar de schouw, zet de pannekoekspan te vuur en krijgt den pot met beslag. En na een poos staat er een stapel lekkere pannekoeken op tafel. Als die op zijn, is ’t feest dan uit? Nee, er wacht de kinderen nog een heerlijke avond. Want zooals de St. Nicolaas- gaven door den schoorsteen komen, zoo komen de St. Maartensgeschenken ook van boven en wel van de zoldering. Hoe dat gaan zou Kijk maar naar de dikke balken, waar ’s winters de hammen en worsten van *t zelfgeslachte varken aan spijkers hangen. Vader is bezig om allerlei zakjes aan die spijkers op te bangen. Van te voren heeft moeder die zakjes vol gedaan met noten, rozijnen, amandelen, koekjes en kastanjes en een beetje buskruit er bovenop gelegd. Aan die zakjes maakt hij papieren slingers vast, die laag neerhangen, zoodat de kin deren er bij kunnen en nu begint de pret Het puntje van den slinger wordt in brand gestoken en aller oogen volgen 't vlammetje dat langs den slinger naar boven kruipt pof! daar ontvlamt het buskruit, het papieren zakje springt en heel den 'smakelijken inhoud valt op de hoofden van de kinders, die juichend gaan grabbelen naar al dat lekkers. Met het oog op het gevaar voor brand mochten de kinderen natuurlijk dat puntje van dien slinger nooit in brand steken, dat deed alleen de vader. Terwijl de kinderen aan het grabbelen zijn en o zoo’n pret hebben, zit vader met zyn pijpje by ’t knappend vuur en kijkt lachend toe en moeder kookt melk- chocola. Als al de zakjes zoo gesprongen zijn, komt het kienspel op tafel en wagen de kinderen bun pas verkregen schat aan de kansen van het spel. Zóó was vroeger de Sint Maartensavond in menig gezin een bijna even heerlijken avond als na nog de Sint Nicolaasavond bij ons. tellen, dat zij hier ter stede meerdere deftige familiën hebben gekend, die zelf hun rijtuig en een of meer paarden hielden. Daar was dan een koetsier bij, die tevens als huis knecht, tuinman enz. dienst deed. Hoe het zij, het uitgestrekte pand door my aangeduid, dat thans drie flinke per ceelen vormt, was oudtijds één. De bewoner den naam kon ik niet achterhalen is naar men meent, in een procedure betrokken geweest en naar aanleiding daar van heeft hij zijn portret in steen laten uitbeelden en er een laconisch doch tevens satirisch versje onder doen plaatsen, en 't zijn deze buste en versje, die nog hoog in den zijmuur, dus in de steeg te zien zijn. Het was naar aanleiding van dit gesteente, dat ik mij heb beijverd de geschiedenis dezer perceelen na te pluizen. Het gaat natuurlijk niet tan dat van de particuliere woningen in ’t algemeen te doen en zulks zou voorzeker ook de lezers weinig iuteres- seeren. Neen, het bijzonder in bet oog vallende wat voorviel, veranderde of te loor ging in straten, huizen, corporaties en ook de beschrijving van belangrijke per sonen of gebeurtenissen, die indertijd veler aandacht hebben getrokken wil ik, zoo goed en kwaad het gaat, behandelen en in herinnering brengen; altoos ook al weer in zoover ik het voor vermelding geschikt acht. Het eigenaardige in zeden en gewoonten, in kleeding en woningen, het schilderachtige der vroegere tijden ging zoo zoetjes aan verloren, en waar er hier en daar nog een spoor van vroegere schoonheid over was, werd het soms achteloos uit den weg geruimd. Nu behoeft men volstrekt geen overdreven bewonderaar van het oude en heslist tegenstander van het nieuwe te zijn, om de verdwijning van veel interessants en kunstvaardigs te betreuren. Doch evenmin als men alles mooi kan noemen, omdat het een nieuwerwetsch tintje heeft, mag meu alles afkeuren omdat het den stempel van het oude draagt'. Het vreemdste is nog wel, dat men in onzen tijd den mond vol heeft over schoonheidszin, en toch wordt er inderdaad zoo weinig aan gedaan thans. Bij de heerschende zucht naar doelmatigheid komt nog de zoo vreeselijke gelijkmatigheid. De nieuwe stratenaanleg mist de bevallig heid van vroegere tijden, de eentonige vorm der woningen op lange smakelooze rijen maakt een scherp contrast met wat in vorige eeuwen werd gebouwd, 'k Durf niet verder op dit gebied door te rede- neeren, want ook een ernstig woord wordt dikwerf achtergesteld bij een meer los daar heen geworpen beschouwing. Ik zal my bepalen tot het punt van uitgang de buste en' het vers in de steeg aan de Appelmarkt. Een jaartal ont breekt, maar uit de afwerking van het gesteente, dat jammer genoeg dik onder de verf zit, is bij benadering de tijd der vervaardiging te schatten. In Hofdijk’s geïllustreerde Vaderlandsche geschiedenis komen afbeeldingen voor, die heel goed stemmen met het habit dezer buste. En dan vindt men deze geplooide kraag Spaansche kraag genaamd alsmede de ringvormig geplooide mouwen van het onderkleed, gedragen onder ’t wambuis, bij de aanzienlijken der 17e eeuw. Een hoofddeksel is niet aangebracht dat zou kunnen dienen ter herkenning der waardig heid en het fraaie steenhouwwerk zit ook om de bijzonderheden maar vry zeker heeft hier te doen met een der vroegere burgemeesteren onzer stad. De tijd van vervaardiging zal nagenoeg overeenkomen met den bouw van het raadhuis. Wellicht is er verband te zoeken tusschen deze gevelversiering en die van ons stadhuis. De omlijsting der buste heeft overeenkomst met motieven, die ook aan ’t raadhuis te vinden zijn. Het vers, naar men meent zinspelende op een gevoerde rechtszaak, is, gelijk ik reeds opmerkte, bondig en spottend, luidt: Engros TROMP, Sneek. maar om de prikkel, zweepslag als ’t ware, die ze zijn voor onze energie. Ze laten ons telkens een nieuwe heerlijkheid zien, ter verkryging waarvoor het de moeite waard is, onze krachten in te spannen. Wat geeft het dan eigenlijk, of we die heerlijkheid bereiken? Om de werkzaamheid is het te doen. Het bereiken brengt niet geluk, maar het verlangen en het streven. Als we dat goed begrijpen, dan deeren de teleurstellingen en tegenslagen ons veel minder. Mits we maar iets bereiken. Het leven kan te trooste loos worden door de aanhoudende tegen slagen. Dan zitten we eindelijk neer als met gebroken vleugels. En in ons hart kunnen de verwachtingen niet meer ontkiemen. Het gebeurt zoo zelden. Ook de onge lukkige heeft nog meestal een plekje in zijn hart, waar hij een zoete hoop bewaard. En het is de kunst, dat plekje onaange tast te bewaren. Maar het leven zelf helpt ons immers. Het is niet zoo moeilijk om moed te houden, ook in de donkerste dagen, als men elkaar wijs maakt. Het is moelyker vaak den moed af te schudden. Het is de innerlijke levensdrang, die zich hier gelden laat. Juist omdat het leven uit actie geboren wordt en voor actie de wil noodig is, die uit verwachting ontstaat, dringt het leven ons telkens naar een nieuwe verwachting. Maar zoodra die verwachting werkelijk levend in ons geworden is, zich als kracht laat gelden, springt onze levensmoed weer als een veer omhoog. We willen weer. En iets anders is niet noodig. De druk van den tegenslag laat af. En een nieuwe kracht wordt door en uit dien druk geboren. Het is de kracht, die leven schept. o Ligt hier niet de verklaring van den eeuwigen kringloop van verwachting, teleur stelling en nieuwe verwachting En vinden we zoo ook niet het antwoord op de vraag, hoe we tegenover de verwachtingen moete i staan. Als ze den levensmoed scheppen en de stimulans zijn voor elke levensfunctie, dan hebben we ze als levensnoodzakelijk heden te aanvaarden. Maar we hebben ze ook in te halen als de nieuwe boden van een nieuw geluk, meer nog als de brengers van ons levensgeluk, immers van den nieuwen moed en de nieuwe verrukkingen. Is in dat besef en met de wetenschap, dat ze op iederen tegenslag even regel matig keeren als de dag op den nacht, het moed houden dan zoo moeilijk? Het leven, dat den moed noodig heeft, heeft er zelf voor gezorgd, dat het niet zoo is. Moed houden, ook na de felste tegenslagen, is niet het bovenmenschelijke, maar het natuurlyke. En bet is juist iedere teleur stelling, iedere tegenslag, die ons er opnieuw van overtuigd. Neem dan toch die heilzame medicinale Fft I elke concurrentie UUIIUUUll voor wederverkoo- pers. Bolswardsche Courant I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1922 | | pagina 1