Officieel Orgaan
der Gemeente Bolsward
V Pcpeimynl
Engros bij
•f
I
Altijd weer: //Slechte menschen”,
No. 68
Woensdag 29 November 1922
61ste Jaargang
i
OUD-BOLSWARD.
I
DE BEURS
een ia dikker dan die
TROMP, Sneek.
Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave:
Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4
Dit nummer bestaat uit 2 Bladen
Iepen brief oan ’e goeije Sint.
Maksw^l, 27-ll-’22.
paar mededeelingen op kerkelijk
OBSERVATOR.
STADSNIEUWS.
Want die tooneelstukken,
koopers
1
Bij KRAMP of KOU
kunt U baat vinden
bij de
R. G. VAN SLOOTEN, Harlingen en de be
kende grossiers.
r'
mede lijden in
van
Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting.
Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen,
enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief.
van den
van den
ander.
Voor kleine beurzen hebben we KISTJES
VAN 25 SIGAREN in alle prijzen, ook
voor 7 cent, voor 6 cent, j» zelfs voor
5 cent.
Wederverkoopers korting.
Zeer werd er
verlangd, dat Bolaward aan
zou komen,
geredekaveld, dan
en even later
ingeslagen, om
leven. Men zat telkens tusschen hoop en
vrees, maar bij den aanvang van 1865
werd de hoop wel bijzonder levendig. Er
was toen concessie verleend voor den spoor
weg van Harlingen over Bolsward en Sneek
naar Heerenveen. De raad van admini
stratie dezer onderneming bestond uit de
heeren Jhr. Vegelin van Claerbergen, pre
sident en thesaurier; Mr. 8. van Welderen
baron Rengers, secretaris; Mr. T. Mulier
en A. Barmens Hz.; namen, die klonken
als klokken, kon men wel zeggen. De
ingenieur A. Kietel was met het techniseh
ontwerpen bezig. Men verwachtte nu, dat
de zaak in goede handen was, en de belangen
Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”,
Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel
Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd.
XVIII.
(en ook nog wel) naar
een spoorlijn
Al dikwerf was daarover
weer kreeg men hoop,
was de hoop den bodem
dan opnieuw weer op te
As ik lans ’t San en Merkstrjit’ sjuch
En ek wol ’t Heeg en ’t Leeg,
Sjuch ik der safolle bernark stean,
Faek tichte by de.steeg...
„Hwet is dy boudoas kostlik moaij,
Dy tsjerk’ en toer dochs heeg”.
Soks hear ik fen 'e berntsjes wol,
Faek berntsjes dt ’e steeg...
En hespen taei en sftkergttd,
It rükt hast mylen heeg.
Hwet sjachhe der in berntsjes nei,
Faek berntjes dt ’e steeg...
Mem, mei ik dit? Mem mei ik dat?
Mar Memme knipk’ is leeg.
Hwent sjuch dat is in Memme-Sint
Fen berntsjes dt ’e steeg...
Ja, al dat moaij en lekker gód
It pleaget mar hjar eag,
It moed wird föl by al dat sjêo
By berntsjes ut 'e steeg...
En dêrom, goede, béste Sint,
It binne tiiden near en dreeg,
Tink Jo fen ’t jier ris tige oan
De berntsjes dt ’e steeg?...
’k Wol ek nog sizze dizze joun,
’k Ha fjirtsien doageneaten foun,
Meal der moarnier mar man for man
In sekfol pdpendten fen.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62*/2 cent per 3 maanden
een nieuw exemplaar van de wetsrol, met
keurig bewerkte zilveren knoppen, te ver
rijken tevens was deze dag bestemd tot
plechtige overbrenging in de Arke, en ook
tot onthulling van een nieuw voorhangsel
van rood flaweel, rijk en smaakvol
met goud borduurwerk en franje versierd.
Dit was een geschenk van den heer J. A.
Koopmans, die in Indië vertoefde.
De beide plechtigheden werden, met de
bij dezen gebruikelijke gezangen van jonge
lieden, die zich onder leiding van den
stadsmuziekmeester Egbers geoefend hadden,
in de beste orde volvoerd, en de WelEerw.
Zeergel. heer Opperrabijn B. Dusnus (van
Leeuwarden hield daarna een feestrede,
terwijl de heer A. S. Koopmans alhier
den dank der feestvierende gemeente be
tuigde, en in ’t bijzonder aan Burgemeester
en Wethouders en Heeren Voogden van
het St. Anthony-Gasthuis dank bracht voor
hunne belangstelling en vereerende tegen
woordigheid in dit kerkgebouw. Ook werd
hulde gebracht aan de verdienstelijke en
onvermoeide ij »er van den heer Egbers.
Men weet het, voor ongeveer een tiental
jaren is dit kerkgebouw aan zijn bestemming
onttrokken. Het is publiek verkocht, nadat
eenigen tijd tevoren de Isr. Gemeente
alhier was opgeheven. Het gebouw in
de Kerkstraat is thans het pakhuis van
den heer W. Bootsma, het kostershuis er
dichtbij, wordt heden bewoond door den
metselaar N. Jorritsma.
Het was nog mjjn plan heden te behan
delen de verandering der gemeentebelas
tingen, want dat dateert ook van 1865.
Daar dit nog al eenige ruimte vordert, en
de krant deze week door de vele adver
tentiën en ’t raadsverslag weinig ruimte
beschikbaar heeft, moet ik het vandaag
hierbij laten.
Gegroet,
Wie de menschen alleen beoordeelt naar
de berichten in de couranten en naar de
literatuur, moet wel geiooveu dat het aller
grootste deel diep verdorven is. Vooral
de „realistische” literatuur uit de laatste
tientallen van jaren heeft deze gedachte
sterk in de hand gewerkt. Het groots
publiek houdt van krachtige aandoeningen,
is belust op allerlei sensatie. Schandaal-
stukken op het tooneel zoowel als op de
film vinden de grootste belangstelling. De
menschen zijn overal verbazend tuk op
schandaaltjes. De lectuur over ongelukkige
huwelijken waarin een geraffineerde schurk
van oen man een argeloos vrouwtje bedriegt
of die waarin een stelletje gedegenereerde
jonge menschen na vergeefschen strijd
tegen hun geslachtelijke passies maar besluit
om zich „uit te leven” en zoolang met
elkander en met zich zelf redeneeren, dat
ze zich suggereeren hiertoe „het recht” te
hebben, zulke lectuur wordt verslonden
door onze jonge menschen. Er zijn in
onzen tijd vele factoren werkzaam om den
toeschouwenden indrnk te geven dat het
menschdom snel naar den afgrond glijdt
en dat de groote massa hopeloos is ver
dorven.
Maar deze indruk is even valsch als
gevaarlijk.
Valsch!
die films, die realistische romans, die zoo
zeer de openbare meening beinvloeden en
bederven zijn maakwerk. Opzettelijk, om
indruk te maken, om kijkers en
te trekken zóó in elkaar gezet.
Valsch! Want tegenover de lange
lijst van misdaden, diefstallen, trouweloos
heid enz. zou gemakkelijk een heel wat
grooter lijst zijn te geven van daden van
trouw, van zelfopoffering, van liefde, van
mede leven en mede lijden. E»n of twee
rumoerige huisgeeinnen kunnen een geheele
buurt in opspraak brengen, ofschoon daar
honderd en meer ordelievende en goede
gezinnen wonen. Tegenover het groot
aantal ongelukkige huwelijken staat een
veel grooter aantal waar men in vrede
met en voor elkander leeft en tracht elkaar
zoo gelukkig mogelijk te maken.
En over het geheel genomen zijn de
buitensporigheden in onze hedendaagsche
samenleving meer een psychologisch, een
zielkundig verschijnsel, dan een openbaring
van verdorvenheid, al zijn er dan ook
verdorven uitersten. Men leze eens van
Alfred Russel Wallace: „Maatschappelijke
omgeving en zedelijke vooruitgang”, om
een beter oordeel te krijgen over het
psychologisch verband tusschen de maat
schappelijke toestanden van vóór een halve
eeuw en onzen tijd. Maar valsch is die
Lezing van Prof. Dr. H. Wirth.
Maandagavond j.l. hadden wij hetgenoegen
in „Ous Gebouw” Prof. Dr. H. Wirth
van Marburg a. d. Lahn, te hooren over
het onderwerp: De uileborden en andere
symbolische teekenen der Friezen, waarbij
hij een groot aantal lichtbeelden vertoonde.
Eerlijk gezegd hadden wij iets anders ge
dacht te zullen hooren, dan dit het geval
was. Een teleurstelling was het echter in
geenendeele. Integendeel! De lezing vonden
wij buitengewoon interessant en Prof.
Wirth heeft zeer veel studie gemaakt van
zijn onderwerp, dat meer belangstelling
verdient, dan hij hier in Bolsward en naar
wij vernamen ook in meerdere plaatsen
van onze provincie tot op heden mocht
ondervinden.
De spreker had het over de versieringen,
welke op de z.g. „Uileborden” zijn aan
gebracht en die men altijd kon terug
brengen tot het drieblad, de drie concen
trische cirkels met recht of maalkruis,
het hart, geflankeerd door twee zwanen.
Het was er Prof. Wirth vooral om te
doen, z’n gehoor duidelijk te maken, dat
aan deze figuren, aan deze teekens een
heerlijke symboliek ten grondslag ligt en
deze teekens reeds in den oertijd voor
banden waren en dat bijv, het kruisteeken
veel en veel ouder is dan onze Christelijke
godsdienst.
Ook deed de professor nitkomen, dat
deze teekens juist bij de Friezen zijn be
waard gebleven, omdat men hier in dezen
uithoek niet zoo de geweldige wereld-
catastrophes had meegemaakt en den
terugslag der Volksverhuizing niet gevoeld
bad.
Kruis, ring en zeshoek, zoo vaak in
ornamenten waar te nemen, werden ver
klaard uit het halo-verschijnsel, dat veel
overeenkomst vertoont met een regenboog,
(bij nevelachtig weer kringvormen om de
onzer provincie nu voldoende behartigd
zouden worden. Het prospectus werd
overal verspreid en waar men belang bij
de zaak had, werd deelneming verzocht.
De berekening van de exploitatie gaf een
goede uitkomst aan. Hier te Bolsward kon
men aandeelen bekomen ten kantore van
kassier J. Brouwer Dz. Ik heb echter
niet kunnen vinden of er veel of weinig
particuliere animo bestond.
Ook de besturen der betrokken gemeenten
werden aangezocht van hun belangstelling
blijk te geven. Den 13 Maart besloot onze
Raad 200 aandeelen a f 250.te nemen,
mits het station voor Bolsward werd geplaatst
in overleg en met goedkeuring van het
Gemeentebestuur. De Raad had vooraf
reeds toezegging ontvangen van H.H. Gast
huisvoogden, dat zij genegen waren die
f 50.000 voor hunne rekening te nemen.
Wonseradeel’s Raad besloot geen aan
deelen te nemen. Men zag er voor het
platteland niet veel voordeel in, en...daar
was ook geen college van Gasthuisvoogden.
Men moet trouwens ook niet denken,
dat allen hier ter stede even hoog liepen
met de gewaande voordeelen van het spoor.
Er werden ook hier waarschuwende stemmen
gehoord, die er op wezen, dat de verbetering
der communicatie meer het belang der
grootere plaatsen betrof. Wol gaf de spoor
gerief en gemak om naar elders te komen,
maar daarmee stond ook in verband, dat
menigeen, die thans zjjn inkoopen hier
deed, dan naar Sneek en Leeuwarden en
misschien wel verder zou trekken, om daar
te koopen als er wat belangrijks noodig was.
Anderen daarentegen wezen er op, dat
de handel hier zou bloeien, doordat de
weekmarkt meer bezoekers zou trekken,
als de spoorweg gereed was.
Zoo ziet men ook hier al weer, dat de
dingen zijn voor en tegen hebben.
Dat er van dit spoorwegcomité geen
resultaten kwamen, en waarom dit misliep,
zal ik later melden.
Nu een
gebied.
De Kerkeraad der Chr. Afgescheiden
Gemeente zocht een eigen kerkgebouw te
bekomen. Eenige gelden had men er reeds
voor bijeen, doch een geschikt terrein te
vinden vond bezwaar. Eerst vroeg men aan
bij het gemeentebestuur om een plek gronde
van het Hengstepad, ’t zij naast het tele
graafkantoor op het Groot Hengstepad, of
aan den overkant, waar nu ’t postkantoor
en kantongerecht zijn. In dezelfde ver
gadering, waarin men gelden voor den
spoorweg toezegde, werd het verzoek van
dit kerkbestuur afgewezen, op grond dat
het terrein Hengstepad niet gemist kon
worden. Even later vroeg men grond voor
den te bouwen kerk aan bij de Blauwpoort
op het rondeel, doch ook daarop werd
afwijzend beschikt, met de mededeeling,
dat men daar bij die poort alleen grond
beschikbaar had op de Stadssteden thans
Harlingerstraat.
Nog dat zelfde jaar (10 October) werd
in den Raad meegedeeld, dat het kerk
bestuur een huis en terrein had aangekocht
aan de Nieuwe Hofstraat, om daar een
kerkgebouw te stichten. En daar verrees
dan ook weldra het eenvoudig kerkje, dat,
gelijk men weet, voor korte jaren vervangen
is door een grooter en fraaier.
Het andere bericht op kerkelijk gebied
betreet een Gemeente, die hier thans niet
meer bestaat. Den 4 Augs. 1865 werd
met eenigen ophef hier het 25 jarig bestaan
gevierd van 't Israëlietisch kerkgebouw
in de Kerkstraat. Dat bedehuis is dus
van 1840, en wij weten allen dat voorheen
hier nog al verscheidene Joodsche familiën
woonden. De namen Koopmans, Hoornstra,
van der Linde, de Wolf, Schaap, de Jong,
de Lange, om maar niet meer te noemen,
hadden een goeden klank. Allengs echter
hebben die handeldrijvenden zich elders
gevestigd, hun aantal verminderde eigenlijk
telken jare en 't langst heeft het hier
nog uitgehouden de familie Polak, alsmede
Blindeman en S. Wijnberg.
In 1865 evenwel beteekende die Gemeente
hier ter stede nog heel wat, en reeds
eenigen tijd te voren had zich uit de
jeugdige leden der Isr, gemeente een com
missie gevormd tot regeling van het feest
op Vrijdag 4 Augustus.
Om een duurzaam aandenken aan dezen
dag te bezitten, waren de noodige gelden
bijeengebracht, om de Heilige Arke met
indruk daarom ook, omdat hij uit kort
zichtigheid voortkomt en geen rekening
houdt met de wet van vooruitgang, die
het leven der menschheid beheerscht. Deze
goddelijke wet noodzaakt den mensch altijd
weer te streven naar het evenwicht en dat
zal ook nu weer bereikt worden als de
kracht, die haar dat evenwicht voorbij
dreef zal hebben uitgewerkt.
Maar het is ook gevaarlijk, d.w.z.dat
er een groot gevaar zit in de voorstelling
dat de menschen nu eenmaal slecht zijn.
Als de patroons hun werklieden en de
werklieden hun patroons, de mevrouwen
haar dienstmeisjes en de dienstmeisjes baar
mevrouwen met zulke oogen aanzien, dan
is bij voorbaat het vertrouwen weg en
sympathie onmogelijk. Een ander gevaar
ligt daarin, dat wij door een sfeer van
moedeloosheid en wantrouwen om ons heen
te scheppen, het kwaad helpen bevorderen
en onzen eigen geest benadeelen.
Wij winnen niet alleen niets met ons
pessimisme, maar wij verliezen veel: onze
eigen blijmoedigheid, het zonnetje van
binnen en ons vertrouwen in de toekomst.
Tegenover het sombere oordeel van onzen
tijd over den mensch, willen wij in her
innering brengen het vele menschelijk
goede dat stil en bestendig zijn weg gaat.
Denk aan de duizende zich opoffereade
vrouwen en moeders; aan de trouwe hard
werkende huisvaders, wier bestendige zorg
en vreugde is: de welvaart van hun
gezin; zie het aan de hulp van betoon
van duizenden in dagen van gevaar en
nood. Er liggen schatten van goedheid
in de ongepeilde diepte van het menschelijk
gemoed, wachtend op het oogenblik waarop
zij aan het licht kunnen treden. In ieder
mensch sluimert het vermogen tot zedelijken
vooruitgang en is daar een inwendig protest
tegen het kwaad. Dat wordt veel te veel
uit het oog verloren. Geen wonder dan
dat de vloedgolf van egoisme, die nu over
de wereld gaat het geloof in de menschheid
dreigt te verstikken. Wij hooren dagelijks
van zoo veel ellende en misdaad, dat wij
ons op nog veel erger voorbereiden. Hoe
veelzeggend en hoopvol staat hier tegenover
de statistiek betreffende vermindering der
criminaliteit bijv, in Engeland, reeds ver
leden jaar door de Times gepubliceerd.
Als oorzaak werd aangegeven een mensch-
kundiger behandeling der gevangenen door
de toepassing van het „Systeem Borstal”.
Ten eerste was het aantal der plaatselijke
gevangenissen met 40 °/0 vermindert in
vergelijking met den toestand vóór 1914.
In 1893 was het aantal tot dwangarbeid
veroordeelden 4029, in 1914 was dat
cijfer 2601, in Maart 1921 slechts 1305.
De groote gevangenis te Portland, die 800
gevangenen bevatten kan, werd insgelijks
opgeheven en ingericht tot instituut, waar
jeugdige gestraften zullen verpleegd worden
naar het „Systeem Borstal”. Indien zij
zich goed gedragen, krijgen zij verlof om
te vertrekken en worden zij aan een
betrekking geholpen. Van 73 ®/0 der in
zulk een instituut verpleegden is bewezen
dat zij blijvend verbeterd zijn, zei het blad.
Dit is wel een lichtpuntje in de tegen
woordige duisternis en pleit voor den beteren
aanleg der menschelyke natuur. O, laat
ons het geloof in de menschheid toch niet
opgeven, want er bestaat geen werkelijken
grond voor. Laat ons niet moedeloos zijn
en in het goed doen niet vertragen. Want
juist in de donkerste tijdperken der geschie
denis heeft de menschheid de grootste
behoefte aan het geloof en de blijmoedig
heid der altijd zich jeugdig gevoelende
optimisten. Wij behooren zonder ophouden
te blijven hopen, te helpen en te heelen
en het zal niet vergeefs zijn, het zal nooit
vergeefs zijn.
Als wij niet altijd begonnen met het
leelijke achter iemands woorden of daden te
zoeken maar integendeel nagaan wat de
grondtoon, wat de grondslag is en het
mooie gaan veronderstellen, dan zal men
ook tot de conclusie komen dat liefde veeleer
de drijfveer is, daar waar men die niet
heeft gezocht.
De beste verpleegster of verpleger zijn
zij, die liefde gevoelen voor hun ambt,
entstaan uit liefde, niet voor ’n patient in
het bijzonder, maar voor de lijdenden en
verpleging-behoevenden in het algemeen.
De beste onderwijzers en onderwijzeressen
zijn niet zij, die de vereiscbte kennis van
de te behandelen materie toonen te bezitten,
doch zij die behalve kennis, vooral hebben
de bekwaamheid in het geven van het
onderwijs, zij, die de werkelijk goede tact
bezitten, de leerlingen aan zich te verbinden,
aan zich te hechten. En zij, die deze tact
hebben, danken die aan hun liefde niet
voor dit of dat kind, maar voor het kind
in ’t algemeen.
De liefde, het mooie dat in ieder mensch
is en zoo vaak tot uiting komt, weten wij
en waardeeren wij.
Het spontane hulpbetoon bij kleine of
grootere rampen, het tot zich balen van
hulpbehoevende kleinen, ongezien van
welke nationaliteit, het ziju allen bewijzen
dat het slechte in den mensch verdrongen
kan worden, indien wij de kracht der in
ons zijnde liefde laten gelden.
Wij hooren wel eens mopperen over de
vele collectes die worden gehouden, doch
telkens verheugt het ons weder, als er toch
weer velen zijn, die gehoor geven aan het
vriendelijk verzoek deze collectes te geden
ken. Wij verheugen ons, omdat wij niet
alleen bij de gevers, maar vooral ook bij
de vragers de liefde weten voor hen, voor
wien de collecte wordt gehouden.
En wanneer wij dan ontwaren, dat er
helaas nog menschen gevonden worden, bij
wien door slechte invloeden het mooie is
verstikt en zij liever een kwartje geven
voor een borrel, dan een dubbeltje voor
een speldje, dan betreuren wij dit, doch
stemt het daarnaast weder bemoedigend,
dat er weer anderen ziju, vaders van
gezinnen, die niet zoo doen, die anders
denken en vooral anders gevoelen en van
het weinige dat zij zelf bezitten, nog iets
willen missen voor hen tot wien zij liefde
gevoelen en daardoor blijk geven van hun
moreel veel hooger staan. Dat zou met de
andere ook het geval kunnen zijn, indien
hij niet een zwakkeling was, te zwak om
het slechte te laten verdringen door het
goede, wat toch ook weer in hem is, omdat
het in ieder is.
Zij, die mede leven en
het verdriet en ongeluk van anderen,
zullen zich ook verheugen in het geluk
hunner medemenschen. En ook dat stemt
zoo verblijdend. Wij mochten het dezer
dagen nog ondervinden. De vele en mooie
blijken van sympathieke belangstelling en
mede-verheugen in een blij gebeuren, gaven
weder voedsel aan ons heerlijk optimisme
en oprecht vertrouwen in de menschheid
in het algemeen.
Die blijken van sympathie (zoo nauw
verwant aan liefde) zij komen tot ons als
zonnestralen, wier warmte ons verkwikt en
wier weldadige invloed zich laat gevoelen
in ons vreugdevol en dankbaar gemoed.
Doch vooral vreugdevol en dankbaar,
omdat zij ons aansporen te blijven gelooven
in de menschheid, omdat zij ons aansporen
niet te wankelen in het bestrijden van
alle kwaad, terwille van het goede.
„Ga voort"! Het zal niet vergeefs zijn.
Bolswardsche Courant
I
PlKKY.
I
f