der Gemeente Bolsward
Officieel Orgaan
WAAROM
Fa. B. Cuperus Az.
PEPERMUNT
mag hebben.
OUD-BOLSWARD.
BoekCourant- en Handelsdrukkerij
Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave:
Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4
61ste Jaargang
Woensdag 13 December 1922
No. 72
'i;
DRUKWERK
naar buiten als U
IN BOLSWARD
in ieder opzicht veel
beter en goedkooper
terecht kunt?
>9
enz.,
In den schemer.
OBSERVATOR.
Informeert U eens bij de
VAN OVER DE GRENS.
Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting.
Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen,
enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief.
n
e
en een
weinig
het
met uw
8 December '22.
De menschen zijn meestal nog wel wat
beter dan hun roep. Dat wil zeggen, wan
neer men ze van dichtbij bekijkt, blijken
ze gewoonlijk nog zoo zwart niet, als een
kwaaddenkend pessimisme of een laat
dunkende jaloezie ze ons had afgeschilderd.
Tusschen al het slechte, dat men van een
mensch zeggen kan, blijven toch altijd
overal nog de witte «tipjes, grootere en
kleinere, van goedheid of gevoeligheid of
wilskracht of medelijden. Hij is nu een
maal een mengsel van goed en kwaad.
En de goede en kwade eigenschappen
zitten meestal zoo wonderlijk doorelkaar ver
haspeld, dat het wel eens moeilijk is ze
allen een voor een in hun waarde te
onderkennen.
De Grieken zullen ook wel goede eigen
schappen hebben, hebben ze zeker. Maar
in een stemming als waarin de wereld een
oogenblik verkeerd heeft, toen men de
schoten knallen hoorde, waarmee politieke
tegenstanders, generaals en ministers door
de nieuwe machthebbers zonder veel com
plimenten naar de andere wereld werden
gezonden na een vluchtig proces
snel beraad, deze stemming was
geschikt om aan die waarheid en
algemeen menschelijke te denken.
De heeren hebben, sinds hun oude be
schaving en hun oude roem van voor 25
eeuwen teloor ging, nooit in een besten
reuk gestaan. En nadat ze, van de Turk-
sche heerschappij bevrijd, weer zelfstandig
in de wereld zijn opgetreden, is hun
grilligheid en wispelturigheid al even spreek
woordelijk geworden als hnn van onds
beroemde snelvoetigheid. Zulke eigen
schappen maken het voor kortingen en
OCH, OCH!!!!!
Dat ik nu niet van die
heerlijke
Engros bij R. G. VAN SLOOTEN, Harlingen
en bij de bekende grossiers.
Ook hier te Bolsward bleef men niet
achter, mee te doen in de algemeene opwin
ding. En het Provinciaal Bestuur? Hoe
stond dat er onder?
In den beginne was de Overheid bedrem
meld, en ook niet bij machte de beweging
tegen te gaan. Het krijgsvolk, anders te
Leeuwarden en Harlingen in garnizoen, was
grootendeels vertrokken naar Overysel voor
de gewone voorjaarsoefeningen. Er werd
wel last gegeven, dat de schutterijen de'
orde moesten handhaven, doch op die
schutters viel niet te bouwen, zij waren
uit de burgerij gekomen en op de'hand
der burgers. De Staten stonden aanvankelijk
met de handen in het haar, en een lijdelijk
toezien was vooreerst nog het beste.
De bevolking eischte overalAfschaffing
der graanbelasting en opheffing van het
pachtstelsel, terwijl ook hier en daar geageerd
werd tegen de haven- en passagegelden,
elders weer wilde men geen tollen en geen
zegelrechten. Er werd een provinciale volks
vergadering belegd. Buiten de regeering
om kwam die te Leeuwarden bijeen om
te bespreken welke eischen men zon stellen.
Uit alle steden en grietenijen werden afge
vaardigden des volks gezonden. Bolsward
werd op die bijeenkomst vertegenwoordigd
door Andries Basseleur en Giile Hessels
Mesdag. Vooraf was in „de Doele” een
vergadering van stemgerechtigden gehouden,
en aan een< druk diwours ontbrak het niet.
tegen die pachters, maar meteen klaagde
men over de hooge belastingen, die als
het ware werden afgeperst.
Eerst in de provincie Groningen, en
terstond daarop ook overal in Friesland
kwam als bij afspraak eensklaps een alge
meen verzet. De woede was in hoofdzaak
gemunt op de graanrechten. Die graan
belasting was over dat jaar gepacht in
onze provincie voor/ ruim f 300.000, maar
de opbrengst der andere heffingen was ook
hoog. Voor brandstoffen bedroeg het ruim
f 54.000, op geslacht (vleesch) was inge
schreven voor bijna f 90.000. Het gedistil
leerd was gepacht voor nagenoeg een ton,
tabaksbelasting (die was er toen ook)
f 40.000, koffie en thee bijna het dubbele.
Ook voor kleedingstoffen, bier en wijn,
zout, zoete waren (suiker, honig en siroop)
ja nog meer werd belasting opgebracht.
De belasting op een en ander drukte zwaar,
maar, gelijk ik zeide, de belasting op het
gemaal was inzonderheid gehaat, en op het
einde van Mei 1748 brak overal een
hardnekkig verzet uit.
De wachthuisjes der pachters bij de
korenmolens werden omver gehaald, meestal
verbrand. De pachters zelf moesten maar
zien een goed heenkomen te vinden, want,
vooral die als hardvochtig bekend stonden,
waren soms hun leven niet veilig. Het
volk dwong de bakkers, grutters en mole
naars om onbelaste waren af te
leveren. De ceduls of belastingbiljetten
werden verscheurd, de registers der ambte
naren, waar men ze in handen kreeg,
werden vernield en verbrand.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62 ’/2 cent per 3 maanden
Dat is niet de droom van ieder onzer,
wanneer in het schemeruur alle vormen
vervagen en in de onzekerheid van het
onwezeulijke onze mijmeringen dwalen over
de velden van ons leven en ver daarbuiten,
waar alleen de fantasie nog den weg weet.
Maar het is dezelfde geestesgesteldheid, waar-
uitook deze droom ontstaathet is het {zich
uitheffen boven de werkelijkheid en haar
enge vormen, het is het zoeken van andere
wegen buiten hare grenzen, het is de vlucht
der fantasie, die ondanks hare grilligheid
toch de eenige leidsman van de menschheid
kan zijn op den weg der beschaving, omdat
zij alleen zich ten volle kan losmaken van
de belemmerende banden der zintuigelijke
en verstandelijke waarneming. De nuchtere
mensch is zoo licht geneigd alle gedroom
als nutteloos en tijdverkwisting te beschou
wen. Het is daarom goed, dat hij deze
waarheid steeds in de gedachje houdt, dat
uit dien droom alleen het leven stijgt en
zonder hem alle leven langzaam sterft. En
wij in ons eigen leven moeten beseffen,
dat we hem ook noodig hebben, zoo goed
als de menschheid, wij ook ons leven niet
verkommeren bij gebrek aan levenssappen.
Want uit ons innerlijk leven toch komt
ook ten slotte de werkelijke levenskracht.
Neen, het is niet altijd zooals het
schijnt. Wanneer in de rust van het
schemeruur het leven der werkelijkheid
ons te ontzinken schijnt en we schijnen
weg te glijden in het leven van den droom,
dan* kan toch wellicht het werkelijke leven
voor ons vorm en gestalte krijgen en kunnen
we misschien, beter dan onze oogen waar
nemen, het ware leven en zijn beteekenis
onderscheiden.
Dit is het einde van den dag, het lang
zaam, geruischloos versterven van het licht
en het leven. Straks spant de kleurige
lucht, grijsblauw in den hooge, tintiger
dan tot waar in het verre Westen de
vlammendroomendezonnebrand dooft, boven
de onbewogen aarde. De boomen staan
roerloos, scherp geteekend tegen den
strakken achtergrond van dezen wolken-
loozen hemel.
In het ijle licht spitst een scherp dorps
torentje omhoog. En ginds verre verwazen
wat huizen en boomen in de aansluipende
schemering.
Langs den weg sipelen nog wat kinderen,
hun stemmen klinken onwezenlijk in de
roerlooze avondstilte.
Plotseling boldert een wagen. Het luid
rumoer versterft langzaam, als brak het
ergens ginds in duizend kleine stukjes
uiteen.
Een torenklok slaat zijn zware slagen.
Vage geluiden gaan om als onherkenbare
gedaanten: een hooge vrouwenstem, het
toeslaan van een deur, het schelle fluiten
van een jongen langs den weg.
Het bloedrood in het Westen is ver
vaagd tot een lichtvurige gloeiing, die
veruit den hemel met haar zwak licht
overglanst. De vormen van boomen en
huizen worden on wezenlijker, als werden
de grenzen uitgewischt in het ijle licht.
De menschen gaan geruischloos als in
een andere wereld.
Alle gerucht versterft.
En over de velden, ver weg nog, komt
de geheimzinnige nacht, die alles gaat
toedekken met haar ondoorzichtbare sluier,
waaronder alle leven naar vorm en wezen
te veranderen schijnt. Het is of we haar
fluistering al hooren. Haar adem huivert
door de hooge boomen. Haar raadselachtige
vingers raken ons hoofd. En onmerkbaar
schijnen we weg te glijden uit deze wereld
van stof en werkelijkheid in een andere
van droom en mijmering.
Er is een vreemde, wondere bekoring in
dit schemeruur, die maar weinigen niet
ondergaan. Maar waarom? Is het juist
daarom, omdat we ons als weg voelen uit
de wereld onzer dagelijksche, nuchtere
werkelijkheid, wanneer met die vervaging
van vormen en geluiden alle realiteit hare
betrekkelijkheid openbaart en we ons, vrij
van het nuchtere leven, kannen laten gaan
op de onnaspeurlijke wegen onzer mijmering
en fantasie
De mensch heeft behoefte aan den droom,
aan iets, dat hem uitheft boven de werke
lijkheid zyner zintuigen. En het is de fout
geweest van dezen tijd, dat hij dit niet
heeft erkend en begrepen.
De nuchtere werkelijkheid is niet de
werkelijkheid van onze ziel en ons gemoed.
En omdat we haar die zintuigelijke werke
lijkheid ook als haar eenige werkelijkheid
hebben willen opdringen, voelde ze zich
verkommerd en verlaten. Nu langzamerhand
beginnen we weer haar rechten te erkennen.
En in den droom, dien zij droomt verre
boven de dagelijksche werkelijkheid uit,
herkennen we een andere werkelijkheid,
even wezenlijk als die onzer zinnen. Maar
de lange miskenning heeft haar schuchter
gemaakt en verlegen. Zij durft nog altyd
haar rechten niet opeischen. En bescheiden
schuilt ze weg, waar de nuchtere alle-
daagschheid haar niet uitdagen kan. Daar
buiten in het .practische leven van zaken
en rumoer en verstandelijkheid voelt ze
zich niet op haar gemak. Maar ze zoekt
haar weg in de beschuttende gangen van
godsdienst en kunst en verteedering, waar
zij haar schoonste droomen droomt.
Aan deze droomen beeft de menschheid
behoefte. Want de mensch heeft den droom
niet enkel noodig ter bevrediging zijner
directe zielsbehoeften. Het leven, het
nuchtere, alledaagsche, zakelijke leven,
hoezeer het ook den droom miskent en
veelal bespot, heeft hem niettemin noodig,
wil het niet aan bloedarmoede ten ondergaan.
Want ondanks zijn bruut vertoon van
kracht, haalt het uit dien droom zijn
levenssappen. Die droom is het, waaruit
de groote gedachten geboren worden, die
het leven, ook het nuchtere leven van
allen dag, leiden, zonder dat dit het merkt,
waaruit de uitvindingen ontspringen van
wetenschap en de meesterwerken van kunst,
waaraan ten slotte alle menschelijke bescha
ving en vooruitgang haar ontstaan dankt.
Trouwens, de Doele was voorheen altoos
de plaats waar degenen, „die wat in de
melk te brokken hadden” trouw bijeen
kwamen. Daar werd dan vlijtig naar den
vogel geschoten, alsmede gekolfd, gekegeld
of gekaart, maar daar werd onder genot
van een „soopken” ook druk aan politiek
gedaan. De twee afgevaardigden naar de
Leeuwarder volksvergadering hadden op
dracht om met aandrang te pleiten en te
stemmen voor opruiming van het pachtstelsel
by belastingen, alsmede om te geraken
tot opheffing der meest gehate belastingen:
het gemaal en de passagegelden.
Die volksvergadering, waar 142 afge
vaardigden present waren, heeft weinig
uitgewerkt. Al dadelijk bleek, dat de
goede leiding ontbrak; er werd heel druk
gebabbeld, maar men werd het over de
„poincten reformatoir” niet spoedig eens
en er moest meermalen opnieuw vergaderd
worden, voor men de aan de Regeering
te stellen eischen goed en wel op het
papier had. Ruim 2 maanden waren met
de onderhandelingen verloopen en de Staten
hadden inmiddels hun maatregelen genomen.
Feitelijk werden de „gecommitteerden” om
den tuin geleid. De militairen waren weer
terug en versterkt. Er kwamen op last
van den Prins-stadhouder 56 compagnieën
voetvolk en 12 escadrons cavalerie de
provincie binnen, om volgens goedkeuring
der Staten over de provincie te verdeelen,
en ze te legeren op de plaatsen waar men
zulks het hoogst noodig oordeelde. Bolsward
had de eer 5 compagnieën militairen en
1 escadron paardevolk inkwartiering te
mogen verleenen. Onder commando van
Luitenant-kolonel Snoeck is die gewapende
macht hier geruimen tijd te logeeren geweest.
Hoewel dit ijdel machtsvertoon bij enkelen
prikkelend werkte, en bij velen ergernis en
verontwaardiging wekte, was het toch wel
bevordelijk voor de rust.
Onder den schijn van toe te geven aan
den wil van het volk werd het pachtstelsel
opgeheven en werden de passagegelden
afgeschaft, maar men betaalde daarom toch
niet minder. Inplaats van door een pachter
werd daarna de belasting geïnd door een
„collecteur”. De hooge belasting op de
eerste levensbehoeften bleef bestaan, en
het is te denken, dat er in „de Doele”
nog wel eens hartelijke nabetrachtingen
zullen zijn gehouden, te meer daar later
de woelingen der Keezen en Oranjeklanten
kwamen. Doch daarover bij een andere
gelegenheid.
Gegroet
ministers altijd een beetje gevaarlijk. Ze
moeten bedenken dat zij altijd zweven
tusschen vernedering en verafgoding. Maar
ditmaal zijn de Grieken nog een streepje
verder gegaan en hebben ze een koppen-
snellerspolitiek in toepassing gebracht die
men anders gewoonlijk alleen op Nieuw-
Guinea of bij kannibalistische negerstammen
aantreft. Koning Konstantijn zal zich on
getwijfeld de handen wrijven, niet om het
doodschieten van zijn gewezen ministers
en generaals, maar omdat hij zelf dezen
dans funèbre nog zoo netjes ontsprongen
is. Ieder is per slot van rekening zichzelf
het naast. En al zal hij Goenaris en
andere vrienden betreuren en straks mis
schien aan zijn broer Andries een droeven
traan wijden, hij leeft toch nog al is hij
geen koning meer en de Grieken hebben
geen vat meer op hem.
De kansen voor zyn broer staan slechter.
De Grieken hebben blijkbaar den smaak
te pakken gekregen, nu ze eenmaal bloed
hebben geroken. En ze zyn thans aan het
tweede stelletje ministers en generaals be
gonnen met een koninklijken prins als extra
toegift. Gelukkig zijn er in Griekenland
nogal wat oude ministers en generaals.
De andere menschen kunnen zich nu ten
minste tamelijk veilig voelen, al zou men
allen, die nog een gewezen regeeringsper-
soon ergens in de familie hebben, willen
aanraden maar stil uit Griekenland te ver
dwijnen, voor ook hun het licht wordt
uitgeblazen.
De Paus heeft nog bij Venizelos een
goed woord voor de in Griekenland over
gebleven ministers en voor prins Andries
willen doen. Maar het is waarschijnlijk,
dat hij daarmede aan het verkeerde kantoor
is. De vermoorden zijn anti-Venizelisten en
worden vermoord, omdat ze anti-Venizelis
ten zyn. En al mag men aannemen dat
hij de hand niet in de moordzaakjes heeft,
het is toch duidelijk, dat een verbod van
hem of ook maar een woord van strenge
veroordeeling aan de moordpartijen wel
onmiddellijk een eind zou maken. Dit maakt
het ook begrijpelijk, waarom Lord Curzon
zich liever niet meer met hem inlaat. De
Engelsche gezant heeft na zijn vergeef-
sche stappen ten behoeve der veroordeel
den op last zyner regeering Athene ver
laten, waarmee dus de diplomatieke betrek
kingen tusschen Engeland en Griekenland
vrijwel verbroken zijn. En in deze omstan
digheden staan Lord Curzon en Venizelos
toch al wat vreemd tegenover elkaar. Aan
de stevigheid van Griekenland’s positie zal
dat geen goed doen. En te Lausanne is
de Grieksche zaak er ook niet op vooruit
gegaan. Heel fortuinlijk stonden de heeren
er toch al niet voor. De Turken blijven
op hun stuk staan, zelfs den nieuwen
Volkenbond ten spijt. En wanneer er straks
de Russen in de conferentiezaal hebben
zitting genomen, zal er nog minder met
hen te praten vallen. Het is dan ook vol
komen begrijpelijk, dat ze, alleen staande
tusschen hun tegenstanders, hun uiterste
best doen, de Russen er zoo gauw mogelijk
in te halen. En zij zijn er al in geslaagd
allerlei kwesties in verband te brengen
met de zeeëngten, waarover de Rassen
recht van medespreken zullen hebben. Veel
goeds belooft dat voor de Entente niet.
De Rassen hebben al meer getoond, dat
ze het gerust op het stranden van een
conferentie durven te laten aankomen.
Ze hebben nu nog een andere conferentie
dan die te Lausanne. Te Moskou over
leggen ze met de Polen, de Letten, de
Esthen, de Lithauers en de Finnen over
ontwapening en stellen een afdanking van
drie kwart van de legers voor. Het blijkt nu
wel, hoe jammer het is, dat ze indertijd niet
op de Washingtonsche conferentie genoo-
digd waren. Ze houden blijkbaar niet van
halve maatregelen en hadden met soort
gelijke voorstellen dus allicht ook West-
Europa en Frankrijk kunnen gerieven.
Want daar geldt de ontwapening nog
altijd alleen de overwonnenen. En die
XX.
Het was myn plan heden de wegruiming
van de Blauwpoort, waartoe op het einde
van 1865 werd besloten, te behandelen,
maar er werd mij, naar aanleiding van het
vorig artikel over de gemeentebelastingen
de vraag gesteld of die belastingen dan
vroeger misschien hadden geleid tot het
„pachtersoproer”, dat naar bij meent, ook
hier te Bolsward heeft gewoed.
Het is terecht opgemerkt, dat ook te
Bolsward eenmaal is deelgenomen aan het
geweldadig verzet tegen de pachters der
belastingen, echter dat betrof in hoofdzaak
de algemeene belastingen der provincie, en
vooral de wijze, waarop die geïnd werden.
Ofschoon de behandeling van dat „pachters
oproer” een heele stap teruggaat in den
tijd, meen ik toch aan het verzoek van
den geachten vrager te moeten voldoen.
Ik meen ook anderen een dienst te kunnen
bewijzen, door mee te deelen, wat ik
omtrent die belastingkwestie heb kunnen
vinden.
In hoofdzaak zal ik daarbij gebruik
mogen maken van de interessante artikelen
voor omstreeks 10 jaren in de Leeuwarder
Courant geplaatst door den heer P. Jau zen Sz.
van Meppel, die onder den titel: „Opkomst
en bloei der oude Friesche steden” ook
over onze stad veel interessante mededee-
lingen heeft aan het licht gebracht.
De belastingen der gemeente, op de ver-
bruiksartikelen, waarover ik de vorige week
sprak, dateerden van de 19de eeuw, maar
we moeten nu meer dan een eeuw terug.
De gemeentebelastingen werden volgens een
door Burgemeesteren en de Vroedschap vast
gestelde regeling door gemeenteambtenaren
ingevorderd, doch het zoogenaamde „Pach
tersoproer” dateert reeds van 1748 en
beteekende een algemeen verzet tegen de
pachters dier belastingen. Gelijk nu nog
wel de markt- en bruggelden worden ver
pacht, geschiedde het in vroegere tijden
ook met de andere belastingen. De Staten
der Provincie verpachtten de opbrengst der
heffingen, welke op heel wat verbruiks-
arlikelen rustten. Tegen hooge sommen
werd dat recht van heffing gepacht, en de
pachters, die het om gewin te doen was,
zorgden dat ze hun buit ruimschoots binnen
kregen. Dat dit pachtstelsel niet zelden
voerde tot knevelarijen ligt voor de hand,
en vooral de achterlijke of onmachtige aan-
geslagenen werden meedoogenloos uitge
schud en op hooge kosten gedreven, zoolang
tot de laatste cent binnen was.
Dat er dan wel eens willekeurig en streng
werd aangepakt, zette overal kwaad bloed,
en er ontstond een steeds heftiger haat
Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”,
Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel
Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd.
4
Bolswardsche Courant
i,
t
1