der Gemeente Bolsward Officiéél Orgaan Woensdag 3 Januari 1923 62ste Jaargang No. 2 OUD-BOLSWARD. Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4 Nieuw hopen Terugblik op het jaar1922. het Sowjet-land was een die i van Moedania kwam tot echter slecht» een vooruit- vredesconferentie, die volgen nu te Lausanne gehouden XXII. 3 - De Blauwpoort, waarvan ik in mijn Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief. boog overwelfd, poortwachtershuis, was de zwaardere die den inrij weg en daar was ook Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. Vertrouwend op toegevendheid Komt dus ’t nieuwjaarsgedicht, Zoolang wij, oudjes, er nog zijn, Bsschouwen wjj ’t als plicht. Vooraf den Lezer heil gewenscht lu ’t aangevangen jaar, Van harte hoor, van Pibtbrnel, En ook van Thomasvaar. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 62*/2 cent per 3 maanden NIEUWJAAR. Vernieuwing, ja, van lichaam en van geest Dat zij de bee, waarmee wij U beginnen, Nieuw jaar! nieuw leven nieuw [beminnen Nieuw strijden nieuw verdragen nieuw [verwinnen en gelooven ’t allermeest. Heijb. te doen, aan het herstel van het zoo totaal ontredderd Europa een beteren kans zouden geven. Hier te Genua zouden voor het eerst weer na den oorlog overwinnaars, over wonnenen en neutralen om éénzelfde ronde tafel vereenigd worden ter beraadslaging over de vele kwesties, die deze oorlog en de daaruit ontstane ontwrichting van het politieke en economische leven ter oplossing hadden opgestapeld. Zelfs het nog altijd niet erkende Sowjet-Rusland zou als gelijke in den kring worden opgenomen. En ge zamenlijk zou men trachten de finantiëele en oeconomische problemen door stabili- seering van de wisselkoersen, de vorming van een internationale kas en dergelijke maatregelen uit te werken en het vraagstuk, dat de Russische ontreddering stelde, met behulp der Russen zelf op te lossen, om aldus de beste voorwaarden voor het herstel van Europa te verzekeren. Het gekwelde Europa scheen een oogenblik te herademen en nieuwe hoop begon te leven in veler harten. Wat Wilson niet had gekund, zou Lloyd George, zij het dan maar ten deele, volbrengen. En zijn plan van een 10-jarig bestand, waartoe alle mogendheden zich zouden verplichten, scheen reeds den weg te wijzen. De weigering van Frankrijk om, in welken vorm dan ook, het vredesverdrag tot een onderwerp van bespreking te maken, zette den eersten domper op de nieuwe verwach tingen. Want het was duidelijk en tal van oeconomen en politici uit alle landen lieten niet na het omstandig te betoogen dat door deze weigering een andere regeling van het schadevergoedingsvraagstuk en van de finantiëele verhouding der verschillende landen, die feitelijk het probleem van den wederopbouw tezamen met het Russische vraagstuk beheerschten, geheel was uitge sloten. Het afslaan van de nitnoodiging door Amerika was er het eerste gevolg van. Maar de bijeenkomst te Boulogne van Lloyd George en Poincaré, ter voorbereiding der conferentie en daarna de voor-conferentie der geaillieerden, waren zoovele bewezen, dat die Fransche weigering slechts een eer ste stap was. Voor de gemeenschappelijke beraadslaging en uitwerking der nieuwe plannen kwam weer de oude methode in de plaats volgens welke de geallieerden vaststelden en bun besluit aan de anderen ter goedk uring voorlegden. De conferentie van de vroegere neutrale Staten, Spanje, Ne derland, Zwitserland en de Scandinavische rijken en van de Oostzee-staten was er het onvermijdelijk antwoord op. Waar ook in de inrichting der conferentie dit beginsel op hinderlijke wijze bleef gehandhaafd en men aldus zijn best gedaan had de confe rentie onder de meest .ongunstige omstan digheden te doen aanvangen, was haar mis lukking te voorzien. Het was de mislukking van de Engelsche en de overwinning der Fransche politiek, die van den aanvang af de conferentie slecht gezind geweest was. De directe aanleiding tot die mislukking was het vastloopen der onderhandelingen met de Russen, die weinig geneigd bleken de voorwaarden der geallieerden voor te verleenen hulp te aanvaarden. En het eenig, schoon niet rechtstreeksch, resultaat bleek het Duitsch-Russisch verdrag van Rapallo en het vooruitzicht op een nieuwe confe rentie in Den Haag. Deze conferentie was in zooverre een terugkomen op het beginsel van Genua, dat de zaak weer in een onderonsje tusschen de geallieerden en Rusland behandeld werd, waarbij voor den vorm een enkele neutrale staat was uitgenoodigd. Maar de uitkomst was weinig gunstiger dan die van de Ge- nueesche conferentie. Do Russen bleken ook hier niet genegen zonder meer hun oude schulden te erkennen en aan de vreem delingen vergoeding voor genationali seerde eigendommen te geven. En de pogingen, om gezamenlijk met de Russen tot een regeling en een accoord te komen, waren hiermee voorloopig geëindigd. Door afzonderlijke overeenkomsten moest ieder land zich, zoo het dat wenschte, maar met Rusland zien te verstaan. Maar de neiging bleek overheerschend om officieel te negeeren. De onmogelijkheid ervan zou echter al spoedig blijken. De ontwikkeling der ge beurtenissen in het nabije Oosten maakten nieuwe officieels aanraking met Rusland noodzakelijk. Oogenblik rijgt zich aan oegenblik, uur aan uur, dag aan dag. Dat is het leven in zijn altijddurende gelijkmatigheid en den altijd eenderen gang van minuten en dagen. En wie het aanziet, wie slechts de dagen merkt en de uren, zooals ze in hun zelfden eentonigsn maatgang voortschrijden, één onafzienbare, grauwe rij, die begrijpt het niet. Hij verstaat niet, hoe uit deze onveranderlijke gelijkmatigheid en dit kleine gebeuren van allen dag, dat zijn oogen waarnemen, die groote veranderlijkheid groeien kon, hoe het leven, eigen en anderer leven en het groote leven der mensehheid, kon worden, zooals het is, grootsch of afschuwwekkend, benauwend of verrukkend, maar altijd vreemd en wonderbaar en vol geheimzinnigheden. Maar wie het opmer ken leerde, wie het verband zag, hoe oor zaak zich schakelt aan gevolg, dat tot nieuwe oorzaak wordt, hoe de kleine verborgen heden uitgroeien en ook maar de geringste verandering van één enkelen schakel, die een nieuwen vorm als aansluiting vraagt, onvermijdelijk den keten een aanvankelijk nauwmerkbaren maar toch veranderden vorm opdringt, wie zich rekenschap geeft1, hoe uit het nauw opgemerkte de gebeurte nissen groeien, die, noodlottig of verblijdend, hem ontsteld doen staan of verrssen, die ziet ook in den gelijkmatigen gang der uren en dagen de levensveranderingen zich voltrekken en weet, dat in't schijnbaar on veranderlijke de krachten werken, die straks hun gevolgen toonen zullen en dat niet alleen door oorlogen en revoluties de vorm van het wereldleven bepaald wordt. Na de geweldige gebeurtenissen, waarvan wij voor enkele jaren getuigen waren, en die der wereld iedere week, iederen dag welhaast een andere gestalte schenen te geven, lijkt een periode van stilstand inge treden. Het schijnt nu als het verleden jaar was en als het jaar tevoren. We leven in een tijd van depressie nu al tal van jaren, die als een zware mist roerloos over ons leven hangt. Er is nauwelijks geluid. Maar in de beklemmende stilte voelen we instinctmatig, dat de mist zich tot benauwen» toe verdicht. En achter het dichte mistgordijn, in de geluidsloosheid van deze angstwekkende schemering weten we Europa’s worsteling om het leven. We behoeven ons geen illusies te maken. Wanneer we nu, als altijd, de handen blijven strekken naar het beeld der ver lossing, dan is het nauwelijks nog met den glimlach der hoop om de lippen, maar met den strakken lijn om den mond, dien de wil er trekt ook in de ure van hitter aten nood en vertwijfeling. Toen we 1922 ingingen, waren we juist een nieuwe illusie armer geworden. De Fransch-Eogi Ische tegenstelling werd er feller door en de oplossing van het schade- vergoedingsvraagstuk er ernstig door be moeilijkt. Want Poincaré wilde van geen toegeven weten en kende alleen Frankrijk’s uit het vredesverdrag voortvloeiende rech ten en Duitschland’s verplichtingen. Het niet nakomen van die verplichtingen weet hij niet aan onmacht, maar aan onwil. Opzet telijk, zoo betoogde hij herhaaldelijk, drukte Duitschland den markenkoers naar beneden. En op deze meening stuitte elke regeling van het vraagstuk af. Wel werd Duitsch- land een tijdelijk moratorium toegestaaa met de bepaling, dat het iedere 10 dagen 30 millioen goudmark zou betalen, maar naar een definitieve oplossing bleef men hopeloos zoeken. Nadat de commissie van herstel de Duitsche verplichtingen voor 1922 bepaald had op 720 millioen gouden marken en 1450 millioen aan leveringen in natura, met instelling van een finantiëele controle en de verplichting 60 milliard nieu we belastingen in te voeren, trachtte de internationale bankiersconferentie, die te Parijs bijeenkwam, eeu nieuwe definitieve regeling te vinden. Haar conclusie, dat een internationale leening ten behoeve van Duitschland alleen mogelijk was na vermin dering der sehadevergoedingsplichten, bleef tengevolge van Frankrijk’s onwil zonder succes. Toen Duitschland, niet in staat langer aan de tijdelijk opgelegde verplich tingen te voldoen, een nieuw moratorium aanvroeg, had in Londen de conferentie plaats, waar Frankrijk het nemen van waar borgen aan de overzijde van den Rijn eischte en die, toen Engeland zich hiertegen verzette, bijna op een breuk tusschen de twee bondgenooten uitliep. Aan deze con ferentie was de nota voorafgegaan, waarin de Engelsche regeering verklaarde haar vordering op de bondgenooten in elk geval tot het bedrag barer schuld aan Neord- Amerika te blijven handhaven en dieniet alleen in Frankrijk maar ook in Amerika ontstemming wekte. Duitschland door Frankrijk’s eischen geleerd, bood nu voor de levering van steenkool en hout waar borgen aan. Maar de commissie van herstel weigerde ondanks Bradbury’s nota, die Duitschland’s onvermogen vaststelde, elk moratorium en wilde alleen tot eind 1922 de betaling, waarvoor alleen België in aan merking kwam, door schatkistbons toestaan. Het vraagstuk bleef dus urgent. Ea Enge land stelde een moratorium van 2 tot 4 jaar voor met pogingen tot fixatie der wissel koers, aan welk voorstel de Duitsche regee ring door haar maatregelen tot bestrijding der inflatie reeds eenigszins tegemoet kwam. Het daartegenover staande Fransche voor stel tot invoer van een finantiëele controle over Duitschland en het opleggen van finan tiëele hervormingen stuitte in Duitschland op ernstig verzet. De Duitsche regeering zelve bood daarentegen een voorstel aan, dat, steunend op het rapport van door haar te Berlijn saamgeroepen derkundigen, stabi lisatie van de mark met behulp van een langdurig moratorium tot grondslag had, maar door de Fransche regeering onmiddel lijk van de hand werd gewezen. De nieuwe bijeenkomst te Londen en de conferentie te Brussel zullen nu de regeling moeten zien te vinden, die door het afloopen van het moratorium aan het eind van dit jaar gebie dend noodzakelijk is geworden. Nu de mark tot een duizelingwekkende laagte gedaald is, schijnt haar herstel en stabilisatie een allereerste vereischte. Het is in het onmid dellijk belang van geheel Europa. Maar zoo lang Frankrijk zich tegen iedere verandering, iedere bespreking van het vredesverdrag blijft verzetten, schijnt de eenig denkbare oplossing onmogelijk. En dit verzet is zoo herhaaldelijk en zoo beslist uitgesproken, dat het wel als onveranderlijk beschouwd mag worden. Het is het groote struikelblok geweest bij alle pogingen, die Europa ook dit jaar ondernam. En die eene grootsche poging, die Europa onder suggestie van Lloyd George in de Conferentie van Genua ter regeling van alle vraagstukken en ter herstel beproefde, had het al van tevoren met machteloosheid geslagen. Het plan dezer conferentie scheen een oogenblik het uitzicht te openen op een nieuwe toekomst, waarin het onderling ver trouwen en de samenwerking, waarop de Engelsche premier niet naliet een beroep 1922. Nu ’t oude jaar weer is voleind, Kom ik weer met mijn vrouw, Zoolang wij kunnen, blijven wij Aan ’t oud gebruik getrouw. veel te zeggen gaat niet meer, Ons krachten nemen af, Wij zijn verouderd en verzwakt, Reeds aan den rand van ’t graf. ’t Voornaamste wat in 't oude jaar Rondom ons ie geschied, En ’t meeste onze aandaeht trok, Vindt u dan in ons lied. J. - - vorig artikel de wegruiming heb besproken, was zoowel een land- als een waterpoort. De gracht uit de stad was met een steenen en daar boven was een maar daar tegen aan en grootere landpoort, naar de stad overwelfde, een bovenwoning op. Vier topgevels twee aan den buitenkant en de anderen naar de stadszijde maakten een goed effect, als men de teekening aanschouwt. Die teekening laat overigens geen versieringen zien, maar toch moeten er in de stad nog een paar leeuwtjes be- Nadat de pogingen der Grieken om hun heerschappij in Klein-Azië door vernietiging van het bewind van Angora op vastere en breedere grondslagen te vestigen, op de hardnekkigheid der Turksche verdediging en de onverwachte herleving der Turksche kracht waren vastgeloopen en de poging om Konstantinopel te bezetten en aldus de Turken tot toegeven te nopen op het verzet der geallieerden gestuit, namen de Turken in het Oosten de leiding, die zij tot nu toe behouden hebben. Hun nieuw offensief joeg de Grieksche legers voor zich uit, de zee in. Daar stuitte het op de neutrale zöne, die Frankrijk, Engeland en Italië er hadden ingericht. Frankrijk en Italië trokken zich gewillig terug, maar Engeland hield stand. Een oogenblik dreigde een oorlog tusschen Engeland en het Kemalistisch Turkije. Maar Frankrijk, dat zijn politiek in het Oosten zegevieren zag, kwam bemiddelend tnsschenbeide en de overeenkomst stand. Ze loopen op moest en wordt. De Turken van Angora, tot nieuwe nationale kracht ontwaakt, waarvan de stichting van den nieuwen Turkschen staat, het afzetten van den Sultan, die naar Malta vluchtte en de verkiezing van een nieuwen Chalief, die niet de wereldlijke macht zou hebben, het gevolg waren, willen een volkomen onafhankelijk Turkije. Ondanks de geallieerde bezetting namen ze daarom feitelijk Konstantinopel in bezit, waar ze de capitulaties en andere voor rechten van vreemdelingen afschaften, eischten Thracië tot aan de Maritza en een volksstemming in West-Thracië en de volledige soevereiniteit over de Turksche zeeëngten. Die laatste eisch, die de erkenning inhield van het recht de engten te ver sterken, bracht hen vooral met Engeland in conflict en lokte ook hoofdzakelijk de Russen uit hun tent. De Russen hielden van den aanvang der moeilijkheden af vol, dat ze gerechtigd waren hun woord bij de regeling der vraag stukken in het Oosten mee te sprekea, evengoed als de Balkan-staten, die reeds hun bedenkingen hadden geopperd en hun diensten hadden aangeboden en eerder dan België en andere veraf liggende Europeesche staten. Maar de Entente-mogendheden, wetend dat de toelating van Rusland op de te houden conferentie versterking van Turkije’s positie beteekende, verzetten zich krachtig. Eindelijk werd besloten het op de conferentie van Lausanne tot de be spreking betreffende de zeeëngten toe te laten. Dit probleem der zeeëngten, feitelijk al het voornaamste, nadat Griekenland in beginsel had toegegeven, werd daardoor, nu de Turken zooveel megelijk tusschen andere kwesties en die der engten verband brachten, het overheerschende. Tegenover den nieuw ontstanen Balkanbond toonde Turkije zich inzake Thracië nogal in schikkelijk. Maar door Rusland gerugsteund nam het ten aanzien van de engten een vrij onverzoenlijk standpunt in. De souve- reiniteit over de beide oevers geeft het het natuurlijk recht ter beveiliging van zijn hoofdstad de engten te versterken. Maar de mogendheden en speciaal Engeland, door den grooten oorlog geleerd, eischen de demilitarisatie en neutralisatie. Rusland begrijpt echter, dat deze neutralisatie de engten en de Zwarte Zee in oorlogstijd aan de sterkste marine-mogendheid, dat is Engeland, uitlevert en ziet ze liever in Turksche handen. Slot volgt. Washingtonsche conferentie, die ons nog een oogenblik den ouden droom van vrede en broederschap voor oogen had getooverd, kon ons daarom niet de ontgoocheling brengen van Versailles, omdat het geloof ontbrak, dat ons na den vreeselijken wereld oorlog nog een oogenblik tot de hoogten der geestdrift ophief. Maar niettemin de hoop was er en de teleurstelling dus onver mijdelijk. Voor de ontwapening en de we,eldvrede kwamen de Viervoudige En tente, de Vlootovereenkomst, waarin tenge volge van Frankrijk’s tegenstand het ver- bod van duikbooten niet kon worden op genomen en de hoop van Amerika, dat Japan zijn troepen uit Siberië zou terug trekken, in tie plaats. Het was een mager sueces voor de Amerikaansche regeering. Maar het was er niettemin een, waartoe de tallooze conferenties, die Europa tot nu toe organiseerde, het ^aiet brengen kon den. De oorzaak is niet ver te zoeken. Ook conferenties kunnen het onmogelijke niet mogelijk maken. En dit is, wat Europa zich in de pogingen tot herbouw van haar oeconomisch leven met onverkorte hand having van het verdrag van Versailles en van de over alles beslissende opper macht der Entente tot taak gesteld heeft. Eerst wanneer de andere geest, op welks ontwaken Amerika wacht om de hand tot hulp uit te steken, over on» werelddeel vaardig wordt, wanneer samerwerking de plaats inneemt van overheer»ching en on derling vertrouwen die van haat en wraak zucht, kunnen we op de vernieuwing hopen, die Europa overeind moet zetten. Maar de tijd dringt. De ondergang van Midden Europa dreigt van dichterbij dan ooit te voren. In de toenemende malaise, die zieh verder en al verwoestender over de gansche wereld, Amerika niet uitge zonderd, heeft uitgebreid, worden we al de gevolgen van het naderend gevaar ge waar. En de vooruitzichten zijn na de kabinetswisseling iu Engeland en den staatsgreep, die in Italië Mussolini aan de regeering bracht, somberder dan ooit. Europa neemt haar toevlucht tot nienwe conferenties zooals het met conferenties het jaar begonnen is. Maar de verwach ting is gering. Frankrijk’s nieuwste plan nen doen het ergste vreezen. En we be grijpen niet, van waar de uitkomst komen moet. Het zijn nog altijd dezelfde vragen, die ons werelddeel bezig houden en omtrent welker oplossing het zich vergeefs aftobt. Zoolang Rusland den ring der volken niet weer is binnengetreden, het oeconomisch leven van Midden-Europa niet is ge normaliseerd eu de vrede in het nabije Oosten niet blijvend verzekerd, kan met de mogelijkheid van herstel nauwelijks gerekend worden. Maar de vervulling dezer voorwaarden stuit blijkbaar op haast onoverkomel^ke bezwaren. De normalisatie van Europa’s oecono misch leven wordt feitelijk beheerscht door het schadevergoedingsvraagstuk. De aanvang van 1922 zag dan ook de beide ministers Lloyd George en Briand over dit vraagstuk reed» dadelijk in beraad bijeen. Op deze Parijsche conferentie werd het plan voor een nieuwe te Cannes gevormd. Maar deze conferentie werd voor de oplossing eer noodlottig. Zoo ook Briand al het Fransche standpunt der onverzoenlijkheid niet had losgelaten, hij was toch bereid de Engelsche wenschen tot een toegeeflijker en gemakke lijker regeling van het schadevergoedings vraagstuk een eindweegs tegemoet te komen. Maar juist deze bereidwilligheid maakte hem in de oogen van het Fransche volk verdacht. Het was niet in de eerste plaats het Engelsehe voorstel van een moratorium, de vorming van een internationaal consor tium met een kapitaal van 20 millioen pond en den wederopbouw van Rusland met behulp van Duitschland, dat dan met de Russische schuldbekentenissen de Entente en Frankrijk in ’t bijzonder, betalen zou, dat Frankrijk vreesde. Het huiverde terug voor een conferentie, zooals Lloyd George die wilde, met ook alle overwonnen staten en Rusland als deelnemers, en achtte die zelfs met het Engelsche waarborgverdrag, dat Lloyd George beloofde, niet betaald, vooral niet, waar dat verdrag alleen Frank rijk, niet ook Frankrijk’» vrienden, als Polen, tegen een Duitschen aanval zouden bescher men. Briand viel als slachtoffer van -die vrees en kreeg Poincaré in zijn plaats. De Bolswardsche Courant j

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1923 | | pagina 1