Officieel Orgaan der Gemeente Bolsward ÏS PEPERMUNT betreft. „DESEO” prachtige kloeke lichte geringde 7-cents Sigaar. VRAAGT ZE UWEN WINKELIER. Groote Noten Woensdag 17 Januari 1923 62ste Jaargang No. 6 HET JAAR 1922. OÜD-BOLSWARD. BESCHAVING. d TROMP, Sneek. TROMP, Sneek. Brieven en stukken voor de Redactie en Administratie, opgaven van advertentiën enz., te zenden aan het Bureau van Uitgave: Firma B. CUPERUS Az. te Bolsward - Telefoon No. 4 2. En waar goed, OBSERVATOR. STADSNIEUWS. NIEUW en PUIK en GOEDKOOP ontvangen door Verzachtende omstandig heden zal de rechtbank in aanmerking nemen omdat het ie zoo verleidelijk 1 Advertentieprijs: 10 cent per regel. Bij contracten aanmerkelijke korting. Dienstaanbiedingen, Koop- en Verkoopadvertentiën, Personeelaanvragen, enz., enz., van 15 regels 50 cent. Iedere regel meer gewoon tarief. De kwaliteit daarvan Engros bij R. G. VAN SLOOTEN, Harlingen en bij de bekende grossiers. is wel waard zich haar eigen als een voorname factor van voorkomt, dat de en kwetsen lompheid en ruwe grove handelingenze werkt ze bevordert waardeeren en gaat het Maar hier zag ik, dat vroeger ook Was ze de kluts soms kwijt. Het meest verheugd’ ik mij er in Dat Bolsward in die week De vreemdelingen ruimschoots trok En nog vol leven bleek. van doode boel weersprak dit feest, maar je bent van ouds, Met de Eerw. Pater P. L. van Melsen door Roemenië. ’t Was een zeer interessante reis, die wij j.l. Maandagavond onder leiding van den tijdelijk in ons land vertoevenden missionaris Pater P. L. v. Melsen mochten meemaken. En wij waren lang niet alleen. De groote zaal van „De Doele” was geheel gevuld met een aandachtig luisterende schare belang stellenden. Door middel van een keur van lantaarn platen werd ons een groot aantal lichtbeelden op het doek gebracht over Roemenië en Roemeensche toestanden. Het was een prachtcollectie beelden, die ons allen op zeer verdienstelijke, aangename wijze door den heer Van Melsen werden toegelicht. Geen droge opsomming van steden, gebouwen, gebeurtenissen enz., neen, een prettige, geestige causerie. De spreker, Leeuwarder van geboorte, heeft door zijn Advertentiën voor dit blad worden gratis geplaatst in „Wonseradeel”, Makkumer Courant en „Hennaarderadeel”, welke bladen door geheel Wonseradeel en Hennaarderadeel geregeld huis aan huis worden bezorgd. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Abonnementsprijs franco per post 6272 cent per 3 maanden XXIV. Dat de testamentaire beschikking van Hendrik Nannes en diens echtgenoote Cathrijn Epes den grondslag vormen der tegenwoordig bestaande stichting „Het Stads-Armenhuis” blijkt eerstens uit het Request van 1619, reeds door mij aan gehaald en verder ook uit het eveneens vermelde vers van 1659. Zelf reken ik mij geenszins bevoegd, hierin een oordeel te vellen, maar de Rijksarchivaris in Fries land, de heer H. A. Poelman te Leeuwarden, spreekt die meening uit op grond van genoemd Request, door Voogden van het Armenhuis gezonden aan de Staten onzer provincie. Het was mij een genoegen, dat oude stuk te mogen inzien, echter het mocht mij niet gelukken het schriftstuk te ontcijferen. Het zoogenaamde zwavel stokkenschrift uit vorige eeuwen is niet voor een leek te lezen, gelukkig echter was er een copie naast, door den vroegeren Provincialen Archivaris, wijlen den heer W. Eckhoff vervaardigd in het jaar 1856 en dat is duidelijk. Ofschoon ik heel veel lust had, bedoeld stuk bier mee te deelen, wordt ik ervan teruggehouden door de ervaring dat zulke oude documenten slechts weinigen boeien. Ik zal mij daarom er toe bepalen, te vermelden dat het Request inhoudt een verzoek om als van ouds vrij gesteld te worden van de betaling der aeeijns van de bieren, voor de proveniers benoodigd. ’t Was toen gebruik dat aan ieder hunner uitgedeeld werd drie halve Dat beschaving slechts een uiterlijke hoedanigheid is, duidt het woord zelf reeds aan. Beschaven wil immers zeggenmet de sehaaf bewerken, dus effen maken. Aan de deugdzaamheid van hout wordt door het effen maken niets toe- of afgedaan. Het schaven dient voor de bruikbaarheid, opdat de gebruikers zich niet aan splinters zullen bezeeren en ook voor het welbehagen van het oog. Zoo dient de beschaving van den mensch voor gemakkelyken en aangenamen omgang, terwijl ze de bruikbaarheid in de maat schappij bevordert. Ze kan dus een onder geschikte of maatschappelijke deugd heeten, die echter dubbel waard is haar aan te kweeken. Want tot haar behooren beleefd heid, bescheidenheid, welgemanierdheid en het spreken van gekuischte taal. Een beleefde groet, een beleefde aanspreking of beleefd bescheid, wien doen ze niet aangenamer aan dan een kort en brommend goe'n dag, een lompe aanspreking, een onheusch bescheid. Met wien zal men het liefst omgaan, met een hebrecht of met iemand, die de rechten van anderen weet te eerbiedigen? Wien zal men liever bij zich ontvangei tonnen bier perjaar en nimmer was daarvan belasting gevorderd. De heeren Staten hebben, bij ordonnantie van 28 Dec. 1619 het verzoek ingewilligd „en de diensvolgens den pachtenaren bij apostille gelast ende ordonneert om me van hun dreigementen aff te holden ende den voorstanders van dit Godeshuys ofte hun brouwer, onge- molesteert te laten”. De oudere stichting „Het oud Arme- gasthuis”, reeds vermeld, blijkt niet met ons Armenhuis vereenzelvigd te zijn. Wel licht zijn de bezittingen daarvan gevoegd bij die van het nog in wezen zijnde St. Anthonie-gasthuis, mogelijk ook dat de bezittingen in de stadskas zijn opgenomen, althans uit de archieven van 't Armenhuis kan men niets vinden omtrent die vroegere landen en renten. Wel is het fe zien nog, dat de toenmalige Voogden, ondanks de schenking van Hendrik Nannes en Cathrijn Epes, al spoedig in groote moeielijkheden zijn geraakt. Er bestaat o.a. nog een Magistraatsbesluit van 30 October 1598, waarbij bepaald werd dat men de „wel hebbende Burgers” op het raadhuis zal ontbieden en van ieder afvragen wat hij maandelijks wil coatribueeren tot onderhoud der Armen, en dat men ’t zelve zal op halen, één uit den Rade en één uit de Gezworen Gemeente en dat voorloopig voor zes maanden. v In dien tijd werd veelvuldig geklaagd over „den duren tijd en de groote be- nauwtheit”. Dan is het een steeds voor komend verschijnsel dat in zulke tijden het aantal armen sterk aangroeit. Verder dient men in het oog te houden, dat in die tijden het peil van maatschappelijken welstand over ’t geheel genomen, veel lager stond dan in onzen tijd; de toestand van de stadskas was ook verre van rooskleurig, niettegenstaande de opkomst der in 1580 benaderde Beneficialen. Het Armenhuis zelf was ook in een zeer schrale positie, want de landerijen er aan geschonken, of ook reeds aangekocht, brachten heel weinig op; de huren gingen, ook al onder den drak des tijds, snel naar beneden, zoo zelfs, dat de toenmalige huren van de landen schommelden tusschen een gulden en een daalder per pondemaat. Het was dan ook een noodtoestand en vandaar de noodmaatregel om van de burgerij een vrijwillige gave te vragen om de armen te kunnen onderhouden. De welgestelden op het Raadhuis te ontbieden heeft toen evenwel geen voortgang gehad. De onderscheiding welke daardoor aan eenigen zou zijn be wezen, vond maar volstrekt bij dezen geen instemming en in de eerste dagen van November werd geresolveerd, dat men alle weken met den „Schuttel” zal omgaan, „naar ouder gewoonte”. Men ziet het, ook in vroegere tijden heeft men jaren gekend van kommernis en bezorgdheid. Ik meen hier nog een woord te moeten zeggen aangaande het nobel eohtpaar, dat als de stichters van het Armenhuis moet worden beschouwd. Het testament dateert, gelijk reeds gezegd werd, van 16 October 1511. Cathrijn Epes is overleden in 1512 of 1513, de datum is mij onbekend, maar op 't einde van laatstgenoemd jaar werden de legaten aan hare familieleden toegezegd, uitbetaald. Hendrick zelf heeft in 1514 een tweede vrouw genomen en wel Griet Jans, waarmee hij zich later naar Amsterdam metterwoon vestigde. Zij woonden daar „in een buys achter de nyuwe parochiekerke op den Burchwal”, waar Hendrick Nannes, ziek en krank van lichaam zijnde, nochtans „als ’t blijckelijcken scheen, sijnre verstande, sinnen, reden ende memorie wel macbtich” verklaarde, dat het testament van 15 October 1511 gehandhaafd bleef „in alle pointen ende artikelen, daer ’t bij desen instrumente nyet verandert of te gematineert wort instueert alsnoch en maeckende syn Erven die Armen tot Bolswart, alsoe in ’t voirs. testament ofte instrument verclaert staet” en maeckende in dit codicil aan het convent Oegeclooster, met Wolck Jans dn, „daer „inne wonende hondert goudguldens eens, „waer meede sij ganschelyck affstaen sal „van al sulcken bespreek ofte legaeten, als „voirheen gemaeckt sijn”. Waren in ’t eerste testament tot erfgenamen gemaakt: de Armen van Bolsward en het convent van Oldeclooster ieder voor de helft bij deze nadere uiterste wilsbeschikking werd Oldeclooster uitgeschakeld en bekwam de Men sprak hier soms Doch dat Er zit hier nog wel energie, Als ’t altoos is geweest. 'k mij blijvend in verheug, Dat is gewis bekend: De feestweek gaf de spoorslag dat In ’t park nu staat de tent. Maar, zeg eens, man! je schimpte straks! Dat reeds in vroeger tijd De vrouw reeds mis was, Nu zelf de kluts glad kwijt. Die tent Ja, Eer van Ik zie, je bazelt Thomasvaar. Wat? Vrouw! Wat scheelt er nu weer aan? ’t Was toch de week van ’t feest, Toen is die tempel ingewijd, Bei ziju w’er heen geweest. Die schoone tempel der muziek, Is ’t blijvende geschenk, Dat maakt dat 'k dikwerf in ons Park Nog aan die feesten denk. Ja, man! nu draai je aardig bij: Die tent is inderdaad Op tien Augustus ingewijd Hoewel z’er langer staat. Thomasvaar. Nou ja, dat zie ’k nu ook wel in Heel even was ik mis. Maar zal al blij zijn als deez’ fout Dit jaar mjjn grootste is. Wordt vervolgd. den welgemanierde, die bescheiden aanklopt alvorens binnen te komen of den lompert, die maar zoo met de deur in de kamer komt vallen en die er volstrekt geen bezwaar iu ziet, dadelijk met den neus bij de tafel te gaan staan? Met wien zal men het liefst aan zitten, met iemand, die begrip van welvoegelijkheid heeft, of met een ongelikten beer, die voortdurend ergernis geeft door allerlei onhebbelijkheden. Wien zal men het liefet hooren spreken, hem, die noch godslasterlijke, noch onkiesche, noch ruwe taal bezigt, o£ dengene, die de ooren zijner toehoorders beleedigt Het verschil dat er bestaat tusschen den omgang met een beschaafde en een onbe schaafde, is even groot als het verschil in de gewaarwordingen die men krijgt wanneer men met de hand over een ge schaafde en een ongeschaafde plank strijkt. Het is echter mogelijk, dat de eene plank van deugdelijk en de andere plank van ondeugdelijk hout is. Alzoo is het mogelijk, dat een onbeschaafde persoon deugdzamer is dan een beschaafde. Er zijn menschen, die te vergelijken zijn bij ongeslepen dia manten en menschen, die overeenkomst hebben met geslepen stukken glas. Men kan zich een zoogenaamd ongelikten beer, denken, die zijn laatste penninkske legt op het altaar der menschenliefde, die zijn leven zelfs waagt omdat van een ander te redden en een zoogenaamden gentleman daarentegen, die zich laf teruglrekt waar een ander in gevaar verkeert. Men kan zich een zoogenaamd onbehouwen schepsel voorstellen, dat het kind van vreemde menschen vol liefde tot zich neemt en een zoogenaamd beschaafde dame, die niet eens veel liefde heeft voor een eigen kind. Met recht kan men dan ook zeggen: op het innerlijke komt het na aar aan; het uiterlijke is bijzaak. Die waarheid mag echter niet tot een reden worden gemaakt om alle vormen te veronachtzamen en alle manieren tenegeeren. En dat er onder de menschen even zooveel geslepen diamanten als ongeslepen stukken glas gevonden worden, is ook een waarheid. Bovendien kan men een diamant eerst dèn naar waarde schatten, wanneer hij geslepen is. Beschaving moge dus een ondergeschikte deugd zijn, ze te maken en ze in acht te nemen bij het opvoeden kinderen. Want ze menschen elkaar beleedigen door onbeleefdheid en woorden en op het aesthetisch gevoel het onderling begrijpen en ze eischt zelf beheersching bruut op den voorgrond treden van het zelf-vergodende ik tegen; en door dat alles maakt ze de samenleving gemakkelijker en aangenamer, de samenleving, die toch reeds vaak zooveel moeilijks en onaange naams geeft. was lang al aanbesteed, was bijkans reeds klaar, een feestweek sprake was... maar. Thomasvaar. Te middernacht, te twaalfder uur, Splijt oud en jong vaneen, De klokslag dreunt en 't stervend jaar Is met dien naklank heen. Dan is bet, of rondom mijn geest Er twee partijen staan: ’t Verleden vraagt mij dringend af, Wat goeds ik heb gedaan. Een beeld verrijst in held’re kleur Van voor- en tegenspoed, Van alles wat mij was tot heil, En ook wat niet was goed. Ter and’rer zijde blikt vol hoop Mij dan de toekomst aan, En roept mij lonkend, vriendlijk toe, Of ik daarmee wil gaan. De tijd gelijkt een bergstroom wel, Die wegsmelt in ’t verschiet, Hij spoedt steeds voort langs ’t zelfde spoor, En rust of sluimert niet. ’t Jaar twee en twintig vlood weer heen, Dus komt ook mijn gedicht: Want zie, zoo lang ik leef en kan, Beschouw ik dat als plicht. Nu komt de krant weer, als Tweemalen elke week, Daardoor kwam men mij over 't mat, Zooals, helaas mij bleek. Ik bad gerekend Zaterdags, Was Woensdags nog niet klaar, En ’t moet juist Woensdags, dus ik kom Één week te laat, dit jaar. Och ja, er gaat meer langs mij heen, Waar 'k niet in mee kan doen, ’k Voel mij verouderd meer en meer, Mijn taak ten einde spoên. De feestweek in Augustusmaand Was echter naar mijn geest, Ik zag toen Bolsward nog eens weer, Als ’t vroeger is geweest. Die feesten van voorbeen, niet waar? Verstrekken ons ter eer; En zie, dit jaar had men weer iets, Juist eender als weleer. Men roemt nog steeds op ’t Hanzefeest, Op Gysbert Japiks dag, En ’t deed mij, ouden man, zoo Dat ’k nu weer zooiets zag. Vergadering voor Friesche taal In Gysbert Japiks stad, Dat was het sein, dat men dit jaar Opnieuw een feestweek had. De nijverheid, de industrie Kwam netjes voor het licht, Veel variatie op elk gebied, Het was een mooi gezicht. Want onze winkels! Wel mij dacht, 't Was alles in den haak; De Etalages, groot en klein, Getuigden van veel smaak. En dan ook de Reclametocht Wat was elk in de pronk. 'k Was in de wolken met al ’t vreemds Waaraan ’k mijn aandacht schonk. En ’s avonds toen die Gendelvaart! Wat gaf ’t een fraai effect! Het onweer maakte, jammer toch! Den boel op 't laatst defect. Dan ’t openluchtspel Fryske Trou! Men roemde 't wijd en breed, Ons Krite strekt de stad tot eer, Bracht centen op 't kleed. Eu de Historische optocht dan? Die spande wel de kroon! Die deftig oude kleederdracht, Ik vond het wonderschoon. Die knappe Burgemeesters! nou! En alsjeblieft wel zest Die troep van Bronckhorst enzoovoort ’t Was alles wel in es. Zulk’ oude krijgers, stoer en stug, Juist naar historisch aard, Ik vond ze mooi, doch 't vreemdste nog: Twee dames ook te paard! Ik dacht: De vrouw gelijk den man, Dat was vaa onzen tijd. zuster van zijn tweede vrouw in Oegeclooster een legaat. Hendrick Nannes overleed 24 Januari 1524, des daags nadat het zooeven gemelde testament was beschreven door den Amster- damschen notaris F. N. de Delff en de Voogden van het Armenhuis zijn heel kort daarop in ’t bezit gesteld van de geheele nalatenschap. Excecuteurs testamentair waren: „heer Worp, prior van Thabor, „heer Aesge, praebendaet provenpriester in „Boelswert ende mr. Albert Martens, glaes- „maecker aldaer”. De uitbetaling der vele en deels belangrijke legaten vond plaats 15 Maart 1524 en later wijl eenige der erfgenamen elders, zelfs in Duitschland verbleven en zich paslater konden aanmelden. Hoewel uit boveustaande blijkt, dat pas in 1524 de erfenis van Hendrik Nannes is uitgekeerd, is toch 1522 als het begin der stichting beschouwd, wijl in dat jaar, blijkens nog bestaande bescheiden, bij acte van scheiding ten voordeele dpr Arm voogden, een uitkeering door denzelfden persoon is gedaan, bestaande uit 58 ponde- maten lands, gelegen onder het bewind der stad Bolsward, benevens eenige eeuwige renten, bedragende per jaar 24 car. guldpns en 5 stuivers geschiedende die uit keering „omme te voldoen aen de monde- linghe wensche syner salige vrouw Cathrijn Epes”. Dat dus 1522 als ’t begin der Stichting is te beschouwen, stemt met de aangehaalde woorden van het Request 1619 en het oude vers van Jacob Pieters uit Exmorra overeen. Uit de bij het codicil aanwezige lijsten van bezittingen, legaten enz., krijgt men wel degelijk den indruk, dat Hendrick Nannes een zeer vermogend man is geweest, vooral in dien tijd. Behalve de aanzienlijke som der prebende, van het naar dit echt paar genoemde Leen, moesten ook aan talrijke familieleden beduidendeuitkeeriugen verstrekt worden en toch bedroeg de som aan gereed geld en de schuldbekentenissen, komende aan het Armenhuis, welke door de weduwe van den erflater, Griet Jans dr. genaamd, werd uitgekeerd een bedrag van 4400 car. guldens. Om niet te uitvoerig te worden, zal in een volgend stuk nog terloops een blik geslagen worden in de administratie en den gang van zaken dezer Stichting in latere tijden, om dan ook een uitstapje te maken naar het Convent en de wording en ’t verloop van deze Stichting ook iets nader te beschouwen. Gegroet: I Bolswardsche Courant J PlETBRNBL. PlETERNEL. I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1923 | | pagina 1